Categorieën
Interview

Torre Florim (De Staat)

De zanger over hoe hij leerde een totaalervaring te creëren

Torre Florim is zanger en frontman van De Staat, al vijftien jaar de meest spectaculaire band van Nederland. Ze blijven zichzelf vernieuwen en maken van elk album een totaalkunstwerk. Op albumtour Machinery (2011) stond er een gigantische audiokunst-machine op het podium. Voor het nummer Witch Doctor (2013) namen ze een CGI-clip op waarbij een groep vervaarlijk ogende mannen om Torre heen rent. De video is tot nu toe 7 miljoen keer bekeken op YouTube en Torre speelt ‘m elk concert na door het publiek in te gaan, dat vervolgens in draaikolken om hem heen rent. 

Dit jaar overtroffen ze zichzelf door drie verschillende albums tegelijk uit te brengen: Red, Yellow en Blue. Het rode album is duister, het gele album dansbaar en het blauwe album melancholisch. Elk album krijgt een show met een eigen setlist.

Wat is er in Torre’s jonge jaren gebeurd dat hij tot dit allesomvattende idee van muziek kwam? We spreken elkaar hierover op een bijzondere plek, namelijk in De Basis in Nijmegen. Dat is het voormalige poppodium Doornroosje, maar nu de studio van De Staat. 

Torre Florim over zijn jonge jaren

Je kunt het interview hieronder lezen of beluisteren op Podimo.

ERNST-JAN PFAUTH: Waar luisterden je ouders vroeger naar?

TORRE FLORIM: Mijn vader luisterde veel naar blues. Mijn moeder… Goh, dat is eigenlijk een goede vraag. Van alles en nog wat, weet ik eigenlijk niet zo goed. Ik weet dat we Tom Waits hadden. Mijn vader had vooral heel veel platen en heel veel specifieke blues dingen. Dus dat heb ik wel altijd onthouden.

ERNST-JAN PFAUTH: Waar sloeg je op aan wat die draaiden? Of vond je het niks?

TORRE FLORIM: Howlin’ Wolf sloeg ik wel op aan. Dat had alles te maken met de groove en de gitaar, sound over het algemeen.

ERNST-JAN PFAUTH: Want op welke tijd was hij actief?

TORRE FLORIM: Ik denk jaren 50, 40, 50…

ERNST-JAN PFAUTH: En wat voor beelden had je er dan bij?

TORRE FLORIM: 70, totdat hij dood is gegaan.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat voor beelden had je dan als je die muziek hoorde? Want dat rauwe enzo, wat sprak je daarin aan? Wat zag je dan voor je?

TORRE FLORIM: Ja, wat zag ik eigenlijk voor me? Dat weet ik niet. Ik weet gewoon dat het bij alle… Op een gegeven moment heb ik ook Queen ontdekt als kind. We hadden de Greatest Hits 1. En daar waren ook de liedjes die harder voelden. Die meer echt een beat hadden. En daar ging ik gewoon op aan. Dat was altijd zo. En dat is bij alle dingen die ik hoorde, was dat vaak het geval. Dus daar zit dan toch altijd iets bij mij, waar ik op zoek ben geweest, en wat Howlin’ Wolf dan ook heeft, is altijd dat ik energie krijg van muziek. En ik ben er nu pas achter gekomen dat niet iedereen dezelfde motivatie heeft om muziek te luisteren. Ik heb het niet altijd, maar meestal ben ik op zoek naar energie. Een adrenaline-achtige energie dan. Maar er zijn dus ook, bijvoorbeeld mijn vriendin, die heeft het er dan over: “Dat heb ik helemaal niet!” Dan zeg ik: “Oh nee?” [Lacht] Want dat verbaast mij dan echt. Ze is dan soms ook meer op zoek naar rust of dat soort dingen.

ERNST-JAN PFAUTH: Wegdromen ofzo?

TORRE FLORIM: Ja, zoiets. Gewoon een compleet ander idee daarachter. En ik denk dat dat in ieder geval bij mij de sterkste motivatie is om muziek te luisteren en te maken. Dat is omdat ik altijd graag een bepaalde energie wil. Of in ieder geval een gevoel van: let’s go! Ik wil rennen.

ERNST-JAN PFAUTH: Aan staan.

TORRE FLORIM: Ik wil heel hard gaan. De actie ofzo, die het genereert. Ook in mijn lichaam.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe kwam dat tot uiting als kind dan? Echt jong kind, dus nog voordat je zelf muziek ging maken?

TORRE FLORIM: Dat weet ik niet. Dat vind ik heel moeilijk om terug te gaan. Ik weet gewoon dat dat soort dingen het meest bij me binnenkwamen. Ik heb bijvoorbeeld wel één herinnering. Dat is heel specifiek. Maar dat heeft denk ik ook mee te maken… Je had vroeger de Gameboy natuurlijk, die kennen we allemaal. Ik had de Knockoff, de Supervision. En daar zat één spelletje op. Ik weet niet meer welk spelletje het was. Maar als je het spelletje erin deed, dan had je een soort van menu tune. Gewoon de tune van: het gaat beginnen. Gewoon wat het ook is. Elk spelletje heeft een muziekje in het menu voordat je begint.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat zijn jullie ook ooit geweest bij FIFA14, toch?

TORRE FLORIM: Ja, klopt.

ERNST-JAN PFAUTH: Het lijkt me mooi dat het een full circle is dan.

TORRE FLORIM: Yes, oké. Lekker, lekker. Maar dat was dus gewoon zo’n 8-bit muziekje. Daar kreeg ik dus heel veel energie van. Dus dat had ik op de stereo aangesloten. Had ik zeg maar de jackplug in de Supervision gedaan en dan had ik het op de stereo aangesloten. Want dat kon bij mijn vader thuis. En toen had ik dat gewoon de hele tijd over de speakers. Terwijl ik aan het spelen was met mijn GI Joe’s. Zodat ik achtergrond had, zodat ik een soort filmmuziek had voor mijn scenario wat ik aan het uitspelen was met de GI Joe’s. Het is natuurlijk een debiele herinnering. Maar het komt een beetje op hetzelfde neer. Dus ik was denk ik op zoek naar een soort van extra power. 

Ik heb ook altijd het idee gehad van, ik wilde ooit een app maken. Zoals je in games ook hebt eigenlijk. Dus als je in een raceauto zit of zo. Need for speed, ik zeg maar wat. En dat is tegenwoordig allemaal hartstikke goed. Als je harder rijdt, komt er steeds meer muziek bij eigenlijk. En als je dan crasht, dan gaat die muziek weer terug. En dan hoor je… Dan ga je weer sneller, hoor je [doet muziek na]. En dan ga je steeds harder en dan wordt het steeds meer. En ik wilde eigenlijk dat altijd maken voor het leven. Dat als je over straat loopt of als je fietst of rijdt. Zodra er meer om je heen gebeurt, dat de muziek zich ook aanpast.

ERNST-JAN PFAUTH: Je maakt dus eigenlijk ook een soort soundtrack voor het leven van je luisteraars.

TORRE FLORIM: Ja, in principe is dat wel altijd waar ik de warmste herinneringen aan heb. Als ik naar school fietste of naar fiets schoolde. Eén van de twee. Dan had ik… Die muziek die je dan luistert op dat moment, dat is eigenlijk dat. En daar heb ik hele goede herinneringen aan. En dan elke keer als iemand tegen mij zegt: “Oh, we hebben je muziek, dat luisteren we altijd als we gingen hiken of zo.” Dat zijn momenten waarbij er mensen na de show… Laatst nog in Tsjechië geloof ik, zei iemand: “Wij luisteren altijd naar jullie als we aan het barbecueën zijn en buiten gewoon een feestje aan het maken zijn. We wonen heel erg ver buitenaf.”  En dan zie ik het voor me, omdat ik dat, ik ken die momenten natuurlijk ook. En die energie die dat dan kan geven. Dat vind ik echt super bijzonder. Als ik zo specifiek een situatie hoor van iemand. Ik ga echt all over the place, hè, met mijn verhaal?

ERNST-JAN PFAUTH: Nee helemaal niet. Nee, want ik vind het heel mooi hoe je vertelt hoe je dit dus als kleine jongen, dat je die soundtrack van Supervision, waar hij dus niet voor bedoeld was, gebruikte als het soundtrack voor het spelen met je… Wat was het nou?

TORRE FLORIM: GI Joe’s. Ken je die niet?

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, ik had die waterversie. Eentje.

TORRE FLORIM: De waterversie?

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, of was dat Actionman? Is dat weer iets anders?

TORRE FLORIM:  Actionman zijn die grote units. GI Joe’s zijn denk ik 10 centimeter hoog of zo.

ERNST-JAN PFAUTH: Nee, ik was een Lego kind of guy.

