Categorieën
Interview

Aldith Hunkar

De journalist over het eindeloos brieven schrijven aan je voorbeelden

Aldith Hunkar vergaarde bekendheid als nieuwslezer – de eerste wereldwijd met dreadlocks – en is nu actief als ‘Global Freestyle Multimedia Journalist’. Ze zit internationale conferenties voor en haar EO-programma Firma Erfgoed is net aan een vierde seizoen begonnen.

Aldith kwam op haar zeventiende zonder haar ouders naar Nederland en brak na drie onafgemaakte studies door op de nationale radio. Hoe kreeg ze dat voor elkaar?

Er kwamen van alles bij kijken: nachtelijke ritjes naar varkenskotten in België, talloze brieven aan Frits Spits en eindeloos hobbyen met een nog onbekende Rob Stenders.

Aldith Hunkar over haar jonge jaren

Je kunt het interview hieronder lezen of beluisteren op Podimo.

ERNST-JAN PFAUTH: Aldith, van harte welkom. Fijn dat je hier bent.

ALDITH HUNKAR: Ja, heel leuk. Dankjewel voor de uitnodiging.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik ben heel benieuwd naar eigenlijk een vroege periode in jouw leven. Dat is ook niet zo gek met Jonge Jaren. Maar je bent op je zeventiende in je eentje naar Nederland gekomen.

ALDITH HUNKAR: Ik kwam naar Nederland, mijn ouders kwamen een jaar later. Het is niet dat ik helemaal alleen kwam. Maar ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar je was dus een jaar alleen?

ALDITH HUNKAR: Ja, ja, dat wel.

ERNST-JAN PFAUTH: En daarvoor had je in Tunesië, Brazilië, Maleisië gewoond, geboren in Suriname. En jullie reisden als gezin vanaf jouw zesde de hele wereld over.

ALDITH HUNKAR: Klopt.

ERNST-JAN PFAUTH: En dan kwam je in Nederland als zeventienjarige. Je hebt drie studies geprobeerd. Niet afgemaakt. Maar negen jaar later brak je wel door op nationale radio.

ALDITH HUNKAR: Kijk, ik had een doel voor ogen en die studies die ik dan deed, omdat het nou eenmaal hoorde, die leidde nergens toe. Vond ik ook niet zo interessant. Of ik was er gewoon niet zo goed in. En in mijn achterhoofd bleef toch die wens branden. Dus daar stak ik mijn energie in. 

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe zou je die wens of dat doel omschrijven?

ALDITH HUNKAR: Ik wilde op de radio.

ERNST-JAN PFAUTH: Duidelijk.

ALDITH HUNKAR: Dat was het. Ik wilde op de radio al vanaf klein kind.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe klein?

ALDITH HUNKAR: Dat ik het echt weet en dacht van: dit moet het gaan worden, was ik denk ik elf, twaalf of zo.

ERNST-JAN PFAUTH: Want ik las ergens in een heel oud interview met je moeder, dat je op je elfde in Brazilië, liep je een radiostudio in.

ALDITH HUNKAR: Precies.

ERNST-JAN PFAUTH: En je was verkocht.

ALDITH HUNKAR: Ik woonde in Brazilië. Ik was op vakantie in Suriname en ik werd geïnterviewd daar door een vriendje van mij, in Suriname dus, op de radio. En toen, dat was om half vier ‘s morgens, hij ruimde de plaatjes op in de studio en in ruil daarvoor mocht hij dan een kwartiertje vullen om half vier ‘s nachts.

ERNST-JAN PFAUTH: Echt waar?

ALDITH HUNKAR: Ja, echt. Maar toen kwam ik dus voor het eerst een echte ouderwetse radiostudio binnen en dat was het.

ERNST-JAN PFAUTH: En waarom, waarom werd jij geïnterviewd?

ALDITH HUNKAR: Omdat ik in Brazilië woonde. Het was WK 74.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja.

ALDITH HUNKAR: Dus hij wilde, hij wilde iemand interviewen en hij vond dat ik een interessant verhaal had omdat ik in Brazilië woonde. 

ERNST-JAN PFAUTH: En je kwam, je liep daar dan binnen voor het diepte interview over het WK in Brazilië. [Lacht] En wat, wat kan je je nog ervan herinneren dan dat je zo aansprak?

ALDITH HUNKAR: Ja, alles. De glazen deur, een donkere gang, kleine ruimtetjes, ook allemaal donker met een paar van die knipperende lichtjes, wat je hier ook hebt. Geen camera’s, heel belangrijk.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja.

ALDITH HUNKAR: Radio was nog radio. En er zat in een van die studio’s, zat een hele grote zwarte man, sigaren te roken, whisky te drinken, de muziek stond keihard en hij meeblèren midden in de nacht. Ik denk: ja, dit is het.

ERNST-JAN PFAUTH: Was je niet geïntimideerd als elfjarige?

ALDITH HUNKAR: Nee, nee, nee. Ik wilde meteen.

ERNST-JAN PFAUTH: En dat ‘dit’ zit hem dus in de…

ALDITH HUNKAR: De magie.

ERNST-JAN PFAUTH: De magie? Want je omschrijft dat je die man zag zitten mee te blèren, dat het donker was. Hoe zou je die magie dan omschrijven? Is het het contrast tussen die intieme sfeer en dat uiteindelijk de hele wereld, of dat het daarna de ether in gaat?

ALDITH HUNKAR: Het is een beetje van beide. Het is dat je dus daar in het donker je eigen wereld aan het maken bent met geluid. Er waren nog geen camera’s. Ik vind dat echt zo jammer dat er nu camera’s in radiostudio’s zitten.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, sorry, nu staan ze ook weer aan.

ALDITH HUNKAR: Ik weet het. Ik ben er inmiddels aan gewend. Maar het idee dat je met geluid een wereld creëert en dat mensen dus ook naar je luisteren. Ja, dat vind ik nog steeds fantastisch.

Het idee dat je met geluid een wereld creëert en dat mensen dus ook echt naar je luisteren. Ja, dat vind ik nog steeds fantastisch.

Aldith Hunkar

ERNST-JAN PFAUTH: En op je elfde denken dat je een wereld kunt creëren. Hoe kwam je op die gedachte? Dat is best jong toch om zo’n abstracte gedachte te hebben?

ALDITH HUNKAR: Ik was een vrij abstract kind, geloof ik. Ik had echt allerlei gedachten waarvan je denkt: hoezo als je elf bent? Dit was er één. Ik kan het niet echt om de woorden brengen. Weet je, je draait een plaatje. Dat was in het geval van die man. Hij draait een plaatje. Hij ging het intro vol praten. Nog steeds leuk om te doen. En hij was zo duidelijk in zijn element, in zijn wereld. Koptelefoon op, dus je hoort ook niet. Hij heeft mij helemaal niet gezien of gehoord. Dat. En dan de realisatie dat er aan de andere kant mensen luisteren.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe ging het interview zelf?

ALDITH HUNKAR: Ja, daar heb ik geen idee meer van. Ik geloof dat Mark, Mark Emanuel, ik denk dat ‘ie tien vragen op een blaadje had. Waar woon je? Hoe is het daar? Zoiets. Hartstikke leuk. Maar het heeft dus mijn leven veranderd.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want je herinnert je dus niet het interview zelf, maar alleen de sfeer. En dat heeft dat heeft je leven veranderd. En hoe heb je dan in die jaren daarna, dus van je elfde tot je naar Nederland kwam, tot je zeventiende, vervolg gegeven aan die droom? Ging je zelf radio, of nou radio kan natuurlijk niet, maar ging je zelf dingen opnemen?

ALDITH HUNKAR: Ja, ik ging eerst nog in een ander land wonen waar de top 40 niet bestond, namelijk Tunesië. En toch luisterde ik heel veel naar de radio, want ik ging dus luisteren: hoe doe je dat? Wat doen mensen op de radio? En toen kreeg ik een cassette dekje. Dat moeten mensen maar googelen wat het is. En dan ging ik dus start stop, start stop, record, iets zeggen in een microfoon die ik van mijn vader had geleend. Iets zeggen, plaatje draaien. Ik was heel zoet.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik ben oud genoeg om die cassettes te kennen. Ik ging vroeger ook nog liedjes opnemen van de radio.

ALDITH HUNKAR: Precies.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar monteerde je het dan ook zo? Of waren dat gewoon allemaal one takers?

ALDITH HUNKAR: Ja, dat waren toen nog one takers. Dat monteren is pas veel later gekomen, dat ik dat ook ging doen. 

ERNST-JAN PFAUTH: En liet je dit dan aan je ouders horen of aan vrienden? 

ALDITH HUNKAR: Als ze er zin in hadden. Ik denk dat mijn ouders wel eens dachten: heb je haar weer met een of ander raar project. Maar ik was zoet, zoals gezegd. Dus ze hadden ook geen kind aan me. Ik kon me altijd vermaken, toen al. Het liefst in mijn eentje met mijn gadgets. En we zijn 50 jaar verder. Dat is nog steeds wat ik doe.

Ze hadden geen kind aan me. Ik kon me altijd vermaken, toen al. Het liefst in mijn eentje met mijn gadgets. We zijn 50 jaar verder en dat is nog steeds wat ik doe.

Aldith Hunkar

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, mooi.

ALDITH HUNKAR: Thuis in mijn eentje met gadgets.

ERNST-JAN PFAUTH: En daar luisteren nu iets meer mensen naar? Of er kijken iets meer mensen naar?

ALDITH HUNKAR: Soms. Niet alles wat ik doe wordt echt bekeken. Maar dan heb ik het toch maar gedaan.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat maakt je niet zoveel uit?

ALDITH HUNKAR: Nee, het is het proces van het maken voor mij. Het is heel leuk als mensen kijken en luisteren. Dat wel. Maar zo niet, dan heb ik het gemaakt.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat gebeurde er dat jij op je zeventiende alvast je ouders vooruit ging naar Nederland? Wat was de aanleiding daarvoor?

