Categorieën
Interview

Romana Vrede

De theatermaker over het hoogst haalbare in acteren: toveren

Acteur en theatermaker Romana Vrede behoort tot de absolute top in Nederland. Ze speelt bij het Nationale Theater en won in 2017 de Theo d’Or.  

Romana kaart vaak onderwerpen aan die ze belangrijk vindt, zoals het slavernijverleden, racisme en omgaan met autisme. In 2019 zond DWDD in hun toen heilige uurtje een documentaire van Romana uit, over haar zoon Charlie. Hij heeft autisme en een verstandelijke beperking. Ze schreef ook een goudeerlijke en intieme roman over Charlie; De nobele autist.

Romana heeft net een nieuw toneelstuk uit. Dit keer niet als acteur, maar voor het eerst als regisseur. Het stuk, The Story of Travis, is juichend ontvangen. We spreken elkaar in een kleedkamer in de Stadsschouwburg Utrecht, vlak voor de voorstelling begint.

Romana Vrede over haar Jonge Jaren

Romana Vrede over haar jonge jaren

Je kunt het interview hieronder lezen of beluisteren op Podimo.

ERNST-JAN PFAUTH: Nou, gewoon eens als eerste vraag, ik ben benieuwd waarom je ‘ja’ hebt gezegd op deze uitnodiging om mee te doen in Jonge Jaren?

ROMANA VREDE: Ik denk altijd dat het een Japans gezegde is, maar ik kan het nergens terugvinden. Maar ik geloof dat het een Japans gezegde dus is en het is een vloek. Namelijk ‘may you be successful early in life’. Dat is een vloek. [lacht]

‘Ken je het Japanse gezegde ‘may you be successful early in life’? Dat is een vloek.

Romana Vrede

ERNST-JAN PFAUTH: Oh, dat is niet goed…

ROMANA VREDE: Nee!

ERNST-JAN PFAUTH: Als het snel gaat…

ROMANA VREDE: Nee. En als het je overkomt wanneer je eigenlijk nog niet volwassen bent, of niet goed weet wie je bent en wat je wil. Dus wat dat betreft gun ik dat aan de jonge luisteraars van ‘neem je tijd’.

Er zijn een aantal… Soms zie je dat wel eens op Insta, van die influencers die dan zeggen ik ben twintig en ik heb een Mercedes voor de deur en ik verdien twee miljoen, weet ik veel, per maand. En dat ik denk ja, of je neemt gewoon je tijd. [lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Want waarom zou het niet goed voor je zijn? Dat je dan die roem over je heen krijgt en er eigenlijk niet klaar voor bent? Dat je dan niet af bent als persoon ofzo?

ROMANA VREDE: Ja. Misschien heel erg ouderwets van mijn gedacht. Omdat ik zelf, denk ik, niet had kunnen weten wat ik wel wil en wat ik niet wil. En waarom ik iets wil en waarom ik iets niet wil.

En dat wil niet zeggen dat alle jonge mensen niet inhoudelijk gedreven zijn. Want ik leer heel veel van jonge mensen over hun determination. Of hun bereidwilligheid of hun queerness eigenlijk. Queer in de zin van anders denken. Daar leer ik heel veel van.

Ik leer heel veel van jonge mensen over hun determination. Of hun bereidwilligheid of hun queerness eigenlijk. Queer in de zin van anders denken. Daar leer ik heel veel van.

Romana Vrede

Maar ik ben er dus achtergekomen dat als ik mezelf recht in de ogen kan aankijken, dan is het oké, los van wat anderen van je willen of vinden of denken. Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dus op een gegeven moment ben je volwassen genoeg om intrinsiek gemotiveerd te zijn.

ROMANA VREDE: Denk het, ja. 

ERNST-JAN PFAUTH: En niet extrinstieke motivatie.

ROMANA VREDE: Ja, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Of minder. 

ROMANA VREDE: Ja, minder. Minder, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Het is nog steeds fijn om te weten hoeveel kaartjes er voor vanavond verkocht zijn.

ROMANA VREDE: Absoluut. Ja, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar waarschijnlijk gaat het niet voor jou bepalen of het een goed stuk is of niet. Dat weet je zelf al.

ROMANA VREDE: Nee, ik wil dat veel mensen het zien omdat ik trots ben op mijn baby. Maar niet omdat ik denk, ja, dan ben ik populair. Nee, dat niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Nee. En je had eigenlijk een heel ander carrièrepad in gedachten, toch? Want je wilde of lerares of socioloog worden toch?

ROMANA VREDE: Ja, precies.Ik heb een jaar geschiedenis gestudeerd en een jaar sociologie. Ja. En een jaar gewerkt, gedanst. En toen naar de toneelschool. 

ERNST-JAN PFAUTH: Waar danste je?

ROMANA VREDE: Ja, in clubs. In Parkzicht en Nighttown. Dat soort plekken. Now&Wow 

ERNST-JAN PFAUTH: En was dat gewoon puur voor het geld?

ROMANA VREDE: Ja, ja. Het verdiende heel goed, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Echt waar?

ROMANA VREDE: Ja, 35 euro per kwartier. 

ERNST-JAN PFAUTH: Per kwartier?!

ROMANA VREDE: Ja. Ja, want je danst vier kwartiers op een nacht. Want er zijn zes, zeven dansers en dan zit je in zo’n kooi. En 35 euro per kwartier, dus aan het eind, dan ging je bijna met 200 euro weg. Dat is echt een hoop geld.

ERNST-JAN PFAUTH: En was het dan echt een werkavond of voelde het meer als een soort veredelde uitgaansavond?

ROMANA VREDE: Veredelde uitgaansavond.

ERNST-JAN PFAUTH: Lekker, goede deal.

ROMANA VREDE: Ja, zeker.

ERNST-JAN PFAUTH: Je loopt gewoon met meer geld naar buiten dan dat je naar binnen gaat eigenlijk.

ROMANA VREDE: Ja, daarom.

ERNST-JAN PFAUTH: En dat acteren, hoe kwam dat op je pad?

ROMANA VREDE: Ja, dat is een heel erg romantisch verhaal natuurlijk. In mijn hoofd geworden. Namelijk ik had niks met theater, ik ben nooit naar de schouwburg geweest. Opeens dacht ik,’ theater, misschien is dat iets voor mij?’. Toen las ik in het Rotterdams Dagblad dat het Onafhankelijk Toneel audities hield voor de studio. Dat is een soort werkplaats voor afgestudeerde acteurs.

Dus ik dacht, ‘dat ga ik doen’. Toen ging ik daar een scène spelen, waarschijnlijk heel genant. Toen zei Mirjam Koen, ga maar eerst naar de toneelschool. Toen zei ik: “Welke…?”, want ja, tweeëntwintig, dus arrogant. 

En toen zei ze: “Doe maar, probeer maar Arnhem.’ Nou, donderdag was dat, zaterdag waren de eerste audities. In mijn herinnering is het echt zo’n sprookje. En toen dacht ik, ‘ik ga even kijken of het iets voor mij is en dan kan ik altijd nog beslissen of ik naar de toneelschool ga’.

En toen werd ik aangenomen en eigenlijk zit ik nog steeds in die fase. Even kijken of het iets voor mij is. [lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Hm! Mooi!

ROMANA VREDE: En of zoals mijn moeder ook zei van ‘ach, Romana, op een gegeven moment ga je wel gewoon weer docent worden.’ Snap je dus dat. 

Mijn moeder zei van ‘ach, Romana, op een gegeven moment ga je wel gewoon weer docent worden.’

Romana Vrede

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe lang heb je dat zelf ook geloofd?

ROMANA VREDE: Ja, dat zie ik misschien nog steeds zo. [lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Niet!

ROMANA VREDE: Nee, nee, nee. Ik heb dat nooit geloofd, maar ik ben natuurlijk ontzettend verwend en de jongste. Dus ik heb altijd, zeg maar zo, weet je, gewoon gedaan wat ik wil. Snap je? Mij voeden ze allang niet meer op, weet je. Die andere drie wel. Maar Romana, die is voor de natuur, weet je.

ERNST-JAN PFAUTH: [lacht]

ROMANA VREDE: Ja, die zoekt het maar, weet je, ik denk dat heel veel de jongsten dat herkennen.

ERNST-JAN PFAUTH: Is dat iets positiefs? 

ROMANA VREDE: D’as heel, ja, heel positief. Ja, gewoon de Pippi Langkous van het gezin. Gewoon van, ja, ik weet niet wat die gaat doen met haar leven. Maar ja, die andere drie zijn goed terechtgekomen, dus deze die mag kunstenaar worden of weet ik veel. 

ERNST-JAN PFAUTH: Zij hebben de weg voor jou geplaveid.

ROMANA VREDE: Dat was letterlijk ook bij mijn broer, Ramon, want mijn moeder is een eenoudergezin, was een eenoudergezin. En Ramon zijn krantenwijk, dat was ons boodschappengeld. Snap je? Dus die moest echt bijdragen. En Thea, die hielp met het huis schoonmaken. Nou ja, Erik, die wist sowieso niet waar zijn hoofd zat. En ik, die mocht gewoon gaan en staan waar ik wilde.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is wel echt een voorrecht dan, vergeleken met…

ROMANA VREDE: Ja. Ja, zeker. Echt een zondagskind, wat dat betreft.

ERNST-JAN PFAUTH: Want je moeder is, toen jij vier was, uit Suriname hier toe komen verhuizen.

