“Ik moet mezelf het vuur na aan de schenen leggen,” bekent Hadewych Minis tijdens ons gesprek in haar Haarlemse woning. Een uitspraak die haar carrière perfect samenvat. Je kent haar wellicht als acteur. Ze won twee Gouden Kalveren en de belangrijkste toneelprijs. Ze speelde in talloze bekende films en series. Maar het kan ook zijn dat je haar kent als zanger. Ze durfde destijds een vaste aanstelling bij de prestigieuze Toneelgroep Amsterdam, nu ITA, op te zeggen voor een avontuur als freelancer, als zanger. Een geheel nieuwe richting.
Hadewych nam vaker dergelijke grote risico’s. Ze vertrok bijvoorbeeld na de toneelacademie van haar geboorteplaats Maastricht naar de Verenigde Staten voor een vervolgopleiding in method acting. Voor ze het wist, stond dit voormalig verlegen Limburgse meisje – dat altijd onder de indruk was van de brutale mensen uit de Randstad – zelf Sinatra te zingen op straat in New York. Ik vind een dergelijke transformatie werkelijk ongelofelijk. Wat drijft haar om telkens weer zulke gedurfde keuzes te maken? En wat kunnen we daarvan leren?

Hadewych Minis over haar jonge jaren
Je kunt het interview hieronder lezen of beluisteren op Podimo.
Foto door Nine IJff
ERNST-JAN PFAUTH: Hadewych, dank dat we bij jou thuis welkom zijn. Ik wil even met je terug naar New York, waar je na je toneelopleiding in Maastricht, waar je ook opgegroeid bent. Het was allemaal volgens mij op 100 vierkante meter, of een halve kilometer oppervlakte.
HADEWYCH MINIS: Zeker, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Alles was dicht bij elkaar. Besloot je naar New York te gaan. Om daar na je opleiding nog een tijdje een opleiding te volgen in method acting. Voordat we naar New York gaan, misschien: wat is method acting? Voor de mensen die dat niet weten. Of hoe heb jij het beleefd?
HADEWYCH MINIS: Method acting is eigenlijk een methode van Stanislavski. Hij gelooft en onderwijst onder andere dat acteren bestaat uit een mengeling tussen concentratie en ontspanning. Daar heeft hij allemaal oefeningen voor. Ik weet niet of je dat verhaal kent van Dustin Hoffman, die speelde The Marathon Man. Die ging dan steeds heel veel rennen en het allemaal zelf beleven. Voor “actie” had iemand gezegd: “Dustin, just act.” Maar dat, dus dat doen, dus het echt zelf beleven, dat is ook wel method acting. En dat spreekt mij iets minder aan. Omdat ik ook gewoon geloof dat je al die laatjes eigenlijk wel in je hebt. En je het niet per se zelf hoeft mee te maken of te hebben meegemaakt.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, daar ken ik het een beetje van, van de extreme verhalen van acteurs die dan door hele diepe dalen gaan om maar in hun rol te komen.
HADEWYCH MINIS: Precies. En zo heeft iedereen zijn eigen methode, maar dat heb ik helemaal niet. Maar ik zweer wel echt bij die combinatie van concentratie en ontspanning. Omdat als je te ontspannen bent, dan wordt het gewoon te los zand eigenlijk. En dan heb je geen focus. Maar als je te geconcentreerd bent, wordt het ook soms zo overspannen. Dus ik vind dat geweldig. En ik vind ook bijvoorbeeld bij theater of als ik bij film een moeilijke scène moet doen, vind ik het ook een leuk ritueel om dat eigenlijk voor elkaar te krijgen, die staat van concentratie, ontspanning, balans.
ERNST-JAN PFAUTH: En hoe heb je dat aangeleerd in New York? Wat moest je dan doen om dat onder de knie te krijgen?
HADEWYCH MINIS: Nou, wat je daar onder andere moest doen, moest je dus zogenaamd een kop koffie vasthouden. En dan moest je die kop koffie voelen en ruiken en zien en eventueel proeven. En dat echt steeds langer. Dus in het begin deden we dat een minuut, maar uiteindelijk deden we dat acht minuten of zo. Dat je probeert, het is eigenlijk bijna mediteren natuurlijk, dat je probeert je zo te focussen en eigenlijk op de verschillende elementen daar aan, dat je al je zintuigen openstelt. Dat doe ik niet. Ik ga niet meer een kop koffie visualiseren. Ik doe weer andere dingen en dat verschilt ook weer per project eigenlijk, dat ik weer iets anders doe. Maar ik merk wel dat bepaalde muziek, draaien en dansen, dat ik dat heel fijn vind om te ontspannen en dat je ook zo in je lijf komt. Omdat ik soms de neiging heb om te veel in mijn hoofd te blijven. En dan vind ik het lekker om gewoon, ja, dat het lijf ook meedoet.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus om het goed te begrijpen, die kop koffie oefening is eigenlijk een manier om in die ontspanning te komen?
HADEWYCH MINIS: Nee, concentratie.
ERNST-JAN PFAUTH: In concentratie te komen en daarop volgt dan de ontspanning? Hoe verhoud dat zich tot elkaar?
HADEWYCH MINIS: Nou, dat was dan een concentratieoefening he, met die kop koffie.
ERNST-JAN PFAUTH: Oke, en wat was dan een ontspanningsoefening bijvoorbeeld?
HADEWYCH MINIS: Wat was een ontspanningsoefening van Stanislavski… [Denkt na] Jeetje wat erg, dat weet ik helemaal niet eens meer. Wat wij toen deden.
ERNST-JAN PFAUTH: Blijkbaar had je dat minder nodig dan. Of juist wel. [Lacht]
HADEWYCH MINIS: Ja, ik denk het, ik weet het niet. [Ironisch] Ik was zó ontspannen. Nee, wat grappig, die kop koffie vond ik altijd heel fascinerend. Ik vond het ook heel grappig, omdat het was ook een opleiding en daar zaten heel veel getalenteerde mensen, maar ook helemaal niet getalenteerde mensen. En dat was zo leuk om te zien hoe iedereen zo zijn best deed. [Lacht] En dat soms ook op hele eigenzinnige wijze deed. Dat was heel leuk om te zien.
ERNST-JAN PFAUTH: Want wat voor opleidingsinstituut was het?
HADEWYCH MINIS: Nou, het is een opleidingsinstituut en ik moest allemaal, hoe heet dat? Dat andere mensen je moesten aandragen en dat andere mensen over jou moesten schrijven. Hoe heet dat nou?
ERNST-JAN PFAUTH: Aanbevelingsbrieven.
HADEWYCH MINIS: Aanbevelingsbrieven, ja. Dus ik had Johan Simons en Theu Boermans had ik gevraagd om een aanbevelingsbrief te schrijven. Wat ik ook best spannend vond, want ik denk: ja, die mensen hebben wel wat beters te doen. Hebben ze heel braaf gedaan, heel lief. Maar toen bleek dat het uiteindelijk gewoon ging over geld betalen. Dus ze doen dan alsof het echt, dat je echt niet zomaar wordt aangenomen. En toen zag ik daar gewoon, als je gewoon al dat geld betaalt dan kom je ook wel binnen.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar kreeg jij dan een beurs ofzo?
HADEWYCH MINIS: Ik had toen een beurs, ik heb de beurs, de VSB beurs aangevraagd. Dus precies na de toneelacademie ben ik daarheen gegaan. Ook omdat, ik kom zelf uit Maastricht, ik heb daar de toneelacademie gedaan. Dus ik heb, ik had mijn hele leven alleen maar in Maastricht gewoond. En ik dacht: ik moet – of tenminste, dat wilde ik heel graag – het vuur aan de schenen leggen.
Ik had mijn hele leven alleen maar in Maastricht gewoond. En ik dacht: ik moet het vuur aan de schenen leggen.
Hadewych Minis
ERNST-JAN PFAUTH: Van jezelf?
HADEWYCH MINIS: Ja, dat moest ik van mezelf. Ik dacht: ja, ik ben nu zo lang hier geweest, alleen maar in Maastricht. En we gingen ook op vakantie naar Frankrijk. Dus ik had ook heel weinig gezien van de wereld. En ik dacht: nee, ik wil mezelf het vuur aan de schenen leggen. Dat is sowieso een beetje mijn aard om dat te doen. Vind ik kennelijk leuk of dat heb ik kennelijk nodig. En dat was natuurlijk heel spannend. En ik had wel onderdak geregeld na twee weken of zo. Maar ik dacht: oh ja, dat is leuk om de eerste twee weken geen onderdak te regelen. Om het mezelf moeilijker te maken. Wat is dat voor iets?! Nou ja.