ALDITH HUNKAR: Ja, ik was geslaagd op de middelbare school. En ik ging studeren. Mijn ouders hadden nog een contract voor nog een jaar. En het was altijd al duidelijk dat ik in Nederland zou komen studeren. Hoewel ik achteraf denk: ik had ook Engeland kunnen doen of Frankrijk. Want ik ben in vier talen, nee, in zes talen opgegroeid. En had dus de laatste jaren op de Franse school gezeten. Dus het had ook net zo goed Frankrijk kunnen zijn. Maar voor mij was het helder dat ik naar Nederland kwam.

ERNST-JAN PFAUTH: En dat was omdat je in Suriname was geboren, wat toen Nederland was?

ALDITH HUNKAR: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Was het zo vanzelfsprekend?

ALDITH HUNKAR: Zo simpel, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe vond je dat allemaal, om alvast vooruit te gaan? Je was het reizen gewend, neem ik aan.

ALDITH HUNKAR: Ja, dat wel.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar het lijkt me toch nog steeds heftig, want je gezin was je thuis.

ALDITH HUNKAR: Ja, ik was wel een gezins kind. Nog steeds. Dus ik heb wel heel veel heimwee gehad. En ik vond het ook wel bloed eng. Want wat je zegt, ik ging op mezelf wonen. Ver weg van huis. Mijn medestudenten, die gingen in het weekend naar pap en mam. Met een vuile was en die kwamen thuis met een tas boodschappen. Dat had ik allemaal niet. Dus ik moest eigenlijk helemaal leren met geld omgaan. De rekeningen betalen. Op tijd opstaan ‘s morgens. Dingen doen die ik moest doen. Dus dat was nogal een tijd. In een land dat ik dacht te kennen, maar eigenlijk niet kende.

ERNST-JAN PFAUTH: Want je kende het uit schoolboekjes in Suriname?

ALDITH HUNKAR: Ja, en gewoon van het feit dat ik dus Nederlandse ben. Daar ben ik mee opgegroeid.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat was er dan anders dan?

ALDITH HUNKAR: Alles.

ERNST-JAN PFAUTH: Kan je je iets herinneren waarvan je dacht: dit is echt anders dan ik dacht?

ALDITH HUNKAR: Nou, één ding. En het is grappig want als ik met andere mensen, die dus mijn soort leven hebben geleid, over dit soort dingen praat, die zeggen hetzelfde. Dan kom je in het Westen en iedereen heeft iedere week een ander liefje. En duikt daarmee ook in bed. En het idee van grote mond opentrekken tegen je ouders, dat soort dingen kende ik niet. Dus daar moest ik erg aan wennen.

ERNST-JAN PFAUTH: En waar kwam je terecht?

ALDITH HUNKAR: In Tilburg. Waar ik met heel veel liefde en plezier tien jaar heb gewoond. Echt een leuke studentenstad. En ik ging daar studeren. Nou, dat werd niet heel veel. Dus toen ging ik wat anders doen en nog eens wat anders. Maar zoals gezegd, dat was niet waar mijn hart lag.

ERNST-JAN PFAUTH: Want je had die wens, een heel duidelijk doel.

ALDITH HUNKAR: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Waarom ging je dan geen journalistiek studeren?

ALDITH HUNKAR: Ik ben drie keer uitgeloot. En nu bellen ze of ik workshops kan geven. Karma, karma.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat verklaart een hoop. Ik zat me voor te bereiden en dacht: waarom geen journalistiek?

ALDITH HUNKAR: Ja, drie keer uitgeloot. Ik weet ook niet waarom. Maar uitloten is uitloten.

ERNST-JAN PFAUTH: En je hebt dus drie jaar op een rij geprobeerd?

ALDITH HUNKAR: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat deed dat met je dan? Want het lijkt me best heftig als je zo’n duidelijke wens hebt. En dan drie keer geweigerd wordt door het instituut dat je daarvoor kan opleiden.

ALDITH HUNKAR: Ja, dan dacht ik: dan ga ik het toch zelf doen? Als jullie me niet willen, ga ik het zelf doen. Ik denk ook dat je niet echt opgeleid kunt worden tot journalist. Je kunt de kneepjes van het vak leren. En die heb ik al doende geleerd. Maar ik denk dat je journalist bent of je bent het niet. Want ik was echt heel erg klein toen ik al bezig was met een opstelletje schrijven als we, weet ik veel, naar een museum waren geweest. Of een tekening maken, want ik had geen fotocamera. Dat konden we niet betalen. Dus ik was altijd al bezig met verslaglegging van dingen. En ik denk dat dat in je moet zitten. En brutale vragen stellen. “Hoe zit dit? En waarom zei je dat? En nu zeg je dit.” Heb ik mijn hele leven gedaan.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik snap dat je dat inzicht nu hebt. Maar ik kan me voorstellen dat je dat op die leeftijd nog niet had. En dat je behoorlijk teleurgesteld was.

ALDITH HUNKAR: Ja, dat was ik ook.

ERNST-JAN PFAUTH: Was je boos?

ALDITH HUNKAR: Nee, niet boos, maar wel teleurgesteld. En ik dacht: dan moet ik het op een andere manier leren.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe werkt dat dan, zo’n loting voor de school van journalistiek?

ALDITH HUNKAR: Ik heb geen idee wat voor criteria daarvoor gelden.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar moest je een opstel of een artikel insturen? Of…

ALDITH HUNKAR: Nee, het was volgens mij studentenstop, heette dat toen. Ik weet niet hoe dat nu heet. Dan hadden ze gewoon al te veel aanmeldingen. Ik heb nooit precies geweten hoe dat zat.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je had niet zoiets van: ik heb iets opgestuurd en het was niet goed genoeg?

ALDITH HUNKAR: Nee, ik heb nooit iets…

ERNST-JAN PFAUTH: Er was gewoon geen plek voor je, om wat voor reden dan ook.

ALDITH HUNKAR: Ja, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En je zei: “Dan ga ik het zelf maar doen.” Dat is tegenwoordig heel makkelijk. Want je gaat gewoon bloggen of op YouTube iets doen. Maar in die tijd lastiger. Wat was in die tijd ‘het zelf gaan doen’ dan? 

ALDITH HUNKAR: Nou, allereerst was het in contact komen met iemand met een studio. Want ik moest gaan leren van mezelf: hoe start ik mijn plaatjes in? Waar zitten die schuifjes, jingeltjes? Weet je, al die dingen waar ik naar luisterde op de radio dat wilde ik zelf ook. Dus het allermoeilijkste was in contact komen met iemand die een studio had. En waar ik het kon leren.

ERNST-JAN PFAUTH: Grappig, want nu bouw je in een handomdraai je eigen studio.

ALDITH HUNKAR: Ik heb natuurlijk zelf ook mijn eigen dingen thuis. Maar dat was toen niet. Ik ben heel vaak ook, heb ik mezelf uitgenodigd bij de radio. Ging ik radio kijken bij een diskjockey die ik dan goed vond. “Mag ik bij je komen kijken?” Dat deed je toen, mensen. [Lacht] Dat is echt schattig hè? En dat mocht dan wel vaak. En dan stond ik echt ook te kijken: Oh! Weet je, daar hebben ze zo’n groot console! En daar zat dan weer iemand in een donkere ruimte met de koptelefoon op plaatjes te draaien.

ERNST-JAN PFAUTH: En toen dacht jij weer: dit is het.

ALDITH HUNKAR: Ja, dit is het toch echt!

ERNST-JAN PFAUTH: Maar wat voor radiozenders schreef je aan dan?

ALDITH HUNKAR: Ik ging naar, ik weet niet hoe het nu heet, maar toen heette het Hilversum 3. De popzender.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh ja, 3FM.

ALDITH HUNKAR: Dus ik ben bij Frits Spits geweest. Ik ben bij Peter Holland geweest. Bij Jeroen Soer. Misschien ook wel iemand van de KRO. Dat weet ik eerlijk gezegd niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar je ging dus niet bij het lokale station alleen maar kijken, je ging dus ook naar de populairste zenders van dat moment?

ALDITH HUNKAR: Nee, hallo! Punt een, we hadden toen nog geen lokale zenders. We hadden piraten. Of we hadden de zenders in Hilversum.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh natuurlijk, oh ja!

ALDITH HUNKAR: En gek genoeg, ik dacht: een piraat, dat is nou net niet wat ik wil.

ERNST-JAN PFAUTH: Want een piraat, voor de jonge luisteraars, dat waren gewoon illegale zenders toch?

ALDITH HUNKAR: Ja, dat was heel illegaal. En bovendien, ze draaiden echt hoempapa. En dat was niet mijn smaak.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoempapa, als in: gewoon de radiozender voor de lokale schuurfeesten ofzo?

ALDITH HUNKAR: Ja, ik ken al die liedjes niet en ook de artiesten niet. Maar je hebt wel een beeld denk ik.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja.

ALDITH HUNKAR: Ja. Dat…

ERNST-JAN PFAUTH: Oké, maar hoe werkt dat dan?

ALDITH HUNKAR: Dat was niet wat ik wilde. Dus ik heb het ook nooit geprobeerd om daarbij te komen. Nee, ik wilde echt gewoon legitiem ook gewoon geld verdienen aan mijn grootste hobby. Dat was het doel.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar hoe kwam je dan binnen als student bij Frits Spits? Stuurde je gewoon een brief ofzo?

ALDITH HUNKAR: Een brief sturen en uitleggen… mijn hele levensverhaal. En dat ik zo elke dag naar hem luisterde en dat en dat. En dat ik ook weleens had meegedaan aan een of ander spelletje van hem. En: “Mag ik alsjeblieft een keer komen kijken?” 

Ik stuurde een brief naar Frits Spits. Mijn hele levensverhaal. En dat ik zo elke dag naar hem luisterde. En: “Mag ik alsjeblieft een keer komen kijken?”

Aldith Hunkar

ERNST-JAN PFAUTH: Dus er was wel iets met die brief. Die was blijkbaar heel goed. Want ik kan me voorstellen dat ze veel fanmail kregen…

ALDITH HUNKAR: Ja, ik schrijf hele goede brieven.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat maakte die brieven zo goed dan?

ALDITH HUNKAR: Ja foutloos, punt één. Goede opbouw. Journalistieke brieven. Met een kop, een middenstuk en een staart. En ik denk dat die mensen dan dachten: oh, dat kind is zeventien. Wat een goede brief schrijft ze. Interessant, wat een raar kind. Ze heeft in de hele wereld gewoond en nu wil ze bij mij langskomen. Ik denk dat ze ook een beetje gestreeld waren.

