Comedian Kasper van der Laan heeft een bijzonder talent: hij weet zelfs de meest gereserveerde toeschouwers mee te krijgen in zijn wereld. “Ik had een soort out of body experience dat ik die haan al na deed, voordat ik doorhad dat ik dat deed,” bekent Ernst-Jan over zijn bezoek aan Kaspers show.
Tijdens Jonge Jaren Live in de Rode Hoed deelt de winnaar van de publieksprijs op het Leids Cabaret Festival inzichten over zijn weg naar succes – een pad dat hij bewust langzaam bewandelde: “Je kan beter te laat een festival doen, dan te vroeg.”
Waarom voelt deze ogenschijnlijk verlegen performer zich juist op het podium vrijer dan daarbuiten? Hoe vertaalt hij zijn liefde voor punkmuziek naar comedy? En wat maakt dat hij, terwijl hij het publiek tijdens zijn shows volledig controleert, zelf zo ongemakkelijk wordt van een interview?

Kasper van der Laan over zijn jonge jaren
Je kunt het interview hieronder lezen of beluisteren op Podimo.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Hey Kasper!
KASPER VAN DER LAAN: Hallo. Je moet het zo doen: Rode Hoed laat je horen! Oh, het zit er niet in. Oke. [Lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: Ik ben dus zoals deze mensen in deze zaal, ik hou er dus echt niet van om mee te doen als publiek in een programma. Ik heb heel erg last van het spotlight effect. En toen was ik een keer naar jou in de Kleine Comedy met mijn vrouw erbij, die dus al 20 jaar lang met mij naar theatershows gaat en deze houding van mij kent. En toen vroeg jij: “Kan iemand een haan nadoen?” En ik had een soort out of body experience dat ik die haan al na deed, voordat ik doorhad dat ik dat deed. En dat is eigenlijk een compliment aan jou, wat jij los weet te maken.
KASPER VAN DER LAAN: Ik heb dat effect op mensen.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Dat mensen hanen bij jou gaan nadoen?
KASPER VAN DER LAAN: Ja, precies.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Dat maak jij los.
KASPER VAN DER LAAN: Ja, blijkbaar, ja. Maar ik hou er dus ook niet van als ik zelf in het publiek zit en ik moet iets doen, dan vind ik het verschrikkelijk. Laat me met rust, ik kom hier gewoon lekker zitten kijken.
Ik hou er dus ook niet van als ik zelf in het publiek zit en ik moet iets doen, dan vind ik het verschrikkelijk.
Kasper van der Laan
ERNST-JAN PFAUTH: Misschien ontdek jij ooit iemand zoals ik jou ontdekt heb, die het wel in je los weet te maken.
KASPER VAN DER LAAN: Ja, precies. Wie weet, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: We gaan nu ontleden waar dit vandaan komt, wat jou gevormd heeft. Wij hebben dus fragmenten uitgekozen bij elk gesprek, drie fragmenten. Jij weet niet welke fragmenten dat zijn. Wij nemen dus ook alle verantwoordelijkheid voor deze fragmenten. We gaan naar het eerste fragment kijken, naar een inspiratiebron van jou.
KASPER VAN DER LAAN: Ben benieuwd.
ERNST-JAN PFAUTH: Dit was Hans Teeuwen in 1997 als Mariska Peijnakker, als Roodkapje.
KASPER VAN DER LAAN: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Wanneer zag je dit voor het eerst?
KASPER VAN DER LAAN: Ja, je zegt ’97, ik dacht dat het eerder was. Maar, nu ben ik in de war over deze anekdote, maar mijn herinnering is dat ik dit zag tijdens de les ‘verzorging’, tijdens de HAVO.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat was zo’n vak dat je leerde koken en schoonmaken toch?
KASPER VAN DER LAAN: Precies, ja. Van een hele onverzorgde man, weet ik ook nog, die dat gaf. En die had dan zo’n tv, die reed nog in zo’n kast naar binnen, weet je wel. En die zei: ”Ik heb iets gezien op tv, ik vind dat jullie dit allemaal moeten zien.”
DOORTJE SMITHUIJSEN: Oh, wat een leuke invalshoek wel.
KASPER VAN DER LAAN: Ja, eigenlijk wel ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar best wel subversief ook, eigenlijk.
KASPER VAN DER LAAN: Sorry?
ERNST-JAN PFAUTH: Best wel subversief ook, dit was best wel een heftige voorstelling.
KASPER VAN DER LAAN: Ja, nou dit fragment viel dan wel mee. Ja, ik weet het niet. Maar dat was ook wel de periode dat Hans zo doorbrak en dat iedereen hem ook na deed op school en zo. Ik kan dit ook wel gewoon dromen uit mijn hoofd, dit stukje. Dat was eigenlijk het eerste dat ik me echt kan herinneren van cabaret dat ik denk: oh… En ik ging toen ook, volgens mij was ik echt 13, 14, want ik ging toen met mijn ouders naar het theater. Volgens mij was ik 15 of zo, dat ik daar zat.