Ik dacht: oh ja, dat is leuk om de eerste twee weken geen onderdak te regelen. Om het mezelf moeilijker te maken.
Hadewych Minis
ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Dus nog nooit buiten Frankrijk en Maastricht geweest en dan naar New York…
HADEWYCH MINIS: Ik weet niet, maar ik dacht van… Ik had het zo bedacht…
ERNST-JAN PFAUTH: In welk jaar was dit ook? Dit was in?
HADEWYCH MINIS: ’99.
ERNST-JAN PFAUTH: ’99. Oh ja, dus toen was New York best nog wel een beetje een rauwe stad.
HADEWYCH MINIS: World Trade Center was er nog.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, en toen dacht jij…
HADEWYCH MINIS: Of de Twin Towers bedoel ik.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, ga ik er even twee weken heen op de bonnefooi. Maar heb je toen in ieder geval in van die hostels gezeten?
HADEWYCH MINIS: Ja, toen heb ik in van die YMCA-achtige dingen gezeten.
ERNST-JAN PFAUTH: Op slaapzalen?
HADEWYCH MINIS: Ja, en ook dat je met mensen, met z’n vieren of zo, weet je wel, dat. Maar toen heb ik heel snel iemand leren kennen. Een vriend van mijn ex-vriend. En hij woonde daar en toen heb ik daar ook kunnen logeren. Maar dat sloeg natuurlijk helemaal nergens op. Want ik weet nog dat ik op JFK aankwam en mijn moeder belde en gewoon helemaal in zak en as was. Want ik dacht: wat heb heb ik gedaan? Oh mijn god. Maar dat vind ik dan toch ook weer leuk.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar had iemand je dat verteld, van je moet jezelf het vuur aan de schenen leggen?
HADEWYCH MINIS: Nee.
ERNST-JAN PFAUTH: Of dat kwam gewoon uit jezelf? Waar was je bang van wat er zou gebeuren als je dat niet zou doen?
HADEWYCH MINIS: Ja, ik dacht dan: als ik daarheen ga, wil ik ook echt… Dan moet het ook echt zo moeilijk mogelijk zijn. Of ja, ik weet niet. Dat had ik echt bedacht. Ik wil gewoon door iets moeilijks heen of zo. Ik weet niet. En ik heb natuurlijk ook in mijn geboortestad gestudeerd. Dat is natuurlijk best veilig. Al moet ik zeggen dat tijdens de opleiding wordt zo’n stad ook heel anders. En dan ben je weer op hele andere plekken met hele andere mensen. Dus dat is heel grappig, dan wordt zo’n stad eigenlijk helemaal anders. Maar ik vond eigenlijk van: nou Hadewych, je hebt misschien iets te veel veiligheid genoten. Daar moeten we afscheid van nemen. Zoiets, weet je wel?
ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Wat een bijzondere, plechtige gedachte van een 21-jarige.
HADEWYCH MINIS: Ja, 22.
ERNST-JAN PFAUTH: En wat voor beelden komen er bij je op, als je terugdenkt aan die tijd in New York?
HADEWYCH MINIS: Nou, wat ik heel leuk vond,ook omdat ik natuurlijk zo lang in mijn geboortestad was, had ik het idee van: iedereen heeft nog steeds dat beeld van mij van toen ik jong was. Whatever dat beeld may be. Dat is niet een bepaald soort beeld. Maar ik dacht: wat fijn dat ik nu gewoon met een schone lei kan beginnen. Dat ik gewoon helemaal de Hadewych kan zijn die ik nu wil zijn. In plaats van: “Och Hadewych, je bent toch altijd die grappenmaker? Waar blijven je grappen en je grollen?” Dat ik dacht van: ik mag nu eigenlijk een soort van kiezen, wie ben ik nu? En ik vond het zo leuk dat al die mensen die ik daar leerde kennen, die leerden de Hadewych van, wat was het, ’99 of 2000 kennen. En ik weet nog dat ik dat heel bevrijdend vond ook ergens. Terwijl, ik heb niet het gevoel dat ik daarvoor opgesloten zat in een bepaalde identiteit, hoor. Maar dat kan ik me nog heel erg herinneren. En de metro, de geur van de metro.
ERNST-JAN PFAUTH: Hoe zou je die geur omschrijven?
HADEWYCH MINIS: Ja, een beetje zoetige geur. En ook als ik dan, ik was toevallig laatst na heel lang in New York om een vriendin te ontmoeten. En die geur brengt je dan meteen terug naar die tijd. Je voelt je gewoon heel groot en heel stoer. En je voelt je een vrouw van de wereld dat je in je eentje door New York struint. En dan in de metro zit. En ik had ook nog niet heel veel gezien. En dan allemaal mensen waren dan muziek aan het maken in de metro. En dan ging ik soms meezingen. En Brian Maya was een jongen die zat bij mij in dat jaar, op The Lee Strasberg Theatre Institute waar ik studeerde. En hij hield ook heel erg van zingen. En dan gingen we vaak op straat Frank Sinatra zingen. En soms geld ophalen. Ik weet niet, het was heel bevrijdend.
Allemaal mensen waren dan muziek aan het maken in de metro in New York. En dan ging ik soms meezingen.
Hadewych Minis
ERNST-JAN PFAUTH: Echt waar? Wow, wat een romantisch beeld dat je op straat staat te zingen in New York. Sinatra zingen?
HADEWYCH MINIS: Gingen we Sinatra zingen.
ERNST-JAN PFAUTH: Welk nummer deed het het beste?
HADEWYCH MINIS: Wat wij samen zongen is It’s That Old Devil Moon. Of Devil Moon heet het. [Zingt]
ERNST-JAN PFAUTH: Dat is nog niet eens een super bekend nummer.
HADEWYCH MINIS: Ja, en dan deden we dat tweestemmig. Ja, dat was ontzettend leuk. En ik heb daar voor het eerst sushi gegeten. Wat nu normaal is dat je dat overal eet. Dat was toen helemaal niet. In Nederland bestond het echt niet dat je sushi kon bestellen. En toen weet ik nog dat ik met iemand daar was en dat hij uitlegde hoe je de wasabi in de sojasaus mengt. Ik weet niet, ik vond dat zo te gek. En dat was zo’n te gekke ervaring om voor het eerst echt goede sushi te eten.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja. En sloot je je nou in de metro ook spontaan aan bij straatmuzikanten om mee te zingen? Zei je dat nou net in een tussenzin?
HADEWYCH MINIS: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Oh, wow. Dus dan zag je op Union Square iemand optreden en dacht je: ga ik even naast staan?
HADEWYCH MINIS: Ja, dacht ik: oh ik ga even meedoen. Het leuke was daar… Ik kwam natuurlijk uit Maastricht en dat is heel erg leuk om daar op te groeien. Maar ja, het is ook veilig en anders dan in New York, om het zo maar te zeggen. In New York waren ze een soort melting pot van allemaal verschillende mensen. Het is ook niet dat daar voornamelijk Amerikanen zijn, maar er waren ook Europeanen. En van alles liep daar rond. Dus mensen waren voor mijn gevoel ook heel open. Dus ik had met iedereen ook gesprekken en iedereen was geïnteresseerd. “Oh, waarom ben jij dan hier?” “Oh, jij doet dit.” “Oh, wat leuk.” Dus ik voelde heel erg zo de vrijheid om alles uit te proberen. En dat vond ik heel erg leuk.
En ik had een bevriend stel, van een oom van mij. Ze woonden de helft van het jaar in Rio de Janeiro en de helft van het jaar in New York. En ze waren dus, nadat ik daar twee weken was, gingen zij naar Rio de Janeiro. Dus toen mocht ik in hun appartement, dat wist ik al. Maar dat was natuurlijk fantastisch in TriBeCa, zo tegenover het restaurant van Robert De Niro. Dus je voelde ook echt zo, je bent zo in Manhattan…
ERNST-JAN PFAUTH: In een keurig appartement ook, zo te horen, niet in een of andere vieze kamer…
HADEWYCH MINIS: Nee, nou ze hadden wel hun slaapkamer op slot gedaan. Dus ik sliep wel op de slaapbank in de woonkamer. Maar ja, dat maakte natuurlijk helemaal niks uit. En ik weet ook, daar was ook een soort… Ja, ik ben nu maar allemaal herinneringen aan het ophalen hoor.
ERNST-JAN PFAUTH: Daar is deze podcast voor bedoeld.