TORRE FLORIM: Ja ik ook, hoor. Ja, niet gelijk mij shamen van… [Lacht] Lego is ook tof.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar goed, je gebruikt het dus al als soundtrack. En nu is het heel mooi rond dat andere mensen dan nu jouw muziek als soundtrack gebruiken.

TORRE FLORIM: Ja, dat heb ik begrepen. Maar dat vind ik het allervetste.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik ben eigenlijk benieuwd naar hoe de drie elementen, die naar mijn bescheiden mening jouw muzikale carrière vormen. Dat je zelf in je eentje liedjes maakt, demo’s maakt en dan vervolgens met De Staat, met je band, dat uitwerkt. Maar ook het spectaculaire. Dus dat je ook kijkt naar hoe kan ik vervolgens de muziek uitdragen, visueel bijvoorbeeld. En hoe je conceptueel leerde denken over een album. Dat zijn voor mij eigenlijk die dingen, dus zelf liedjes maken, conceptueel nadenken over een album en vervolgens nadenken hoe voer je dat visueel uit. Ik ben heel benieuwd wat daar de oorsprong van was. En ik vraag me af, ik weet dat jij op een gegeven moment begon, als we met dat liedjes maken beginnen, dat er een keer een stuk software in jouw leven kwam die een grote impact had.

TORRE FLORIM: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Toen was je veertien.

TORRE FLORIM: Stukje software. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, ik kan het ook geen app noemen. Daar is het echt te lang voor geleden.

TORRE FLORIM:  Precies, programma heette dat toen.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, programma, ja. Een computerprogramma. Maar toen je veertien was, daar komen we zo op, had je daarvoor weleens muziek gemaakt, voordat de computers hun intrede deden in je leven?

TORRE FLORIM: Ja, ik zat op drumles, maar niet echt liedjes gemaakt. Hoe deed je dat? Hoe doe je dat? Ik had geen idee, tuurlijk. Nee, dat computerprogramma, dat Scream Tracker 3 heet. Scream Tracker 2 heb ik nooit meegemaakt, maar ik neem aan dat die er ook is. Dat was voor mij het startschot, ja.

ERNST-JAN PFAUTH:Maar daarvoor had je nooit door dat je talent had voor muziek of zo? Dat werd je nooit verteld?

TORRE FLORIM: Jawel. Ik weet niet of ik door had dat ik talent had, maar ik voelde me wel aangetrokken tot muziek. Dus we waren altijd wel… Job, de bassist, die ken ik al vanaf zijn nul-de. Ik ben acht dagen ouder dan hij. Dus wij zijn samen opgegroeid en wij waren altijd bezig met tapes maken en muziek luisteren.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat is dat, tapes maken?

TORRE FLORIM: Ja, gewoon bandjes met allemaal liedjes erop. 

ERNST-JAN PFAUTH: Oh ja, gewoon radio luisteren en dan opnemen wat je…

TORRE FLORIM: Ja, of van cd naar tape over. En dan, weet je wel, een radioprogramma, radiomaker zijn, of presentator wilde ik zeggen. Dus muziek was altijd wel… We waren er sowieso wel door gefascineerd. Maar het loopt allemaal een beetje door elkaar in mijn hoofd. Dus ik weet niet precies wat ik toen deed of zo. Ik drumde, maar dat deed ik ook met Job trouwens. Maar dat was op dat moment nog vooral een beetje een les. Dat deed ik ook bij mijn oom, die was drumdocent. Maar daar ging je dan gewoon elke week heen, zoals je ook elke week naar atletiek ging of naar judo. Het was dus niet zo van, geen obsessie of geen passie per se. Ik had er volgens mij wel redelijk talent voor, maar ik oefende niet echt en zo. 

ERNST-JAN PFAUTH: Het is niet alsof… Ik hoor ook weleens mensen die dan vertellen dat ze de basisschool al muziekavonden deden en dan al de show stalen. Dat had je nog niet?

TORRE FLORIM: Nou, dat is leuk dat je het zegt. Want wat wij wel deden is playbacken, veel, op het podium. Bij de weeksluiting en de weekopening. Ik weet niet of dat bij alle basisscholen is, maar we hadden altijd een weekopening en een weeksluiting. Bij de weeksluiting konden ook mensen, kinderen, iets doen. En daar kon je je dan voor opgeven of zo. Wij gingen vaak playbacken. 

ERNST-JAN PFAUTH: Queen of zo, playbacken?

TORRE FLORIM: Queen hebben we gedaan. Misschien Guns N’ Roses ook. Dus daar zat wel iets in van: dat willen we ook doen, of zo. Dus ja, dat zat er wel in.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe vond je dat? Kun je je dat nog herinneren?

TORRE FLORIM: Playbacken?

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, gaf dat een kick, op het podium staan?

TORRE FLORIM: Ja, weird. Want ik vond het wel echt eng. Maar ik deed het ook wel.

ERNST-JAN PFAUTH: Was er ergens een beloning? Of was het dan gewoon lol hebben met je vriend, met Job?

TORRE FLORIM: Dat is een goede vraag. Ik weet niet waarom we dat deden. Ik kan me dat niet meer voor de geest halen waarom je besluit om dat te doen. Ik denk omdat je hun wil zijn of zo. Queen of Guns N’ Roses.

ERNST-JAN PFAUTH: Oké, nou laten we naar die liedjes maken gaan. Want jij maakt dus nu nog steeds zelf voornamelijk de liedjes in het begin. Dus voor de laatste drie albums, Red, Yellow, Blue, heb je iets van honderd demo’s gemaakt. En daar loop je dan deze studio mee binnen, waar we nu zijn. En dan laat je die horen en dan werken jullie het samen verder uit, toch? En dan blijven er dan in dit geval…

TORRE FLORIM: Vijftien.

ERNST-JAN PFAUTH: …vijftien van over. En ik hoorde je ook een keer ergens zeggen dat je dan achter je computer gaat zitten en hoopt dat je je creatief gaat voelen. Wat een heel ander beeld is dan dat ik had bij jou.

TORRE FLORIM: Oh, wat was je beeld?

ERNST-JAN PFAUTH: Weet ik veel, dat je ergens in een… Ik had misschien een romantischer beeld dat er geen beeldschermen bij kwamen kijken. Maar dat je dat allemaal in je hoofd had en dan dingen opschrijft en neuriet. Maar je gaat gewoon echt, je gaat hier achter deze spectaculaire setup achter jou, met de grotere schermen, ga je zitten en dan? Wat gebeurt er dan?

TORRE FLORIM:  Ja, het is misschien minder romantisch omdat er schermen bij komen kijken. Het is in feite nog steeds een blanco blad wat voor me staat hier. Alleen ik heb allerlei potloden en pennen en verschillende tools om iets mee te maken. Een schaar of… Het komt in feite op hetzelfde neer. Het is, ja, bij mij is het, ja, het wisselt een beetje. Maar ik open eigenlijk altijd het computerprogramma dat ik nu gebruik, dat is Cubase. Anyway. Wat ik dan meestal doe is veel verschillende dingen. Kan het zijn, maar dan open ik of een tool waarmee ik een beat kan maken. Waarbij ik dus zeg maar op mijn toetsenbord een drumpartij speel. Het klinkt allemaal redelijk als een drumstel. Soms open ik Splice. Dat is een soort library met heel veel loops en one-shot samples. Dus zijn dat losse sampletjes van een snare of iemand die “Hey!” roept. Het kan van alles zijn, letterlijk. Soms ga ik daar gewoon eens doorheen en dan hoor ik iets en dan vind ik dat interessant. En dan gebruik ik het of niet. Gewoon maar om een beginpunt te hebben. Want ik denk dat dat meestal het belangrijkste is. Om een beginpunt te hebben. En dan gaat het meestal wel vanzelf.

Het is misschien minder romantisch omdat er schermen bij komen kijken. Het is in feite nog steeds een blanco blad wat voor me staat hier. Alleen ik heb allerlei potloden en pennen en verschillende tools om iets mee te maken.

Torre Florim

Dan is het een beetje alsof je in dialoog bent met jezelf. Zo noem ik het meestal. Want dan heb je iets gemaakt en dan luister je dat terug. En dan zeg je daar weer iets tegen, met iets anders. En dan, op een gegeven moment, ontstaat er een gesprek. Met allerlei geluidjes en dingen. En dan hoop ik dat het een interessant verhaal wordt. Vaak wordt dat niet echt interessant. En dat heb ik dan ook al vrij snel door. En dan gooi ik het weer weg. Of dan heb ik het opgeslagen en dan geef ik het een naam.

ERNST-JAN PFAUTH: Mislukt experiment 918 ofzo?