ERNST-JAN PFAUTH: En dacht je toen van: dat wil ik later ook?
KASPER VAN DER LAAN: Nee, helemaal niet, nee. Want ik dacht toen: oh, dit vind ik heel leuk om naar te kijken. En toen heb ik wel ook mijn vrienden aangemoedigd van: oh, laten we vaker naar cabaret gaan. Ik ging met mijn ouders ook vijf keer per jaar in het boekje opzoeken, in mei gingen we opzoeken van: waar wil je dat komend seizoen heen? Maar ik heb achteraf altijd bij cabaretiers gedacht van: oh ja, er zijn mensen die dit doen en ik ben iemand die het leuk vindt om hier naar te kijken.
ERNST-JAN PFAUTH: Zoals je naar voetbal kijkt?
KASPER VAN DER LAAN: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, niet jij, letterlijk, ik weet niet of je houdt van voetbal.
KASPER VAN DER LAAN: Nee, precies.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar dat je denkt van: zij doen dat en ik hoef er zelf niet te lopen, op het veld.
KASPER VAN DER LAAN: Ja, maar dan kun je nog denken: ik ben ook geen voetballer. Alleen, nu weet ik, iedereen kan in principe de ambitie hebben om comedian te worden. En je kan dat op een heel laag niveau gewoon gaan doen. Alleen toen had ik helemaal niet door. Ik dacht: oh ja, die mensen zijn comedians.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja. Was er een soort moment voor jou dat je dacht: ik wil dit zelf? Je hoort heel vaak van comedians dat ze zeggen van: “Ja, ik maakte al jong al heel veel grappen en ik was heel ongemakkelijk, maar dat loste ik dan op met grappen maken en toen heb ik daar maar mijn beroep van gemaakt.” Dat is het gevoel dat ik heb.
KASPER VAN DER LAAN: Ja, tot aan het stukje “ik maak er mijn beroep van” klopt het.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Oké. [Lacht]
KASPER VAN DER LAAN: Zeker. Nee, het was eigenlijk heel gek. Ik studeerde in Breda en er was een vriend van mij die deed een cursus comedy, stand-up comedy. En die trad toen na tien weken op in een kroeg en ineens drong het tot mij door: oh, dat zijn gewoon normale mensen zoals ik, die gewoon een comedy cursus doen en dan gaan optreden voor mensen.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Want je zag Hans Teeuwen niet als een normaal mens daarvoor?
KASPER VAN DER LAAN: Nee, niet zo. Nee, nee, nee. Door God gezonden naar deze aarde.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Oke. [Lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: En kon je wel al onder woorden brengen, ook al zag je jezelf dan niet als cabaretier, waarom je Hans Teeuwen zo goed vond? Had je door aan wat je zo goed aan hem vond?
KASPER VAN DER LAAN: Toen niet per se. Maar ik heb daar wel eens later over nagedacht en ik denk wel hoe hij, terwijl hij aan het optreden is, ook een loopje neemt met cabaret eigenlijk. In dit stuk legt hij letterlijk bloot wat cabaret is. En ik denk: oh ja, dat is ook wel mijn gevoel voor humor, om terwijl je het doet te laten zien wat je doet bijvoorbeeld. Doe ik misschien nu minder dan in het begin.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Een soort metaperspectief er altijd in hebben?
KASPER VAN DER LAAN: Een metaperspectief, ja. Ja, zeker. En absurditeit natuurlijk ook.
DOORTJE SMITHUIJSEN: En je zegt net: “Ik ging vroeger altijd met mijn ouders kijken wie er dan speelde en dan gingen we daar naartoe.” Doe je dat nog steeds veel? Ik bedoel, misschien ga je nu niet meer naar Hans Teeuwen, maar ga je nog veel naar collega’s?
KASPER VAN DER LAAN: Ik probeer het wel, ja, maar een stuk minder dan toen eigenlijk. Omdat je zelf speelt, heb je ook gewoon minder tijd. Maar ik was laatst wel naar Rundfunk bijvoorbeeld, die wilde ik zien, vond ik te gek. En Merijn Scholten ofzo, ja, probeer wel dingen te kijken. Maar ik moet zeggen, ik merk ook door de jaren heen dat ik misschien minder liefhebber van comedy ben geworden, omdat ik het zelf doe.
Ik merk door de jaren heen dat ik misschien minder een liefhebber van comedy ben geworden, omdat ik het zelf doe.