HADEWYCH MINIS: Er was een heel klein tentje waar altijd beatboxers optraden. Ik weet dat ik daar ook heel vaak heen ging, omdat dat vlakbij mijn appartement was. En dat vond ik ook heel gaaf. Dat is natuurlijk heel iets anders dan acteren. Maar ik weet nog dat me dat ook wel inspireerde. Dat je zo bijna kunt vechten met woorden. Dat je bijna met ritmes zo… Ja, dat vond ik heel gaaf. Dat weet ik nog.
ERNST-JAN PFAUTH: En je zei dat je daar een andere Hadewych kon zijn dan in Maastricht. Hoe was je daar, ja, wat voor kant van jezelf besloot je daar verder te gaan ontdekken?
HADEWYCH MINIS: Ja, dus niet eens heel anders denk ik hoor. En ik heb ook niet het idee van: oh, daarvoor was ik altijd de Hadewych die zus en zo. Maar ik weet wel dat ik heel erg onder de indruk was van al die randstedelingen op de toneelschool. En die durfden te zeggen wat ze vonden. En namen geen blad voor de mond en ja, waren heel vrij en namen ruimte in. En ik ben natuurlijk echt zo’n Limburgse, in die zin. Weet je, als je op de stoep loopt, je gaat altijd aan de kant voor iemand. Heel veel sorry zeggen. Bescheiden. Ja, en ik ben als kind altijd flamboyant geweest. Of altijd wel. Ik heb dat vuurtje gehad of zo. Maar, en mijn ouders hebben dat helemaal niet proberen te temperen hoor. Maar het is ook gewoon de Limburgse omgeving. Het is gewoon iets meer van, ja, bescheiden en niet te veel ruimte innemen. En dat vond ik heel leuk in New York, dat ik gewoon mijn vleugels kon spreiden en gewoon mijn stem hard gebruiken. En dat dat gewoon kon, weet je wel. En dat was helemaal niet, en niemand keek daar raar van op of zo. Dat was heel leuk.
Ik was heel erg onder de indruk van al die randstedelingen op de toneelschool die durfden te zeggen wat ze vonden. Zij namen geen blad voor de mond, waren heel vrij en namen ruimte in. En ik ben natuurlijk echt zo’n Limburgse, in die zin.
Hadewych Minis
ERNST-JAN PFAUTH: Want had je Maastricht op straat staan zingen, denk je?
HADEWYCH MINIS: Nee, dat heb ik dus nooit gedaan.
ERNST-JAN PFAUTH: Grappig dat je daar zo naar op zoek ging en dat je het dus ook echt meteen vond. Dat je dan Sonata op straat staat te zingen.
HADEWYCH MINIS: Grappig he? Ja, ja. Ja, heerlijk. En ook heel filmisch zo.
ERNST-JAN PFAUTH: En je zei net, je hebt daar dus leren ontspannen en concentreren. Gebruik je dat nog steeds, die oefeningen van die opleiding?
HADEWYCH MINIS: Nou, niet die oefeningen die ik daar op die school heb geleerd. Maar vooral als ik in het theater ben – ik hou sowieso heel erg van rituelen – vind ik het heel fijn om dan inderdaad in concentratie en ontspanning te komen. Omdat ik daar heel erg in geloof, dat ik dan op mijn best ben om het zo goed mogelijk te kunnen overdragen.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik hou ook heel erg van rituelen. Dus kunnen we misschien even door je rituelen heen lopen?
HADEWYCH MINIS: [Lacht] Oh ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat doe je allemaal?
HADEWYCH MINIS: Nou, wat ik eerst altijd doe, als ik dus in het theater speel, ik ben altijd best vroeg daar. En dan ga ik eerst eens mijn kleedkamer inrichten. En daar heb ik ook altijd dus… Wat je vaak krijgt, als je première hebt, krijg je kaarten. Krijg je toi-toys, dat zijn eigenlijk kleine beeldjes, of een klein grapje of een klein poppetje of zo, om je succes te wensen. Dat mag je eigenlijk niet zeggen, “succes”, in het theater. Dus je zegt: “Toitoitoi.” En dan krijg je dus hele kleine cadeautjes en kaarten. Nou, die bewaar ik altijd en die stal ik dan uit. En mijn kinderen maken vaak ook iets, dat zet ik daar dan ook neer. En dan leg ik de make-up spullen en de haarspullen… En dan zet ik dat allemaal zo bijna autistisch neer, weet je wel, allemaal recht. En dan zorg ik dat het sfeervol is.
En dan ga ik dan een beetje grappen maken met de technici van het gezelschap waar ik mee speel. En dan stel ik me voor aan de technici van het huis. En dan onthoud ik altijd die namen, omdat ik dat ook belangrijk vind dat je het echt samen doet. Dus ik vind het altijd leuk om die mensen even te spreken en me voor te stellen. En dan is er vaak een soundcheck. Dan ga je eten. In dit geval gingen we altijd met de technische ploeg, dus ga je met vijf technische jongens in ons geval, gingen we dan eten. En dan kom ik terug en dan zet ik vaak muziek op. Dat is dan natuurlijk ook altijd anders.
ERNST-JAN PFAUTH: Omdat je het wil afstemmen op de voorstelling?
HADEWYCH MINIS: Ja, maar ook op mijn bui. Dus dat kan ook nog wel verschillen.
ERNST-JAN PFAUTH: Heb je een repertoire waar je vaak uit kiest, qua nummers?
HADEWYCH MINIS:Ik heb dus de afgelopen tour heel veel Sef gedraaid. Ken je Sef? Die Nederlandse…
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, die is ook te gast geweest in deze podcast.
HADEWYCH MINIS: Dat vind ik zo’n inspirerend iemand. Ik vind het ongelofelijk. Dus, ik weet niet, zijn combinatie van zijn talent en zijn nieuwsgierigheid en zijn kunde. En zijn… Ja, ook bescheiden, maar ook levendig. Hij weet zoveel. En hij heeft zoveel interesse. Hij werkt zo vanuit zijn hart, heb ik het idee. Ik weet niet, ik vind hem heel inspirerend. En zijn laatste album, Ik zou voor veel kunnen sterven, maar niet voor een vlag, ja, waanzinnig. En dat vind ik dan heel leuk om het te laven aan zijn talent of zo.
ERNST-JAN PFAUTH: Mooi. Bij welke bui hoort Sef dan?
HADEWYCH MINIS: Nou, ik zat niet in mijn beste velletje toen. Maar eigenlijk meer van… Spreek vanuit je hart of zo, dat is het eigenlijk meer, wat ik dan fijn vind om me daar aan vast te houden. Dus ik vind het altijd fijn om dan muziek te luisteren en dan doe ik altijd mijn eigen make-up en zo. En daar doe ik dan rustig over. En dan ga ik daarna altijd wat wildere muziek draaien en dan een beetje dansen. Vind ik heerlijk.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat voor muziek dan?
HADEWYCH MINIS: Nou, ik hou heel erg van bijvoorbeeld Our Love is History van Mai Tai. Of in de jaren tachtig Bananarama met Cruel Summer. Dat vind ik fantastisch. Dat vind ik zo heerlijk. Dat je gewoon echt even in een andere tijd, met hele andere beats en zo. Dus dat vind ik heel lekker. Dus dan ga ik even lekker los. Dat vind ik heel lekker omdat je voelt dan helemaal je lijf. En dan wat je lijf allemaal is en kan zijn.
En dan is er eigenlijk altijd vaak nog een soundcheck en dan ga ik een beetje op het podium een beetje kijken hoe het is. En dan spreek ik een paar dingen in mijn hoofd uit voor het publiek. Dan kijk ik even naar hoe de zaal eruitziet en dan blaas ik allemaal hartjes. En dan ga ik vlak voor aanvang, dus ik sta meestal zo’n kwartier voor aanvang al in de coulissen en daar doe ik dan een weesgegroetje. Ik ben niet gelovig. Ik geloof niet in God, maar ik geloof in rituelen. En ik geloof heel erg… Ik vind het heel fijn om me tot iemand te kunnen richten. Dus ik richt me in dit geval dan tot Maria. En wat ik dan dus doe, dan doe ik een soort ‘koffiekopje’, want dan probeer ik Maria voor me te zien. En dan probeer ik Slevrouwe, dus Onze-Lieve-Vrouwe van Onze-Lieve-Vrouwekerk in Maastricht…
Ik sta meestal zo’n kwartier voor aanvang al in de coulissen en daar doe ik dan een weesgegroetje. Ik ben niet gelovig. Ik geloof niet in God, maar ik geloof in rituelen.
Hadewych Minis
ERNST-JAN PFAUTH: Oh ja, er is zo’n kapelletje naast de kerk, met al die kaarsen ervoor.