TORRE FLORIM: Het probleem is met dit soort dingen dat je het altijd al een naam moet geven voordat je iets gemaakt hebt. [Lacht] Ik kijk opzij, naar Marius. Voor de luisteraars thuis, we hebben hiernaast ook een geluidstechnicus, Marius, en die maakt ook muziek. Die weet precies wat ik bedoel. Je geeft het project al een naam voordat je überhaupt weet wat het moet gaan zijn. Dus ik heb echt de meest debiele namen van een project. Waarbij ik naderhand ook niet meer weet van: hoe heette dat ook alweer? Het was dat en dat. Zo’n soort nummer met zo’n soort beat. Maar hoe heette dat? En dan is het, weet ik veel, Crazy Boobs ofzo. Crazy Boobs 2. Crazy Boobs 3. En dat noem ik dan niet eens demo’s. Want soms zijn het gewoon dingen waar ik dan ook geen zin meer van heb. Geen inspiratie meer uit haal. Dan begin ik wat nieuws. En zo is het elke keer gewoon. Je gooit wat tegen het canvas aan en dan kijken of het blijft plakken. Of je het gevoel hebt dat er nog iets bij moet of niet. En heel soms komt er dan iets uit waar je denkt van: dit wil ik wel laten zien aan Ernst Jan.

Je gooit wat tegen het canvas aan en dan kijken of het blijft plakken. Of je het gevoel hebt dat er nog iets bij moet of niet. En heel soms komt er dan iets uit waar je denkt van: dit wil ik wel laten zien.

Torre Florim

ERNST-JAN PFAUTH: Ja. Leuk. Dat je dan even aan me denkt. In dit voorbeeld. [Lacht] En dit is dus eigenlijk niet zo heel anders dan toen je veertien was en dat MS-DOS programma had. Wat een stuk minder geavanceerd is natuurlijk. Maar daar ging je ook gewoon dingen proberen. En kijken wat er terugkwam.

TORRE FLORIM: Ja. Ik denk het wel. Ik probeer even na te denken hoe dat toen ging. Maar toen was ik vooral eigenlijk aan het uitzoeken: hoe werkt het nou eigenlijk? En dan gewoon maar wat proberen inderdaad. En toen was ik denk ik vooral bezig met iets te maken wat lijkt op een liedje. Als je begrijpt wat ik bedoel. En nu ben ik iets aan het maken waar ik dus een sterk gevoel bij krijg. Waar ik denk van, elke keer als ik het aanzet, dat ik echt denk van: yes. Dit voelt echt zo. Dat ik hem graag opnieuw en opnieuw en opnieuw wil luisteren. Dat had ik toen ook wel hoor. Maar ja, dat was toen nog meer een zoektocht.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja maar toen werd je blijkbaar wel naar het muziekprogramma getrokken. Want ik zat in die tijd ook achter de computer. Zoals je zei, we zijn even oud. En ik ging… Wat ging ik doen? Nou ja, een beetje al met je sites proberen te bouwen en zo. En eerst die hele computer uitpluizen. En uiteindelijk richting de kant van…

TORRE FLORIM: Wat bouwen, zei je?

ERNST-JAN PFAUTH: Sites bouwen en zo.

TORRE FLORIM: Oh, sites ja. Heb ik ook gedaan. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Oké, kijk. Maar je bleef hangen bij dat muziekprogramma toch? Het  lijkt me dat je daar de meeste tijd mee doorbracht.

TORRE FLORIM: Ja, ik denk het wel. Maar ook bijvoorbeeld toen ik eenmaal een band had. En die demo’s die ik maakte in dat programma, Screen Tracker 3, toen ging ik dus ook de website maken voor de band. Wist ik ook niet hoe dat moest. Moest ik ook allemaal uitzoeken. Dat ging ik ook doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus daar zie je eigenlijk al een beetje terug dat je een soort totaal ervaring wilde maken?

TORRE FLORIM: Ja, ik denk het wel. Maar ook denk ik, wat altijd in mij zit is dat ik zelf wil weten hoe dat werkt. En hoe ik dat moet doen. Omdat ik het graag alleen wil doen. En dat resulteert nu dus ook met de band. Dus dat ik ook graag videoclips regisseer. En eigenlijk het artwork wil maken. Maar ik kan dat niet allemaal zelf. Want dat kost veel te veel tijd. Dus dan ga je mensen om je heen verzamelen enzo. Maar nog steeds ben ik van alles proberen zelf te doen.

ERNST-JAN PFAUTH: En waar komt dat vandaan denk je?

TORRE FLORIM: Ik denk dat het iets te maken heeft met controle. Maar ook snelheid. Omdat als ik alleen werk, kan ik heel snel verder.

ERNST-JAN PFAUTH: Je hoeft het tegen iemand uit te leggen?

TORRE FLORIM: Nee, het is die dialoog met mezelf. Weet je wel? Ik kan heel snel praten met mezelf. En als ik weet wat ik voor me zie, hoef ik het niet aan iemand uit te leggen wat ik voor me zie. En dat is vaak het moeilijkst. Misschien herken je dat wel. Maar als je een idee in je hoofd hebt en je probeert dat te vertellen aan anderen, dan denk je van: nou dit heb ik echt goed verteld. En dan komt iemand terug met: “Hier, dit is wat je wilde, toch?” En dan denk je: ah nee, ah fuck, ik had dat ook moeten zeggen en dat ook moeten zeggen. Blijkbaar zit er nog een heel groot gat tussen. Om iets te kunnen vertalen van je hoofd naar wat het moet worden. En dat is op zich ook een leuk proces. Maar vind ik ook weleens frustrerend. Dus ik denk dat dat de reden is dat ik veel graag zelf doe.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, ik herken dat wel. Dat je allemaal denksprongen in je hoofd maakt die voor jou dan vanzelfsprekend zijn, maar als je ze niet uitspeelt kan een ander nooit op datzelfde punt terechtkomen. 

TORRE FLORIM: Nee, en dan zit er nog smaak bij. Wat voor een ander heel logisch is om te doen, is dat voor jou van: “Oeh, dat vind ik echt heel lelijk. Nee, kun je niet dat doen dat doen dat doen?” Voordat je het weet duurt het allemaal veel langer dan als je het misschien zelf had uitgezocht hoe dat moest. Of zo weet je wel. Als ik nou zelf Photoshop had uitgezocht. Dat is dan… Ik weet niet, dat is altijd een beetje het gevecht. Maar tegelijkertijd als je dan helemaal de mensen om je heen hebt, die heel erg goed aansluiten bij jouw smaak. En heel veel kennis hebben die jij niet hebt. Dan kun je echt hele vette dingen doen. Zoals wat ik heb met onze lichtontwerper bijvoorbeeld, Freek Ros.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja maar je hebt het nu dus heel goed voor elkaar. En je komt dan nu ook met die demo aan. Dat is heel letterlijk laten zien of horen wat je bedoelt. En dan kunnen al die denksprongen enzo, die kan je dan misschien nog erbij vertellen. Maar mensen kunnen ook gewoon letterlijk horen wat je bedoelt. Maar je had ook een band voor De Staat: Puta.

TORRE FLORIM: Heel goed, ja je bent goed op de hoogte man.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, hoe werkte het daar dan? Kwam je daar ook met een demootje aan lopen? Of moest je daar wel samen uitzoeken?

TORRE FLORIM: Nee, hetzelfde principe. Want toen gebruikte ik Scream Tracker. 

ERNST-JAN PFAUTH: Dit was in de Scream Tracker tijd, dus je was tiener.

TORRE FLORIM: Ja, oh man, als Scream Tracker nog zou bestaan, die zouden echt zo blij met mij zijn. Ja nee, dat was hetzelfde principe. En dan kwam ik daar aan met een cd’tje denk ik. En dan gingen we dat luisteren. En ik wist dan welke noten ze moesten spelen. Dan gingen we dat gewoon doen. Ja, die demo’s klonken echt heel raar. Dat was allemaal heel erg computerachtig. En er waren dan samples van van alles en nog wat. Wat een beetje moest lijken op een band. Maar ja dat gingen we dus spelen met z’n vieren toen.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat voor muziek maakten jullie?

TORRE FLORIM: Nu metal.

ERNST-JAN PFAUTH: Voor mensen die niet weten wat nu metal is, hoe zou je dat omschrijven?

TORRE FLORIM: Nou ja, dat was toen de tijd van Korn, Limp Bizkit, Deftones. En dat is, ja, dat was toen best wel… Rage Against The Machine is daar eigenlijk mee begonnen. Ook al is dat geen nu metal, maar voor het eerst dat rap en rock werden gecombineerd. Al moet ik zeggen dat Urban Dance Squad daar eigenlijk mee was begonnen. De Nederlandse Urban Dance Squad. Is mij verteld dat Tom Morello van Rage Against The Machine ooit Urban Dance Squad zag en toen Rage Against The Machine is begonnen.

ERNST-JAN PFAUTH: Oké.Gaan we niet kapot checken.