ERNST-JAN PFAUTH: En je begon dus meteen het eerste jaar met die brieven schrijven? Koud geland en je begon.

ALDITH HUNKAR: Ja, dat heb ik wel vrij snel gedaan, ja. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Super ambitieus dus.

ALDITH HUNKAR: Ja, ik ben heel ambitieus. En ik geloof ook wel dat ik mijn doelen achterna ga. Anders zat ik hier nu niet, echt niet. Dan was ik nu waarschijnlijk caissière in een of andere supermarkt, of zo.

ERNST-JAN PFAUTH: En waar kwam die ambitie vandaan dan, weet je dat?

ALDITH HUNKAR: Omdat ik dacht: het leven is leuk en er zijn leuke dingen te doen. En waarom niet? Weet je, het allerergste wat kan gebeuren is dat je het probeert en dat het niet lukt. Nou en? Dan gaan we wat anders doen. Maar we gaan het wel proberen eerst.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, ik kan me herinneren, ik ben ook ambitieus, en mijn ambitie begon eigenlijk uit totale verveling op de middelbare school. Ik kan me herinneren dat ik een keer naar school fietste. Ik mocht niet naar Amerika van mijn ouders, omdat ze bang waren dat ik nooit meer terug zou komen. En ik herinner me gewoon dat beeld van, ik moet dit nog twee jaar. En dit is zo verschrikkelijk, in dit dorp waar ik opgroei. En ik wil gewoon iets meemaken. Dus bij mij kwam het heel erg vanuit, ja, niet meer die saaiheid willen verdragen. Maar bij jou, het klinkt alsof je ambitie voort…

ALDITH HUNKAR: Bij jou was het een negatieve keuze.

ERNST-JAN PFAUTH: Bij jou klinkt het alsof je ambitie echt uit een soort honger naar mooie dingen ontstond.

ALDITH HUNKAR: Ja, ik denk dat je gelijk hebt. En ik geloof ook echt niet dat ik veranderd ben in al die jaren. Dat is nog steeds wat mij drijft.

ERNST-JAN PFAUTH: En je zei: “Ik wil er wel voor betaald worden.” Destijds wilde je dat al.

ALDITH HUNKAR: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Want je deed het en voor het proces, dus je maakt dingen omdat je het mooi vindt. Nu nog steeds maak je dingen waar dan blijkbaar niet zoveel mensen naar kijken of luisteren. Maar dat jij denkt: het maakt niet uit, het gaat om het proces. Maar tegelijkertijd had je wel zoiets van, ik moet er voor betaald worden?

ALDITH HUNKAR: Nou, zodat ik dat kon doen. Want anders moet ik eerst een baan hebben, ook nog, en dan dit in mijn vrije tijd doen. Ik wilde er wel mijn werk van kunnen maken.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus dan was je wel op een gegeven moment bezig met: hoe kan ik iets maken waar mensen dan ook graag naar willen luisteren? En niet alleen maar: hoe kan ik iets maken waarvan ik het leuk vind om te maken?

ALDITH HUNKAR: Nee, dat is pas veel later gekomen dat ik ging maken wat ik dacht dat mensen wilden horen. Pas toen ik die baan had, bleek dat dat er een beetje aan vast hing.

ERNST-JAN PFAUTH: En “de baan” dan bedoel je je eerste…

ALDITH HUNKAR: Mijn eerste betaalde radio baan.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja.

ALDITH HUNKAR: Toen pas bleek dat er formats zijn en dat er afspraken waren met platenmaatschappijen over welke platen wel of niet gedraaid werden. Ik wilde gewoon natuurlijk mijn eigen muziek draaien. Dat was de kleine desillusie.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe was dat? Was dat een koude douche?

ALDITH HUNKAR: Nou, daar is wel heel veel over gesproken. Want ik probeerde uit te leggen: “Maar er zijn ook mensen die mijn muziek mooi vinden. En die luisteren nu niet naar ons, want we draaien alleen maar dat.” Het heeft nooit geholpen, maar je moet het wel proberen. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Het zegt wel wat dat je meteen die discussie aan ging.

ALDITH HUNKAR: Ja, natuurlijk.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat was “mijn muziek” in die tijd?

ALDITH HUNKAR: Jaren tachtig hebben we het over. Ja, dat was wel vrij obscure muziek. Dat was The Cure voor The Cure, Talk Talk voor Talk Talk, Simple Minds voor de Simple Minds, als je snapt wat ik bedoel. Dus voordat ze hun hits hadden, hun echte obscure muziek. Waar ik nog steeds met alle plezier naar luister trouwens.

ERNST-JAN PFAUTH: En jij kwam dan binnen, eerste baan. En in plaats van dat je denkt: ik schik me naar hoe het hier blijkbaar werkt. Eindelijk die droom bereikt, ga je dan toch de discussie aan?

ALDITH HUNKAR: Nou ja, dan ging ik toch vragen of ik alsjeblieft in plaats van één plaatje, één vrije keuze in het uur, of ik er dan misschien drie mocht hebben.

ERNST-JAN PFAUTH: O ja, dus echt onderhandelen?

ALDITH HUNKAR: Ja, we zijn in Nederland, we moeten schipperen. Dat had ik wel snel genoeg door.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe werd daarop gereageerd?

ALDITH HUNKAR: Nee, was het antwoord. Maar als je lang genoeg zeurt, komt er op een gegeven moment ergens midden in de nacht zendtijd vrij. Die niemand wil, want het is meteen vijf dagen. En dat ik dan mijn vingertje opstak en zei: “Geef mij die uren maar.” En daar mocht ik doen wat ik wilde.

ERNST-JAN PFAUTH: En die initiële afwijzing, voelde dat dan wel als een soort van negatieve ambitie van: ik zal het je laten zien dat mensen hier wel naar gaan luisteren?

ALDITH HUNKAR: Ja, sommige dingen gaan niet over. Dat heb ik nog steeds. Ik zal je laten zien dat er wel degelijk een markt voor is. Alleen jij weet het niet in je beperkte denken, dacht ik dan in mijn hoofd.

ERNST-JAN PFAUTH: Oké, even organiseren hoor, want we zijn nu… We hebben een paar stappen vooruit gezet. Je hebt al een betaalde baan. Maar we waren net op een punt, voordat je vertelde dat je weleens bij Frits Spits op excursie ging, dat je iemand zocht met een studio.

ALDITH HUNKAR: Juist.

ERNST-JAN PFAUTH: En wanneer vond je voor het eerst een studioruimte?

ALDITH HUNKAR: Toen ik Rob Stenders leerde kennen, die ook in Tilburg woonde. En ik weet niet meer hoe ik Rob heb leren kennen. Dat is waarschijnlijk een heel lang verhaal. Maar hij bleek vlak bij mij te wonen. Hij had een studio op zijn zolderkamer. En we waren vrij snel goede vrienden. Dus via hem heb ik het geleerd. En hij had ook een andere vriend die ook een studio had. En die nam echt de tijd voor me. Die kwam me ook elke maandagavond thuis ophalen in de auto. Om terug te rijden naar waar hij woonde. Om dan drie uurtjes met mij te zitten pielen in zijn studio. En bracht me dan ook weer thuis. Ton Wibier. Hij is er niet meer. Maar heb ik heel veel aan te danken.

ERNST-JAN PFAUTH: En was Rob Stenders toen al bekend?

ALDITH HUNKAR: Nee, Rob Stenders was ook nog op zoek naar de ingang tot. Dus we waren twee Tilburgse rebelletjes op die zolderkamer. En we hadden dezelfde muzieksmaak. Nog steeds denk ik, voor een groot deel. En zo hebben we heel veel uren met elkaar doorgebracht.

ERNST-JAN PFAUTH: En Ton?

ALDITH HUNKAR: Ton Wibier.

ERNST-JAN PFAUTH: Had hij al radio-ervaring of was hij ook zo iemand die nog zoekende was?

ALDITH HUNKAR: Het is hem nooit gelukt om daar te komen waar hij wilde. Dus hij zat wel, toen lokale radio kwam heeft hij dat gedaan. En uiteindelijk, weet je, we zaten op een gegeven moment z’n allen in België, want daar kon het wel. Daar was wel nog lokale radio. Dus Ton heeft nooit, terwijl hij een dijk van een stem had, heeft het nooit voor elkaar gekregen om een eigen programma te doen waar ‘ie dus ook z’n centen mee verdiende. 

ERNST-JAN PFAUTH: Maar hij had dus wel al blijkbaar beschikking over een studio waar hij jou dan heen kon brengen. Wat was het dan voor studio?

ALDITH HUNKAR: Ja, echt een hele goede studio. Zo goed is die van mij nu niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Had hij dat thuis?

ALDITH HUNKAR: Hij had dat thuis. Hij woonde bij z’n ouders. Ik denk dat dat best heeft meegespeeld. Dus iedere cent die hij had ging weer in een of ander apparaatje of in platen. We gingen toen nog platen kopen. Ja… Oh, het was zo’n goede tijd.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je nam op bij mensen thuis, hobbyisten, die net als jij een vurige wens hadden. Alleen dan toevallig een studio. En wat ging je dan daar doen?

ALDITH HUNKAR: Dan ging ik een programma maken. Dan mochten we ook niet stoppen. Dan deden we: het is live, lampje brand, ga maar! Want daar leer je het van. Je maakt natuurlijk heel veel fouten, zeker als je zelf techniek doet en het ook nog moet leren. Maak je enorm veel fouten. Maar dat is een goed leerproces natuurlijk.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar even voor de goede orde, daar luisterde dus niemand naar? Dat werd niet uitgezonden?

ALDITH HUNKAR: Nee, we namen het op en daar luisterde ik naar.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja oké, gewoon even om dat helder te hebben. [Lacht]

ALDITH HUNKAR: Op weg naar mijn betaalde baan op de fiets, zat ik dan door weer en wind naar mezelf te luisteren. Oh nee, dat introotje heb je mis. Of dat zat niet zo lekker. Oh, die klonk wel heel goed! Terugspoelen, nog een keer luisteren. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Goed zeg. Op een Walkman of zo?