ROMANA VREDE: Ja, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik kan me ook voorstellen dat dat met enige druk komt van dan moet ik er ook wat van maken, als mijn moeder helemaal hier naartoe gekomen is.

ROMANA VREDE: Ja, zeker. Maar dat gold dus iets minder voor de jongste. We moesten wel allemaal studeren. Maakt niet uit wat je gaat studeren, maar je moet wel studeren.

En je moet gewoon werken voor je geld. Dus al vanaf mijn veertiende had ik een krantenwijk. Dus daar moest je gewoon… Dingen zoals lanterfanten of vervelen of op vakantie gaan, of de WW, ofzo, dat waren allemaal vloekwoorden in mijn moeders ogen.

Dus gewoon werken, opstaan. Mijn moeder is zeg maar zo iemand van opstaan is een kwestie van de wekker zetten. Weet je, uitslapen bestaat niet, want dan heb je gewoon je wekker niet gezet. Weet je zo, dat. 

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je bent met een stevig arbeidsethos groot gebracht.

ROMANA VREDE: Ja, enorm. Dat is een heel grappig verhaal. Tenminste, ik vind dat best grappig. Het is eigenlijk heel treurig. Ik had dus die krantenwijk samen met mijn broer Erik. En dat was dus iedere week, twee keer per week, de stadskranten en dan van die reclamefolders.

Dus je had echt van die enorme fietstassen. En dan de brug op en dan in die wijken, wind, weer, regen. Het regende naar mijn gevoel altijd. Nat en kou. En toen op een gegeven moment, ik denk na een paar maanden, misschien in het boek zal ik het een paar jaar noemen, als ik hier een boek over ga schrijven. 

Maar ik zag dat mijn moeder aan Erik vijftig gulden gaf. En toen vroeg ik waarvoor is dat? Dat is voor de krantenwijk. En ik had nooit geld gekregen. Gewoon niet bij stilgestaan.

ERNST-JAN PFAUTH: Hè. Oh, jij dacht dat het een soort vrijwilligerswerk was ofzo?

ROMANA VREDE: Nee, gewoon dit is werk. Ik dacht werk is gewoon werk.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh daar word je niet voor betaald, dat doe je gewoon.

ROMANA VREDE: Ja, of gewoon krant. Ja, je hebt een krantenwijk. Gewoon niet bij stilgestaan. Ja, maar daar moet je dan op een gegeven moment geld voor krijgen. En toen ben ik er gelijk mee gestopt natuurlijk. En toen zei mijn moeder ‘ja, nou weet je wat werken is.’ [lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: We hadden het eerder over intrinsieke en extrinsieke motivatie. Dat is wel een illustratief verhaal.

Maar dat deed ze dus bewust om je te leren wat werken is?

ROMANA VREDE: Ik weet het niet. Ook gewoon omdat ze een pestkop is. Misschien ook omdat ze het geld ook kon gebruiken. En als ze er niet naar vraagt, dan krijgt ze het niet.

ERNST-JAN PFAUTH: En Erik vroeg er wel naar. 

ROMANA VREDE: En Erik vroeg er wel naar. En die was ook wat ouder. Die was 16. Dus die had gewoon… Ik denk ‘hè waarom krijgt hij nou geld?’ ‘Ja, dat is voor de krantenwijk’, en echt zo’n beetje zo lachen in d’r vuistje, in d’r knuisje moest mijn moeder zo. [imiteer moeder] hè, hè, hè… Zo dat, ja, als je er niet naar vraagt, dan krijg je het niet.En toen ik afgestudeerd was en zeg maar zo geld ging verdienen in theater, was ik verbaasd dat ik geld kreeg. Zo van, wow.

ERNST-JAN PFAUTH: Grappig. Is het nou een goede les geweest dan?

ROMANA VREDE: Nou, ik interpreteer het als een goede les, want ik heb mijn werk nooit gekoppeld aan hoeveel het geld die ik krijg. Ik bedoel, ik krijg heel veel geld voor wat ik doe, vind ik.

Dat vind ik dus. Ik zeg ook altijd, ik ben superrijk. Superrijk. Maar dat komt omdat ik nooit heb gewerkt voor het geld. Ik heb gewerkt omdat ik moest helpen of moest meedoen. Of omdat ik het leuk vind, of omdat ik het belangrijk vind. En dan krijg je er ook nog eens geld voor. Dat is zeg maar zo, wauw.

Ik ben superrijk. Dat komt omdat ik nooit heb gewerkt voor het geld. Ik heb gewerkt omdat ik moest helpen of moest meedoen. Of omdat ik het leuk vind, of omdat ik het belangrijk vind. En dan krijg je er ook nog eens geld voor. Dat is zeg maar zo, ‘wauw’.

Romana Vrede

ERNST-JAN PFAUTH: Hé, en toen je aan je moeder vertelde ‘ik wil acteur worden’, wat vond ze ervan?

ROMANA VREDE: [denkt na] Ja, ik denk dat ze zoiets had als… ‘Pfff, ach ja, weet je, die zal wel weer iets bedacht hebben.’ [lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Waarom dacht ze dat tegen die tijd?

ROMANA VREDE: Ja, gewoon, die zal nou nooit eens normaal doen of zo. Die moet altijd wel weer iets doen wat niemand doet. 

ERNST-JAN PFAUTH: Wat deed je dan zoal, wat niemand doet? 

ROMANA VREDE: Gewoon de clown, weet je wel, altijd zo… Het was niet normaal. En dat was wel weer typisch Romana. Ja. 

ERNST-JAN PFAUTH: Maar het klinkt ook alsof je je daarin vrij liet?

ROMANA VREDE: Ja, enorm. Ja, enorm. Gewoon zoek het uit. Ja, echt. Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En qua theater; jij hebt een keer een workshop gedaan. En daarna een auditie. Vrij ambitieuze auditie voor iemand zonder ervaring.

ROMANA VREDE: Nou, inderdaad. Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En daarna kom je één keer bij de toneelschool aan wandelen. En mag je meteen zonder enige oefening daarvoor af, vooraf binnenkomen. Dus je bent dan een soort rauw talent.

ROMANA VREDE: Daarom, ja. Denk het, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat zeiden ze daarover? Kun je je nog herinneren wat ze goed vonden aan wat je deed?

ROMANA VREDE: Ja, van Christiaan Nortier heb ik een notitie een keer gekregen van wat hij had opgeschreven tijdens mijn auditieweek. En daar stond ‘ze lijkt een bewustzijn van theater te hebben’. [lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: ‘Ze lijkt een bewustzijn van theater te hebben’. Waarom vind je dat zo grappig? Omdat hij het niet helemaal zeker weet?

ROMANA VREDE: Ja! Ja, er zit volgens mij zit er wel een soort bewustzijn van theater. Snap je?

Ik denk dat het grappig is, omdat het iets is waar ik me niet bewust van ben maar wat natuurlijk gaat, wat je dus ook niet kan uitleggen. Ik weet ook nog dat toen ik auditie gaf dat ik zo aan de auditanten zat te trekken en dat op een gegeven moment dezelfde Christiaan Nortier tegen mij zei ‘Het zit er niet in. Stop. Stop.’ 

Omdat het zo vanzelfsprekend voor mij is om gewoon te kijken, te luisteren en te reageren op het toneel. Gewoon je kijkt, je luistert en je reageert. Oh ja en wat ik ook had gelezen over de auditieweek, is dat ik bij iedere opdracht… Ja, keek alsof ik dacht van ‘Wat is dat nou? Wat zijn ze nou…’

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is toch ook hele rare shit die ze je laten doen?

ROMANA VREDE: Ja en dat ik het dan vervolgens wel echt deed.

ERNST-JAN PFAUTH: Weet je nog wat bijvoorbeeld een rare opdracht was?

ROMANA VREDE: Nou ja, bijvoorbeeld, je staat daar en je kind wordt afgenomen door een soldaat. Maar je denkt, ik kies er liever voor om het kind met een knuffel tegen mijn borst aan te drukken zodat het stikt dan dat ik het aan de soldaat geef. Dat je denkt ‘ja, oké…’

ERNST-JAN PFAUTH: Holy fuck.

ROMANA VREDE: Ja, holy fuck. Hoe moet je dat spelen!? Misschien zat daar een bepaald bewustzijn. Want ogenschijnlijk lijkt het alsof ik er de ballen van het snap, maar dan lukt het wel. 

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want je zei dat het natuurlijk is, dus ik kan het ook niet uitleggen. Ik ga toch proberen het aan je te vragen. Want toen je daar dus stond en je kreeg die gekke opdracht in een totaal nieuwe omgeving. Je was dus vrijwel niet naar het theater geweest. Waarom merkte je bij jezelf van ‘Dit klopt, ik kan dit goed’?

ROMANA VREDE: Nou ja, dat ik het zelf geloofde. Gewoon je staat daar en je staat op een klif. ‘Oh, oké. Ik sta op een klif.’ Gewoon ja, die verbeeldingskracht. Dat voor je zien, dat willen, geloven, dat wat je hoort.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je had al heel veel verbeeldingskracht? 

ROMANA VREDE: Ik denk het, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Is dat iets wat je aan kan leren, als je nu met jonge acteurs werkt? Kan je je verbeeldingskracht aanleren, of moet je gewoon het geluk hebben dat het in je pakket zit?

ROMANA VREDE: Euhm, ik denk wel dat je iets kan laten groeien, wat er al zit, ja. Maar ik denk dat als je te nuchter of te… Als je dat niet voor je wil… Als je niet durft te toveren, dan houdt het op. Ja, je moet wel durven toveren.