Kasper van der Laan
DOORTJE SMITHUIJSEN: O ja? Hoezo dan?
KASPER VAN DER LAAN: Dus ik ben niet iemand die in Amerika al die shows van grote helden gaat kijken enzo. Ja, ik weet niet waarom dat is. Misschien omdat ik het te veel begrijp, hoe ze het maken.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar een beetje zoals Harry Mulisch zei: “Als een schrijver lees je niet, want daar word je alleen maar door beïnvloed.”?
KASPER VAN DER LAAN: Ja, misschien ook wel. Om heel eerlijk te zijn, ik heb nooit echt gehad dat ik dan door iets anders te zien denk van: oh ik moet ook dat doen. Ja, mijn vriendin zei altijd van: “Ja, maar jij haalt gewoon de inspiratie uit gewoon, dat je even naar de supermarkt gaat ofzo.” En dat is eigenlijk wel een beetje wat het is.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja, hoe gaat dat dan?
KASPER VAN DER LAAN: Nou, dat vind ik een moeilijke vraag. Gewoon dingetjes die mensen zeggen zijn vaak bij mij het begin van een nieuw stukje. En ja, het klinkt allemaal een beetje droog, maar ik kijk wel comedy bijvoorbeeld, je hebt Engelse comedian Stewart Lee, dat vind ik wel echt legendarisch. Maar dan kan ik ook hetzelfde stukje honderd keer kijken.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat voor type comedian is dat, voor de mensen die Stewart Lee niet kennen?
KASPER VAN DER LAAN: Wat voor comedian? Ja, dat vind ik ook een moeilijke vraag.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Wij zijn van de moeilijke vragen.
KASPER VAN DER LAAN: Dat begrijp ik, ja. Had ik me niet helemaal op ingesteld, ik denk: we gaan lekker filmpjes kijken. [Lacht] Maar ja, ook eigenlijk heel meta. Dus hij kan bijvoorbeeld, wat hij geweldig doet is, dan heeft hij een zaal en dan maakt hij een grap en dan lachen de mensen hier wel, maar dan zegt hij: “Ja boven lachen ze iets later. Want boven zijn meestal mensen die een later kaartje hebben gekocht. Dus mijn fans zitten hier en mensen zijn meegenomen, die snappen sowieso niet wat er aan de hand is.” Weet je wel. Op die manier speelt hij met zijn publiek bijvoorbeeld.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus net stonden wij backstage, ik gooi je even onder de bus. En toen zei ik: “Ik wil even mijn ouders gedag zeggen.” En toen zei Doortje: “Maar dan ga je de vierde muur doorbreken.” Dat is eigenlijk ook waar jij als cabaretier de hele tijd mee bezig bent, die vierde muur de hele tijd doorbreken. En je voorbeelden doen dat ook.
KASPER VAN DER LAAN: Sorry, en?
ERNST-JAN PFAUTH: Je voorbeelden doen dat ook.
KASPER VAN DER LAAN: Ja, alleen is er natuurlijk bij comedy eigenlijk geen vierde muur. Want het is een gesprek in principe tussen jou en het publiek, waarbij het publiek in principe geen antwoord geeft. Maar hun reactie is het antwoord op wat jij zegt. En daarop praat je weer verder, zeg maar.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Maar ik vind het wel interessant dat je zegt dat je eigenlijk niet zoveel naar andere comedians gaat. Omdat ik me ook kan voorstellen, zeker in zo’n klein land als Nederland, dat je je eigenlijk constant tot elkaar verhoudt. Dat je toch wil weten wat een ander doet.
KASPER VAN DER LAAN: Ja, maar ook dat is wel aan de hand. En het is ook niet zo dat ik niet veel zie. Want als ik, nu bijvoorbeeld ben klaar met toeren, dan ga ik naar Comedytrain. Dan zie ik in Toomler, daar zie ik iedereen weer spelen. Dus ik weet wel… En de mensen die ik echt leuk vind, daar ga ik dan ook wel heen ofzo. Maar het is niet dat ik alles weet over alle comedians in Amerika. Dat heb ik niet zo.
ERNST-JAN PFAUTH: Jij zag dit, Kasper, en je vond dit een “magische ervaring”.
KASPER VAN DER LAAN: Oh ja?
ERNST-JAN PFAUTH: Dat heb je in het voorgesprek gezegd, dus dan is het waar.
KASPER VAN DER LAAN: Ik vond het voorgesprek een magische ervaring.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Oh, wat fijn.
ERNST-JAN PFAUTH: Waarom was je zo onder de indruk hiervan?