ALDITH HUNKAR: Op m’n Walkman, ja.

Op weg naar mijn betaalde baan op de fiets, zat ik dan door weer en wind naar mezelf te luisteren. Oh nee, dat introotje heb je mis. Of dat zat niet zo lekker. Oh, die klonk wel heel goed! Terugspoelen, nog een keer luisteren. Op m’n Walkam.

Aldith Hunkar

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe noemde je het programma destijds?

ALDITH HUNKAR: Ik heb geen idee meer. Ik weet niet eens of er een programmanaam was.

ERNST-JAN PFAUTH: Niet De Aldith Hunkar Show of zo? [Lacht]

ALDITH HUNKAR: Vast zoiets, ja. Maar ik weet het echt niet meer.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe lang heeft deze hobby fase geduurd? Of nou, hobby fase, eigenlijk zelfstudie.

ALDITH HUNKAR: Een leerschool!

ERNST-JAN PFAUTH: Ja.

ALDITH HUNKAR: Ja, hoe lang zal dat geweest zijn? Oh, nou vraag je me wat. Toch wel een paar jaar hoor. En in die tijd, inmiddels was ik een beetje kind aan huis bij Frits Spits, mocht ik ook jingletjes voor hem inspreken.

ERNST-JAN PFAUTH: Echt waar?

ALDITH HUNKAR: Ja, onbetaald. Maar toch, mijn stem op de radio in de avondspits. Frits, als je dat nog weet, tof!

ERNST-JAN PFAUTH: Dat heb ik nog nergens gezien. Hoe ging dat dan? Je had die brief geschreven, je mocht een keer langskomen…

ALDITH HUNKAR: En toen mocht ik weer, want toen kende hij me.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoezo mocht je weer een keer langskomen? Dat is toch niet normaal? [Lacht]

ALDITH HUNKAR: Omdat ik weer een brief had geschreven. “Frits, het is nu wel heel lang geleden, mag ik weer komen?”

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Echt waar?

ALDITH HUNKAR: En toen wist hij het nog. En dat ik zoet in een hoekje had zitten kijken. En dat hij geen kind aan me had gehad.

ERNST-JAN PFAUTH: Want dat deed je, als een soort fly on the wall zat je dan in de regiekamer of zo, hoe noem je dat?

ALDITH HUNKAR: Nee, echt waar hij ook zat.

ERNST-JAN PFAUTH: In de studio?

ALDITH HUNKAR: Ja. In volle adoratie, achter zijn rug, kijken wat hij deed.

ERNST-JAN PFAUTH: Met een notitieboekje?

ALDITH HUNKAR: Ja, dat ook. Ja, want het moest natuurlijk wel vastgelegd worden. Dat ik daar weer was geweest.

ERNST-JAN PFAUTH: En dan tussen de items door sprak hij even met je?

ALDITH HUNKAR: Ja, heel kort. En toen bij die tweede keer, of misschien de derde keer dat ik er was toen zei hij: “Ik moet wat nieuwe jingletjes hebben, heb je zin om in te spreken?”

ERNST-JAN PFAUTH: Wat lief.

ALDITH HUNKAR: Ja, heel schattig. De Zomer Avondspits. Ik weet het nog.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat was de jingle dan?

ALDITH HUNKAR: Dat ik moest zeggen: “Zomer avondspits!” En dan had hij dan drie of vier versies van. Eentje met ijsklontjes, eentje met de regen, eentje met vogeltjes. Weet ik veel. Maar ik zat dan thuis naar De Avondspits te luisteren en dan kwam mijn stem…

ERNST-JAN PFAUTH: “Dat ben ik, dat ben ik!”

ALDITH HUNKAR: Jeeej! [Lacht] Ja, heel leuk. Ik ben benieuwd of Frits dat nog weet. Maar ik weet het wel.

ERNST-JAN PFAUTH: En was dat dan vanaf dat moment een verhaal van: ik heb een voet tussen de deur bij Hilversum en dan kan ik daar verder?

ALDITH HUNKAR: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Want ik zit even naar je CV te kijken. Want je begon op je 26ste voor Radio 10.

ALDITH HUNKAR: Was ik toen al zo oud toen?

ERNST-JAN PFAUTH: 1988.

ALDITH HUNKAR: Ja, daar heb je gelijk. Dat was dus betaald werk.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat was dat voor zender?

ALDITH HUNKAR: Dat was de eerste commerciële radiozender in Nederland. Wat nog helemaal niet mocht. Dus ze hadden een u-bochtconstructie via Milaan. Dus we zaten in Amsterdam in de studio. Maar het signaal ging naar Milaan. En op papier waren wij dan een zender uit Milaan die in Nederland te horen was. Omdat commerciële zenders bestonden nog niet in Nederland.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus dat waren echt pioniers.

ALDITH HUNKAR: Ja, dat waren echt pioniers. En de baas daarvan was Jeroen Soer, die ik al eerder heb genoemd. Die bij de VARA De Verrukkelijke 15 had gedaan. En nog heel veel andere programma’s. En dat was echt een radiopionier.

ERNST-JAN PFAUTH: En waar had je die baan aan te danken?

ALDITH HUNKAR: Aan het feit dat ik natuurlijk al een paar keer bij Jeroen Soer ook al in de studio was geweest.

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Oh, daar was je… Je excursies beperkte zich niet tot Frits Spits.

ALDITH HUNKAR: Nee. En in de tussentijd had ik natuurlijk al een paar jaar zitten oefenen bij Rob Stenders en Ton Wibier. In de studio. Dus inmiddels kon ik het ook. En dan ga je cassettebandjes sturen. Dus niet alleen maar voor de Walkman, maar je maakt een kopietje en die stuur je naar de omroep. En zo is het allemaal gekomen.

ERNST-JAN PFAUTH: En Jeroen hoorde dat cassettebandje en dacht: oh dat is…

ALDITH HUNKAR: Dat is dat leuke mens. Dat grappige kind.

ERNST-JAN PFAUTH: …die jonge vrouw die wel eens langskomt. En die kan het blijkbaar ook nog.

ALDITH HUNKAR: Die kan het ook nog. En wat een apart iets. Vrouwen op de radio bestonden nog amper hè?

ERNST-JAN PFAUTH: Echt waar?

ALDITH HUNKAR: Ja, vrouwen op de radio die gingen iets vertellen…

ERNST-JAN PFAUTH: Eind jaren tachtig. Oh, wauw.

ALDITH HUNKAR: Ja, die gingen iets vertellen over de Bloemencorso op zondag. En in een programma, gepresenteerd door een man, mochten zij dan even een hoekje doen. En er waren wel een paar vrouwelijke diskjockeys, maar echt, nou, twee of drie.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus het was ook nog eens bijzonder dat je die functie kreeg?

ALDITH HUNKAR: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En in de jaren daarvoor, je hebt ook bij een piratenzender in Limburg gewerkt toch?

ALDITH HUNKAR: Nee, dat was dus een lokale zender in België. Dat was net over de grens in Hamont-Achel. Dat was ooit een varkenskot geweest. Daar had iemand een radio studiootje gemaakt. En daar ben ik begonnen met regelmaat echt uit te zenden. Ik kreeg geen geld, ik kreeg wel plaatjes.

Ik werke voor een lokale zender in België. Dat was ooit een varkenskot geweest. Daar had iemand een radio studiootje gemaakt. Ik kreeg geen geld, ik kreeg wel plaatjes.

Aldith Hunkar

ERNST-JAN PFAUTH: Maar dit klinkt wel echt zo ontzettend romantisch. Dat je in de auto de grens overgaat naar een oude varkenskot…

ALDITH HUNKAR: Midden in de nacht, hè!

ERNST-JAN PFAUTH: Wauw.

ALDITH HUNKAR:Ja, altijd midden in de nacht. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: En wat voor programma maakte je daar?

ALDITH HUNKAR: Rock-‘n’-roll radio. Plaatjes draaien, introotjes volkletsen. Iets uit het nieuws vertellen. Ja, super tijd.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik zit een beetje te zoeken naar wat voor jou dan het moment was dat je dacht van: nu doe ik het. Was dat dan al bij die piratenzender? Of was het eerder, dus op de zolder, of toch Radio 10?

ALDITH HUNKAR: Ja, fases. Kijk, “Nu doe ik het. Ik ben op de radio en mensen kunnen luisteren.” Dat was inderdaad Hamont-Achel. Maar toen bij Radio 10, toen het ook nog op een beetje christelijk tijdstip was toen dacht ik: ja kijk, en nu krijg ik ook elke maand ook nog centjes. Dus dat was wel, weet je: ik ben gearriveerd.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar dat heb je dus voor elkaar gekregen door één, ontzettend veel te oefenen.

ALDITH HUNKAR: En heel veel te zeuren aan de hoofden van mensen. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, nou ja, dat zou je ook netwerken kunnen noemen.

ALDITH HUNKAR: O ja, dat klinkt leuker.

ERNST-JAN PFAUTH: Toch? [Lacht]

ALDITH HUNKAR: Ja, dat klinkt leuker.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar ik ben nog wel benieuwd of jonge luisteraars die hiernaar luisteren wat zij kunnen leren van hoe je dat dan deed. Hoe je dat voor elkaar kreeg dat je daar binnenkwam en terug mocht komen. Dus deels, zei je net al, een goede brief schrijven. Een overzichtelijke brief, maar volgens mij ook een brief waarvan je denkt: volgens mij gaat de ontvanger dit heel leuk vinden om te lezen. Wat zijn cruciale ingrediënten om dat voor elkaar te krijgen?

ALDITH HUNKAR: Nou, ik geloof dat ik op al dit soort vragen alleen maar kan zeggen: je moet wel gewoon jezelf zijn. En je moet ook wel wat durven. Want wat ik geleerd heb in mijn hele leven: het leven komt niet naar jou toe. Als jij echt iets wilt, dan zul je het moeten gaan halen. En dan moet je je ook niet laten weerhouden door het feit dat niemand nog zoiets gedaan heeft. Of wat zullen ze wel niet van me denken. Weet je, nee is ook een antwoord. Ik mag vragen, mag ik bij je komen? Als je nee zegt, vind ik het niet leuk. Maar dat is je goed recht. Dan vraag ik het wel aan iemand anders die wel ja zegt. Dus laat je niet van je droom afhouden. Ik denk dat dat heel belangrijk is.