TORRE FLORIM: [Lacht] Anyway, dus dat is het en later kwamen daar heel veel, werd er heel veel op door geëvolueerd. Het was eigenlijk best wel een vernieuwend genre, stiekem. Er wordt nu een beetje lacherig over gedaan. En dat begrijp ik ook wel. Het was een soort van rare, ja het is gewoon een hele aparte subcultuur was dat eigenlijk.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar het was super groot. En het was best wel een dominante subcultuur in onze jeugd.

TORRE FLORIM: Ja, het was echt even groot ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe ontstond de behoefte dan om een band te gaan vormen in die tijd als tiener?

TORRE FLORIM: Ja, dat is gewoon puber zijn en idolen hebben.

ERNST-JAN PFAUTH: Bedacht jij het?

TORRE FLORIM: Wat?

ERNST-JAN PFAUTH: Dat er een band moest komen?

TORRE FLORIM: Nee nee, ik had… Dat weet ik eigenlijk niet precies. Niet per se. Ik weet dat ik op mijn vijftiende of veertiende, kwam ik in de klas. En toen was er iemand blijven zitten. Freek heet hij. Freek van Workum, shout out. En die ging naast mij zitten. En ik was in eerste instantie best wel… Hij was heel groot. Ik was ook wel lang, maar hij was echt groot. En gekleurd haar, wijde broeken. Gewoon imponerende figuur. Want hij durfde alles wat ik niet per se durfde. Maar hij koos mij een beetje uit als mattie. Dus ik zat naast hem. En hij had heel veel muziek. En hij kende heel veel. En we zaten een beetje met dezelfde smaak. Dus voor het weten werden wij vrienden. En hij speelde gitaar. Ik drumde. En hij had een kamer bij zijn vader thuis. En daar konden we gewoon herrie maken als we wilden. Dus toen heb ik mijn drumstel daar neergezet. Ik weet niet of het de juiste volgorde is. Maar zo ongeveer ging het. En Job wilde ook wel in de band. Dus hij ging de bas leren.

ERNST-JAN PFAUTH: Hij heeft voor Puta de bas geleerd?

TORRE FLORIM: Volgens mij wel. Volgens mij was dat een beetje het idee: ik moet ook iets doen. Anders doe ik wel bas. En ik kon dus drummen. En ik denk dat eigenlijk Freek stiekem al een hele grote motor is geweest met het beginnen van een band. En toen zijn we samen gaan spelen, met zijn drieën. En toen wilden we een zanger. We konden hem maar niet vinden. Toen ben ik gaan zingen. En toen is het broertje van Freek gaan drummen.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh echt, dus er heeft wel een wissel plaatsgevonden? Het is niet dat je achter het drumstel zat te zingen?

TORRE FLORIM: Nee, toen kwam Frans drummen. En het grappige is dat Freek, later ging die band uit elkaar en Freek was veel meer bezig met skaten. Maar hij is nu dus een platinum, meerdere platinum platen heeft hij geproduceerd in Amerika, hiphop tracks. Voor rappers als 2 Chainz. Verschillende rappers. Hiphop. Dus hij is waanzinnig succesvol. Hij zit gewoon hier in Nijmegen. Maar dat is dus heel cool hoe hij dan uiteindelijk ook weer door is gegaan in de muziek. Maar dan niet met mij in de band. Dus we hebben ook nog voor ons nieuwste album Red, Yellow en Blue, hebben we ook nog een track samen gemaakt. Die heet One Day, staat op de blauwe. Het was eigenlijk een soort van: “Oh, laten we weer eens samen wat maken.” Dus full circle.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, mooi. En wanneer was jullie eerste optreden met Puta? Die naam, trouwens. Hoezo die naam?

TORRE FLORIM: Ja, hoezo niet? [Lacht] Je bent jong en je wil wat. Gewoon, nu metal, stoer. Het moest shockerend of whatever. Ik denk dat wij voor het eerst op een school, ja dat weet ik vrij zeker, op een schoolfeest dat deden. In het Kolpinghuis in Nijmegen, daar hadden we altijd schoolfeesten. Daar waren meerdere zaaltjes. Onze school was vrij groot. Er waren denk ik 1500 kids of zo, zaten daar. Dus dat was ons eerste optreden. Dat weet ik ook nog, dat weet ik ook nog wel redelijk goed eigenlijk. Dat was zo raar. Omdat je dan heel erg iets probeert te zijn. En je weet nog helemaal niet, je had opeens die adrenaline en die zenuwen van: er staan mensen voor je. Heel raar, als je dat voor het eerst doet. Ik weet ook nog dat Freek toen zijn shirt uit deed. Ook met een soort van idee van, yeah, of zo. En heel intens was dat.

ERNST-JAN PFAUTH: Trok je je aan hem op? Was hij een soort van de roerganger op dat moment nog?

TORRE FLORIM: Weet ik niet. Weet ik niet zo goed. Weet wel dat ik in ieder geval de plannetjes had. Ik was wel de zanger en de frontman. Maar ik denk dat hij wel van zichzelf charismatischer was dan ik. Sowieso. Dus op een bepaalde manier is hij wel een roerganger denk ik.

ERNST-JAN PFAUTH: En hij trok zijn shirt uit. Wat deed jij op dat moment op het podium?

TORRE FLORIM: Ik deed niet mijn shirt uit. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Wat was jouw ding?

TORRE FLORIM: Ik probeerde gewoon zo goed mogelijk te performen. En heel erg zo in je hoofd zitten natuurlijk. Oké, nu doe ik mijn hand daar. En dan zing ik dat. Maar ook van die dingen dat je dan… “Oh, laten we dit ook doen bij de show.” Van een nummer wat nog helemaal niet af is enzo. En dan speel je dat. En dan kom je erachter van: oh wacht, dit is helemaal niet af. En dan heb je van tevoren al bedacht: dit gaan we ook doen. Maar het klopt helemaal niet. Allemaal van die dingen die je dan ter plekke achter komt dat het helemaal niet kan. Iets wat overduidelijk is natuurlijk. Je gaat toch niet een nummer wat nog helemaal niet af is spelen? Gewoon anderhalve minuut en toen wisten we niet waar we naartoe moesten. En dat gaan we dan live doen. Allemaal van dat soort dingen. Maar wel echt vet. Je moet ergens beginnen toch?

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, wat was het hoogtepunt van Puta?

TORRE FLORIM: Ik denk dat we… Toen we hier in Doornroosje speelden. We zitten nu in De Basis. Maar vroeger was dat de club Doornroosje, die inmiddels zijn verhuisd naar het centrum. Toen we hier speelden. En ook een band, we hebben een bandwedstrijd gewonnen hier in Doornroosje. Toen speelden we hier voor het eerst, voor echt een lege zaal hoor, was dat. Maar toen wonnen we die. En toen konden we door naar een andere bandwedstrijd. De Roos van Nijmegen, dat bestaat nog steeds. En toen kwamen we ook in de finale van de Roos van Nijmegen. En dat was echt een vol Doornroosje. Dus dat was denk ik het hoogtepunt, want we zijn ook niet zo heel lang daarna nog door gegaan.

ERNST-JAN PFAUTH: En visualiseerde jij in die tijd van: met Puta ga ik het maken?

TORRE FLORIM: Ja. Ja zeker.

ERNST-JAN PFAUTH: En waar ging het mis?

TORRE FLORIM: Ik denk wisselende ambities. Ik wilde heel graag door en de beste zijn. En Job wilde dat ook. Freek, merkten we op een gegeven moment, die was niet zo gemotiveerd als wij. Ik weet niet, ik ben benieuwd hoe Freek daarop terugkijkt. Hij had zijn obsessie en dat was skaten. Hij was alleen maar aan het skaten. En toen hadden we eigenlijk op een gegeven moment gezegd van: “Misschien Freek, gaan we met zijn drieën verder.” En toen waren we een driekoppige band. En toen was eigenlijk, met Frans hadden we op een gegeven moment hetzelfde gevoel van: hij is niet zo erg met muziek bezig als wij. Dus toen op een gegeven moment ook gewoon zeggen van… En tegelijkertijd was ik bezig met mijn eigen album maken. Dus het eerste album van De Staat. Is eigenlijk mijn thuisproject. Heb ik helemaal in mijn eentje in elkaar gezet. Dat heette toen gewoon Torre Florim. 