KASPER VAN DER LAAN: Nou, omdat ik kende de Comedytrain ook wel als kind. Ik had zo’n boekje over 12,5 jaar Comedytrain. Het was toch het idee van: er is ergens een kelder in Amsterdam en daar gebeurt het. Met “het” bedoelde we dan comedy, toen nog. En daar ging je dan heen. En gewoon het idee dat je ging zitten en je wist niet wie er zou komen. En je was zo nieuwsgierig: wie komt er op het podium staan? En wat voor type wordt het? Waar gaat ‘ie het over hebben? En je stond er zo dicht op, dat vond ik fantastisch. En in die tijd ging ik daar dan wel eens heen, ook voor de comedy, en dan zag je Henry van Loon of Patrick Laureij misschien ook. Dat vond ik wel magisch. En dit is dan die serie bij BNNVARA, daar gaven ze voor het eerst een inkijkje van: hoe gaan die shows eigenlijk daar? En dit was wel op dat moment een soort van eind… Nou ja, het is geen einddoel, maar dit is wel: als ik comedy ga doen, dan wil ik daar uiteindelijk zijn.
ERNST-JAN PFAUTH: En definieer “daar” eens. Sorry, ik ga je weer vragen concreet te worden. Wat is “daar” dan?
KASPER VAN DER LAAN: In die kelder.
ERNST-JAN PFAUTH: Oh, gewoon letterlijk daar?
KASPER VAN DER LAAN: Onderdeel van de Comedytrain.
ERNST-JAN PFAUTH: Niet iets dat Henry deed, dat je dacht: dat is…
KASPER VAN DER LAAN: Nou, het moest wel over masturberen gaan vooral.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ohja. [Lacht]
KASPER VAN DER LAAN: Nee, helemaal niet. Nee, dat is ook gek. Ik denk dat toen ik begon en ook toen ik cabaretiers bekeek, dat ik wel dacht van: oh wauw, die mensen kunnen gewoon op het podium staan, dingen zeggen en de hele zaal moet lachen. Dat lijkt me echt kicken.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Wat leek je daar zo fantastisch aan? Of wat trok je daar zo aan? Want ik denk dat ook heel veel mensen naar comedians kijken, waaronder ik zelf en denken van: dat zou ik absoluut niet willen.
KASPER VAN DER LAAN: Ik weet niet. Dat zoveel mensen om je moeten lachen, dat me dat heel erg aantrok. En dat je zoveel zelfvertrouwen hebt om dat te doen. Dat was voor mij toen helemaal niet zo vanzelfsprekend. Maar ik denk ook vanaf het moment dat ik comedy ging doen, toen veranderde dat ook direct. Het ging me helemaal niet om de kick. Het ging me meer om: hoe krijg ik dit onder de knie? Elke dag dat ik speelde dacht ik: hoe moet dit de volgende keer beter? Hoe kan dit de volgende keer beter?
DOORTJE SMITHUIJSEN: Dus dan kom je eigenlijk in dat gesprek terecht wat je eerder bedoelde?
KASPER VAN DER LAAN: Met het publiek?
DOORTJE SMITHUIJSEN: Met het publiek, ja.
KASPER VAN DER LAAN: Het moeilijke in die fase is nog dat als ze niet reageren, heb je eigenlijk geen idee wat ze zeggen. Behalve dat ze het niet leuk vinden.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Hoe doe je dat dan? Ga je dan achteraf vragen: “Waarom vonden jullie het niet grappig?”
KASPER VAN DER LAAN: Nee. Dat heeft geen zin. Dan vraag je jezelf af: wat deed ik verkeerd? Was de communicatie niet duidelijk? Of is het niet leuk bedacht? Snapten ze het niet? Heb ik het verkeerd ingeleid? Hoe je normaal een gesprek voert.
Dan vraag je jezelf af: wat deed ik verkeerd? Was de communicatie niet duidelijk? Of is het niet leuk bedacht? Snapten ze het niet? Heb ik het verkeerd ingeleid?
Kasper van der Laan
ERNST-JAN PFAUTH: Dus die angst die ik heel erg associeer met stand-up comedy. Dat lijkt me iets waar elke stand-upcomedian, of elke cabaretier overheen moet stappen. Die angst dat je daar gaat staan en dat alles doodvalt. Waarvan je weet dat hoe goed je ook bent, dat gaat sowieso een keer gebeuren. Dat heb je waarschijnlijk ook meerdere keren meegemaakt. Dat gaat al heel snel weg, omdat het technisch wordt.
KASPER VAN DER LAAN: Ja, en omdat die feedback juist zo direct is. Als je mij zou vragen ‘schrijf een film’, zou ik het veel erger vinden om dan thuis een film te moeten schrijven en niet weet: is het goed wat ik doe? Of een boek.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja, je weet meteen of het werkt of niet.
KASPER VAN DER LAAN: Ja precies, ja. Hele eerlijke feedback.