Wat ik geleerd heb in mijn hele leven: het leven komt niet naar jou toe. Als jij echt iets wilt, dan zul je het moeten gaan halen.

Aldith Hunkar

ERNST-JAN PFAUTH: Want voor de goede orde: je kreeg ook weleens ‘nee’ te horen?

ALDITH HUNKAR: Tuurlijk, kreeg ik ook weleens nee. Of geen antwoord.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoeveel brieven stuurde je eigenlijk dan? [Grinnikt]

ALDITH HUNKAR: Nou, het was niet dat ik stapels brieven stuurde. Maar ik stuurde meestal wel een setje. Dus dan naar die, die en die, en die.

ERNST-JAN PFAUTH: Elke maand of zo, een maandelijks ding?

ALDITH HUNKAR: Nee, ook niet zo vaak. Nee, ik kan daar geen cijfers aan plakken.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar het klinkt een beetje alsof je naar zo’n zender ging,

mee mocht kijken, naar huis ging, naar zo’n studio, het ging oefenen en als je dan klaar was voor de volgende stap je weer een setje brieven de deur uit deed. Of maak ik het nu te planmatig?

ALDITH HUNKAR: Het is te planmatig, maar het is wel een beetje wat er gebeurde. Want ik had natuurlijk wel in de gaten dat het niet ging helpen om alleen maar op bezoek te zijn bij een radioprogramma. Ik moest het ook gaan leren. Dus daar heb ik heel veel tijd in gestopt. In het leren van het vak. 

ERNST-JAN PFAUTH: En die bandjes die je maakte, die dan bijvoorbeeld naar Jeroen Soer gingen, hoe lang waren die bandjes dan?

ALDITH HUNKAR: Dat waren bandjes van anderhalf uur. 45 aan elke kant.

ERNST-JAN PFAUTH: Helemaal vol?

ALDITH HUNKAR: Ja, het was wel een programma. Later ben ik, toen ik een beetje kon knippen en plakken, toen ben ik gewoon die stukjes waar je mij kon horen. Dus een stukje muziek en dan ik, de overgang naar het volgende plaatje en dan knippen en dan… Maar in het begin stuurde ik hele programma’s.

ERNST-JAN PFAUTH: En dan moest Jeroen gewoon die hele plaat afluisteren? [Lacht]

ALDITH HUNKAR: [Lacht] Ja, of doorspoelen!

ERNST-JAN PFAUTH: Wauw. Kan je je herinneren wat je dan deed om ervoor te zorgen dat het zo leuk mogelijk was, zo aangenaam mogelijk was om naar te luisteren? Wat waren de vroege radio lessen die je leerde voordat je het echt mocht gaan doen, betaald mocht gaan doen?

ALDITH HUNKAR: Ja het moest, dat noemden we, rock-‘n-roll zijn. Dus het moest aan elkaar door. Er mochten geen gaatjes vallen, witjes heette dat toen. Ik weet niet hoe ze dat nu noemen. Het mocht geen seconde stil zijn. Ja, en ik denk dat ik ontzettend opgewonden en over de top heb geklonken in die tijd. Denk ik.

ERNST-JAN PFAUTH: Gewoon met heel veel energie?

ALDITH HUNKAR: Te veel.

ERNST-JAN PFAUTH: Te veel?

ALDITH HUNKAR: Ja, en toch, niemand anders deed het, dus het viel wel op.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat maakte het te veel dan?

ALDITH HUNKAR: Ja, te snel, te veel babbelen, te veel nonsens. Te veel ego, geen nuance in je stem. Allemaal dingen die ik pas later heb geleerd.

ERNST-JAN PFAUTH: En je had dus een aantal voorbeelden, want die schreef je dan die brieven. Maar je zei ook: “Er waren amper vrouwen op de radio. En als ze erop waren, mochten ze praten over bloemencorso’s.” Had je dan niet zoiets van: is dit dan wel voor mij als vrouw?

ALDITH HUNKAR: Nee, ik dacht: dan ben ik toch de eerste? Dat denk ik mijn hele leven: dan ben ik toch gewoon de eerste?

ERNST-JAN PFAUTH: Waar komt dat zelfvertrouwen vandaan?

ALDITH HUNKAR: I don’t know.

ERNST-JAN PFAUTH: Je was ook de eerste, wat is het, de eerste nieuwslezer ter wereld met dreadlocks.

ALDITH HUNKAR: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Een goede primeur.

ALDITH HUNKAR: Ja, de enige voor zover ik weet, nog steeds.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar waar komt dat vertrouwen vandaan? Hebben je ouders je dat meegegeven?

ALDITH HUNKAR: Ik denk dat mijn ouders ons hebben bijgebracht dat als je iets… Weet je, talenten heb je meegekregen, doe er wat moois mee. En als je jezelf een doel stelt, weet je, ga daar dan ook achteraan.

ERNST-JAN PFAUTH: Kan je je een voorbeeld herinneren van hoe ze dat dan deden? Iets dat je heel erg bij is gebleven?

ALDITH HUNKAR: Ze waren heel, wat is het Nederlands woord, supportive? Ondersteunend. Dan had ik weer iets gedaan, gefreubeld, gehobbyd. En, “Hé mam, pap, moet je eens kijken of moet je eens luisteren.” Dan gingen ze er ook echt voor zitten. En ik weet niet wat ze er echt van vonden, maar ze vonden het wel leuk dat ik dingen probeerde. Dus dat kreeg ik dan wel te horen. “Leuk dat je dat doet, of misschien moet je wat zachter praten.” Ik verzin maar wat hoor, want dit zijn geen concrete dingen die ik me herinner. Maar ik weet wel dat bijvoorbeeld mijn moeder vooral heel erg sturend was. Altijd van: “Je praat te snel, probeer eens wat langzamer. Niet altijd zo opgewonden.” Ja, dat zei ze nog toen ik al bij het Jeugdjournaal werkte. “Doe eens wat langzamer.”

ERNST-JAN PFAUTH: Maar je vader wilde heel graag dat je een universitaire studie ging doen.

ALDITH HUNKAR: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En ik las in gesprekken dat hij daar ook verdriet van had, dat het nooit gebeurd is.

ALDITH HUNKAR: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Was hij dan ondanks dat, ondanks dat je dus je studies – nou ja, dat waren een beetje bijprogramma’s dan voor je, zo klinkt het – dat je daar niet voor ging, kon hij dan toch de liefde opbrengen om je wel te ondersteunen op het radio vlak?

ALDITH HUNKAR: Ik ga nooit vergeten de dag dat ik dus echt werk kreeg bij de radio. Ik had toch een andere baan ernaast, maar dit ging ik in het weekend doen. Dat mijn vader tegen me zei, echt ook met een beetje natte oogjes: “Ik ben hartstikke trots op je. Ik had nooit gedacht dat je dit voor mekaar zou boksen. Dus veel plezier ermee en doe het.” Ja, dat ga ik nooit vergeten. Kijk, het ging hem niet zozeer om radio. Het ging hem erom: het kind moet een boterham verdienen. En ze kan goed leren, dus waarom doet ze dat niet? Weet je, hij had van alles opzij gezet om te kunnen studeren, om uit zijn minder bedeelde jeugd te komen. En dan krijg je vijf kinderen en dan hoop je dat zij dat gaan doen. Wist hij veel dat je ook op andere manieren toch je boterham kunt verdienen. Dus hij heeft dat gewoon gezegd toen het echt zover was, dat hij hartstikke trots op me was.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is wel knap toch van hem, dat hij zo ruimdenkend was?

ALDITH HUNKAR: Ja, vind ik heel knap. En ook heel lief.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat deed je doordeweeks dan?

ALDITH HUNKAR: Oh, toen werkte ik, ik was nog in Tilburg, ik werkte bij een Japans bedrijf dat fotorolletjes maakt. En daar zat ik op de computerafdeling, ook weer zoiets wat ik nog nooit had gedaan. Ik kreeg die baan…

ERNST-JAN PFAUTH: Een computerafdeling? Wat is dat? [Grinnikt]

ALDITH HUNKAR: …met de woorden: “Dit is een pc.” Had ik nog nooit gezien. “Daar ga jij mee werken.” Oké, nou we pakken die doos uit, we gaan lezen en we leren…

ERNST-JAN PFAUTH: Oh, je mocht hem ook zelf installeren? [Lacht]

ALDITH HUNKAR: Ja, ja ja. Maar zo leer je wel hoe zo’n ding werkt.

ERNST-JAN PFAUTH: En grappig, dus dit was in de tijd dat computers hun intrede deden…

ALDITH HUNKAR: Pc’s deden hun intrede.

ERNST-JAN PFAUTH: …in kantoren, en dan had je dus een… Hoe noemde je dat nou net? Een computerafdeling?

ALDITH HUNKAR: Een computerafdeling!

ERNST-JAN PFAUTH: En dan moest je de administratie gaan doen daar, of de processen gaan vastleggen?

ALDITH HUNKAR: Ja, de processen moest ik vastleggen.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar was dat dan ook, ik kan me voorstellen, nu is het achteraf een heel mooi verhaal dat het gelukt is. En dat je televisie en radio maakt. Maar dat was natuurlijk toen niet zeker.

ALDITH HUNKAR: Nee.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat vond je dan van die vijf dagen, van die fulltime baan, was dat dan, leefde je het angstbeeld?

ALDITH HUNKAR: Nee, ik heb dat gedaan… Ik heb die baan ook aangenomen met de woorden: “Zodra ik echt mijn boterham kan verdienen bij de radio, ga ik weg.” Nou dat heeft dus nog een paar jaar geduurd. Het begon met doordeweeks naar mijn baas, dit Japanse bedrijf, en daarna in het weekend radio doen. Maar ik kon nog net niet leven van wat ik toen bij die radio verdiende.

ERNST-JAN PFAUTH: Voor Radio 10, dat geld.

ALDITH HUNKAR: Voor Radio 10. En uiteindelijk toen ik in Hilversum terechtkwam, dat is het moment dat ik al het andere werk niet meer hoefde te doen.

ERNST-JAN PFAUTH: En heb je weleens de angst gehad dat het niet zou gaan lukken?