Maar toen dacht ik: ik wil eigenlijk dat dit ook een band is. En toen ging ik nadenken: wie wil ik eigenlijk dat in die band zit? En toen dacht ik: Job moet daarin zitten. Maar verder denk ik eigenlijk dat er andere mensen in moeten zitten, die ik al een beetje in mijn hoofd had. Tim, die kende ik al van The Pax, want dan later Go Back To The Zoo is geworden. Tim, onze drummer nu dus, die zat dus in die band. En die stopte daarmee. En ik vond: hij is gewoon heel goed. Hij was toen ook al goed. En toen was ik zo van: “Zullen we een keer gaan jammen?” En toen gingen we dus spelen en toen werd gelijk de muziek zoveel beter. Als je een goede drummer hebt, dat is echt een soort van… Dan werkt opeens alles heel goed. Dus toen ging ik gewoon nadenken van: oké, wat wil ik? En ik was heel erg ambitieus. En ik had die plaat ook al bijna af. En toen ging ik gewoon mensen verzamelen om die band te kunnen vormen. En uiteindelijk werd dat dus niet Torre Florim, maar werd dat De Staat. 

Het eerste album van De Staat is eigenlijk mijn thuisproject. Heb ik helemaal in mijn eentje in elkaar gezet. Maar toen dacht ik: ik wil eigenlijk dat dit ook een band is.

Torre Florim

ERNST-JAN PFAUTH: En als je zegt: “Ik was heel ambitieus.” Wat visualiseerde je dan? Waar dacht je dan aan als je het over je ultieme ambitie had, het hoogst haalbare?

TORRE FLORIM: Dat is een goede vraag. Rond die tijd was Queens of the Stone Age, de band Queens of the Stone Age, was voor mij een soort van heilige graal. En die hele scene in die Californische woestijn, daar kwamen allemaal bands van aan en die vond ik allemaal heel tof. Masters of Reality. Dat was voor mij een soort van scene waar ik graag in zou willen zitten. Zoiets wil ik ook maken, dacht ik eigenlijk. Dat vond ik heel tof. En ik keek naar die bands als een soort voorbeeld.

ERNST-JAN PFAUTH: En was dat dan weer omdat je er heel veel energie van kreeg? Of waren er ook andere dingen die je heel erg aanspraken?

TORRE FLORIM: Ja, dat ten eerste. En ook, ik weet dat ik hen zag op video. En ik zag gewoon een bende van… Dat was een hele grote band ook, met drie zangers op dat moment. En dat wisselde allemaal af. Het was een soort van weirde, maar het was een soort van hele coole groep gasten. Ook allemaal een soort Spice Girls. In de zin van: iedere muzikant heeft heel erg zijn eigen karakter. Dave Grohl van de Foo Fighters vroeger, Nirvana speelde er toen ook bij. Het waren allemaal een soort van supersterren. Heel erg eigen karakters, die met elkaar in één groep zaten. En ik vond dat gewoon super interessant. En ik wilde daar gewoon graag bij horen. Dus ik denk dat ik dat, toen ik rond twintig was of zo, dat al heb gezien van: zoiets wil ik ook maken. Zo’n soort groep.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, wat ik nog niet begreep voordat ik je sprak, is dat je dus heel erg individueel werkt maar wel een band wilde beginnen. Toen. En nu kan je erop terugblikken vijftien jaar later en zien dat het een heel goed idee is om een band te hebben. Je benijdt ook solo artiesten niet, omdat je de lasten en lusten kunt delen als band. En je het echt als een familie voelt. Maar dat wist je toen nog niet. Je had letterlijk het eerste album alleen in elkaar gezet.

TORRE FLORIM: Ja, maar dat wist ik wel. Want ik heb heel veel met bands gespeeld. En dat was ook voor mij eigenlijk het enige… Al mijn favoriete muziek waren bands. Dus dat was mijn referentiekader sowieso. Vooral. Ja, ik zit even te denken: waren er nou individuele artiesten? Ja, ik vond Tom Waits wel cool. Bepaalde dingen. Dat is dan een soort van solo-artiest. Ik vond Moby vond ik tof, toen ik echt een stuk jonger was. Maar verder was dat mijn referentiekader. Dus ik wilde graag ook in een groep zitten. Dat vond ik ook gewoon vet. Dus ik denk dat is dan, ja, dat is… Daarom doe je dat dan. Omdat je dat wil. Je wil in een groep. En dat was ook… Ja, we speelden gewoon veel. En dat was ook gewoon heel leuk om met een groepje vrienden te spelen. En dan al helemaal toen met Puta en later De Staat. Dan speel je gewoon zoveel. En dat kun je alleen maar met een groepje doen. 

Dat is gewoon echt een soort van joint effort. Van een busje huren, spullen laaien. Daarnaartoe, een PA regelen. De popronde doen. Shows regelen We deden alles zelf. Posters maken, CD’tjes branden, artwork erin maken. Zo’n CD brander kopen waar je ook de CD hoes op kon printen. Op de CD zelf. Het was best wel een… Het was heel… Ik hoop dat er nog steeds… Ik weet niet of dat nu nog steeds zo is. Ik heb niet zoveel contact met hele jonge bands. Maar dat was heel erg, ja, gewoon DIY. We deden gewoon alles zelf. En dat is heel leuk aan in zo’n groepje zitten. Als je in je eentje een plaat maakt… Ik had ook geen idee hoe je dat zou moeten doen. In je eentje.

We deden alles zelf. Posters maken, CD’tjes branden, artwork erin maken. Zo’n CD brander kopen waar je ook de CD hoes op kon printen.

Torre Florim

ERNST-JAN PFAUTH: Want je had het album wel gemaakt, in je eentje. Het eerste album.

TORRE FLORIM: Ja, er speelden wel wat vrienden op. Maar het was vooral alleen ik.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar niet zo’n einzelgänger dat je daar ook genoeg aan had? Je hebt natuurlijk ook artiesten die het zelf maken, zo’n album. En dan gelegenheid muzikanten om zich heen hebben.

TORRE FLORIM: Ja, maar wat ik bedoel te zeggen: dat was voor mij een heel onduidelijk pad. Ik zou niet eens weten hoe je dat moest doen in je eentje. Dus het was voor mij ook een soort van, een heel logisch ding om dan een band te beginnen. En dat is ook gewoon wat ik het vetste vond. Dus zo ging dat gewoon.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus alleen liedjes maken, of alleen demo’s maken en uiteindelijk samen uitwerken. En als je dan kijkt naar dat wat ik dan noem als tweede component van jou, namelijk dat je ook conceptueel over een album nadenkt, waar komt dat vandaan? Toen je het eerste album maakte van De Staat, wat waren daar dan je inspiratiebronnen voor?

TORRE FLORIM: Nou dat was… Het is grappig hoe dat gaat. Hoe langer ik bezig ben, hoe conceptueler het wordt. Maar ik denk op dat moment was ik niet zo conceptueel per se. Net zoals dat ik niet bezig was met het lichtontwerp van de show. Ik was niet bezig met het geluid van de show. Ik was vooral bezig met waar ik op dat moment mee bezig kon zijn, dat was gewoon: hoe maak je liedjes? En dat probeer ik nu goed te doen. Ik probeer dat op te nemen. Daar was ik steeds beter in aan het worden. Ik ging muziektechnologie studeren. Dus ik was vooral bezig met een goede plaat maken. En repeteren en die liedjes proberen te spelen. En dat zo stoer mogelijk. Dat was een ding: ik wil stoer zijn. Ik wil op dat podium staan. 

En dat conceptuele dat kwam pas later, zodra daar ook ruimte voor was eigenlijk. Dus die eerste plaat heette ook Wait for Evolution. Ik weet niet eens meer wat het idee daarachter is. Van de titel bijvoorbeeld. En ook heel veel songs op dat eerste album vind ik tekstueel ook eigenlijk niet tof. We spelen het ook eigenlijk bijna… We spelen nu één oud liedje van de eerste plaat, maar dat doen we echt al jaren ook niet meer. Omdat ik zo’n grote afstand voel. Omdat ik gewoon nog heel erg aan het zoeken was. En dingen aan het uitproberen. 

ERNST-JAN PFAUTH: Het was nog heel erg werk in uitvoering?

TORRE FLORIM: Zeker, zeker. En toen ik dat album soort van af had, toen kwam dat via via bij onze toenmalige manager, die ook heel lang onze manager is geweest, Arjo kwam dat terecht. Die kende ik via school. En die zei van: “Hé, maar dit is eigenlijk best wel goed. Vind je het goed als ik dit aan een paar labels laat horen?” En ik zei: “Ja, tuurlijk.” Ik wilde het ook zelf gaan uitbrengen. Ook weer zo’n ding. Ik wilde alles zelf doen. We hadden al een releasedatum bedacht. We gingen het zelf doen. We gingen het allemaal zelf doen. En toen had zij me toch overtuigd en Excelsior was geïnteresseerd toen. Dat is een label. Ja, dus daar had ik dus ook geen verstand van. En toen wilde zij het wel uitbrengen. Toen werd het een beetje uitgesteld, de release. En toen werd het allemaal wat serieuzer. En toen, langzamerhand, toen was die plaat af. Kreeg ik meer ruimte om ook überhaupt van: wat wil ik nou eigenlijk? En toen werden we langzaam gewoon goed, echt best wel goed in live spelen. Omdat we dat alleen maar aan het doen waren. We speelden alles wat er was. 