HADEWYCH MINIS: Ja, precies. En dan probeer ik haar dus te zien. En dan probeer ik ook te voelen. Want als je daar dan staat, dan voel je dus die walm van die kaarsen onder je kin, voel je dat een beetje warm worden. En dan probeer ik dus eigenlijk mijn eigen koffiekopje moment daar te doen. Door die kaarsen te voelen en die kaarsen te ruiken. En het geroezemoes van die vrouwen die op hun eigen manier gesprekken voeren met Maria stiekem. En dan probeer ik haar voor me te zien en dan doe ik een weesgegroetje. En dan wens ik…
ERNST-JAN PFAUTH: Wat is een weesgegroetje ook alweer? Ik ben protestants opgevoed.
HADEWYCH MINIS: Wees gegroet, Maria, vol van genade. De Heer is met U. Gij zijt de gezegende onder de vrouwen. Gezegend is Jezus, de Vrucht van Uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God, bid voor ons, zondaars, nu en in het uur van onze dood. Amen. In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, amen.
Nu doe ik hem heel snel. Maar dat is het. Dus het is ook een korte. En dan spreek ik eigenlijk drie dingen uit die ik hoop dat in de voorstelling zal gebeuren of wat we mogen bereiken bij het publiek. En dan zie ik dus alle technici van ons huis en van het huis waar we zijn, zie ik voor me en dan probeer ik de zaal voor me te zien. En dan probeer ik eigenlijk, ja dat klinkt nu heel zweverig, maar probeer ik mezelf gewoon eigenlijk helemaal te openen. En eigenlijk mezelf helemaal achter te laten. En eigenlijk, ja… Ik had bijvoorbeeld bij Girls and Boys, dat was heel grappig, dat was een hele rare ervaring eigenlijk. Maar dat klinkt heel zweverig, maar toch had ik er heel veel aan. Ik las dat en het heeft geen naam, het personage. Dus het begint gewoon en de tekst begint en eindigt op een gegeven moment. En er staat niet dus een naam van de vrouw.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dat is een toneelstuk dat je in je eentje de hele voorstelling op het podium staat. Onder de regie van Daria Bukvić heb je dat gedaan een paar jaar geleden voor Theater Oostpool. Hele heftige voorstelling toch, qua onderwerp?
HADEWYCH MINIS: Ja, drie keer mee getourd. En toen ik dat las, dacht ik: ik moet dit helemaal niet spelen, ik moet het gewoon doorgeven. Dat is voor sommige mensen, die spelen misschien altijd zo. Maar dat was voor mij echt een soort epiphany. Een soort van: hé! En het is grappig dat ik uitgerekend daarmee een acteerprijs heb gewonnen, terwijl ik eigenlijk voor het eerst van mijn leven voor mijn gevoel niet heb geacteerd. Omdat ik dus ook in de coulisse dan eigenlijk probeer me zo open te stellen dat ik denk: ik ga dit verhaal gewoon doorgeven. Namens iedereen bij wie dit is gebeurd.
ERNST-JAN PFAUTH: Het gaat over geweld van mannen tegen vrouwen.
HADEWYCH MINIS: Ja precies.
ERNST-JAN PFAUTH: Of in dit geval kinderen, maar ook tegen vrouwen. Wat is dan het verschil, voor een leek als ik, tussen acteren en doorgeven?
HADEWYCH MINIS: Dat is een hele goede vraag. Wat is het verschil tussen acteren… Ja, acteren dan ga je toch soms iets spelen, dus je zou bijna kunnen zeggen dat je dus eigenlijk meer doet dan als je doorgeeft. Omdat als je doorgeeft, als je de beweging al maakt… Je bent eigenlijk rustiger, je bent eigenlijk steviger. Omdat, je geeft het door, dus je hoeft niet de hele tijd iets te geven. En dus dan geef je vanuit zo’n ontspanning, bijna uit een soort vertrouwen, geef je iets. En het grappige is dat als ik een andere tekst zeg dan de tekst die ik nu zeg, ben ik überhaupt al getransformeerd. En ik heb een ander pakje aan. Er is licht, er is muziek, er is een afspraak. Ik sta daar op het podium, jij zit in de zaal.
Dus het grappige was wel dat heel veel mensen die mij niet kenden dachten dat het echt mijn verhaal was. Omdat ik het natuurlijk ook zo bij mezelf hield, dat het daardoor veel echter overkomt. Maar dat vind ik eigenlijk alleen maar winst. Ook in dit geval. Omdat het dan nog meer raakt. Omdat het eigenlijk waarachtiger is. En dat vond ik grappig aan het doorgeven, dat de waarachtigheid ervan werkt eigenlijk ontroerender en voor jezelf ontspannender. En daardoor ben je in staat om veel meer te geven dan dat je geeft als je speelt. Als je speelt, dan zie ik voor me, dan wil je transformeren…
ERNST-JAN PFAUTH: Creëer je dan ook een soort afstand tussen jezelf en wat je aan het spelen bent als je acteert? Dit klinkt eigenlijk, wat je nu zegt, dat doorgeefluik, dat het veel dichter bij jezelf blijft. In die zin ook veel kwetsbaarder.
HADEWYCH MINIS: Ja, maar ook tegelijkertijd ook weer niet. Omdat je een doorgeefluik bent. Dus het gaat wel door je heen, maar het vloeit door je heen. Het gaat ook meteen weg. Als je speelt dan wil je soms iets worden. Dan wil je erin verdrinken. Dan wil je het helemaal zijn. En dan heb je soms te weinig afstand. In mijn geval was dat zo. Puur persoonlijk. Ja, willen transformeren. Terwijl het is eigenlijk ook gewoon puur technisch. En ik merk dat het doorgeef-idee mij zoveel gebracht heeft. En dat ik daarvoor veel beter ben geworden, vind ik zelf.
Als je speelt dan wil je soms iets worden. Dan wil je erin verdrinken. Dan wil je het helemaal zijn. En dan heb je soms te weinig afstand.
Hadewych Minis
ERNST-JAN PFAUTH: Wat interessant dat jij dus niet als iets van jezelf ziet, omdat je het alleen maar doorgeeft. Maar dat mensen in de zaal dan denken als resultaat ervan dat het jouw verhaal is.
HADEWYCH MINIS: Ja, omdat het soms als je gaat spelen, dan ga je misschien te veel doen. Een stem opzetten of… Waardoor het niet meer universeel is of zo. Het is heel gek.
ERNST-JAN PFAUTH: Waardoor je het acteren ziet of zo?
HADEWYCH MINIS: Ja, het gekke is bij het doorgeven, kijk, het komt wel door mij. Het vloeit wel door mij. Dus het krijgt wel een Hadewychsaus. En op de ene manier is het waarachtiger, omdat je je eigen mening misschien ook minder geeft erover. Want je geeft het door. Dus het is zuiverder. Maar het is ook gewoon puur een technisch verhaal hoor. Maar het heeft mij in ieder geval heel veel gebracht. [Lacht] Begrijp je het een beetje?
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, ik begrijp het wel een beetje. Omdat als je acteert dan voeg je er waarschijnlijk iets aan toe, en dat is dan spelen. En nu is het, omdat je bijvoorbeeld geen stem opzet, is het… Ben jij gewoon helemaal neutraal.
HADEWYCH MINIS: Wat gek was, dus voorheen als ik het echt ging spelen, dan ging ik allemaal dingen verzinnen. Ging ik er dingen op plakken. Die ook weleens soms, dat was ook soms niet slecht of zo. Maar omdat ik het nu dus doorgaf, las ik het en wist ik gewoon meteen: ja, zo moet ik het doen. Ja, je moet het natuurlijk wel doen. Maar alsof het op een ontspannendere manier gebeurt. Alsof je gewoon ook eigenlijk durft je impulsen te vertrouwen. Zonder dan, want ik heb de hele echte neiging altijd gehad om te veel over dingen na te denken. En dat komt ook weer ergens vandaan. Maar omdat ik dacht: als je niet heel veel ergens over nadenkt is het niet intelligent, is het niet slim, is het niet doordacht, is het dus niet goed. En daar ben ik eigenlijk helemaal van teruggekomen. Omdat eigenlijk als ik iets lees – en dat is heel gek, ik heb dat altijd gehad – als ik iets lees, zie ik meteen het voor me en ik weet eigenlijk hoe het moet. Ik weet het gewoon.
ERNST-JAN PFAUTH: Intuïtief.
HADEWYCH MINIS: En ik hoef er eigenlijk niet over na te denken. En dat is eigenlijk een soort misvatting, ook soms in de westerse wereld, dat wij zoveel waarde hechten aan ons hoofd. Terwijl ik heb gemerkt dat mijn lichaam en mijn intuïtie zoveel slimmer is dan mijn hoofd. En dat hoe meer ik naar mijn hoofd luister, des te dommere dingen ik ga doen, bij wijze van spreken. Snap je?