ALDITH HUNKAR: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Vertel, hoe, wanneer?

ALDITH HUNKAR: Nou, heel vaak eigenlijk. Dat het eindig zou kunnen zijn. Dat het misschien twee jaar zou duren, en wat dan? Maar ik heb wel toen gedacht: oké, als dat zo is, dan is het zo, dan zien we het dan wel. Dan ga ik wel weer kantoorbaan doen, ergens.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat vond je dan van dat vooruitzicht?

ALDITH HUNKAR: Dat leek me verschrikkelijk. Het is ook niet gebeurd, dus het is goed gekomen.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus als ik het goed begrijp, dan als je die angst ervoer, dan dacht je: ik kan er nu toch niks mee, ik kan beter mijn energie richten op zorgen dat mijn radiocarrière lukt.

ALDITH HUNKAR: Exact. En ook vooral genieten. Want nou ben ik waar ik wil zijn en dan ga ik steeds in angst leven. Dat is het allerslechtste wat je kunt doen. Als je echt iets wilt en je bent daar, dan moet je er echt met volle teugen van genieten. Want dingen kunnen eindig zijn. Ik kan ook onder een tram lopen, weet je, dan houdt het ook op. Maar dan heb ik het maar gedaan en dan heb ik het ten volste beleefd.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is best een wijs inzicht voor een ambitieuze vroeg twintiger.

ALDITH HUNKAR: Ik zei toch tegen je dat ik een beetje een rare jongere was?

ERNST-JAN PFAUTH: Vroegwijs.

ALDITH HUNKAR: Vroegwijs, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Oké, en Radio 10 in het weekend, je krijgt er een beetje voor betaald. Maar je kan er niet van leven. Hoe zorgde je ervoor dat je in Hilversum, dat destijds de heilige graal was, denk ik?

ALDITH HUNKAR: Was het ook.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe kwam je daar dan binnen?

ALDITH HUNKAR: Hetzelfde.

ERNST-JAN PFAUTH: Van je oude netwerk met Frits?

ALDITH HUNKAR: Ik nam altijd, nou, inmiddels niet meer Frits, maar gewoon de baas van de omroep. Want ik maakte natuurlijk die programma’s twee keer drie uur in het weekend. Nam ik ook weer op. Dus daar ging ik weer een compilatie van maken en dat sturen naar… Toen was ik inmiddels wijzer, ik denk: Frits Spits gaat me die baan niet geven. Maar de baas van de VARA misschien, of van Veronica, of de KRO. En dan, tik, tik, tik, briefje, cassettebandje erbij, hup op de post. En wachten op antwoord.

ERNST-JAN PFAUTH: En dat Radio 10 programma, wat was dat voor programma? Rock-’n-roll weer?

ALDITH HUNKAR: Ja, gewoon easy listening meer.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh, easy listening, oké.

ALDITH HUNKAR: Ja, het was niet vreselijk. Nou, ook niet echt easy… Hoe noem je dat? Middle of the road. Middle of the road muziek, daar.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh ja, en dit was dat programma waar je eerder over vertelde: “Ik wil mijn eigen plaatjes, ik wil The Cure kunnen draaien.” Maar dat mocht nog niet?

ALDITH HUNKAR: Nee, dat, toen was ik al in Hilversum, met The Cure.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh, sorry, oké.

ALDITH HUNKAR: Dus bij Radio 10 hadden we een format en ik nam het daar niet zo heel nauw mee. Dus ik denk: ze luisteren toch niet mee. Ik moest dan iets uit de jaren ‘70, dan iets uit de jaren ‘80. Maar dat nam ik vrij breed. Zij bedoelde een hit, een top 10 hit uit de jaren ‘70. Ik zei: “Er staat toch 1983 op? Dat is toch uit de jaren ‘80?” En I got away with it, want ze luisterden niet, zeker niet in het weekend.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je gaf stiekem al een beetje een eigen signatuur aan dat programma? Hoe heette dat programma?

ALDITH HUNKAR: Hoe heette dat? Even denken hoe dat heette. Dat had wel een naam. Dat heette Aldith en meer. 

ERNST-JAN PFAUTH: Aldith en meer? Dat suggereert dat er af en toe gasten langskwamen? Of was het gewoon de muziek?

ALDITH HUNKAR: Nee hoor, het was Aldith en muziek. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Had ook gekund!

ALDITH HUNKAR: Ja, maar leuk toch? Aldith.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja.

ALDITH HUNKAR: En die jingle was ingesproken door diezelfde Ton Wibier. Die had echt een hele mooie stem.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh wauw. Dus het was eigenlijk al een soort personality programma dan?

ALDITH HUNKAR: Dat vond ik vooral zelf. Ik weet echt niet wat de luisteraar…

ERNST-JAN PFAUTH: Maar je naam zat in de titel van het programma.

ALDITH HUNKAR: Ja, anders moet je het niet doen.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat vertelde je dan in die uren? Naast de muziek, praatte je over de muziek? Of vertelde je ook verhalen uit het leven?

ALDITH HUNKAR: Allebei. Heel veel over de muziek. Te veel misschien over de muziek. Wie de gitarist was, welk jaar. Maar ik ben wel gaan leren om ook wat sfeer eromheen te bouwen. Dus we hadden geen inbellers of dat soort dingen. Dat kon allemaal niet, technisch geloof ik. Maar gewoon iets wat in het nieuws speelde en dan daar een plaatje bij zoeken. Of je had, weet je, corny dingen van een quote van de dag en daar het plaatje bij zoeken. Allemaal dingen waar een plaatje bij hoorde.

ERNST-JAN PFAUTH: En vertelde je ook dingen uit je eigen leven?

ALDITH HUNKAR: Ja, meer wat ik ergens van vond.

ERNST-JAN PFAUTH: Eigenlijk, we hebben het nu over jouw liefde voor radio en hoe die ontstaan is. En dit gaat dan over de sfeer. Whisky drinken en een programma maken.

ALDITH HUNKAR: Terwijl ik geen whisky drink.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar muziek komt eigenlijk ook de hele tijd terug.

ALDITH HUNKAR: Ja, maar muziek is denk ik ook die drijfveer geweest waarom ik radio zo ontzettend boeiend vond en vind.

ERNST-JAN PFAUTH: Met welke muziek ben je opgegroeid?

ALDITH HUNKAR: Ik ben met, heel breed… heel breed. Van Russische koren tot salsa.

ERNST-JAN PFAUTH: Russische koren?

ALDITH HUNKAR: Ja, dat draaiden mijn ouders. Prachtig, moet je eens naar luisteren. Je weet niet wat je meemaakt.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe kwamen je ouders erbij om daar naar te luisteren?

ALDITH HUNKAR: Ik heb geen idee hoe mijn twee ouders, allebei uit Suriname, daarbij kwamen. Maar ik heb zo’n brede muzikale basis. Heel veel klassiek, maar wat ik zeg ook de tango, ook Chinese popliedjes. Ik heb het allemaal gehoord in mijn jeugd.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat bijzonder, want nu heb je Spotify waar je dat allemaal…

ALDITH HUNKAR: Boring!

ERNST-JAN PFAUTH: Als ik vanavond die Russische muziek, die Russische koren wil gaan luisteren, dan heb ik dat zo gevonden. Maar gingen je ouders dan naar platenzaken?

ALDITH HUNKAR: Ja, die gingen naar platenzaken, die kochten platen.

ERNST-JAN PFAUTH: Ging je dan mee?

ALDITH HUNKAR: Nee, nee, die hadden… Kijk, mijn ouders die… Hoe moet ik het zeggen? Mijn vader heeft in Nederland gestudeerd, kwam al met platen terug naar Suriname. Is daarna nog een keer… Altijd als hij op reis was… Ik heb het van mijn pa dit! Altijd als mijn vader op reis was, kwam hij terug met platen. En zo ben ik bij reggae terechtgekomen. Is een ander verhaal. Daar gaan we het helaas niet over hebben vandaag. Maar dat is mijn vaders schuld.

ERNST-JAN PFAUTH: Grappig, dus je kreeg een hele brede muzikale opvoeding. Eigenlijk omdat je vader over de hele wereld platen bij elkaar kocht?

ALDITH HUNKAR: Eigenlijk wel. Dus ik kende al dat soort klanken al. Ik kon ook dingen meezingen. Ik had geen idee of het de juiste woorden waren. En ik wist ook niet wat het betekende. Maar ik kan wel, er zijn wel bepaalde Russische liederen die ik kan meezingen.

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] So random.

ALDITH HUNKAR: [Lacht] Very random.

ERNST-JAN PFAUTH: Oké. En popmuziek deden ze daar ook aan of moest je dat zelf ontdekken?

ALDITH HUNKAR: Ja, The Beatles. Dat heb ik wel meegekregen. Santana, dat soort dingen. Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat was je eerste eigen single, die je kocht?

ALDITH HUNKAR: Dat moet wel, dat zal wel iets van The Beatles geweest zijn. Ja, dat denk ik wel.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus eigenlijk is dat een ingrediënt dat erbij pastte. Je vond en de sfeer van de radio heel mooi en dat het om muziek draait.

ALDITH HUNKAR: Precies. Dat zeg je heel goed. Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Oké. En je stuurde dus die bandjes van Aldith en meer rond. Deed je dat meteen vanaf het begin? Of moest je eerst… Want je hebt er maar twee jaar gezeten he, bij Radio 10?

ALDITH HUNKAR: Klopt.

ERNST-JAN PFAUTH: En was het vanaf moment één van: dit is een opstapje?

ALDITH HUNKAR: Nee.

ERNST-JAN PFAUTH: Oké.

ALDITH HUNKAR: Nee, echt pas het laatste half jaar of zo dat ik dacht: oké, nu moet het gaan gebeuren.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat was er dan na anderhalf jaar gebeurd dat je dacht: nu moet het gebeuren?

ALDITH HUNKAR: Ja, een beetje rusteloos type, denk ik. Dat zal wel te maken hebben met die rare jeugd die ik heb gehad. Dat je alles twee, drie jaar doet en dan tijd voor iets nieuws.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik kan me ook voorstellen dat je gewoon gek werd op de computerafdeling.

ALDITH HUNKAR: Dat ook. [Lacht] Ja, dat ook.