En toen kwam die eerste plaat uit. En toen waren we… Ja, toen verraste dat veel mensen. Omdat we eigenlijk gewoon al echt best wel goed waren. Omdat we gewoon zoveel gespeeld hadden. Dus we vulden een soort van gat, weet ik. Er was gewoon nog niet echt een band zoals wij, volgens mij, in Nederland. En zo voelde dat ook. Alsof we een soort van in een gat sprongen. En iedereen… Dat ging dus heel snel toen. En als je het hebt over, daarom wil ik er naar toe: wanneer ben je dan concepten gaan nadenken? Ik denk toen het los ging. Word je ook gedwongen over: wie gaat ons geluid doen? Bijvoorbeeld. En dan heb je eerst een geluidsman die eigenlijk helemaal niet goed bleek. Die veel te hard draaide, en zo. En dan op een gegeven moment moet je overal langzamerhand een mening over gaan hebben. Omdat die van je gevraagd wordt. 

 Er was gewoon nog niet echt een band zoals wij in Nederland. En zo voelde dat ook. Alsof we in een gat sprongen.

Torre Florim

ERNST-JAN PFAUTH: In eerste instantie ben je gewoon überhaupt blij dat je een geluidsman hebt?

TORRE FLORIM: Ja, iemand die het gratis wil doen. In eerste instantie. Of gewoon een vriend van je. Of net als iemand die rijdt. En hoe beter het gaat, hoe meer vragen er komen. Van: “Hey, wow, we gaan voor het eerst Doornroosje doen, wie gaat het licht doen?” En dan heb je iemand en dan zie je het op een gegeven moment terug en dan denk je: oh, wacht, dit vind ik eigenlijk helemaal niet mooi. Of wel. En dan word je eigenlijk gedwongen om ergens een mening over te hebben. En zo komt het conceptuele er ook in. Toen ging ik ook nadenken: wat gaat het tweede album dan zijn? Want ik heb heel mijn leven kunnen werken aan één album. En dat tweede album moet er je dan opeens in twee jaar uitpoepen. En toen ging ik nadenken: wat gaat het idee zijn? En voor mij was het toen heel erg van: nou ja, het eerste album heb ik eigenlijk alleen gedaan. Het tweede album gaan we met de band doen. Dus dat is het idee. Dit gaat over samenspelen. En dat was voor mij dan ook het concept. Want Machinery ging over, dat zijn allemaal losse onderdelen die samen die ronkende motor vormen. En dat was het idee voor die plaat. En dat hebben we toen ook heel erg uitvergroot in het artwork. We hebben zelfs…

ERNST-JAN PFAUTH: …een machine op het podium gehad, toch?

TORRE FLORIM: Een machine op het podium gehad, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar voor je tweede album is dat meteen al zo ongelooflijk conceptueel. En ook ver doorgevoerd. Dat er zelfs dus dat er een muziekmachine op het podium stond.

TORRE FLORIM: Ja, dat klopt wel.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is wel echt een enorme overgang van het eerste album: ik ben nog aan het leren. Naar het tweede album: meteen een concept. Waar Marius net van zei van: “Ik wist niet wat ik zag toen ik dat voor de eerste… Eén van de beste shows die ik ooit zag.” Het is zo’n overgang. 

TORRE FLORIM: Ik denk dat we op een gegeven moment ontdekten van dat een setlist niet alleen liedjes waren die op een mooie volgorde zaten. Maar dus toen ik wat meer ging spelen, ging ik opeens ook de setlist visueel zien. En dus ook opvallende momenten zien in een set. Dus dan wist ik bijvoorbeeld als je het hebt over het autostuur, Ah, I See daar zit een toeter in die…  [Doet het geluid na] Gewoon heel absurd. Dat hebben we in een liedje gebruikt. Maar dat is dan één zo’n ding waarvan ik weet van: oké, dat is een visueel moment dat opvalt. Net zoals dat je een liedje, kan in een duet bijvoorbeeld, waarbij er een ander persoon opeens het podium op kwam. Dat is een liedje wat je niet als opener van de set gaat doen. Want dat is raar. Dat is een moment, namelijk die kun je gebruiken. 

We ontdekten van dat een setlist niet alleen liedjes waren die op een mooie volgorde zaten. Toen ik wat meer ging spelen, ging ik opeens ook de setlist visueel zien.

Torre Florim

Als je het hebt over een spanningsboog van een set, ging ik op een gegeven moment – ook na verloop van tijd – die setlist veel meer zowel op audio vormgeven, maar ook het lichtontwerp meenemen daarin. Choreografie. Wanneer ik geen gitaar om heb. Dus een mic in mijn hand heb en naar een bepaalde positie op het podium kan staan. Al die elementen gingen op een gegeven moment een factor zijn in het maken van de setlist. En ik denk dat dat op een gegeven moment de basis is geworden van hoe ik nu nog steeds werk. Als ik een show maak, is dat ik ga nadenken over: volgens mij heb ik te weinig visuele afwisseling nu, eigenlijk zouden we hier nog een moment moeten creëren. Of misschien moeten we dit nummer daar doen, want dan kan ik dit en dit en dat doen. En dat zorgt ervoor dat het niet saai wordt. Want je bent altijd aan het vechten tegen de saaiheid. Zoals bij Witch Doctor, daar ga ik het publiek in. Dat is een heel opvallend moment. Dan is iedereen wakker.

Witch Doctor live op Lowlands (2019)

Je bent altijd aan het vechten tegen de saaiheid.

Torre Florim

ERNST-JAN PFAUTH: Dan gaat iedereen om je heen rennen.

TORRE FLORIM: Dan weet je in ieder geval, daar hoef ik me niet druk om te maken. De afsluiter van de show of misschien niet eens de afsluiter. Het eind voor de toegift of whatever. En zo heb je dan meerdere nummers die op een gegeven moment een eigen haakje gaan krijgen. En die dus meer kracht hebben dan een gemiddeld nummer. En de uitdaging is dan altijd als je weer nieuwe sets gaat maken – en elke dag of soms in elke tour, elke show een klein beetje anders wil maken – is dat elk nummer een haakje krijgt. En dat je dus… Hoe meer je daarmee experimenteert, hoe beter je daarin wordt. 

ERNST-JAN PFAUTH: Vechten tegen de saaiheid. Het is wel mooi hoe je dat zei. Dus eigenlijk zoals ook dat bandlid uit Puta die zijn shirt uittrok… [Lacht]

TORRE FLORIM: Dat zou zo’n moment kunnen zijn. Ja, ja, ja! Dat zou ik nu niet, denk ik niet… Maar dat is letterlijk wel ook echt in veel van die pop shows wat je ook ziet. Een wisseling van garderobe is dus ook zoiets waarover na wordt gedacht, van: oké, op één derde gaan we van de jurk naar dat. En dan op tweederde doen we nog een wisseling. En dan nog voor het allerlaatste nummer hebben we een glitterjurk. Ik zeg maar wat. Dat vind ik ook leuk aan hele grote shows kijken. Soms omdat je daar dan veel meer tools ziet eigenlijk. Daarom vind ik vaak, ik ben snel vervuld bij normale concerten, tussen aanhalingstekens, gewoon waar een band speelt. Want dan moet het muzikaal wel zo vet zijn dat ik echt geboeid ben. Of er moet een bepaalde theatrale performance zijn. 

Zoals bij de band Idols bijvoorbeeld. Dat vind ik een hele vette band. Waarbij de frontman, eigenlijk de hele band is charismatisch, maar die frontman heeft ook een charisma waardoor ik de hele tijd naar hem wil kijken. Om te kijken wat hij nu gaat doen. Maar hij heeft een soort van haakje, de hele set door. En volgens mij weet hij ook heel goed wat hij doet. Ook al voelt dat alsof dat heel natuurlijk is allemaal.

ERNST-JAN PFAUTH: Je zei net: “Er was nog niet zo’n band in Nederland als wij op dat moment waren.” En dat linkte je dan aan dat jullie hier al superveel hadden opgetreden. Was dat voor mensen die nu luisteren en ook een band willen hebben, of een band hebben waar ze meer bekendheid willen hebben of beter willen worden, was dat jullie geheim? Gewoon achterlijk veel optreden?

TORRE FLORIM: Ja, een van de. En ook achterlijk veel repeteren.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe zagen jullie dagen eruit dan? Of jullie weken? In die tijd. 