DOORTJE SMITHUIJSEN: En je hebt altijd weer een nieuwe kans.
KASPER VAN DER LAAN: Eeeh, ja.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Als in: elke week. Niet de hele tijd.
KASPER VAN DER LAAN: Als het te vaak niet goed gaat, stoppen ze er wel mee om je te vragen.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Dat vraag ik me ook af want ik heb wel het idee dat, gek genoeg, ik kan het me dus niet voorstellen, maar dat veel mensen comedian willen worden. Dat veel mensen zich ook verzamelen rond dit soort theaters en van die open podia. En daar dan hun best gaan doen en kijken hoe het gaat. En op een gegeven moment denk je, er is een moment dat je denkt: ik ben niet meer een van die mensen die dit probeert, dit wordt echt mijn baan. Wanneer heb je zoiets door?
KASPER VAN DER LAAN: [Denkt na] Ja, dat is een beetje geleidelijk gegaan. Dus, even denken hoor, ik dacht heel erg: dit kan de volgende keer beter. En dat blijf ik denken. En op een gegeven moment kijk je een half jaar terug en dan denk je: ik ben eigenlijk beter dan een half jaar geleden. Dus dan ben ik over een half jaar weer beter dan nu. Dus als ik zo doorga dan komt het op een gegeven moment goed. En op een gegeven moment word je een keer gevraagd en dan krijg je 75 euro. En dan denk je: oh oke, dus nu ben ik een klein beetje geld aan het verdienen. Dus dat is ergens de stap van: hoe je je inkomen verzamelt. Hoeveel meer tijd je er ook in kan steken. En dat je stapjes maakt in de zin van… Je doet een keer… Dus hoe meer betaalde optredens je krijgt, hoe beter het blijkbaar gaat. Lid worden van Comedytrain is dan een ding.
En op een gegeven moment kijk je een half jaar terug en dan denk je: ik ben eigenlijk beter dan een half jaar geleden. Dus dan ben ik over een half jaar weer beter dan nu. Dus als ik zo doorga dan komt het op een gegeven moment goed.
Kasper van der Laan
DOORTJE SMITHUIJSEN: Oh ja, dus ook heel zakelijk eigenlijk gewoon? Wat je onderscheidt van de…
KASPER VAN DER LAAN: Ja, nou ja, zakelijk… Het gaat niet om het geld. Maar meer dat je denkt: ik maak me een beetje los van de laag, ik ga zelf een trapje hoger.
ERNST-JAN PFAUTH: Geld is in die zin ook een vorm van feedback.
KASPER VAN DER LAAN: Ja, maar nu focus je te veel op het geld. In de zin van: als jij een comedyavond organiseert en je hebt vier comedians nodig, en je geeft er geld voor en je wil kwaliteit, dan ga je niet zomaar iedereen laten spelen. Dus als jij dan wel wordt gevraagd dan denk je: oh, ik ben lekker bezig.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Heb je altijd gedacht: dit gaat mij lukken?
KASPER VAN DER LAAN: Ja, eigenlijk wel. Maar ook omdat ik verder eigenlijk niets echt leuk vond qua werk.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Maar dat kan dat je niks leuk vond, maar dat het alsnog nog niet lukt.
KASPER VAN DER LAAN: Ja, die mensen zijn er ook. Ik heb mazzel gehad in die zin. En wat ook is, in het begin circuit zijn best wel veel mensen. Het is ook heel leuk. Je kan elkaar ook helpen. Je geeft elkaar feedback na de shows. Maar je hebt altijd een beeld van: ohja, Henry van Loon en de comedytrain, daar moet ik naartoe, maar daar kun je eigenlijk niet zoveel van leren. Maar je kan wel leren van degenen die om je heen spelen, die eigenlijk net een stapje verder zijn dan jij. En dan kun je kijken: wat doet hij dan goed, wat ik nog niet doe? En zo kijk je steeds een klein beetje verder. Boven je.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus je vergelijkt je niet meteen met dat einddoel, maar kijkt gewoon naar de mensen die ongeveer zo ver als jij zijn, hoe je je daartoe verhoudt. Ik las artikelen over jou in de voorbereiding hierop en heel vaak werd jouw geduld geroemd. Dat je dus zo lang de tijd hebt genomen tot je eerste solo-voorstelling bijvoorbeeld. Klopt dat? Klopt die analyse van mensen? Was jij geduldig?
KASPER VAN DER LAAN: Ja, het is geduld wat ook wel hand in hand gaat met angst en twijfel. Een gouden driehoek van ergens lang over doen. [Lacht] Om een stukje coaching erin te gooien.
Het is geduld wat ook wel hand in hand gaat met angst en twijfel. Een gouden driehoek van ergens lang over doen.