ERNST-JAN PFAUTH: Dus het duurde een tijdje voordat je durfde te vertrouwen op gewoon dat gevoel? En het niet meer nodeloos ingewikkeld hoefde te maken, door je hoofd erbij te betrekken.
HADEWYCH MINIS: Ja, omdat ons hoofd wordt natuurlijk zo op een voetstuk gezet. Terwijl ik geloof dat mijn lijf en mijn intuïtie veel slimmer is. En veel wijzer.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik las ergens ook dat Daria Bukvić, de regisseur van dit stuk, ook het script las en meteen aan jou moest denken. Bij de eerste regels al.
HADEWYCH MINIS: Ja, grappig he?
ERNST-JAN PFAUTH: Zonder dat ze wist hoe het verder door zou gaan. Dus eigenlijk hetzelfde, alleen vanuit een ander perspectief.
HADEWYCH MINIS: Het was ook heel gek hoe het ging. Op een gegeven moment wilden we een naam veranderen van het personage. We dachten: we moeten even een andere naam daarvoor. En ja, wat zullen we doen? Toen zeiden we allebei: “Rachid.” Dat soort hele gekke dingen gebeurden ook. Dat is, nou ja, goed, dat is weer iets anders. Maar het is ook wel om aan te geven dat het heel leuk is dat je soms voelt alsof de kosmos helemaal mee beweegt. Snap je?
ERNST-JAN PFAUTH: En even terug naar die coulissen. Dan sta je daar en dan probeer je dit… Wat je zei: “Ik probeer me helemaal open te stellen.”
HADEWYCH MINIS: Ja, ik probeer eigenlijk dat ik denk: ik probeer mijn hoofd naar boven helemaal te openen. Ik probeer helemaal te aarden, diep naar de grond, zo diep mogelijk. Ik probeer eigenlijk dus mijn hart helemaal te openen. Naar voren, naar opzij, naar achter. Dat ik eigenlijk zo open mogelijk ben. Dat ik mezelf dus helemaal open stel voor whatever happens. Zodat ik ook gewoon in het moment kan zijn. En dat klinkt misschien zweverig, maar het is eigenlijk iets heel technisch. Maar, ik weet het niet. Ik vond het fantastisch om te doen. En het is fantastisch om te voelen, om je zo open te stellen en zo durven… Gewoon jezelf achter te laten en als een soort open wezen daar te staan. En dan gewoon vertrouwen op: oké, wat gaat er nu gebeuren. En dat je ook heel erg in het moment kunt zijn. Terwijl ik soms dan vroeger dingen ging bedenken. En dat haalt je eigenlijk eruit. Maar ik vind het moeilijk om erover te praten met iedereen. “Wat is dit voor gezwets?”
Ik probeer mijn hoofd naar boven helemaal te openen. Ik probeer helemaal te aarden, diep naar de grond, zo diep mogelijk. Ik probeer eigenlijk dus mijn hart helemaal te openen. Naar voren, naar opzij, naar achter. Dat ik eigenlijk zo open mogelijk ben.
Hadewych Minis
ERNST-JAN PFAUTH: Zo komt het helemaal niet op mij over, hoor. Dus eigenlijk begin je met allemaal rituelen die ervoor zorgen dat je je thuis voelt in de kleedkamer. Dan je thuis voelt bij de mensen met wie je gaat werken. Dan met muziek je energieniveau en bui naar het gewenste…
HADEWYCH MINIS: Nou ja, eigenlijk dat je daardoor ontspant. En eigenlijk door dat weesgegroetje en uitspreken en voor me zien wat ik hoop dat er gebeurt in de voorstelling. Wat ik hoop, dat ik het publiek kan meegeven. Wat ik hoop wat we voor het publiek kunnen betekenen met z’n allen. En als je dat zo duidelijk voor je ziet… Het is ook een concentratie oefening. En eigenlijk dus dat, het voor je zien van Maria en het voelen van die kaarsen, dat brengt mij altijd heel erg in concentratie. En dan doe ik dus inderdaad… Ja, een oefening is het ook een soort van, dat ik mezelf probeer helemaal te openen en te aarden. Dat is het eigenlijk.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja. Ik vind het dus helemaal geen, wat zei je nou? Gezwets?
HADEWYCH MINIS: Ja, het is ook altijd, dan denken ze: wat is dit voor zweverig gedoe? Maar het maakt ook eigenlijk helemaal niet uit. En wat dan nog eigenlijk.
ERNST-JAN PFAUTH: Nee, het klinkt ook gewoon technisch.
HADEWYCH MINIS: [Lacht] Het werkt voor mij. En ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik was een tijdje directeur van De Correspondent. En dat was een fase met heel veel ingewikkelde dingen die gebeurden. En dan ging ik aan het begin van de dag gewoon schrijvend visualiseren hoe ik hoopte dat die meetings met, dat waren dan investeerders, zouden gaan. En dat hielp me zo. Want eigenlijk vanaf het moment dat ik naar binnen liep, kon ik proberen naar dat resultaat toe te werken.
HADEWYCH MINIS: Super.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus dat klinkt een beetje hetzelfde als wat jij doet.
HADEWYCH MINIS: Ja, het visualiseren is zo goed. Ik doe dat ook weleens met de kinderen als ze iets spannend vinden. Dat je zegt van: “Nou zie het even voor je, hoe zou je het willen doen?” En dan heb je inderdaad, wat jij zegt, een soort houvast. Alsof je het al hebt meegemaakt. “Oh en dan gaan we het nog een keer meemaken.” He?
ERNST-JAN PFAUTH: Ja. En het vuur aan de schenen leggen bij jezelf, dat deed je toen je naar New York ging.
HADEWYCH MINIS: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar dat doe je eigenlijk de hele tijd?
HADEWYCH MINIS: Nou, niet de hele tijd hoor. Maar ik ben natuurlijk ook weggegaan bij Toneelgroep Amsterdam.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, daar had je een vaste baan.
HADEWYCH MINIS: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: En toen besloot je te gaan freelancen.
HADEWYCH MINIS: Ja, we zaten er echt met een geweldige club acteurs. Als je eraan terugdenkt, denk je: jeetje, ongelofelijk! Hele gave voorstellingen gemaakt. Maar toen gebeurden er allemaal gekke dingen. Ik moest spelen in Australië, maar toen was ik in Tasmanië. Toen ben ik met een quad van de weg geraakt. Toen was er een ravijn. Toen ben ik in een struik beland. Er stond één struik langs dat ravijn, daar ben ik in terechtgekomen. Dus toen voelde ik ook van: één seconde eerder of later was ik dood geweest. Nou, dat was gebeurd.
En ik was voor een shoot voor de JAN in Cuba en daar ben ik beroofd. En toen zei de politie ook van: “Nou, je hebt geluk, want de meeste mensen die worden beroofd worden ook eigenlijk neergestoken.” En er was nog… Oh ja, ik had met Opening Night met Elsie de Brauw, hadden we altijd een gevecht met een lamp. Maar echt een grote lamp, weet je wel, met een lampenkap. En zo’n statief met vier van die poten. En toen gingen wij natuurlijk steeds wilder vechten. En toen kwam dus dat ding in mijn gezicht en toen was er een tand eruit. En dat was heel gek, want ik kwam af en er was een tand uit. Dan denk je: nou ja wat is het… Maar het gekke is, dan ziet je gezicht er zo anders uit. Nou ja, die drie dingen zijn dus binnen twee maanden gebeurd.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus twee keer bijna dood…
HADEWYCH MINIS: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: En één keer heel erg…
HADEWYCH MINIS: En dacht ik: ja, dat had ook anders kunnen aflopen met die lamp bij wijze van spreken. Maar ik had toen wel zoiets weer van: oké, het is kennelijk de bedoeling dat ik leef. Ben ik aan het doen wat ik wil? Was eigenlijk een soort fact… Nee, hoe heet dat?
ERNST-JAN PFAUTH: Een reality check.
HADEWYCH MINIS: Dat bedoel ik inderdaad. Dat je denkt: oké, het is de bedoeling dat ik leef. Doe ik wat ik het allerliefste doe? En toen dacht ik: ja maar ja, eigenlijk, als ik heel eerlijk ben dan zou ik toch meer met dat zingen willen doen. Op de toneelacademie had ik een geweldige zanglerares, Gemma Visser, en zij vond het heel leuk om met mij te werken. En zij heeft me toen op allemaal benefietconcerten, tussen allemaal jazz zangers gezet. Gewoon als meisje van 18. Super gaaf. Maar daarna ben ik natuurlijk gaan acteren en was dat zingen een beetje op de achtergrond geraakt. En toen dacht ik: ja, ik wilde eigenlijk meer. En ik wil ook zelf dingen maken. Want als actrice, ik vind dat geweldig maar je bent ook een beetje een pionnetje. En je moet ook gewoon doen wat er wordt gezegd. Wat ik ook heerlijk vind hoor.