TORRE FLORIM: Dat vind ik moeilijk. Kijk, we hadden natuurlijk ook allemaal bijbaantjes. Dus het was zeer druk. Iedereen was ook heel moe. [Lacht] En dat weet ik nog goed. En het was ook vrij hectisch. Want dat was ook gewoon een tijd waarbij je dus alles speelt wat je kan spelen. En als het dan ook eenmaal redelijk goed gaat, dan valt er dus ook echt heel veel te spelen. Omdat je dus ook nog niet zoveel geld vraagt voor shows. Dus dan kun je ook veel spelen.

ERNST-JAN PFAUTH: Gewoon kleinere clubs door het hele land?

TORRE FLORIM: Nou, festivals vooral heel veel. En daarvoor deden we ook de Popronde. Die bestaat nog steeds, wat geweldig is. En we deden veel voorprogramma’s. Dus ik denk voordat überhaupt het album uit was, hebben we de Popronde gedaan. Dat is een soort reizend muziekfestival door Nederland. Waarbij je dus ook heel veel kan spelen als je wil. En we deden toevallig ook een aantal supports. Allemaal in dezelfde tijd. Van Triggerfinger, die toen eigenlijk ook helemaal niet zo bekend was. Maar toen speelden we dus nog 3, 4 keer in de week, soms. En we hadden niet eens een album uit. Dus we konden toen heel veel kijken naar bands die al een stuk ervarener waren. Maar we konden ook gewoon heel veel spelen. 

En toen moesten we op Noorderslag spelen. En dat weet ik nog heel goed. Dat was heel belangrijk. Noorderslag was het belangrijkste podium. Dat is misschien nog steeds wel zo. In ieder geval, er wordt nog steeds heel zenuwachtig over gedaan. Dat weet ik wel. Maar daar speelden we dan 40 minuten ofzo. En daar waren wij eigenlijk al helemaal klaar voor. Maar toen hadden we die Popronde gedaan, die voorprogramma’s. En toen was het december. En toen gingen wij volgens mij vanaf 20 december tot en met 2 januari, hebben wij aan één stuk gerepeteerd in de Achterhoek, in een schuur. Dingen gerepeteerd die we al lang helemaal uitgespeeld hadden eigenlijk. Maar omdat wij het gewoon heel erg goed wilden. En ik weet ook niet waar die motivatie… Maar dat is een soort van ding, als je in een band zit, dan is er een soort van hele rare ambitie. En het is super vermoeiend. Het slaat eigenlijk helemaal nergens op. Sommige bands, of de meeste bands in ieder geval, hebben dat denk ik. Dat je gewoon alles doet, zoveel mogelijk. Het is allemaal heel zwaar. Je moet die spullen de hele tijd op en neer sjouwen. Het slaat eigenlijk nergens op. Maar dat hadden wij ook.

 En wij gingen dus elke dag oefenen daar. We deden Oud en Nieuw, hebben we daar gevierd. En de dag erna weer repeteren.  En toen kwam Noorderslag begin januari. En toen speelden we 40 minuten. Ja, dat was gewoon… Je hoeft niet eens na te denken. Alles ging vanzelf, weet je wel. En toen maakte dat gewoon heel veel indruk. Dat is mij verteld. En dat merkten we ook gelijk. Want we hadden heel veel festivals dat jaar. En een eigen clubtour, kleine clubs in het voorjaar. Dat was allemaal uitverkocht volgens mij. En toen speelden we die zomer op Pinkpop én Lowlands. Wat ook volgens mij niet zo vaak voorkwam. En toevallig, of ja toevallig, al die shows waren we ook elke keer weer beter dan daarvoor. Omdat we het allemaal gewoon zo enorm serieus maakten en namen, dat we heel kritisch waren op onszelf.

ERNST-JAN PFAUTH: Daar hadden jullie elkaar ook op uitgezocht. Want bij de band daarvoor had je dat dus niet en stopte dat om die reden ook. Gewoon niet ambitieus genoeg of ambitieus op andere richtingen.

TORRE FLORIM: Ja, ik denk het wel.

ERNST-JAN PFAUTH: En ik moet denken aan, je hebt zo’n legende over The Beatles, dat ze ontzettend vaak in Hamburg speelden. En daardoor daar eigenlijk de basis legden. En dat is wat jullie dus nu, dat hebben jullie eigenlijk ook gewoon gedaan door, ook al kun je nummers al heel goed spelen, daar geen genoegen mee nemen en dus de hele kerstvakantie toch weer gaan repeteren. En toch weer beter worden.

TORRE FLORIM: Nou ja, het is ook met repeteren, soms denk ik: ik kan het nummer wel. Alleen dan vergeet je dat je dat straks in een compleet absurde situatie moet gaan doen. En dan vergeet je opeens alles. 

ERNST-JAN PFAUTH: Dus dan moet je kunnen terugvallen op automatisme?

TORRE FLORIM: Ja, een compleet soort spiergeheugen.

ERNST-JAN PFAUTH: En dat creëer je door eindeloos te repeteren?

TORRE FLORIM: Ja, en zelfs dat is vaak niet eens genoeg. Dus dan moet je het ook gewoon nog altijd een paar keer live gedaan hebben voordat het echt goed gaat ofzo. En daarom, we repeteren nog steeds heel erg veel.

ERNST-JAN PFAUTH: Hé, en dat derde component van dus vervolgens gaan kijken van: ik heb nu, ik heb de liedjes gemaakt, we hebben er een album van gemaakt. En nu wil ik er nog een soort op een andere manier uiting aan geven dan alleen maar muzikaal. Dus jullie hebben videoclips gemaakt die acht miljoen keer of zeven miljoen keer bekeken zijn op YouTube.

TORRE FLORIM: Waarom corrigeerde je dat nou? [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] En jullie hadden dus al bij het tweede album een gigantische machine op het podium staan. Hoe kwam je erachter dat alleen maar dat muziek maken en dat op een podium ten gehore brengen niet genoeg was voor jullie?

TORRE FLORIM: Nou, ik denk dat het toch ook een soort van bij mij, dat er iets in mij zit waardoor ik wil dat het anders is of beter wordt of verandert op zijn minst, waardoor we op een gegeven moment een stap maken: oké, we gaan ledschermen gebruiken achter ons. Wat eigenlijk op dat moment, toen in 2016 dat we dat gingen doen – visuals dus gebruiken – was het eigenlijk een heel dom idee. Want het was eigenlijk te duur. Dat gingen we er misschien niet uithalen. Tenzij het uitverkocht zou raken. Allemaal van dat soort hele stomme keuzes. Financieel slechte keuzes. Maar creatief hele goede, mits het dan ook echt daadwerkelijk werkt.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want nu komen we ergens. Want als je van die lichten zegt: “Ja, er zijn opeens lichten, dus ik kan een keuze maken.” Dat snap ik en dat kost je ook niet zo veel. Die machine, daar zei je net over: “Ja, een paar toevalligheden….” En je vond een kunstenaar die dat dan kon maken. Maar wat je er niet bij vertelt is dat het natuurlijk een onding is, wat heel moeilijk te vervoeren is. Je gaat op Lowlands optreden. Het is al spannend genoeg. Dan heb je de helft van de opbouwtijd gaat op aan die stomme machine. Het kan misgaan op het podium. Het komt ook met heel veel risico’s. Ledschermen die te duur zijn, waardoor je verlies draait. Dus het is blijkbaar zo belangrijk voor jou en jullie, dat je het toch dan wil.

TORRE FLORIM: Ja, zeker. We hebben sowieso altijd de neiging gehad om eerder voor kunst te kiezen dan voor financieel gewin. Want als je er op papier naar zou kijken zijn het allemaal best wel gekke soort van vorken in de weg. Van, dit is de meest logische route, want hier kun je zien waar je naartoe gaat. En die andere is een soort van bos waar je doorheen wandelt. Maar dan kozen wij toch vaak het bos. Maar dan bleek er achter het bos toch stiekem een veel vettere plek te zijn of zo. En daar hebben we ook heel veel mazzel mee gehad. Want het had ook heel vaak niet goed kunnen gaan, denk ik.

ERNST-JAN PFAUTH: Is het ook een soort ontevredenheid zodra je een status quo bereikt? Dat je dan toch weer meer van jezelf wil vragen?

TORRE FLORIM: Ik denk ook dat het noodzaak is, eerlijk gezegd. Het is denk ik heel belangrijk als artiest om te blijven ontwikkelen. Anders dan bloedt het dood. Ik ben wel een beetje van die school. Maar ik denk dat het bij mij ook creatief zo is. Zo van: het gaat vanzelf, het moet de hele tijd een klein beetje veranderen want anders vind ik het zelf ook niet leuk meer. Maar ik denk ook dat het… Dus ik denk uiteindelijk dat een keuze voor de kunst ook vaak de juiste keuze is voor de… Hoe noem je dat? De duurzaamheid van de band. En dat je daadwerkelijk ook voor jouw publiek interessant blijft.