Kasper van der Laan
ERNST-JAN PFAUTH: Maar het klinkt wel alsof je niet meteen headfirst dacht: ik ga nu meteen een solovoorstelling doen. Maar dat je echt goed wilde worden voordat je daar aan begon.
KASPER VAN DER LAAN: Ja, ik heb altijd gedacht van… Want je hebt van die mijlpaaltjes, bijvoorbeeld het Leids Cabaret Festival. Of bij Comedytrain komen. Maar ik heb altijd gedacht: kan ik de stap daarna? Dus je doet auditie bij Comedytrain, maar kan ik daarna meespelen in een line-up? Of sneuvel ik tussen de groten? En als ik het Leids Cabaret Festival meedoe, kan ik daarna drie kwartier optreden in het theater? En kan ik daarna een avondvullend programma maken? En als dat er nog niet in zit, heeft het nog niet zoveel zin om die stap daarvoor te zetten.
Ik heb altijd gedacht: kan ik de stap daarna? Dus je doet auditie bij Comedytrain, maar kan ik daarna meespelen in een line-up? Of sneuvel ik tussen de groten?
Kasper van der Laan
ERNST-JAN PFAUTH: Wat een strateeg.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Nou echt, bedenk jij dit zelf of heeft iemand dit aan jou verteld?
KASPER VAN DER LAAN: Ik denk dat dit… [Zet een stemmetje op] Dit heb ik zelf bedacht, ja. Ik denk dat dit ook wel is hoe veel mensen het doen. Ze zeggen ook weleens: “Je kan beter te laat een festival doen, dan te vroeg.” Ja, makes sense. Maar ik geloof er wel in. Dit is wel wat ik iedereen adviseer. Want sommige mensen doen een wedstrijd mee en dan: “Oeh, misschien win ik dit jaar.” Maar als je daarna niet veertig keer in een finalistentour kan laten zien ‘moet je eens even kijken wat ik kan’. Niet op die toon, maar dan heeft het nog niet zoveel zin.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus je moet eigenlijk rekening houden met succes? En dan kijken of je klaar bent voor de volgende stap, die na dat succes komt.
KASPER VAN DER LAAN: Ja. Je moet één stap achteruit plannen.
Je moet één stap achteruit plannen.
Kasper van der Laan
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja, eigenlijk wel.
ERNST-JAN PFAUTH: Ohja, dat is beter.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Maar dat lijkt me ook wel een soort… Want ik kan me ook voorstellen, zeker als je echt jong bent en je wil graag doorbreken of je wil graag doen wat je anderen ziet doen, het lijkt me best wel moeilijk om jezelf dan zo in te houden ook.
KASPER VAN DER LAAN: Ja, en ik heb het idee dat dat tegenwoordig nog moeilijker is omdat je online zoveel mensen heel veel succes ziet hebben. Of dat het soms zo lijkt. Alleen uiteindelijk, comedy en cabaret is toch echt wat je op het podium doet. En je kan jezelf heel mooi profileren overal en ergens geboekt worden, maar als je het niet waar kan maken voor live publiek dan heeft dat niet zoveel zin. En uiteindelijk, ik heb echt het idee bij mij, ik heb echt wel momentjes gehad, een keer bij De Wereld Draait Door of een video wat dan het publiek trekt. Uiteindelijk is het toch: mensen zien je, vertellen het door aan anderen: “Ga er naar toe.”
ERNST-JAN PFAUTH: [Zet muziek uit] Zo, klaar. Kasper, kan je je even verantwoorden? Wat vind jij hier inspirerend aan?
KASPER VAN DER LAAN: Nee, de vraag is dus: oké, maar wat is hier dan niet leuk aan?
DOORTJE SMITHUIJSEN: Dat is ook een hele leuke open vraag.
KASPER VAN DER LAAN: Dat is heel moeilijk te beantwoorden, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Wie houdt hier van punk muziek?
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ik weet het niet, ik denk dat ik het vooral… Ik vind het melodisch gezien denk ik minder leuk.
KASPER VAN DER LAAN: Een paar.
ERNST-JAN PFAUTH: Drie mensen.
KASPER VAN DER LAAN: Ja, maar je hoort het voor de eerste keer, waarschijnlijk. Er zit heel veel melodie in.
ERNST-JAN PFAUTH: Acquired taste.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Dus ik moet een beetje inkomen nog.
KASPER VAN DER LAAN: Ja, nou ja. Het is… Ja, wat vind ik er leuk aan? Kijk, eeehm. Ik weet het niet, ik vind het zelf ook niet zo. Als ik het zo zie.
DOORTJE SMITHUIJSEN: [Lacht]
KASPER VAN DER LAAN: Ik hou van de energie, dus dat is heel erg upbeat.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Is dit een band die jij hebt gevolgd? Of waar jij fan van bent geweest?