ERNST-JAN PFAUTH: En wie van de vele, volgens mij bijna allemaal mannen, die je brieven stuurde, wie van de mannen zei uiteindelijk: “Oké, kom maar eens langs.”

ALDITH HUNKAR: Op bezoek bedoel je? Of kom maar eens langs voor een programma.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, voor een programma.

ALDITH HUNKAR: Zoals gezegd, ik stuurde inmiddels de brieven naar de bazen hè?

ERNST-JAN PFAUTH: Ja. 

ALDITH HUNKAR: Lex Harding zei: “Kom maar langs.” En Jan Steeman zei: “Kom maar langs.” En Lex Harding bij Veronica heb ik dus afgewezen. Omdat hij mij wilde voor, hoe heette dat programma? Radio… Ik zeg, romantica. Maar in ieder geval, ik moest heel veel gaan praten over seks midden in de nacht. Zoiets was het. Ik denk: nou daar heb ik geen zin in. En Jan Steeman die bood me eigenlijk een heel saai programma aan. Ook midden in de nacht. Maar die bood wel kans op meer. En dat heb ik gedaan. Bij de AVRO ben ik dus begonnen. Het bestaat nog steeds dat programma. Het heette toen Nachtdienst. En luisteraars die niet konden slapen, die gingen dan bellen met een vraag. Iets wat ze altijd al hebben willen weten. En een andere luisteraar had dan het antwoord.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh ja!

ALDITH HUNKAR: Dat vond ik leuk. Ik vond de muziek hemeltergend. Maar het is wel waar ik heb geleerd radio te maken. Dat ik het niet zelf deed, maar dat ik in een hokje zat. En de techneut zat daar. En dat ik een tekentje moest geven wanneer hij de plaat moest instarten.

ERNST-JAN PFAUTH: Ah, het was een nieuw moment in je carrière. Dat je niet meer alles zelf hoefde te doen. Dat je het helaas ook niet voor het zeggen had over de muziek.

ALDITH HUNKAR: Exactly. Maar ik vond die gesprekken voeren midden in de nacht, dat vond ik heel erg leuk. En als ik dat van mezelf mag zeggen, ik was er ook nog goed in.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat was dus iets heel nieuws voor je. Want daarvoor kon je niet inbellen.

ALDITH HUNKAR: Exact.Dus dat was een nieuw aspect aan radio maken dat mij heel erg beviel.

ERNST-JAN PFAUTH: En toen je ‘nee’ zei tegen Lex Harding van Radio Romantica, had je toen dat andere aanbod al achter de hand?

ALDITH HUNKAR: Ik had naar vier bazen gestuurd en twee hadden gereageerd. 

ERNST-JAN PFAUTH: Dat speelde tegelijk?

ALDITH HUNKAR: Het speelde tegelijk.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar was het een gok dat je nee zei?

ALDITH HUNKAR: Ja, want kijk als ik nou naar Jan Steeman was gegaan van de AVRO en het gesprek was niet goed gelopen, dan had ik helemaal niks. 

ERNST-JAN PFAUTH: Best wel een lastige keuze lijkt me.

ALDITH HUNKAR: Was het ook. Ja. Ik weet niet wat mij heeft begeleid. Maar ik heb de juiste keuze gemaakt, denk ik.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja. En wanneer deed de camera zijn intrede? Die camera waar je inmiddels zo’n hekel aan hebt als het over het maken van bijvoorbeeld nu een podcast gaat. Maar wanneer kwam die camera erbij dat je dacht van: oh, misschien dat ik ook wel goed voor de camera ben?

ALDITH HUNKAR: Letterlijk toen het Jeugdjournaal op mijn antwoordapparaat stond. Dat mogen ze ook googelen. Ik kwam thuis van iets werkachtigs. En het lampje knipperde op het apparaat. En daar was de eindredacteur van het Jeugdjournaal met de vraag of ik interesse had om een screentest te komen doen. En toen heb ik eigenwijs als ik ben gebeld en bedankt voor de eer. En gezegd: “Maar ik ben van de radio. Ik heb geen televisie ambitie. Maar toch heel erg bedankt dat jullie mij vragen.” En opgehangen weer. En toen belde hij nog een keer. Hij zei: “Weet je wat? Kom toch. Je kunt altijd nee zeggen. Zie het als ervaring opdoen in iets nieuws.” En zo ben ik die screentest gaan doen.

ERNST-JAN PFAUTH: En toen zeiden ze dat je mocht blijven?

ALDITH HUNKAR: Na verloop van tijd zeiden ze dat ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Na verloop van tijd, wat zat er dan tussen de screentest…

ALDITH HUNKAR: Nou ja, ik was niet de enige die die screentest deed. Dus ze moesten nog gaan kiezen wie het dan ging worden. En in die tussentijd. En ook omdat ik dus die studio had meegemaakt en dacht van: dit is eigenlijk ook wel heel erg leuk. En toen zeiden ze ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus ze bleken wel gelijk te hebben. Want toen je er eenmaal was dacht je: dit is best wel vet.

ALDITH HUNKAR: Slim van Rob Maas, hè?

ERNST-JAN PFAUTH: Ja. En toen je dus op je elfde, je hebt net heel mooi beschreven wat die radio studio toen zo mooi maakte. Wat maakte voor jou die televisiestudio dan zo mooi?

ALDITH HUNKAR: Ja, toch altijd die lampjes en die knopjes. En veel glas. En het gevoel van ja, ik wil bijna het woord urgentie gebruiken. Het gevoel van: het is nu. Wat ik nu veel minder heb. Omdat we zitten dit op te nemen… 

ERNST-JAN PFAUTH: Ja. 

ALDITH HUNKAR: Ik hou wel van live. Live geeft een speciaal gevoel van: het moet nu gebeuren. 

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, inderdaad.

ALDITH HUNKAR: En als ik nu op mijn bek ga, dan moet ik het nu ook oplossen. 

ERNST-JAN PFAUTH: Want ik veroorloof me nu allemaal zijpaadjes, die we er misschien uit halen.

ALDITH HUNKAR: Precies, kan niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar als het live is, dan moet het allemaal meteen on the money zijn.

ALDITH HUNKAR: Strak en het liefst foutloos. Het liefst.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus die spanning sprak je aan?

ALDITH HUNKAR: Ja, ik denk het wel. En sowieso een studio, zoals ik die ken, is natuurlijk fantastisch. Want daar hangt de lamp. En daar is dat apparaat. En iets bliept in een hoekje. Ja en een microfoon. Een microfoon is ook een heel fijn ding. Ik hou van een microfoon. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: En toen mocht je dus, na verloop van tijd, wat andere dingen tussendoor gedaan toch? Verslaggever voor Marco Polo geweest, een televisieprogramma.

ALDITH HUNKAR: Precies.

ERNST-JAN PFAUTH: Mocht je het Jeugdjournaal gaan presenteren.

ALDITH HUNKAR: Mocht ik hét instituut Jeugdjournaal gaan doen. Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Daar werd je een icoon in onder andere mijn jonge jaren.

ALDITH HUNKAR: En kijk wat er van je geworden is.

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Maar wat ik wel grappig vind, want wat je net zei: “Na twee jaar ben ik uitgekeken.” Het Jeugdjournaal heb je natuurlijk veel langer gedaan. Maar daarvoor, die rusteloosheid, wantrouwde je dat? Of luisterde je er naar? Dacht je van: ik ben nu verveeld, dus ik moet nu doorgaan. Of dacht je… Je kan ook jezelf streng toespreken van: ik ben nu verveeld, maar ik moet even doorzetten want misschien komt er nog wel iets. Hoe ging je met de rusteloosheid om?

ALDITH HUNKAR: Nou, in die jaren van studeren en computerafdeling, dan heb ik daar wel naar geluisterd. Tijd voor wat anders. Ik heb het bij de radio helemaal nooit gehad van: nu is het wel goed geweest. Sterker nog, ik heb altijd geroepen: “Als ze me bellen, kom ik.” Nou, daarom zit ik ook hier.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar bij Radio 10 was je na anderhalf jaar, zei je van, had ik het wel weer gezien.

ALDITH HUNKAR: Ja. Dat was omdat, misschien ook wel omdat ik er net niet van kon leven. Dus ik werkte ook zeven dagen in de week. Ik heb in twee jaar tijd niet één dag vrij gehad. En ik woonde nog in Tilburg, moest naar Amsterdam. In ieder geval allemaal gedoe. Ik had geen auto. Met de trein. Met mijn enorme dozen met platen. Dat was ook wel fysiek zwaar. En ja, misschien ook wel eigenwijs genoeg om te denken: maar er zit nog meer in het vat.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja. En daarna was die rusteloosheid weg?

ALDITH HUNKAR: Ja. Klopt.

ERNST-JAN PFAUTH: Omdat je de bestemming had bereikt.

ALDITH HUNKAR: Ik denk het. Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dus als je daar een les uit zou moeten destilleren dan probeert die rusteloosheid je eigenlijk, als je dat als luisteraar ervaart, probeert die je wat te vertellen eigenlijk?

ALDITH HUNKAR: Daar ben ik van overtuigd.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja.

ALDITH HUNKAR: Ik denk dat je heel goed… Ik denk dat je lichaam en je brein en je gevoel je heel goed aangeeft of je op de juiste weg zit. Voor jou. Het hoeft voor een ander niet de juiste weg te zijn. Maar voor jezelf. Ik denk wel dat ik daar altijd wel naar geluisterd heb ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En heb je weleens spijt gehad dat je in je twintiger jaren zeven dagen per week hebt gewerkt?

ALDITH HUNKAR: Nooit. Geen seconde. Ik werk nu ook heel vaak zeven dagen in de week. Maar als je het doet voor iets waar je gepassioneerd over bent of waar je geluk uitput, of waar je in ieder geval een fijn gevoel aan hebt, dan is het natuurlijk wat anders dan wanneer je weer voor je baas moet gaan zitten telefoontjes plegen. Boring. Daarvan is niks voor jezelf. Terwijl als je dit soort dingen doet is alles voor jezelf. En dan kun je het ook amper werk noemen.

ERNST-JAN PFAUTH: Je hebt er niet zoiets van: jammer dat ik niet meer uitging ofzo?