ERNST-JAN PFAUTH: En je mocht natuurlijk wel clown zijn, vertelde je net, in je jeugd. Dus je bent er wel in gestimuleerd? 

ROMANA VREDE: Ja, grote fantasie, ja. En ik werd ook niet geremd in mijn grote mond. Dat weet ik ook nog heel goed. Had ik ook op school, had ik altijd een grote mond, werd constant de klas uitgestuurd. Heeft mijn moeder me ook niet op verbeterd.

Omdat ze wist dat ik niet stout was, maar gewoon druk en veel en nieuwsgierig. Dat is Romana. Ze hing iedere dag met de rector aan de telefoon. Heeft ze ook nooit tegen me verteld. Daar kwam ik pas achter toen ik veel ouder was. Toen kwam ik wat oude schoolvriendinnetjes tegen en die zeiden: ‘Weet je nog, meester Nijs, die belde altijd onze moeders.’ 

Ik zei: ‘Mijn moeder is nog nooit gebeld. Mijn moeder is nog nooit gebeld.’ Toen zei ik tegen ma: ‘Ma jij bent toch nooit gebeld door meester Nijs? ‘Oh,’ zei ze, ‘die man die hing iedere dag aan de telefoon.’ Ik zei: ‘Waarom heb je dat niet gezegd? ‘Ja, nou ja, het was meer voor hem.’

ERNST-JAN PFAUTH: Oh, wow.

ROMANA VREDE: [lacht] ‘Ja, ik weet het. Ja, ze is brutaal. Ja, ik weet het. Ze heeft een grote mond. Nou, hè? Sterkte morgen.’ Weet je echt zo dat? Maar mij heeft ze nooit… Zeg maar nooit… Normaal doen, rustig doen, lief zijn. Dat heeft ze nooit tegen me gezegd.

ERNST-JAN PFAUTH: En welke waarde bracht ze je wel bij? 

ROMANA VREDE: Werken! 

ERNST-JAN PFAUTH: Onbetaalde krantenwijken.

ROMANA VREDE: Ja, werken… En ook vertrouwen op jezelf. En ook je mond open trekken. Je mond open trekken. Altijd je mond open trekken.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus vandaar dat ze het ook wel prima vond als meester Nijs weer eens wat te klagen had. 

ROMANA VREDE: Ja. Want zij dacht denk ik ook, als alleenstaande moeder, ik moet die vier kinderen in Rotterdam proberen op te voeden in mijn eentje. Maar dat moeten ze ook zelf kunnen. Ze moeten ook zichzelf kunnen verdedigen. Dus ze was er wel trots op dat ik wel echt zo mijn mannetje stond.

Ik zei ook, als iemand tegen mij zei “Dag, jongetje”, dan zei ik “Ben geen jongetje, ben een meisje!” Maar niet zo van ‘wat erg dat jij je vergist in mijn geslacht’, maar ‘wat dom dat jij je vergist’. Weet je, dat ging niet over mij, maar gewoon ‘wat stom dat jij dat niet ziet’.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, is wel vet om dan al zo vroeg zo zei… Want ik werd vroeger wel eens voor een meisje aangezien. Dan ervoer ik diepe schaamte. 

ROMANA VREDE: Ja, klopt. Voor mij niet. En dat was mijn moeder altijd zo. Zag ik haar altijd zo’n beetje winken. Zo van… Ja, ‘ik ben geen jongetje, ik ben een meisje.’ ‘Oh, sorry hoor’, deden mensen dan. En niet zo van, oh, ik ben dus mislukt als meisje. Ik ben niet vrouwelijk genoeg of wat dan ook. Nee, nee.

ERNST-JAN PFAUTH: Hé, je werd meteen toegelaten tot de toneelschool. Toen werd het dus echt. Ik kan me wel voorstellen dat je op dat moment, dat je je committeert aan een opleiding, dat je ook denkt over een toekomst als acteur?

ROMANA VREDE: Nee. 

ERNST-JAN PFAUTH: Echt niet?

ROMANA VREDE: Nee, nee, nee. Nee, dat is dan ook weer de bravoure van de jeugd, denk ik. En dat is heel mooi, dat wens ik echt alle jongeren toe, dat vind ik heel belangrijk. Je denkt niet verder dan het jaar daarop. Of de maand daarop. Gewoon je leeft. Gewoon, ik zit op de toneelschool. Sommige studenten waren daar wel mee bezig, ‘Krijg ik werk, stage lopen?’ Ik niet. 

Ik dacht, ‘ik krijg geen werk of zo. Het is lastig. Er is gewoon geen werk als acteur, dus ik zie wel… Geen idee.’ Maar ik dacht ook ‘dan ga ik iets anders studeren, of dan ga ik reizen. Dit heb ik dan ook weer’, diploma in the pocket en weer door.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je had dan echt een soort vertrouwen in het leven, dat het goed komt?

ROMANA VREDE: Ja, dat is het. Zondagskind. Gewoon van… Wat komt, dat zal komen. Ja, ja. 

ERNST-JAN PFAUTH: En wat kwam er? Want je ging van school af, je studeerde af in 1999. En hoe waren toen die eerste jaren als acteur?

ROMANA VREDE: Ja, toen ben ik eigenlijk gelijk aan de slag gegaan bij het Onafhankelijk Toneel.

ERNST-JAN PFAUTH: Die club waar je eerder gesolliciteerd had?

ROMANA VREDE:  Ja, want Mirjam Koen zei: ‘Ga maar eerst naar de toneelschool en dan kom je daarna terug’. En toen heeft ze eigenlijk ieder jaar me gevraagd of ik als stage mocht lopen in het eerste jaar, in het tweede jaar. Dus in het derde jaar en het vierde jaar heb ik de stage gelopen. En daarna heb ik daar, eerst volgende twaalf jaar, ieder jaar wel minstens één productie gemaakt.

ERNST-JAN PFAUTH: Hm. Dus ze zag echt wel wat in je dus? 

ROMANA VREDE: Ja, ja. 

ERNST-JAN PFAUTH: Wat heerlijk om zo’n mentorachtig figuur te hebben. 

ROMANA VREDE: Ja, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Toen je eenmaal acteerde, had je dromen over waar je heen wilde?

ROMANA VREDE: Ja, maar die dromen waren dan niet haalbaar. Dat merkte ik wel. Want er waren niet zo heel veel zwarte acteurs. En ik merkte wel dat ik niet gecast werd voor de love interest, of voor het meisje, of voor de vrouw.

Ik werd altijd gecast voor dat gekke meisje, dat gekke vriendinnetje, of een soort god, of weet je zo, de off-figuur. Ik had daar een gesprek over met Halina Reijn toen, en daarin kwamen we erachter dat… Ja, hoe verschillend onze jeugd wat dat betreft is geweest als jonge actrice.

Want zij werd wel gelijk voor dat soort dingen gecast, maar ik nooit. Dus dat wist ik wel. Dat deed wel een beetje pijn, dat weet ik nog wel. 

Waren sommige acteurs bezig met een rol in een film of zo, of in een voorstelling. En dat ik gewoon wist, ja, die rol zal ik nooit krijgen. Nooit, ja.

Er waren niet zo heel veel zwarte acteurs. Ik merkte dat ik niet gecast werd voor de love interest, of voor het meisje, of voor de vrouw.
Ik werd altijd gecast voor dat gekke meisje, dat gekke vriendinnetje, of een soort god, of weet je zo, de off-figuur.

Romana Vrede

ERNST-JAN PFAUTH: Sprak je daar dan bijvoorbeeld mensen met wie je werkte op aan?

ROMANA VREDE: Nee, nee. Ik nam dat gewoon aan.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat was gewoon fact of life

ROMANA VREDE: Ja, ja. Ja. En ik weet wel dat ik dat pijnlijk vond.

ERNST-JAN PFAUTH: En werd je er boos van?

ROMANA VREDE: Nee, zelfbewust. Zelfbewust werd ik daarvan. Dat je het gesprek vermijdt eerder. Dat je denkt, laat maar of zo. Dit is een tricky gebied.

ERNST-JAN PFAUTH: En heb je daardoor wel eens gedacht van, laat dan maar, dan ga ik iets anders doen?

ROMANA VREDE: Ja, zeker. Maar dan datgene wat ik anders ga doen, zijn namelijk de gekke rollen, de leuke rollen, de waanzinnige rollen, de rare personages. Dat werd mijn kracht. En daar haalde ik dan ook heel veel voldoening uit. Zo van, ik wil helemaal geen Ophelia zijn. Fuck Ophelia. Weet je zo dat. [lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Ja.

ROMANA VREDE: Dan werd ik die acteur.

ERNST-JAN PFAUTH: En dat werkte voor je?

ROMANA VREDE: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Het werkt op het toneel, natuurlijk, maar werkt het ook voor je als in dat je dus niet frustratie daarover opkropt ofzo?

ROMANA VREDE: Nee, ik had er geen frustratie over, want ik had niet zo heel veel met dat hele… Dat hele netwerk, dat hele theaternetwerk of die sector. Ik had niet zo veel met de sector. De Smoeshaan of zo, dat soort plekken, daar kwam ik niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Een café bij Bellevue, in Amsterdam.

ROMANA VREDE: Ja, waar alle acteurs samenkomen. Ik wil dus ook per se niet in Amsterdam wonen. Gewoon omdat je voelt, dit is gewoon niet mijn wereld.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, het wereldje van de acteur.