KASPER VAN DER LAAN: Ja, echt vanaf de brugklas. En ik kan er nog zwaar in…. Vorig jaar nog in de Melkweg. Allemaal mannen van veertig en die gaan allemaal meezingen. Wat ik er grappig aan vind is hoeveel ze praten tussen de nummers door. Ze nemen het aan de ene kant zo niet serieus. En aan de andere kant nemen ze het ook zo wel serieus. Dus het gaat er steeds een beetje tussenin.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want ze staan heel casual te praten. En een beetje slechte grappen te maken. Ze zeggen ook: “Dit zijn slechte grappen.” En daarna gaat er een soort knop om…
KASPER VAN DER LAAN: En dan gaan ze ervoor. En dan toch, die gitarist ook, die zo heel langzaam headbangt. Vol ironie vind ik dat dan. Dus ze spelen er ook weer mee.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ironische headbang.
KASPER VAN DER LAAN: Ik vind van punkbands zo leuk dat ze het ‘muzikant zijn’ niet serieus nemen. En er toch weer vol voor gaan. Het is gewoon een goede mix van ironie…
DOORTJE SMITHUIJSEN: En stond jij dan vooraan hier? Ironisch dan wel niet ironisch?
KASPER VAN DER LAAN: Nee, ik stond dan meestal achterin te kijken naar de mensen die echt los gingen. In mijn hoofd gebeurt er heel veel.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja?
ERNST-JAN PFAUTH: Het risico is toch dat je er een beetje laks van wordt als je er maar zo ironisch en met zoveel zelfspot daar staat. Ik kan me ook voorstellen dat je voorbij een bepaald punt gaat, dat je denkt: anything goes, want we zijn toch maar wat aan het doen.
KASPER VAN DER LAAN: Maar bij hen is dat wel extreem, ja. Of zijn ze gewoon stiekem heel verveeld? Bedoel je dat?
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, of dat ze helemaal onder invloed van weet ik allemaal wat…
KASPER VAN DER LAAN: Ja, ook. Maar dat is dan weer heel erg punk misschien.
ERNST-JAN PFAUTH: Want waar trek jij dan voor jezelf… Want je zegt: “Ik wil dat eigenlijk ook doen, dus ik wil mijzelf niet al te serieus nemen als ik daar sta.” Hoe weet je dan wanneer het niet te ver gaat? Hoe zet je dat in?
KASPER VAN DER LAAN: Nee, nee, nee. Ik neem het juist, ik ben juist heel serieus in de onzin die ik vertel. Dus ik doe eigenlijk het omgekeerde van wat zij doen.
Ik ben juist heel serieus in de onzin die ik vertel.
Kasper van der Laan
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, ja, ja.
KASPER VAN DER LAAN: Maar wel exact hetzelfde.
[Publiek lacht]
KASPER VAN DER LAAN: Ik kom hier zelf niet helemaal uit.
DOORTJE SMITHUIJSEN: En waarom ging/ga jij dan niet los als je daar staat? Heb je dan niet zin om lekker mee te doen?
KASPER VAN DER LAAN: Nee, nee. Voel ik me toch bekeken. Je zou mij ook nooit ergens zien dansen, behalve op het podium.
Je zou mij ook nooit ergens zien dansen, behalve op het podium.
Kasper van der Laan
DOORTJE SMITHUIJSEN: Oh ja?
KASPER VAN DER LAAN: In die zin is het podium voor mij een beetje een vrijbrief om wel helemaal mezelf te zijn.
DOORTJE SMITHUIJSEN: En mis je dat dan…
KASPER VAN DER LAAN: Ik ben zo bang dat mensen me uitlachen dat ik denk: ik maak je wel gewoon aan het lachen.
Ik ben zo bang dat mensen me uitlachen dat ik denk: ik maak je wel gewoon aan het lachen.
Kasper van der Laan
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja, ben je bang dat mensen je uitlachen?
KASPER VAN DER LAAN: Ja, niet zo letterlijk. Maar ik denk dat het daar wel vandaan komt.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Dat is dus best wel grappig eigenlijk, dat je dan dus niet durft te dansen bij zo’n podium, maar wel bijvoorbeeld mensen als Ernst-Jan opdraagt een haan na te doen. Dat is ook best wel hilarisch.
KASPER VAN DER LAAN: [Lacht] Ja. Nou ja, ik probeer dus… Dit is heel analytisch, maar ik heb het idee op een gekke manier dat ik me dus op het podium vrijer voel dan in het normale leven. Dat ik mezelf een beetje opsluit en op het podium gooi ik dat allemaal los. En dat ik het eigenlijk het publiek dus ook heel erg gun om dat van zich af te schudden en los te komen. En bij Ernst-Jan is dat dus heel erg goed gelukt.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, absoluut.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja, ja. Dus jij probeert eigenlijk voor je publiek een ervaring te creëren die jij alleen zelf op het podium kan hebben.