Maar ik dacht: ik wil ook eens onderzoeken wat er gebeurt als ik zelf dingen schrijf. Waar kom ik dan terecht? Maar dat durf je natuurlijk nooit. Tenminste, in mijn geval durfde ik absoluut niet toe te geven aan die verlangens. Maar daardoor, eigenlijk door die gebeurtenissen, wel. Dus ik ben heel dankbaar dat het is gebeurd. Toen dacht ik: nou weet je wat? Ik ga dat gewoon doen. Iedereen verklaarde me voor gek natuurlijk. Want het was ook ten tijde van de economische crisis. En ik zat bij het Ajax van het toneel. En mijn ouders dachten: wat is dit?! Maar toen zei mijn vader, die zei wel van: “Ja dat moet je doen. Dat moet je doen.”
Iedereen verklaarde me voor gek natuurlijk. Want het was ook ten tijde van de economische crisis. En ik zat bij het Ajax van het toneel.
Hadewych Minis
ERNST-JAN PFAUTH: Ja?
HADEWYCH MINIS: Ja. En mijn moeder, dat snapte ik ook wel, die dacht: ja maar ja, dadelijk heb je geen geld. En dadelijk gebeurt er niks. En weet ik veel wat.
ERNST-JAN PFAUTH: Was je al moeder in die tijd?
HADEWYCH MINIS: Nee, mijn moeder zei dat. Ik was nog geen moeder.
ERNST-JAN PFAUTH: Je was nog geen moeder, oke. En waarom zei je vader: “Je moet het wel doen.”?
HADEWYCH MINIS: Ja, die gelooft ook wel in risico’s nemen ofzo.
ERNST-JAN PFAUTH: Want je ouders zijn ook allebei artiest toch?
HADEWYCH MINIS: Ja. Die stuurden me dan af en toe spreuken op van Kierkegaard ofzo, om mij een hart onder de riem te steken. Dus dat was heel tof. En toen werd ik dus gevraagd voor Wie is de mol? Wat eigenlijk heel fijn was. Want toen dacht ik: nou weet je wat, dat is te gek om te doen. Toen ben ik muziek gaan maken. En toen dacht ik: stel… En toen heb ik dus Wie is de mol? gewonnen. Toen dacht ik: dan ga ik nu gewoon een nummer uitbrengen. En dat is eigenlijk super geweest. Want toen opeens stond ik als zangeres op de kaart, wat voor mij ook heel gek was. En De Wereld Draait Door was toen, die heeft me heel erg omarmd als zangeres. Dus ik had het geluk eigenlijk door Wie is de mol? eigenlijk te winnen, dat me dat een soort… Ja, dat heeft me echt geholpen om een soort setje te geven.
ERNST-JAN PFAUTH: Je dacht: die publiciteit kan ik nu gewoon aanwenden om deze nieuwe carrière…
HADEWYCH MINIS: Ja, nou dat gebeurde zo. En toen dacht ik: nou dan ga ik gewoon mijn eerste nummer uit laten komen vlak na die finale. En dat was geweldig. Omdat heel veel mensen denken ook dat ik zangeres ben eigenlijk daardoor. Dat is heel geinig. Terwijl ik mezelf in eerste instantie zag als actrice. Maar waarom vertel ik dit ook alweer? Oh ja, dat het gaat over risico’s nemen.
ERNST-JAN PFAUTH: Vuur aan de schenen.
HADEWYCH MINIS: Ja, dus weggaan bij Toneelgroep Amsterdam. Dat vond ik ook heel erg spannend. Want het was niet dat ik het daar heel stom vond ofzo, maar het is natuurlijk pittig. Maar ik wilde gewoon echt iets nieuws proberen. En toch weer dat vuur aan de schenen. En ik ben heel blij in beide gevallen, zowel New York als weggaan bij Toneelgroep Amsterdam, ik ben heel blij dat ik dat gedaan heb. Omdat: dat klopt gewoon. En ik geloof ook altijd dat als je ergens ook maar een beetje voelt dat je dat wilt, dan moet je dat echt doen. Ik ben echt zo’n voorstander van niet in de veiligheid blijven.
ERNST-JAN PFAUTH: Is dat ook weer dat dan gewoon het gevoel genoeg is? Alleen op een ander niveau dan waar we het net over hadden.
HADEWYCH MINIS: Ja, ik weet zeker dat als je ergens voelt van: ik wil het proberen en je moet eigenlijk proberen dus… Maar ik zit dat nu wel te zeggen, terwijl ik nu ook helemaal… Ik zit nu ook weer op een paadje te lopen, dat ik denk: waarom loop ik nou weer op dit pad? Ik moet eigenlijk op dat pad. Nou ja, daar komen we straks misschien op terug. Ik ben echt een voorstander van juist uit je comfortzone treden. Want je wordt beter in je vak, gek genoeg, omdat je dus niet meer kunt terugvallen op je veiligheid of je routines, of wat je al weet van jezelf. Dus je moet wel iets nieuws ontdekken. Dat is sowieso het gaafste aan het leven, vind ik, dat je nieuwe dingen leert, dat je je ontwikkelt. En dat gebeurt vaak niet in de veilige vijver waar je in zit.
Ik zit nu ook weer op een paadje te lopen, dat ik denk: waarom loop ik nou weer op dit pad? Ik moet eigenlijk op dat pad.
Hadewych Minis
ERNST-JAN PFAUTH: Nee, die nieuwe dingen dienen zich vaak aan nadat je ergens afscheid van het genomen hebt. Dan is er opeens ruimte.
HADEWYCH MINIS: En je wordt er ook een leuker mens van. Omdat je ook gewoon… Je moet door die angst. En je moet door die onzekerheid. Dus dan weet je ook gewoon hoe het is om je gewoon heel ruk te voelen. [Lacht] Dat is altijd goed. Daar word je altijd een leuker, empathischer mens van. Denk ik. Dus in al die opzichten raad ik het iedereen aan.
ERNST-JAN PFAUTH: En heb je nadat je bij Toneelgroep Amsterdam wegging wel gedacht van, zijn er momenten geweest dat je dacht van: oh mijn god, wat heb ik gedaan, ik wil terug?
HADEWYCH MINIS: Nooit meer.
ERNST-JAN PFAUTH: Nee?
HADEWYCH MINIS: Ik ga nog steeds met liefde naar de voorstellingen van ITA [Internationaal Theater Amsterdam] kijken. ITA heet het nu. En ik nog steeds als ik Marieke Heebink, en Hans Kesting en iedereen als ik zie, dat is echt mijn familie nog. Weet je wel. En dat vind ik heel leuk en daar geniet ik heel erg van. Maar het hoorde gewoon niet bij mij, zo’n vaste aanstelling. Ik vind het heel leuk om toch meer verschillende dingen te doen. En zingen en…
ERNST-JAN PFAUTH: Maar als je zegt dat je je ruk voelde, dat suggereert wel dat je er ook een tijdje…
HADEWYCH MINIS: Oh, ruk voelde! Nou, ruk voelde dat je dus weg gaat bij Toneelgroep Amsterdam. En helemaal niet weet: wat gaat er gebeuren? En dan dus, ja ik heb dus twee albums toen zelf geschreven en een one woman show. Ja, dat gaat ook over jezelf, dus je moet naar jezelf kijken. Dan ga je zitten in een klein hokje, alleen. Terwijl, je hebt natuurlijk een heel sociaal beroep waar je de hele tijd met iedereen aan het bonden bent. En grappen en gezelligheid. En nu zit je ineens alleen. Verschrikkelijk. Maar ik ben zo blij dat ik het gedaan heb, omdat als je daar doorheen gaat levert altijd iets geweldigs op. Nou gelukkig is het succesvol gebleken. Maar dat is eigenlijk het minst interessante. Want als dat bijvoorbeeld een slechte voorstelling was geworden of het was niet goed geweest, dat maakt… Eigenlijk moet dat helemaal niks uitmaken. Want gewoon dat doen en wat dat oplevert, is zo’n cadeau en zo waardevol.
ERNST-JAN PFAUTH: Moest je jezelf aanleren om in je eentje te werken? Was dat iets van: oké, ik zit nu in dat kamertje, hoe ga ik dit in godsnaam doen?