ROMANA VREDE: Het wereldje is niet mijn wereld.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, snap ik.

ROMANA VREDE: Zeg maar het vak, dat vond ik fantastisch. Snap je? Maar dat wereldje, nee, dat gaf me een beetje rillingen. Dat ik dacht ‘woeh…’.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik snap dat je dat kan vermijden, het wereldje. Gewoon De Smoeshaan, daar niet in gaan. Maar zo’n theatergroep, dat moet toch ook een soort aanvoelen als een vast gezelschap, een soort familie waar je in verkeert? 

ROMANA VREDE: Zeker, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Daarbinnen was het ook een taboe? 

ROMANA VREDE: Ja, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar kan het dan ooit echt voelen als een soort familie waar je onderdeel van uitmaakt? Of stond je daardoor wat meer buiten?

ROMANA VREDE: Niet familie in de zin van dat je echt een diep persoonlijk intiem contact hebt. Er zit dus altijd een randje van afstandelijkheid. Binnen welke productie dan ook. Dat heb ik altijd gehad.

ERNST-JAN PFAUTH: Als je nu als acteur van kleur begint, kom je nog steeds tegen hetzelfde probleem aan?

ROMANA VREDE: Zeker.

ERNST-JAN PFAUTH: Het is dus niet veranderd?

ROMANA VREDE: Ja, absoluut. Ja, misschien iets minder… Ik las vandaag bijvoorbeeld een soort fact-checker over de eerste Harry Potter was Lavender, zeg maar zo, de love interest van Ron Weasley. In de eerste twee films was dat een zwart meisje. Maar toen het de love interest van Ron werd, hebben ze haar gerecast naar het meisje wat nu Lavender speelt. Dus ja, dat is nog steeds aan de hand.

ERNST-JAN PFAUTH: En als je met jonge acteurs van kleur over praat, wat vertel je ze dan, hoe je ermee om te gaan? Of heb je die gesprekken? 

ROMANA VREDE: Jazeker, ja. Ik word zeker één keer in de maand gebeld door een jonge, zwarte acteur. En ik ben ook beschikbaar voor hen om te zeggen van ‘ja, ik loop weer tegen bepaalde scènes op waarin je iets toch redelijk racistisch of zo naar je kop geslingerd krijgt.’ 

Of dat je denkt, ja, dit is zo stereotype. Moet dat nou echt? Dus iedere keer als je in een film… Ze letten er nu wel iets beter op, maar iedere keer als we in een film op de set naar het huis gaan van mijn personage… Het maakt niet uit welke film of serie dat is, dan hangt er iets Afrikaans aan de muren. [lacht]

Dus de setdresser die heeft altijd… Dat is zo van, oh, we gaan naar het personage, gespeeld door Romana, en we gaan vandaag en morgen draaien in diens huis, in het huis van die personage. Wat zullen die in hun huis hebben hangen?

En dan is dat altijd iets Afrikaans of zo, Afrikaanse doeken. En dan denk ik zelf… Ik ken geen één zwart iemand met Afrikaanse doeken in hun huis. Maar dat is nog steeds aan de hand.

ERNST-JAN PFAUTH: En zeg je nu tegen acteurs, ‘zeg er dan wat van? Begin erover?’

ROMANA VREDE: Nou ja, ik zeg eigenlijk, heb je een agent, want dat is niet iets wat jij moet doen. En zorg dat je niet de enige op de set bent met een niet-witte achtergrond. En dat is super lastig.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar daar heb je zelf niet echt invloed op, toch? Dus aan de casting director?

ROMANA VREDE: Nou ja, in die zin, niet alleen de casting, maar ook qua crew.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh, zo.

ROMANA VREDE: Dus als iedereen, de regisseur, de regieassistent, camera, licht, geluid, make-up, alles en iedereen is wit, ja dan kan het best wel eenzaam zijn. En dat overkomt mij nog steeds, ja. En dat vind ik eigenlijk anno 2023, nou zodanig niet kunnen, dat ik het nu gewoon opzettelijk noem. Als ik op een set ben en de hele cast en crew is wit, dan zeg ik dit is opzettelijk. Dit doen jullie opzettelijk.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe reageren mensen dan?

ROMANA VREDE: Nou ja, beter, omdat ze zich dan gechoqueerd voelen. Zo van, ‘nee, nee, nee, dit is per ongeluk zo gegaan.’ Nee, dit is opzettelijk. Anno 2023, als je hele cast en crew wit is…

ERNST-JAN PFAUTH: Moet je bijna je best voor doen. 

ROMANA VREDE: Daar heb je je best voor gedaan. Dus wat zegt dit over jou? Daar heb je je best voor gedaan. Want ik ga het niet meer geloven dat je zegt, nee, het is niet gelukt. Nee, je hebt je best gedaan om het wit te houden.

ERNST-JAN PFAUTH: Mensen zoals jezelf had gekozen? 

ROMANA VREDE: Ja, punt. Dat is gewoon puur nepotisme. Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En wanneer was voor jou je doorbraak in het acteervak?

ROMANA VREDE: Naar mijn gevoel was dat toen bij het Onafhankelijk Toneel speelden we een voorstelling ‘Vrede en Oorlog’. En toen had ik een heel leuk personage, een Amerikaanse zangeres in Parijs, die constant in een lange glitterjurk en een grote bontjas rondliep en acts deed in het café. Een beetje een lage wal geraakte artiest. Dat vond ik echt fantastisch om te doen.

Dat was voor het eerst dat ik dacht…’Het is zo mooi.’ Het is niet gewoon, het is gewoon een leuke rol natuurlijk, maar het is… Dat was echt een heel gelaagd personage, vond ik. Heel leuk om te doen. Nikki heette ze.

ERNST-JAN PFAUTH: En waar zat dan het aspect van het doorbraak in? Dat je die rol had gekregen?

ROMANA VREDE: Dat ik die rol had genailed. 

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe wist je dat je hem genailed had? 

ROMANA VREDE: Nou, dat ik er gewoon iedere dag van genoot. Iedere dag dacht ik, oh my god, die Nikki is zo grappig, of zo leuk, of zo gevaarlijk, of zo dronken, of zo maf. Gewoon, ja. Dat is mijn alter ego. Dat je denkt, dit personage is nu mijn alter ego geworden, Nikki.

ERNST-JAN PFAUTH: En dat is een doorbraak, want dat is het hoogst haalbare? Of in ieder geval een soort hele belangrijke mijlpaal?

ROMANA VREDE: Ja, dat is een hele belangrijke mijlpaal. Dan ben je niet gewoon een rol aan het spelen, maar dan zie je gewoon dat personage als een figuur, als een mens. Als een entiteit.

ERNST-JAN PFAUTH: Beetje zoals schrijvers, als ze een roman aan het schrijven zijn, dat ze een gedurende de dure dag in gesprek blijven met personages?

ROMANA VREDE: Ja, dat je denkt, wat een mooi personage is dat zeg. Echt zo’n leuk personage. Jennifer Muntslag heeft dat nu met Nola in The Story of Travis. Die is echt dol op Nola. Nola is zo grappig. En je ziet dat ook. Je weet gewoon precies waar Nola haar kleren koopt, waar Nola boodschappen doet, wat Nola wil eten. Het is gewoon de humor van Nola, waar ze werkt, hoe ze zich zou gedragen als ze zou reizen naar Canada. Gewoon, je hebt echt zo een vol beeld van iemand dan. Ja, dat is leuk.

ERNST-JAN PFAUTH: En was dit iets waar je naartoe werkte? Wist je dat dit bestond? Of overkwam het je?

ROMANA VREDE: Nee, het overkwam me, ja. En sindsdien vind ik dat heel leuk om te doen met al mijn personages. Het lukt niet altijd, maar… Ik heb nu een personage in een serie, Lars. En dat vind ik ook zo iemand. Echt dol op Lars. Echt dol op Lars. Lars is echt gewoon… Ja. [lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Ik vind het een heel vet antwoord op wat is je doorbraak. Want heel vaak gaat het dan over het moment dat mijn boek zoveel duizend keer verkocht werd.Of ik had dan misschien bij jou verwacht het cliché-antwoord ‘toen ik bij het Nationaal Theater mocht spelen’.

ROMANA VREDE: Oh ja, ja, ja, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar jij houdt het helemaal bij jezelf. Dus bij het plezier en bij de beleving van het werk.

ROMANA VREDE: Nou, en bij het toveren, de verbeeldingskracht. Dus dat je zoiets danig hebt verzonnen. Want je hebt iets verzonnen, het is gewoon fantasie. Maar je hebt het zodanig verzonnen dat het nu leeft. Dat personage leeft, snap je? Lars leeft. Dat is echt iemand. Dat is heel leuk. Het is gewoon echt een imaginary friend geworden.

ERNST-JAN PFAUTH: En je hebt nu al twee keer het woord toveren gebruikt. Hoe definieer je toveren in de context van jouw werk?

ROMANA VREDE: Ja, dat is het hoogst haalbare. Dat is echt het hoogst haalbare. Als we nu hier zouden zitten en jij gaat dan kijken, en dan ga ik iets doen, en dan ga jij op een gegeven moment denken…’Nee! Achter, kijk uit!’ Of… ‘Oh god, wat erg!’ Of…’Hahaha’. Of je smelt.

Dat ik dan iets heb gespeeld of iets zo doe, en dat jij daar dan helemaal in gelooft. En ik ook. [lacht] Dat je denkt, het is er gewoon niet. Het is net vuurwerk. Het is gewoon weg. Het is gewoon weg. Maar het was er. Zo van, kom, we gaan naar het vuurwerk op de brug kijken.