 Het is heel belangrijk als artiest om te blijven ontwikkelen. Anders bloedt het dood.

Torre Florim

ERNST-JAN PFAUTH: En voor jezelf.

TORRE FLORIM: Ja, en binnen het landschap van artiesten en cultuur. Snap je wat ik bedoel?

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, ik snap wat je bedoelt. Maar het klinkt ook alsof als die hele buitenwereld er niet zou zijn, dat het dan nog steeds nodig zou zijn om jezelf geboeid te houden.

TORRE FLORIM: Ja, dat ook ja. Maar er zijn ook bands, voorbeelden die eigenlijk de hele tijd hetzelfde blijven doen. Maar dat heel erg goed en heel erg eigen. En dat werkt ook. Dus het is niet één weg naar Rome wat dat betreft denk ik.

ERNST-JAN PFAUTH: En als je kijkt naar die begintijd. Je speelde heel veel, je repeteerde heel veel. Daardoor vielen jullie op. Ook op Noorderslag, door zo’n goede show daar te spelen. Zijn er andere dingen die je hebt gedaan waardoor jullie boven de massa uitstaken? Weet ik veel, slimme marketing dingen? Of…

TORRE FLORIM: Ik denk nog altijd, dat hoor je volgens mij wel meer mensen zeggen, dat het toch altijd gaat over kansen die je krijgt dan ook echt weten in te koppen ofzo. En we hadden ook gewoon heel veel geluk, denk ik, dat we best wel wat kansen hebben gekregen. Maar die kansen die we hadden waren we ook echt wel op voorbereid. Echt door het vele repeteren enzo en ook consistent repeteren, waren we ook klaar voor toevalligheden. 

Dus als we opeens op de radio konden spelen ofzo, ik zeg maar wat, Giel Beelen was toen een ding ook op 3FM. En dan moest je ook altijd een top 40 nummer coveren. Daar stopten wij ook altijd absurd veel moeite in, waar heel veel bands dat helemaal niet deden. Gewoon zo: “Ah fuck, we moeten ook nog een cover doen.” En wij deden dus echt heel erg ons best om een van die nummers uit de top 40 uit te zoeken. Dachten we van: oké, daar kunnen we wel iets cools van maken. Dat was best wel moeilijk, want al die nummers waren kut. Maar er waren dan soms van die nummers waarvan we dachten: ah, hier kunnen we wel iets mee. En daar stopten wij altijd heel veel energie in. En dat betaalde zich vaak ook uit. We wisten ook al, die covers worden veel meer geluisterd dan ons eigen liedje.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat was zo’n cover die jullie hebben gedaan?

TORRE FLORIM: Nou, onze eerste was, weet ik nog, Riverside. Riverside(motherfucker). En dat was bijvoorbeeld ook zo’n ding, dat ging dus ook soort van viraal. Ook al bestond dat toen nog niet echt. Maar dat was gewoon zo’n heel dom techno nummer, waarbij er één keer in de zoveel tijd “Riverside, motherfucker!” werd gezegd. En dat deden wij dus na, alleen dan met een band. Dat was sowieso al een soort van, een dance nummer met een band, dat gebeurde sowieso al niet zo vaak. En dat deden we dan op onze eigen manier. En dat werkte gewoon goed. En voor je het weet moesten we dat nummer ook in de set gaan doen, want mensen kenden dat allemaal. En dat hebben we wel vaker gedaan. Ook zo, Talk Dirty, dat was ook zo’n hit. En die hebben we toen ook gedaan. En daar gebeurde hetzelfde mee. We hebben een aantal van dat soort momenten gehad. 

Cover van Talk Dirty

Dus ik denk, als ik daarover nadenk, van: altijd voorbereid zijn op een moment of een kans die je kan krijgen. Dat heeft ons denk ik ook al heel erg geholpen. En daar hoort dus ook bij dat… Ja, ik weet nog dat wij dus veel aan het spelen waren. Dat was altijd een soort van gevecht tegen in slaap vallen in de bus. Ik weet nog dat Job, die stond er bekend om dat hij zo snel in slaap viel in de bus dat ik soms een weddenschap had van: oké, wat denk je? Binnen tien seconden? Ik zeg binnen vijf. En dat lukt, dat was gewoon ook echt. Binnen vijf seconden, hij ging zitten en hij viel meteen in slaap gewoon. 

 Altijd voorbereid zijn op een moment of een kans die je kan krijgen.

Torre Florim

Dus dat was ook iets wat je denk ik als echt jong persoon kan doen. Dit was waar wij voor leefden. Wij woonden allemaal in, ik woonde bij mijn vader. De rest had denk ik een twee vierkante meter studentenkamer. En we werkten in de horeca, dus dat was ook de reden van spelen. Drie uur ’s nachts thuis, de ochtend erna, tien uur ’s ochtends stond je weer in de keuken. Dus het was ook een soort absurde dedication. Dus ik denk dat het ook een soort van die romantiek van in een band zitten, wat eigenlijk gewoon absurd is, maar dat heeft ons denk ik wel dan tot zo’n moment gebracht. 

En dat vind ik ook grappig als ik dan soms, ik ga ik echt als een oude lul klinken, maar soms dan praat ik met jonge nieuwe bands nu. En die dan zijn opgeleid op het conservatorium of de Herman Brood Academie of weet ik veel wat. En die zijn dan toch op een andere manier, die zijn bands begonnen op de opleiding. En die zitten dan in vijf bands tegelijkertijd. Omdat je het niet meteen kunt, het voelt dan een beetje alsof ze allemaal hun kansen aan het spreiden zijn. We zetten niet alles in op 33, maar we doen een beetje op rood en een beetje op even getallen. En dat ik dan soms merk dat die hardcoreheid er niet zo in zit, maar gewoon omdat die hoeft er niet meer in te zitten ofzo. Want er is nu een soort van infrastructuur klaar voor bands die zo het circuit in kunnen rollen. Maar die hele DIY [do it yourself] ding die wij toen aan het doen waren, ik weet zeker dat er zeker wel bands zijn die dat ook allemaal zo doen hoor. Maar ik heb het idee dat dat ook wel heeft bijgedragen aan waarom we nu zo zijn als we zijn.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, ik moet ook denken aan toen ik Jandino sprak, iets ander genre, dat hij zei: “Ik probeerde altijd te laten zien waar ik morgen wil zijn op het podium.” Dus hij speelde dan voor 20 man, helemaal aan het begin van zijn carrière.

TORRE FLORIM: Ja, same.

ERNST-JAN PFAUTH: En dan had hij een brassband ingehuurd die dat hele theater plat speelde.

TORRE FLORIM: Oké.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat het stof uit het plafond kwam, terwijl maar 20 mensen zaten die dachten dat ze voor 5 euro een middelmatige comedian zouden zien…

TORRE FLORIM: Ja, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: …dus een show kregen. Klinkt ook alsof jullie dat, naast die heel gedegen voorbereiding, ook dat als jullie dan op het podium waren probeerden above and beyond te gaan.

TORRE FLORIM: Ja, en precies dat ook. Want er is niks kutters dan ook als publiek in een zaal terechtkomen en je ziet: “Ah fuck er zijn maar 10 mensen hier ofzo.” En dat dan een band op het podium komt en dan ook weet van: fuck, er zijn maar 10 mensen. En dan ook gaan spelen alsof er maar 10 mensen zijn. Dat is dan helemaal kut, weet je wel. Dus wij hebben ook altijd dat idee gehad van: we gaan gewoon, ook al zijn er nu 10 man, dan repeteren we nu voor morgen, waar er misschien meer zijn. Of, ja, sowieso, je hebt dan een veel leukere tijd op het podium. En vaak was het dan ook nog zo, dat een van die, vaak, dat gebeurde weleens, dat je bijvoorbeeld in New York speelde in The Piano’s, ook voor 30 man of weet ik wat. Maar dan was er wel één agent van Live Nation, ik zeg maar wat, die dat toen gezien heeft en ons heeft geboekt op bla bla bla. Dus het zijn al die kansen, soms weet je niet eens wanneer iets een kans is. Dus dat onderschrijf ik wel.

 Het zijn al die kansen, soms weet je niet eens wanneer iets een kans is.

Torre Florim

ERNST-JAN PFAUTH: Veel dank voor dit gesprek, Torre.

TORRE FLORIM: Yes. Nee, ik ga nog even door. [Lacht]

Lees hier de interviews met zanger Pepijn Lanen (Faberyayo), Glenn de Randamie (Typhoon) en comedian Jandino Asporaat.

Wil je geen aflevering missen?

Geef je dan op voor de persoonlijke nieuwsbrief van presentator Ernst-Jan Pfauth. Hij mailt je nieuwe interviews en de belangrijkste lessen uit de gesprekken.

Kom naar Jonge Jaren Live op 27 november in Amsterdam