HADEWYCH MINIS: Nou, ik heb eerder… Op de toneelacademie hadden we vrij blok in het derde jaar en dan moest je zelf iets doen. Mocht je zelf weten. Toen dacht ik: nou weet je wat, ik ga gewoon iets schrijven. En toen heb ik Vrouwke geschreven, dat is een…
ERNST-JAN PFAUTH: Terug bij Maria. [Lacht]
HADEWYCH MINIS: Ja, een monoloog over een vrouw. Want ik ging als klein kind weleens zo in de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek zitten omdat ik het zo fascinerend vond hoe al die vrouwen daar zaten en voor mijn gevoel waren ze echt in gesprek met Maria. Of konden ze daar iets kwijt. Dus ik was altijd sowieso met mensen aan het kijken. En ik vond de serene sfeer daar heel fijn. Toen dacht ik: ik wil daar iets over maken. Over een vrouw, die daar komt en die bleek dus een enorm geheim te hebben. En dat heb ik dus gemaakt. En toen heb ik dus ook in mijn eentje geschreven en dat vond ik eigenlijk heel erg leuk. Toen is dat ook nog een televisieserie geworden in Limburg. Dus dat was grappig. En toen hoorde ik later van de zoon van Toon Hermans dat Toon Hermans dat dus altijd keek. Moet je je voorstellen, dat is toch bizar?
ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Vet. Als je dat had geweest toen.
HADEWYCH MINIS: Terwijl, ik was gewoon een soort meisje van 19 die een vrouw speelde van 60 of zo. Het ziet er ook zo heel knullig uit allemaal. Maar het is toch wel heel erg leuk. Maar goed om maar aan te geven dat ik toen dus ook alleen was en dat vond ik eigenlijk heel fijn. Maar dat was niet heel eng, omdat ik niet over mezelf schreef. Dus dat is altijd veel veiliger. Dan schrijf je gewoon over een vrouw en dan gaat je gekke geest aan de gang.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat ontdekte je toen het over jezelf moest gaan?
HADEWYCH MINIS: Ja, je ontdekt zoveel. Maar het is vooral een hele grote hoeveelheid onzekerheid en angst waar je mee dealt. Überhaupt als mens, als vrouw. En dat is ook niet iets wat overgaat. Dat is ook iets wat, tenminste in mijn geval, ook altijd weer terugkomt. En aan de ene kant is het ook mijn motor, die onzekerheid. En dan denken: oh ja, ik kan het niet. Of: nu is het opgehouden. En nu denk ik ook soms: misschien wil ik ook niet meer. Misschien wil ik echt iets heel anders. Maar je voelt soms gewoon pure angst.
Het is ook mijn motor, die onzekerheid.
Hadewych Minis
Dat had ik toen ik die one woman show, Minus Plus, schreef, dat je soms bang bent. Dat je angsten je opeten, bij wijze van spreken. Maar het grappige is dat: je gaat nooit dood als je iets aangaat. Je wordt ook niet ziek. In het ergste geval, in mijn geval: je huilt en je voelt je heel ruk en je bent verdrietig en bang en onzeker. Maar dat is eigenlijk heel gaaf. Omdat, dat zei mijn vader ook altijd: “In het moeras bloeien de mooiste bloemen.” En dat is ook echt zo als je durft zo rock bottom te gaan. En echt zo: waaaah! En: wie ben ik? Dat er toch altijd iets uit voortkomt. Dat is toch…
In het ergste geval, in mijn geval: je huilt en je voelt je heel ruk en je bent verdrietig en bang en onzeker. Maar dat is eigenlijk heel gaaf.
Hadewych Minis
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dus je zat aan een tafel met pen en papier om die teksten te schrijven. En je zag die angst. Of je voelde die angst. En toen dacht je: ik moet daar dus niet omheen, maar in die angst kan ik de mooiste teksten vinden.
HADEWYCH MINIS: Ja, en dat is toch heel gaaf ook. Terwijl je je ook niet de hele tijd fijn voelt, is het toch heel gaaf. Het klinkt heel gek. Maar ja, misschien vind ik het ook soms fijn, ja, dat vuur aan de schenen. Ik vind het gewoon fijn om dingen te voelen. Ook vrolijke dingen hoor. Maar ik ben een enorme grappenmaker zelf, dus ik lach genoeg. Maar ik vind het gewoon fijn om dingen aan te gaan. Dingen niet uit de weg te gaan.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, en dat is dus heel dubbel. Want aan de ene kant zorgt het ervoor dat je dus hele mooie dingen maakt en die scherpte vindt waar je het over had, die je nodig hebt. Maar het is ook een soort ballast, want ik kan me voorstellen dat jij dan in de dagen of weken voordat iets naar buiten moet komen – een première bijvoorbeeld – dat je dan in een soort donkerte zit.
HADEWYCH MINIS: Ja, altijd weer. En dan weet je elke keer: oh ja, daar gaan we weer. Maar elke keer denk je: ja nee, maar nu is het anders. Dat is gewoon elke keer. Ja, dat is gewoon… Ja. Nou ja en ook, ik word nu ook ouder. Want bij Girls and Boys, dat heb ik drie keer getourd. En dat is een voorstelling, die begint heel erg stand-up. Maar die eindigt in een gruwelijke nachtmerrie, eigenlijk. Ook mijn nachtmerrie, want haar kinderen worden vermoord. En ik dacht bij de derde tour: oh nou, ik heb het nu al twee keer getourd, dus dat gaat gewoon. Maar dat was eigenlijk de pittigste tour van allemaal. Ook omdat je denk ik zelf kwetsbaarder wordt. Ouder. Ja, mijn kinderen worden ook steeds groter. Dus dat worden ook steeds… Ja, dat zijn natuurlijk altijd echte wezens geweest, maar…
ERNST-JAN PFAUTH: Die verhouden zich misschien ook nu opeens ook tot je werk.
HADEWYCH MINIS: Ja, dus je bent echt een soort team samen. Een bol van liefde samen. En ja, ik weet het niet, dat viel me echt zwaar die derde tour. Dat vond ik echt heel pittig.
ERNST-JAN PFAUTH: En zou de mogelijkheid bestaan dat als je jezelf de hele tijd, nou ja, wijs maakte van: ik moet mijn hoofd erbij hebben, anders wordt het niet goed. Dat dit ook zoiets zou zijn, dat je denkt dat je dit nodig hebt of dat die donkerte erbij hoort, maar dat het misschien ook zonder zou kunnen?
HADEWYCH MINIS: Ja, want Girls and Boys, dat hele repetitieproces was eigenlijk vlekkeloos. Daarvoor was ik gewend dat ik altijd tijdens het repeteren allemaal in dalen terechtkwam. Of dat dingen stroef gingen. Of gek. En toen heb ik gewoon plezier gemaakt. Dus daar ben ik al wel achter, dat dat niet hoeft. Maar ik ben nu ook weer, ik heb een idee voor een voorstelling. En ik wil dat heel graag en dan ga ik het toch steeds uitstellen. Dan ga ik toch steeds…
ERNST-JAN PFAUTH: Zijn dat die paden waar je het net over had? Dat je zei van: “Ik loop nu op een pad, maar ik vraag me af of ik nu op een ander pad moet.”
HADEWYCH MINIS: Ja, en dat gebeurt dus de hele tijd. Want ook toen ik die muziek ging maken, die eigen muziek, dat vond ik helemaal te gek. En ook die clubtours enzo, nou ja, een van de gaafste dingen die ik heb meegemaakt. En toen mocht ik auditie doen voor Alex van Warmerdam, voor Borgman, en toen ben ik dat geworden. En dat was daarvoor altijd mijn droom, om met Alex van Warmerdam te werken. En ik ben ook heel blij dat dat is gebeurd, ik vond het fantastisch.
ERNST-JAN PFAUTH: Als ik nu naar rechts kijk, dan zie ik het Gouden Kalf dat je daarvoor gekregen hebt. [Lacht]
HADEWYCH MINIS: [Lacht] Ja! En dat vond ik ook fantastisch en toen ben ik veel meer op dat filmpad gaan lopen. En toen ben ik muziek weer gaan missen. En nu ben ik ook weer, eigenlijk door corona, veel minder gaan optreden. En veel minder muziek gaan maken. Want dat was veel lastiger eigenlijk met corona, om dat voor elkaar te krijgen. Heb ik heel veel gefilmd. En nu denk ik: oh ja, nu ben ik weer de hele tijd aan het filmen. Dus ik heb het gevoel dat ik dan de hele tijd op een zijpad… En dan helemaal afdwaal. En niet dat ik het niet leuk vind. Ik vind het heel erg leuk. En dan durf ik dus niet weer op dat andere pad te gaan lopen, van een eigen voorstelling maken met heel veel zingen en muziek. En dan is er dus toch iets…
ERNST-JAN PFAUTH: Hoezo durf je dat dan niet, want je hebt dat toch al…
HADEWYCH MINIS: Ja, angst.