En dan is het voorbij. En dat je denkt, ja, net was hier echt extreem vuurwerk. Gewoon. En het is weg. Gewoon dat. Dat is toveren. Of een muziek, een noot, gewoon zo, een noot en een dan is het weg. Ja, dat vind ik echt gewoon wel magisch. Dat vind ik magisch aan kunst.

En je hebt natuurlijk film en beeldende kunst, dat wat blijft, of een plaatje wat blijft. Maar het moment dat we samen luisterden naar die plaat, of het moment dat datgene op die film, op dat doek mij zo raakte dat de tranen me in de ogen sprongen, dat moment, dat is gewoon magie. Want het is niet echt.

En dan denk ik… D’r is meer tussen hemel en aarde of zo. Het is wel echt. Want het is een soort energie. Het is magisch. Want dat is gewoon een plat beeld. Je televisiescherm en daar doen wat mensen dingen op. 

Ik kijk wel eens naar mijn televisie en dan kijk ik expres een halve meter ernaast. En dan denk ik, ja, daar is niks. En hier is van alles. [lacht] Denk, oh ja, witte muur. Oh ja, een heel leven. Harry Potter, weet je? Oh ja, Harry Potter. En dan zeg maar zo, of Lord [of the Rings], ‘You shall not pass!’

Echt zo’n groot raam. En dan doe ik dat, dan zie ik gewoon een keukenkast. Dan kijk ik weer terug en dan zit ik, weet je zo, dat. En dat ik dan, en dat je dan zo zit. *Schrikt* Ja, dat is gewoon magie. Want er is niks. Er is niks aan de hand. Maar die energie is wel waar. Ja, dat is het hoogst haalbare.

ERNST-JAN PFAUTH: Je gebruikt het woord toveren ook niet lichtzinnig?

ROMANA VREDE: Het is niet goochelen. Het is toveren.

ERNST-JAN PFAUTH: Nee, want je gelooft dat er iets tussen hemel en aarde is op dat moment. Dus dat is dan iets bovennatuurlijks.

ROMANA VREDE: Dat is een soort energie tussen deze twee, de ontvanger en de boodschapper. Ja, ja, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Kan het echte leven daar dan bij vergeleken niet heel saai zijn?

ROMANA VREDE: Het leven dat we ervan hebben gemaakt, de maatschappij is best wel saai. Ja, ja. Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, voorspelbaar.

ROMANA VREDE: Nou ja, het is toch wel redelijk, zeg maar zo, Eneco, Albert Heijn-achtige situatie. Heel de tijd. [lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Ik snap meteen wat je bedoelt.

ROMANA VREDE: Ja, zeg maar, oké, dan pakken we de trein. Oké, dan ga ik deze Eneco-rekening betalen. Oké, dan ga ik nu naar de Albert Heijn. Weet je zo, damn. Weet je zo, is dat het leven? Ja, dat is best wel plat.

Dan loop ik hier over deze stoep, deze koude stoep, deze trottoir. Deze lantaarnpaal, de lelijkheid… Ik vind dat soms best wel schrijnend. Dat je echt denkt, ‘jezus’. Kaal toch? Kaal!

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, het is heel kaal.

ROMANA VREDE: En schraal!

ERNST-JAN PFAUTH: Nou ik wou net zeggen, ik kan me herinneren dat ik voor het eerst naar die bioscoop ging, naar de Leeuwenkoning. En dat ik toen de bioscoop uitliep. Wat was ik. Ik was toen tien of negen. En echt dacht van…

ROMANA VREDE: Waarom?

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, is dit het nou?

ROMANA VREDE: Why?

ERNST-JAN PFAUTH: Ik wil terug naar die wereld.

ROMANA VREDE: Ja, ja, ja. Whyyyyy? [lacht] God, waarom heeft u mij verlaten?

ERNST-JAN PFAUTH: [lacht]

ROMANA VREDE: Ik weet dat Erik de Vroedt, artistiek leider van Nationaal Theater, die vertelde ook dat hij met zijn moeder naar de musicals ging. Ook als kind. En dat hij naar buiten liep en dat hij dacht, waarom zingen en dansen we niet? Waarom zingen en dansen deze mensen bij de bushalte niet? Als kind. Het is toch veel leuker als we nu met z’n allen zouden gaan zingen en dansen, zoals in de musical. Ja, daar ben ik het wel een beetje mee eens.

ERNST-JAN PFAUTH: Want je hebt van die mensen, een Ramses Shaffy, waarvan je denkt die heeft nooit geaccepteerd dat de Albert Heijn en Eneco- wereld bestaat.

Heb je je hier ook tegen verzet?

ROMANA VREDE: Nee, dat kan niet, want ik ben wel gewoon een soort burger. Ik ben niet zo’n soort kunstenaar, geloof ik, die op zo’n zolderkamer zich helemaal zo Amando-achtig zich terugtrekt. En dan dat leven leidt, weet je. Nee, ik ga gewoon… Ik ga wel gewoon. 

Ik heb een bonuskaart. Jawel.

ERNST-JAN PFAUTH: [lacht]]

ROMANA VREDE: [lacht] Ja…

ERNST-JAN PFAUTH: Dat was een mooie bekentenis.

ROMANA VREDE: Ik loop gewoon in mijn jas naar de Albert Heijn en ik haal groentesoep.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar je hangt er wel een beetje boven. Je denkt wel, ‘Wat zijn we in godsnaam aan het doen?’

ROMANA VREDE: Ik zie het wel. Ik zie dat ik hier loop. Ik heb wel een helikopterview terwijl ik daar loop.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, maar je bent niet in Ruigoord gaan wonen om te ontsnappen.

ROMANA VREDE: Nee, precies. Nee, nee dat ook weer niet. Daar geloof ik ook niet echt in. Want je kan er niet aan ontsnappen.

ERNST-JAN PFAUTH: Het eindigt vaak tragisch, ja.

ROMANA VREDE: Ja, ook dat. Het is ook helemaal niet waar. En het wordt ook een beetje een pose. Je denkt, wat doe je nou? Je kan er helemaal niet aan ontsnappen. Het is gewoon de harde werkelijkheid.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat heb je altijd gedacht. Ben je niet de hard way achtergekomen?

Romana Vrede als kind

ROMANA VREDE: Nee, dat heb ik denk ik wel altijd gedacht. Maar ik denk dat ik het leven als kind wel mooier vond. Maar ik denk iedereen, hè. Want dan lag je gewoon heel de dag, zeg maar, naar het gras te staren. Ik heb letterlijk gewoon als kind naar wolken gekeken. Dat is wat we deden. Of gewoon naar het water staren, naar gras of zo’n mier. Dat kan ik me heel goed herinneren, dat ik dat soort dingen deed. Steentjes, weet je zo.

ERNST-JAN PFAUTH: Echt een heel erg pre-smartphone verhaal. 

ROMANA VREDE: Ja, enorm. Ja, ik ben echt dat kind. Ik ben echt zo’n buitenkind. Buiten en dan zo’n mier volgen en dan zo’n gootje aanleggen, zodat hij niet kan oversteken en dan zien waar hij naartoe gaat. Ik ben echt… Dat is echt mijn jeugd. Dat is fantastisch.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe komt dat nu terug in je werk? Heb je daar iets aan gehad?

ROMANA VREDE: Dat minimalistische van het kleine?

ERNST-JAN PFAUTH: Ja.

ROMANA VREDE: Dat weet ik niet hoe dat… Of dat terugkomt in mijn werk. Verwondering misschien wel. Dat zit hem in verwondering. Maar toveren, daar geloof ik enorm in. Dat komt heel erg terug in mijn werk, ja. Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik vind het mooi wat je net zei, dan moet er meer tussen hemel en aarde zijn.

ROMANA VREDE: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Waar denk je dan aan?

ROMANA VREDE: Nou, als je het spiritueel, dan denk je aan verschillende dimensies ofzo. Nou ja, dus er is, als vrouw ben ik, was ik al in mijn moeders buik toen zij in haar moeder zat. Omdat mijn moeder, vrouwen worden geboren met al hun eicelletjes. Mannen maken telkens nieuwe een sperma aan, maar vrouwen die hebben al hun eicelletjes al bij de geboorte.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik ben 37 en ik wist het niet. [lacht]

ROMANA VREDE: Ja, ja. Dus als meisje zat ik in mijn moeders buik toen zij nog in haar moeders buik zat. En zo verder en zo verder. Dat is gewoon wetenschappelijk zo, maar dat is ook magie. Dat is ook fucking magie. Dat is gewoon wonderschoon. 

En dan ga je nadenken, dan heb ik alles meegemaakt wat zij heeft meegemaakt. En zij en zij en zij en zij, tot en met de achtste eeuw. Dat heb ik meegemaakt.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe komt dat dan terug in het toveren?

ROMANA VREDE: Nou ja, dat vind ik magisch. Op dat vlak zit het toveren. Het is ergens spiritueel, maar het is ook gewoon wetenschappelijk. Het gaat over energie, het gaat over dingen als, als je iedere dag tegen jezelf zegt, ‘je bent genoeg’, dan word je een ander mens. Dat is ook magie. 

Of als je tegen een plant vloekt iedere dag, dan gaat die dood. Terwijl als je een plant iedere dag een beetje koestert, dan gaat hij groeien. Dat is energie. Dat vind ik waanzinnig.