ALDITH HUNKAR: Nee. Nee, daarvoor ben ik meer dan genoeg uit geweest.

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Dat had je al gehad.

ALDITH HUNKAR: [Lacht] Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Daar was je ook vroeg mee dan.

ALDITH HUNKAR: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik vind het zo grappig dat in jouw carrière, in je vroege carrière, dat netwerken zo belangrijk is geweest. Die brieven schrijven. Ik zat net al een beetje te vissen wat moet er dan in zo’n brief staan? Je zei: “Wees vooral jezelf.” En volgens mij: “Zorg dat het kort is. Dat het een helder overzichtelijke brief is.”

ALDITH HUNKAR: Één A4’tje.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dus niet zeven A4’tjes jezelf zijn. Maar hoe zorg je ervoor dat het niet als opdringerig wordt ervaren? Was je daar weleens bang voor?

ALDITH HUNKAR: Ik heb daar nooit bij stilgestaan. Maar nu je dit zo zegt kan ik me best indenken dat het door sommigen als ‘heb je haar weer’ is ervaren. Maar ja dat wist ik dan niet. Nee, ik eh… Kijk, ik vond ook wel dat ik een interessant verhaal te vertellen had. En die eerste voet tussen de deur, dat is de belangrijkste. Want daarna weten ze: oh, dat is dat rare mens. We nodigen haar nog een keer uit of we doen het niet. Die eerste keer moet je indruk maken. En ik vond dat ik een goed verhaal had.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja.

ALDITH HUNKAR: En kennelijk had ik gelijk. In ieder geval een verhaal dat niet iedereen had.

ERNST-JAN PFAUTH: En dat indruk maken, hoe doe je dat als je daar ter plekke bent?

ALDITH HUNKAR: Oh, dan was ik zo verlegen. [Lacht] Daar stond dan de grote Frits of de grote Jeroen of de Peter Holland. En dan ja, dan was ik eigenlijk heel bleu. Daarom zei ik, ik zat ook heel zoet in een hoekje gewoon te kijken. Ja, dat is grappig. Dat zou niemand meer geloven. Ik was dodelijk verlegen in die tijd. 

ERNST-JAN PFAUTH: Maar dat heeft je niet gehinderd dan?

ALDITH HUNKAR: Het heeft me niet gehinderd.

ERNST-JAN PFAUTH: Moest je jezelf dan streng toespreken van: ik ga weer sociale interactie ondernemen?

ALDITH HUNKAR: Nee, het was gewoon zo’n sterke wens. En een brief schrijven dat doe je toch achter je, aan je bureau weet je. Je hoeft niet te praten, je bent aan het schrijven.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja.

ALDITH HUNKAR: Op de radio viel dat weg. Als die camera aangaat of dat lampje van de microfoon, is dat weg.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar zat je wel zenuwachtig in de trein naar Frits?

ALDITH HUNKAR: Heel zenuwachtig. Ja. En dan moet je natuurlijk iemand de hand geven en een beetje small talk maken. Daar ben ik helemaal niet goed in, nog steeds niet. Maar ik denk dat, ik kan het je niet verklaren. Ik denk dat ze dachten, punt een, ze wisten ook niet hoe ik eruit zie he? In die tijd dacht echt iedereen dat ik blond was en 1 meter 80. En dan kom ík binnen. Dus dat was al een voorsprong die ik had. Ik zag er niet uit zoals ze dachten. En dan denken ze: huh? Heeft dit kind die brief geschreven? Hoezo wil zij op de radio? In die tijd denk ik dat het in mijn voordeel heeft gewerkt. Ik weet zeker dat het bij Jan Steeman van de AVRO heel erg in mijn voordeel heeft gewerkt. Hij heeft het namelijk altijd gezegd.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat zei hij dan? 

ALDITH HUNKAR: Hij heeft altijd gezegd: “Als ik naar jou kijk en ik naar je luister, mijn brein kan daar niet aan.” Hij was daar heel straight in. Echt een goede vent. Hij is er helaas niet meer. Hij kon gewoon maar niet begrijpen dat ik een zwarte vrouw ben van 1 meter 59 met wat er uit mijn mond kwam. En dat ik naar Russische koren luisterde. En dat soort dingen. Maar dat vond hij heel intrigerend.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar dat kon niet rijmen door vooroordelen die hij had?

ALDITH HUNKAR: Dat zei hij ook. Goeie vent. Hij zei dat gewoon. En toch heeft hij me die baan gegeven. En hij heeft er ook nooit spijt van gehad. Dat heeft hij me nog laten weten.

ERNST-JAN PFAUTH: We hebben het een paar keer over afwijzingen gehad. Dus uitgeloot worden. Of brieven die niet beantwoord werden. Heb je ook te maken gehad met meer persoonlijke vormen van afwijzingen later? Kijk, uitgeloot worden omdat er geen plek is, of een brief niet beantwoord, lijkt me niet persoonlijk voelen.

ALDITH HUNKAR: Ja, dit klinkt heel raar wat ik zeg, maar overal waar ik ooit op heb gesolliciteerd heb ik ook gekregen. Dus daarom zeg ik: “Ik kan goede brieven schrijven.”

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, jij had de wind in de rug.

ALDITH HUNKAR: Dus ik heb altijd wel vaak kunnen kiezen uit twee opties die ik tegelijkertijd had lopen, net als bij radio Veronica en AVRO. Ook daarvoor, ik kon kiezen tussen dat en dat. En dan koos ik wat voor mij het leukste, beste was.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik blijf me toch afvragen waar jouw zelfvertrouwen vandaan kwam.

ALDITH HUNKAR: Nou misschien wel omdat ik zo verdomd goed uit mijn woorden kon komen op jonge leeftijd al. Ik denk dat dat iets goeds was.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want dat kon je heel jong al?

ALDITH HUNKAR: Dat kon ik al heel jong, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Waar moet ik aan denken?

ALDITH HUNKAR: Zes. Dan kon ik al hele discussies voeren. Echt ook met, ja, met uitzoomen naar een ander. Weet je, met zijtakken, kon ik allemaal.

ERNST-JAN PFAUTH: En hadden je zussen en broer dat ook? Was het onderdeel van de gezinscultuur?

ALDITH HUNKAR: Het was wel onderdeel van de gezinscultuur en zeker op denkniveau hebben we het allemaal gehad. Maar ik had ook nog de babbel. Dus ik kon het ook nog snel omzetten in woorden.

ERNST-JAN PFAUTH: Gewoon talent.

ALDITH HUNKAR: Het is een talent, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En daardoor dacht je: ik kan zo goed uit mijn woorden komen en ik wil zo graag radio maken dat het niet uitmaakt dat nog niemand dat doet die op mij lijkt…

ALDITH HUNKAR: Precies.

ERNST-JAN PFAUTH: …ik ga gewoon de eerste zijn.

ALDITH HUNKAR: Ik ga dan de eerste zijn. En het is precies om dit talent dat mijn ouders echt dachten: zij wordt advocaat, ze kan goed leren en ze kan goed babbelen. Nou, had gekund. Ik ben blij dat het niet gebeurd is.

ERNST-JAN PFAUTH: Is dit een van de drie die je geprobeerd hebt?

ALDITH HUNKAR: Nee. Het leek me zo saai.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik zie hier de secretaresse opleiding, studie economie en studie laborant. Wel lekker breed.

ALDITH HUNKAR: Heel breed.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus dat is ook nog een les. Oriënteer je breed. [Lacht]

ALDITH HUNKAR: Absoluut. En oriënteer je ook vooral buiten landsgrenzen, op alles. Anders is je bubbel wel heel erg klein.

ERNST-JAN PFAUTH: En dat is alvast één advies, maar wat is jouw persoonlijke definitie van succes?

ALDITH HUNKAR: Mijn persoonlijke definitie van succes? Van mij?

ERNST-JAN PFAUTH: Ja.

ALDITH HUNKAR: Voor mij is het: stel een doel, weet wat er voor nodig is om daar te komen, doe er alles aan om dat voor mekaar te krijgen en geniet ervan als het je lukt. Dan heb je succes. En dat zijn allemaal dingen die niemand je kan afnemen. En het leuke van dit soort succes is, als je het in één hoek kunt, en dat valt weg om wat voor reden dan ook, dan weet je van: nou, ik heb in ieder geval de bagage en het gereedschap om het ergens anders in te zetten en dat op dezelfde manier te doen.

Stel een doel, weet wat er voor nodig is om daar te komen, doe er alles aan om dat voor mekaar te krijgen en geniet ervan als het je lukt. Dan heb je succes.

Aldith Hunkar

ERNST-JAN PFAUTH: Want dat klinkt als een soort iteratief proces, dat doelen stellen. Het is niet één keer een doel stellen en daar naartoe werken en dan genieten.

ALDITH HUNKAR: Integendeel. Dat is waarom van heel veel mensen de dromen niet uitkomen. Omdat die droom zo groot is. En het is helemaal daar in de toekomst en als je daar op blind staart, dan is het te groot, dan kom je er ook niet. Het geheim is dat je het in stukjes moet verdelen. En ieder deel is net zo belangrijk als het einddoel. Dus eerst moet je Frits Spits leren kennen. Dan moet je gaan leren oefenen radio maken in de studio van Ton Wibier. Dan heb je een stapje, “Oh kijk nu betalen ze een paar singletjes iedere maand.” Dan krijg je echt geld. En dan ben je bij de omroep en kijk je achterom en dan denk je: ik heb het bereikt. Dat is het. Je moet niet alleen maar naar dat grote doel kijken. Je moet weten welke stappen je moet bewandelen. Dat is mijn geheim geweest. Altijd in alles wat ik ooit gedaan heb.

ERNST-JAN PFAUTH: Dankjewel Aldith, voor dit gesprek.

ALDITH HUNKAR: Ik vond het heel erg leuk, dankjewel.

Lees hier de interviews met journalist Noraly Beyer, all-round verhalenverteller Akwasi en wethouder Marjolein Moorman.

Wil je geen aflevering missen?

Geef je dan op voor de persoonlijke nieuwsbrief van presentator Ernst-Jan Pfauth. Hij mailt je nieuwe interviews en de belangrijkste lessen uit de gesprekken.