ERNST-JAN PFAUTH: Waarvoor?
HADEWYCH MINIS: En dan denk ik: maar Hadewich, je bent daar al doorheen gegaan een paar keer.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dat wou ik net zeggen.
HADEWYCH MINIS: Dus je weet van: ja, je gaat ergens doorheen. Je gaat niet dood. Je voelt je misschien wat minder fijn, maar uiteindelijk ga je heel blij zijn. En dan toch denk ik: ja nee, maar dit keer gaat het dan mislukken. Dit keer… En dan dat soort verlammende angst. En dan…
ERNST-JAN PFAUTH: Het klinkt ook alsof het onvermijdelijk is dat je het wel gaat doen, tegelijkertijd. [Lacht]
HADEWYCH MINIS: Ja, dat is altijd het beste. Als je ergens bang voor bent, dan moet je het eigenlijk doen.
Als je ergens bang voor bent, dan moet je het eigenlijk doen.
Hadewych Minis
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dus je zit nu in die fase dat je weet: ik ben hier bang voor, ik wil het eigenlijk heel graag, dus nu is het gewoon de vraag wanneer je de knoop doorhakt.
HADEWYCH MINIS: Maar dat is zo lastig aan het leven, weet je wel. Je weet eigenlijk: oh ja, je moet altijd door die angst heen. Ik ben ook ervaringsdeskundige, zou je kunnen zeggen. En dan nog ben je weer bij nul. Moet je weer opnieuw bij nul… Bij nul moet je beginnen. Dat is zo… Ja, het leven. De leven, zou Sef zeggen. [Lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: Ja. [Lacht] Het klinkt wel… Het lijkt me zwaar, maar het klinkt ook… Ik vind het ook mooi om te horen wat voor inzichten jij allemaal hebt in hoe dit eigenlijk voor jou werkt. Dat je daar eigenlijk boven hangt en al die processen ziet.
HADEWYCH MINIS: Ja, nou ja, dat lijkt nu zo. Maar ik zit ook soms in een soort wollig ding. En weet ik het ook niet zo goed. En nu zit ik bijvoorbeeld vijf weken, ben ik ook alleen met de kinderen. Want mijn man moet werken in het buitenland. En dan ben je én de kinderen aan het doen, én aan het werken. En dan denk je soms: oh ja… Dan ben je eigenlijk alleen maar aan het overleven bij wijze van spreken. En dat is ook heel leuk. Maar ja, ik moet die voorstelling gewoon gaan maken. Dat gaan we gewoon bij deze…
ERNST-JAN PFAUTH: Het staat op band nu. [Lacht]
HADEWYCH MINIS: …gaan we dat gewoon beslissen. Jullie zijn allebei getuigen.
ERNST-JAN PFAUTH: De luisteraar ook.
HADEWYCH MINIS: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Nou, als die t.z.t. uit is, dan kunnen als mensen daarheen gaan zeggen dat ze getuigen waren van het moment dat het begon.
HADEWYCH MINIS: Inderdaad, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Zijn er eigenlijk lessen die je door probeert te geven aan de nieuwe generatie? Je hebt zelf heel veel gehad aan vrouwelijke rolpatronen. Je moeder, je grootmoeder. Zie je jezelf nu ook als een rolmodel?
HADEWYCH MINIS: Nou, ik merk wel bij mijn dochter, dat vind ik heel erg leuk, zie je heel erg wat voor effect opvoeding heeft. Of wat je allemaal wel niet overdraagt. Daar ben je je in eerste instantie niet zo bewust van… Ik dacht wel van: ik ga niet meer schelden en we gaan gezonder eten. Dat soort dingen doe je heel bewust. Maar dit is zo verschrikkelijk, zo’n trotse moeder die gaat vertellen.
ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht]
HADEWYCH MINIS: Maar alleen dit nog! Want ik haat dat zelf als mensen dat doen. Maar ze moest een spreekbeurt doen. En het ging dan over cavia’s of tennis. En toen zei ze: “Ik wil een spreekbeurt doen over bang zijn.”
ERNST-JAN PFAUTH: Oh, wauw.
HADEWYCH MINIS: En: “Ik wil een spreekbeurt doen over bang zijn, want ik ben weleens bang. En ik wil eigenlijk weleens weten waarom eigenlijk. En hoort dat erbij? Is dat normaal of niet? En wat gebeurt er dan precies?” Toen dacht ik: ja, dat is zo leuk.
ERNST-JAN PFAUTH: Want we hebben het net een half uur gehad over bang zijn. Heb je het er zelf ook over met haar?
HADEWYCH MINIS: Ik moet wel zeggen, ik praat wel veel met de kinderen. En ik ben wel eerlijk. En ik ben ook eerlijk over dingen die ik zelf moeilijk vind. Of als zij iets spannend vinden, dan zeg ik: “Ja, ik vond ook dat en dat spannend. Ben ik het toch gaan doen en toen gebeurde er dat en dat.” Dus je ziet, dus als je het hebt over: wat wil je doorgeven? Onbewust geef ik dat door en dat ontroert me heel erg. Daar ben ik heel dankbaar voor. Omdat ik denk: oh ja, ik vind het soms heel moeilijk in de wereld nu. Hoe het is. Heel heftig. En dan denk ik: ja, maar wij kunnen met z’n vieren in dit gezin echt wel een verschil maken. En al is het klein, dat zien andere mensen misschien en dat inspireert. En dan kan dat toch zich uitvergroten als een olievlek. Olievlek is dan niet een heel mooi beeld in dit geval.
En als het gaat over acteurs, ja, dat vind ik moeilijk. Ik ben natuurlijk niet heel bekend per se of zo. En ik geef ook nog geen les. Dus het is niet dat ik dus echt letterlijk en figuurlijk dingen overdraag.
ERNST-JAN PFAUTH: Nog geen les? Klinkt alsof je het wil gaan doen.
HADEWYCH MINIS: Ik vind het wel heel leuk om te doen. Want heel soms word ik wel gevraagd om iemand te begeleiden of zo. En dan merk ik hoe leuk ik het vind. En hoe zeer je zelf ook leert van: waarom vind je dingen goed en waarom niet? En dat verwoorden is voor jezelf ook weer heel leerzaam. Dus dat vind ik heel erg leuk. Maar ik ben dus niet iemand die ongevraagd advies gaat geven aan jongere acteurs. Er was laatst een meisje en die vroeg me allemaal dingen. Dat vind ik dan heel erg leuk. Ze was heel nieuwsgierig. Wilde allemaal dingen weten. En dan vind ik het heel tof om dat te vertellen.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat is dan bijvoorbeeld iets wat je tegen haar gezegd hebt?
HADEWYCH MINIS: Wat heb ik haar gezegd? Nou ja, dat ging ook toch weer over bang zijn. En dicht bij jezelf blijven. En dat het soms zo moeilijk is, vooral in deze tijd. Ik zit dan niet op sociale media, maar heb dat wel gehad. En dan vooral bij die jongelingen, je hebt de hele tijd het gevoel dat je op een bepaalde manier moet zijn. Of iets moet vertegenwoordigen. Dat het toch altijd, ja het zijn hele simpele dingen… Hoe dichter je bij jezelf blijft, hoe meer je jezelf bent eigenlijk, hoe fijner je je voelt. En hoe beter je ook bent in je vak. Terwijl, we worden de hele tijd geforceerd bijna om andere dingen te gaan doen, omdat je denkt: dat zal wel moeten, want iedereen doet dat.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, of daar scoor je mee op social media.
HADEWYCH MINIS: Ja, daar scoor je mee, of iets. Terwijl ik geloof dat heel dicht bij jezelf staan en juist dingen doen waar je bang voor bent, dat dat het grootste cadeau is dat je jezelf kunt geven. En daardoor de anderen ook.
Ik geloof dat heel dicht bij jezelf staan en juist dingen doen waar je bang voor bent, dat dat het grootste cadeau is dat je jezelf kunt geven.
Hadewych Minis
ERNST-JAN PFAUTH: Dankjewel voor dit gesprek, Hadewych.
HADEWYCH MINIS: Graag gedaan.
ERNST-JAN PFAUTH: Benieuwd naar je voorstelling. [Lacht]
HADEWYCH MINIS: Ja, ja, ja, ik ook!
Lees hier de interviews met zangers Wende Snijders, Ellen ten Damme en theatermakers Adelheid Roosen en Romana Vrede.