ERNST-JAN PFAUTH: Want op je zestiende heb je je aangemeld bij de Jehova’s Getuigen. Dat is ook een route om spiritualiteit te bereiken. Hoe kwam je daarbij? Was je de enige? Was het iets in de familie?

ROMANA VREDE: Nee, helemaal niet. Ik denk dat daar een soort uitspatting voor mij zat naar toveren en magie. Gewoon een soort geloof. Het moet meer zijn dan deze grijze tegels. Er moet meer zijn. Dus daar, ik denk dat ik een…

ERNST-JAN PFAUTH: En kwam er toen een Jehova Getuige aan de deur of kwam je die op straat tegen?

ROMANA VREDE: Nee, ik werkte bij de McDonald’s en daar werkte een jongen die ook Jehova Getuige was en die vond ik wel leuk. En toen had hij me meegenomen een keer. En toen zat ik er op een gegeven moment in.

Ik werkte bij de McDonald’s en daar werkte een jongen die ook Jehova Getuige was en die vond ik wel leuk. En toen had hij me meegenomen een keer. En toen zat ik er op een gegeven moment in.

Romana Vrede

ERNST-JAN PFAUTH: Drie jaar lang?

ROMANA VREDE: Vier!

ERNST-JAN PFAUTH: Vier jaar lang zelfs?

ROMANA VREDE: Ja, zeker.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe kijk je daar op terug?

ROMANA VREDE: Nou ja, niet erg of zo, in de zin van dat ik nu met terugwerkende kracht weet… En het was ook heel fijn. Het was heel gezellig eigenlijk, en heel warm. En veilig. En zij hadden een antwoord. Namelijk, er is meer dan deze grijze tegels. En dat is namelijk God.

En daar zit de magie, en daar zit het paradijs, en noem maar op. Dat je denkt ‘ah ja, zie…’, dat is gewoon een soort behoefte. Nu met terugwerkende kracht denk ik, is het gewoon een behoefte aan meer. Aan meer dan dit.

ERNST-JAN PFAUTH: Meer dan bonuskaart, bij wijze van spreken. En waarom vertrok je er uiteindelijk?

ROMANA VREDE: Ja, omdat ik seks had met een jongen.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat mocht niet. 

ROMANA VREDE: Dat mocht niet, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En dan moest je dan daar bekennen ofzo?

ROMANA VREDE: Jazeker, en toen werd ik uitgesloten uit de kerk.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh, wauw. 

ROMANA VREDE: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Gewoon one shot, you’re out. 

ROMANA VREDE: Ja, ik ben uitgesloten. Nou, niet one shot, nee, want ik mocht dan wel terugkomen, en dan moest ik op de achterste bank gaan zitten. En dan mocht ik ook geen antwoord meer geven op de Bijbelvragen. Ja, daarvoor was ik daar, want ik had alle antwoorden.

Of nou ja, in ieder geval, ik was een goede student. En dan op een gegeven moment, ik werd ook… Ik was negentien en toen begon ik ook een beetje Bailey’s te drinken en zo, weet je. Dan ging ik uit en ja, was een beetje verwaterd.

En mijn moeder liet het ook gaan, die dacht, ‘uff..’ .

ERNST-JAN PFAUTH: Oh ja, echt?

ROMANA VREDE: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Die had niet zoiets van, ‘wat doe je, ga daar onmiddellijk weg!’

ROMANA VREDE: Nee, nee, nee. Die dacht ‘ja, nou ja, dan doet ze dat weer.’

ERNST-JAN PFAUTH: Wat een vertrouwen heeft ze in jou gehad.

ROMANA VREDE: Ja, heel erg.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is echt fijn.

ROMANA VREDE: En toen stonden ze voor de deur om te zeggen, ik was daar niet, om te zeggen ‘we hebben uw dochter uitgesloten uit de kerk. En toen zei mijn moeder ‘niemand kan mijn dochter uitsluiten uit de kerk. Jullie zijn niet God. Niemand kan mijn dochter uitsluiten.’ Dus die heeft, net zoals tegen meester Nijs, altijd verdedigd.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar ben je er de hard way achter gekomen… dat je je uiteindelijk als burger dient neer te leggen bij de Albert Heijn en Eneco-samenleving? 

ROMANA VREDE: Daar ben ik wel hard achter gekomen, toen ik Charlie kreeg.

ERNST-JAN PFAUTH: Je zoon.

ROMANA VREDE: Ja. Toen ben ik erachter gekomen dat deze harde wereld, die zal me gewoon… Ja, die drukt gewoon echt zo, ‘bam’. Dus ik kon er altijd al, zeg maar zo aan ontsnappen. Wat ik zei, zondagskind. Gaan, staan waar ik wil, leven.

En toen kreeg ik Charlie, en die heeft autisme en een verstandelijke beperking. En toen was de wereld gewoon, ja,  niet voor ons. Ik kon er ook niet meer overheen dartelen. Want je hebt geen plek als je anders bent. Als je niet mee kan komen, dan heb je geen plek.

ERNST-JAN PFAUTH: Je kan natuurlijk de maatschappij als een decor zien, tot het moment dat je er afhankelijk van wordt.

ROMANA VREDE: Ja, klopt. Dat is het. Dat is het letterlijk. En toen ik er afhankelijk van werd, toen wist ik waarom ik er zo graag aan wilde ontsnappen. Omdat het namelijk keihard is. Het is gewoon naar. Je hoort erbij of je hoort er niet bij. Je kan het wel of je kan het niet. En Charlie kon het niet en daardoor ik ook niet. Snap je? Dus ja, dat heeft me echt, zeg maar zo… Dat was de hardheid van de maatschappij dat ik dacht ‘oeh…’

ERNST-JAN PFAUTH: En heeft die ervaring je veranderd als acteur?

ROMANA VREDE: Ja, ik denk het wel. Ik denk het wel, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: In welke zin?

ROMANA VREDE: Ik denk gewoon, in praktische zin merk ik dat ik… Dat ik veel meer plezier had in het spelen voor Charlie en na Charlie. Iets meer verdriet achter de ogen had in het spelen. Er zit gewoon een soort… Een beetje een litteken of zo. Wat niet lelijk is, hè, maar…

Ik merk dat ik… Als ik naar mezelf kijk van voor Charlie, toen was ik een blij ei. En na Charlie kwam er een soort blik naar binnen. Je ziet wel eens mensen die zitten achter hun ogen. Ik denk dat ik steeds verder achter mijn ogen kwam. En afstandelijker, en ontoenaderbaarder.

ERNST-JAN PFAUTH: Want je was natuurlijk ongelooflijk onbevangen. Als je omschrijft hoe je de toneelwereld in kwam…

ROMANA VREDE: Enorm!

Behalve dan dat ik heel goed wist dat dat wereldje niks van mij is. 

ERNST-JAN PFAUTH: Fair enough.

ROMANA VREDE: Dus daarin was ik niet naïef, weet je. Gewoon zo van, dit is niks van mij. En weer door, weet je. Gewoon lekker theater maken, ze zoeken het maar uit. Dan maar niet Ophelia, dan speel ik wel de kikker. En die speel ik fantastisch, weet je zo dat. Maar nadat ik Charlie kreeg, kwam er… Ja, verloor ik de onbevangenheid.

ERNST-JAN PFAUTH: En was Nikki de danseres uit Parijs, was dat voor of na?

ROMANA VREDE: Dat was voor Charlie.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat klinkt heel erg als een voor-Charlie-rol.

ROMANA VREDE: Ja, klopt. Ja, klopt.

ERNST-JAN PFAUTH: Want hoe had je Nikki anders gespeeld, denk je, als het na de geboorte van Charlie op je pad was gekomen?

ROMANA VREDE: Ja, kijk, en Nikki was een lage wal geraakte artiest die iedere dag dronk en rookte. En gewoon te pas en te onpas ging zingen in cafés.

ERNST-JAN PFAUTH: Geen bonuskaart had ze.

ROMANA VREDE: [lacht] Nee, nee, ze had maar één jurk. Dat is die galajurk en die bontjas. En ze woonde eigenlijk in een café. En dan ging ze weer iets zingen, iets over Sartre, wat ze helemaal nooit had gelezen.

Dat is, denk ik, fantastisch. Maar ik denk dat ze iets negatiever, of iets… Nou, niet negatiever, iets getekender. Ik speelde dat ik getekend was door het leven. En je had dat meer kunnen zien, dat ze getekend was door het leven. 

Ja, denk ik. Ze had iets minder lol gehad in het… Op de kast jagen van al die jonge studenten in Parijs 1950. Dat is wat ze deed, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En dat verlies en onbevangenheid, heeft dat je een betere acteur gemaakt?

ROMANA VREDE: [denkt na] Dat… Ja, dat denk ik wel. Dat denk ik wel. Ja. Ja. Ja, ik… Nou, de reden waarom ik het denk is omdat ik de waardering daarna kreeg, van buiten. Maar ik twijfel omdat ik wel meer plezier had in het spelen.

ERNST-JAN PFAUTH: Daarvoor? 

ROMANA VREDE: Ja, daarvoor. Ik weet niet of ik nu aangenomen zou worden op de toneelschool.

ERNST-JAN PFAUTH: Ha! Ja, nou ja, want je zei… Je doorbraak was wel dat moment dat je samen viel met een rol en dat je er veel plezier in had. Maar het hoogst haalbaar is dat toveren.

ROMANA VREDE: Ja. En ik vond het grappig dat bij toveren kwam de ander, het publiek, wel om de hoek kijken bij de definitie. Want bij Nikki was het gewoon, jij was er gelukkig mee.

ROMANA VREDE: Ja, precies.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar bij toveren noemde je als voorbeeld dat ik dan niet zou weten wat er zou gebeuren. Dus het publiek is een onderdeel van de definitie.

ROMANA VREDE: Ja, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En volgens mij, als je zegt, ik ben daardoor gelaagder geworden, dus het is achter me, dan kan ik me voorstellen dat je dat ook beter kan overbrengen.

ROMANA VREDE: Ja. Dus ik denk wel dat ik beter ben geworden als acteur. In ieder geval, ik zie… Dat is wel zo. Maar dat is ook gewoon ervaring. Ik zie dat het… Ik zie… Ik zie het spel. Ik zie de interactie of zo. Misschien wel de manipulatie. Dat zie ik beter.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus dat kan je dan ook beter verbeelden?

ROMANA VREDE: Ja, ik denk het. Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat ik toen je de Theo d’Or, ontving, of kreeg, in 2017 was dat. Dat is het hoogst haalbare voor een vrouwelijke acteur in Nederland.

En toen zat je bij De Wereld Draait Door, je had hem toen nog niet gekregen, je was genomineerd. Ik zat dat fragment terug te kijken. En… Ik kan me herinneren dat ik zowel Matthijs van Nieuwkerk als de tafeldame van dienst, die hadden allebei zoiets van ‘good for you, hoe gelukkig zou je hiermee zijn’. En jij zat daar en je zei ‘nou, ik ben er eigenlijk helemaal niet zo blij mee’.

Romana Vrede over haar nominatie voor de Theo d’Or

ROMANA VREDE: Nee, helemaal niet. Nee, nee, nee.

ERNST-JAN PFAUTH: Omdat het opeens om jou ging en niet om je werk.

ROMANA VREDE: Ja, klopt, ja. Ja, want ik zei dat de mensen zo naar de… Nu ineens naar de poppenspeler gaan kijken en niet naar de poppetjes. Gewoon zo, ho, ho, hier moet je naar de… Hier gebeurt het, en niet hier. Ja en ineens vond je al die blikken zo… Zo die kant opgaan, dat was heel eng. Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar ik snap dat nu ook beter. Nu op basis van wat je net verteld hebt.

ROMANA VREDE: Ja, want dan ga je. Dan laat je me niet meer toveren, want ik doe het nu zo. Maar jij gaat nu denken, zo’n goeie acteur.

ERNST-JAN PFAUTH: Je ziet de touwtjes lopen naar de poppen.

ROMANA VREDE: Dat was niet de bedoeling. De bedoeling was dat je dacht, kijk, dat vuurwerk. Maar nu zie je iemand dit doen. Zie je iemand het vuurwerk aansteken. En dan ga je dat bewonderen. Ja, dat is niet de bedoeling. Je moet je wel laten toveren. En dat kan minder als ze de poppenspeler kennen.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want ik dacht toen ik dit interview voorbereidde. Een Nederlandse poppenspeler heeft dit een keer tegen jou gezegd, hè. ‘Je moet naar de poppen kijken, niet naar een poppenspeler.’ 

En toen dacht ik, ja, maar als acteur is dat toch anders? Want je bent ook de pop, oneerbiedig gezegd. Dus je maakt onderdeel uit van het spel, terwijl de poppenspeler trekt aan touwtjes.

ROMANA VREDE: Dat snap ik, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar nu je dit uitlegt van het gaat om het toveren, en zodra je de touwtjes ziet, is het geen toveren meer. Nu snap ik ook waarom je niet op die publieke herkenning zit te wachten.

ROMANA VREDE: Ja, ik vind het ook verschrikkelijk om te acteren voor mensen die ik ken.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh echt?

ROMANA VREDE: Ja. Want die gaan naar mij zitten kijken. En die zitten niet te denken van ‘wat is Lars nu aan het doen?’ Nee, die denken ‘kijk, Romana speelt Lars.’ Dat is niet leuk. 

ERNST-JAN PFAUTH: Je hebt een actief ontmoedigingsbeleid, bij vrienden…

ROMANA VREDE: Ja, heel erg. Op première’s. Ik nodig nooit mensen uit naar voorstellingen. Nee, nauwelijks. Ik vind het wel leuk als ze komen of als ze een film zien of wat dan ook. Maar ik nodig ze niet uit. Nee, dat vind ik verschrikkelijk.

ERNST-JAN PFAUTH: Omdat ze dan de touwtjes zien? 

ROMANA VREDE: Ja. Dan gaan ze zo naar Romana zitten kijken. Die doet alsof. Ja, dat weet ik ook wel, dat ik doe alsof. 

ERNST-JAN PFAUTH: Maar je kan toch ook zeggen, het hoogst haalbare is als je je familie en vrienden laat vergeten dat je Romana bent. De ultieme tovenaar. Of is dat te ambitieus? 

ROMANA VREDE: Nee, dat vergeten ze niet. Want het is gewoon… Ja, daar hangt… 

ERNST-JAN PFAUTH: Echt niet?

ROMANA VREDE: Jawel, ze vinden het ook goed gespeeld, mooi. Zo dat, maar… Ja, nee.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik zie ook wel bekende spelen, weet je. Af en toe vergeet ik dan wel dat die persoon die persoon is. Omdat ik er zo in meega. Heb je het al eens gevraagd aan ze?

ROMANA VREDE: Ik zie altijd Viola Davis. Ik zie gewoon altijd… 

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, maar jij bent iemand die in het vak zelf zit.

ROMANA VREDE: Ja, misschien, ja. Ik weet niet, ik vind het ook een beetje gênant of zo. Het wordt ook een beetje… Pff… En dat begon ook met die Theo d’Or. Daar verloor ik heel… Vanaf dan is het eigenlijk alleen maar berg afwaarts gegaan qua toveren. Omdat mensen nu komen kijken naar Romana Vrede, en niet meer naar het spel… 

ERNST-JAN PFAUTH: Je koesterde de relatieve anonimiteit.

ROMANA VREDE: Ja, dat was heel tof.

ERNST-JAN PFAUTH: Dan moet je naar het buitenland gaan. 

ROMANA VREDE: Ja, dat zou kunnen. Maar daar heb ik geen zin in.

ERNST-JAN PFAUTH: Je bent nu regisseur geworden.

ROMANA VREDE: Daarom. En dan zit je ook anoniem. Redelijk anoniem. Ja, dat vind ik ook heel fijn. Ja, klopt. Dat vind ik fijn. Of schrijven is ook redelijk anoniem.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja. In 2017 zei je in de Volkskrant dat je geen activist en geen frontsoldaat bent.

ROMANA VREDE: Nee.

ERNST-JAN PFAUTH: En toen… Inmiddels sta je bekend als een acteur, theatermaker die zich er erg in zet voor aandacht voor onderwerpen die je belangrijk vindt. Of het slavernijverleden is, of racisme, of autisme.

ROMANA VREDE: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat is daar veranderd?

ROMANA VREDE: Ja, nou ja, een gesprek met Jerry Afriyie is daarin veranderd. Die tegen mij zei ‘een activist is iemand die ook bij het koffiezetapparaat zegt, hoe bedoel je dat? Dat is ook een activist.’ Als iemand een racistische opmerking maakt, en jij staat ernaast, en je zegt, ‘hoe bedoel je dat?’ Dan neem je actie tegen onrechtvaardigheid. Dus ik ben wat dat betreft wel een activist. En soms ben ik ook een frontsoldaat, want dan ben je de eerste die dat aanzwengelt.

Maar ik dacht toen dat een activist iemand is die op de barricade stond, iedere dag met pamfletten en met spandoeken, te roepen dat iets niet mocht. En toen dacht ik, ja, dat doe ik niet. Maar de activist is iemand die zich uitspreekt. Ja, tegen onrechtvaardigheid, racisme, seksisme.

ERNST-JAN PFAUTH: En heeft het er ook mee te maken dat je meer in de aandacht kwam, dat je ook meer een platform kreeg en dat dus kunt inzetten voor dingen die jij belangrijk vindt?

Ik bedoel, De Wereld Draait Door stond op het hoogtepunt van het programma de zendtijd af aan jou om een documentaire te zenden die je had gemaakt over je zoon.

De documentaire die Romana Vrede over haar zoon Charlie maakte

ROMANA VREDE: Ja dat was fantastisch. Ja. Ja, dus dat speelde wel mee. In die zin, als dan toch spotlichten ineens naar de poppenspeler gaat, laat ik dan kijken waar ik mijn aandacht op wil richten.

Want dan dirigeer je al die spotlights naar dat onderwerp wat jij wil uitlichten. Ik dacht, dan doe ik dat. Dat was letterlijk de reden waarom ik dacht, ik ga bij De Wereld Draait Door zitten, want dan heb ik twee minuten krukkentijd.

En in die twee minuten kan ik iets aanswingelen. Als ik toch die aandacht heb, laten we het dan goed gebruiken. Dus ja, dat heeft daar mee te maken. Maar bijvoorbeeld spelletjes en dat soort dingen, dat doe ik nooit. Gewoon zo’n spelletjesprogramma.

ERNST-JAN PFAUTH: Geen Ik Van Hou Holland voor jou?

ROMANA VREDE: Nee, nee, nee. Nee, zo dat of…

ERNST-JAN PFAUTH:  Omdat je dan een personality wordt?

ROMANA VREDE: Ja, want wat ben je dan… Wat sta je daar te verkopen dan? Jezelf. Ga je op zo’n sinaasappeldoos staan, zo’n kist. En wat roep je dan? ‘Romana Vrede’, heel de dag. Of roep je dan ‘jongens, let erop dat je geen racistische dingen tegen je collega zegt.’

Weet je, wat is je boodschap? Je moet wel iets verkondigen dan alleen maar jezelf zijn of zo daar. Het gaat niet om jou. Dat is wat ik de jonge mensen wil zeggen. Het gaat niet om jou. Snap je? 

ERNST-JAN PFAUTH: Het gaat om het toveren.

ROMANA VREDE: Ja, het gaat om datgene wat je laat zien. Ja, of wat je wil laten zien. Wat je wil laten horen. Maar het gaat niet om jou. En dat is heel ouderwets, dat realiseer ik me. We hebben heel veel celebrities in het algemeen, gewoon internationaal, die gewoon zijn. Kim Kardashian is iemand die gewoon is, die is.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja.

ROMANA VREDE: Maar die doet niks. Snap je? Ik vind dat fascinerend als iemand uit de vorige eeuw. Uit een vorig millennium. Ik kom uit een ander millennium.

ERNST-JAN PFAUTH: Zij is het product, ja.

ROMANA VREDE: Ja, ik vind dat echt best wel bijzonder. 

ERNST-JAN PFAUTH: [lacht]

ROMANA VREDE: En ik denk, ja, maar wat doet ze? En dan ‘oh, jezus, Romana. Dat is gewoon Kim Kardashian, ja?’ Dan denk ik ‘ja, maar wat doet ze?’ ‘Ja, het is gewoon… Uuh, ze heeft een make-uplijn. Houd je mond…’ [lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: [lacht]

ROMANA VREDE: Maar dat heeft ze kunnen doen nadat ze beroemd werd. Maar wat kan zij? Wat heeft zij gedaan?

ROMANA VREDE: Kan het schadelijk zijn voor een jonge acteur om beroemd te willen zijn?

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, zeker! Ja!

ERNST-JAN PFAUTH: Op welke manier?

ROMANA VREDE: Omdat je dan… Het is een beetje een kip en het ei. Je wordt beroemd, hopelijk of misschien, door datgene wat je hebt gedaan. Maar je bent niet beroemd, beroemd om wie je bent. Dat is raar. Dat zou je eigenlijk echt raar moeten vinden. Dat is vreemd.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja. Alleen, we leven in de tijd van Kim Kardashian. Dus ik kan me voorstellen dat veel jonge acteurs die jij spreekt al heel erg bezig zijn met Instagram-following en dergelijke.

Waarom zou dat ten koste gaan van hun ontwikkeling als acteur? Wat gaat het inhoudelijk dan voor hen, voor schade opleveren? Je kunt ook zeggen, als het geen schade oplevert, baat het niet dan schaadt het niet! Fijn dat je als een following hebt, misschien helpt het je om bij een grote rol te krijgen.

ROMANA VREDE: Ja, dat is waar. Ja, ik denk dat het je een beetje uitholt. Dat denk ik. Ik denk dat het een beetje… Dat het te weinig brandstof is om op voort te leven. En dat er iets… Dat er iets, zeg maar… Iets schraal wordt van binnen. Dat denk ik.

Ik denk niet dat het echt voedt. Ik denk dat het lekker is. Het is zoals junkfood, of zo. Het is gewoon lekker, maar het voedt niet echt.

ERNST-JAN PFAUTH: Het geeft geen voldoening als je roem wilt chasen.

ROMANA VREDE: Ja, niet echt voelt.

ERNST-JAN PFAUTH: En je voelt een zekere onrust. Van, is dit het nou? 

ROMANA VREDE: Het is een beetje, ik heb alleen maar Harry Potter-verwijzingen. Maar het is een beetje een Gruzielement. Een Horcrux. In de zin van, it splits your soul, denk ik. Het is iets… Ja, ik denk niet dat het voedt, goed voedt.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, je hoort over heel veel jonge mensen, ook uit mijn generatie, en ik heb dat zelf ook meegemaakt, dat je een soort onrust voelt van, waarom doe ik dit nou precies? Of waar doe ik het eigenlijk om? Heb jij die onrust gevoeld?

ROMANA VREDE: Euhm… Ik voel die onrust nu een beetje. Ik ben nu vijfitg. Omdat ik… Ik ben een beetje kwijt. Er is iets gebeurd in de afgelopen paar jaren, eigenlijk sinds corona, waardoor het me niet meer voedt. 

Dus er is iets, terwijl ik alleen maar toffe dingen aan het maken ben, inhoudelijk ook toffe dingen, dingen die ik belangrijk vind, maar er is iets in de communicatie met het publiek wat een beetje off is.

Dus dat herken ik wel, in die zin onrust, maar als jongere niet. Omdat dat nooit mijn brandstof is geweest. Geld is nooit mijn brandstof geweest, nou ja, met dank aan mijn moeder. En roem heeft ook nooit mijn brandstof kunnen zijn omdat ik een zwart meisje was die acteur wilde worden in Nederland in de jaren nul. Weet je? 

Roem heeft nooit mijn brandstof kunnen zijn, omdat ik een zwart meisje was die acteur wilde worden in Nederland in de jaren nul.

Romana Vrede

Dus er was altijd een noodzaak tot intrinsieke motivatie. En dat is ook iets persoonlijks, gewoon van dingen mooier maken, mensen laten lachen, toveren. En er is nu sinds een paar jaar… Voel ik hem niet meer. Weet ik het niet meer zo goed.

ERNST-JAN PFAUTH: En dat zit hem dus in een relatie tot het publiek?

ROMANA VREDE: Ja. Ja, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En dat is essentieel voor het toveren? Dat het publiek je gelooft of meedoet? 

ROMANA VREDE: Nee, nee, nee. Ik heb een beetje een hekel aan het publiek gekregen.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh, hoe komt dat?

ROMANA VREDE: Ja, weet ik niet. Weet ik niet. Een beetje hekel aan het publiek gekregen. Kan niet tegen die ogen. Het zijn allemaal consumenten ofzo. Ze komen iets halen. En ook tegen kritiek. We hebben dus alleen maar goede recensies gekregen met The Story of Travis. En daar werd ik zo al cynisch van. 

Ja, ik weet het niet. Echt zo. Hoe wil ik zo, ja, vijf sterren. Ja. Nu ineens wel. Nee, niet eens nu ineens wel. En als het twee sterren was geweest. Weet je, echt zo dat.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat vervelend…

ROMANA VREDE: Ja, heel erg zo van, ja, dit is dus de waardering. Dus ik kan niet meer tegen mensen die naar het werk kijken. Dat is heel stom. 

Ik ga ook met een sabbatical een jaar.

ERNST-JAN PFAUTH: Klinkt alsof dat een goed idee is.

ROMANA VREDE: Ik ga met een sabbatical een jaar om even te kijken wat ik dan wel wil.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat ga je doen?

ROMANA VREDE: Weet ik niet… Ja, ik ga reizen! Ik ga reizen en ik wil ook schrijven. Maar dat schrijven voel ik ook nog niet echt, want daar zit dan schrijven vanwege een product. Maar ik denk dat ik dat moet loskoppelen. Gewoon even schrijven. Ja, onderzoeksjaar.

Ik denk wel dat ik nog van kunst hou. Maar misschien hou ik ervan omdat het het enige is wat ik ken of zo. Geen idee.

ERNST-JAN PFAUTH: Wel mooi dat je het gaat onderzoeken. 

ROMANA VREDE: Jazeker, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Blij dat ik je nog vlak voor het onderzoeksjaar gesproken heb.

ROMANA VREDE: Ja. Ik kom wel terug, hoor. Maar ik bedoel, ik weet niet als wat. Tjitske Reidinga bijvoorbeeld, die werkt in een bloemenkraam.

ERNST-JAN PFAUTH: Echt waar?

ROMANA VREDE: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: O, dat had ik even gemist.

ROMANA VREDE: Ja, ja… Die werkt op een bloemenkraam. Vindt ze heel leuk. Snap ik ook wel. Ik sprak Daria Bukvić en die zei: ‘misschien begin ik wel een banketbakkerij.’

ERNST-JAN PFAUTH: Zij is toch nog veel jonger dan jij?

ROMANA VREDE: Ja, precies. Maar zo snel kan het gaan.

ERNST-JAN PFAUTH: Allemaal existentiële vraagstukken sinds corona.

ROMANA VREDE: Ja, ja. Het heeft denk ik met corona te maken. Onder andere, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Nou zoals ik zei, ik ben wel heel blij dat ik je nu gesproken heb. Dat ik niet een jaar heb hoeven wachten. Ik vond wat je zei over toveren heel mooi. En het klikte opeens. Alle vragen die ik had van tevoren, klikten opeens allemaal in elkaar.

ROMANA VREDE: Oh wat grappig, oh wat goed. Wat goed.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus dank je wel daarvoor.

ROMANA VREDE: Graag gedaan. Dank je wel. Dank jullie wel.

Lees ook de interviews met Ivo van Hove, Nasrdin Dchar, Maria Goos en Paul de Leeuw.

Wil je geen aflevering missen?

Geef je dan op voor de persoonlijke nieuwsbrief van presentator Ernst-Jan Pfauth. Hij mailt je nieuwe interviews en de belangrijkste lessen uit de gesprekken.