KASPER VAN DER LAAN: Ja, eigenlijk wel. Alleen, dit is wel achteraf beredeneerd. Want het begint natuurlijk gewoon met: lukt het mij om die mensen allemaal dieren te laten nadoen? Maar uiteindelijk is dat wel wat het is. Want degene die dat dus niet doet, zit vol met weerstand om mee te doen met de groep. Of om te kijken: oh, waar wil Kasper hiermee naartoe?
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja, ja. Maar zo zit jij dus ook bij zo’n concert.
KASPER VAN DER LAAN: Wat zeg je?
DOORTJE SMITHUIJSEN: Jij zit ook een beetje zo bij een concert, dan doe je ook niet mee.
KASPER VAN DER LAAN: Ja, maar ik doe dit he. [Knikt met zijn hoofd]
DOORTJE SMITHUIJSEN: Oké.
ERNST-JAN PFAUTH: Jij bent die gast met zijn armen over elkaar, die zo net op het randje van de moshpit staat.
KASPER VAN DER LAAN: Altijd één biertje, anders weet ik niet waar ik mijn handen moet laten.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat punkbands ook doen, is dat ze zich geen reet aantrekken van het publiek. Dat ze gewoon doen waar ze zelf zin in hebben. En ik begrijp dat jij dat ook… Jij hebt ook zoiets van: ik ga niet de beloften inlossen die het publiek misschien meeneemt van de vorige voorstelling.
KASPER VAN DER LAAN: Eeehm…
ERNST-JAN PFAUTH: Dit is ook weer iets wat jij gezegd hebt in het voorgesprek, Kasper.
KASPER VAN DER LAAN: Echt waar?
ERNST-JAN PFAUTH: Ja.
KASPER VAN DER LAAN: Ik was zo lam! Waarom moest dat ’s nachts?!
[Publiek lacht]
KASPER VAN DER LAAN: Nou, nee, punkbands nemen hun publiek… Zijn misschien niet, maar de meesten nemen hun publiek juist heel serieus. Maar ik ben je vraag kwijt.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat ik me afvraag…
KASPER VAN DER LAAN: Mensen verwachten juist dingen. Volgens mij… Het is niet dat ik daar niet aan voldoe. Nee, het is anders. Je redacteur heeft het verkeerd opgeschreven. Het gaat over dat je in het algemeen niet doet wat mensen verwachten. Maar dat je gewoon doet wat je zelf zin hebt om te doen. Dat gaat niet per se over mij, maar over alle comedians in theorie die leuke comedy maken.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar heb je weleens last van het idee van… Want nu je het zegt, dit stond gewoon goed opgeschreven, ik zit hier fout. Toch even belangrijk om te zeggen…
KASPER VAN DER LAAN: [Lacht] Dat snap ik.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Want ze zit ook in de zaal.
KASPER VAN DER LAAN: Ik bedoelde er niks mee.
ERNST-JAN PFAUTH: En het is ook familie. Maar heb je wel eens… Ik kan me wel voorstellen dat je een soort… Als je iets hebt dat heel erg succesvol is en heel erg goed werkt, dat je daar een soort van als comedian, juist omdat er zoveel directe feedback is, dat het een soort zelfgebouwde gevangenis kan worden. Van: oh ja, dan moet ik dat weer doen.
KASPER VAN DER LAAN: Oh, zo. Ja, maar dan is het eerder dat ik terugdenk aan grappen… Bijvoorbeeld in mijn eerste show had ik een stukje over de notenboer en dat ik denk: ik zou willen dat ik nog een keer zoiets kon schrijven. Maar dat lukt me niet. Dus ik probeer dat wel degelijk.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Je zou het liefst gewoon in één grote applausmachine met steeds dezelfde soort grappen zitten. [Lacht]
KASPER VAN DER LAAN: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Omdat de notenboer zoveel losmaakte bij het publiek?
KASPER VAN DER LAAN: Ja, maar het is… Even denken. Het is niet zo dat ik kan denken: welke stukjes waren in de eerste of tweede show heel leuk? Oh, dan ga ik nog een keer zo’n stukje maken. Nee. Je maakt gewoon weer iets nieuws. En je weet zelf ook niet wat heel leuk wordt en wat niet. Dat moet blijken.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ik vraag me nog af over zo’n punkband, want het is best wel politiek vaak ook, en zij ook. Ze hebben zich ook bijvoorbeeld heel heftig anti-Bush toen geprofileerd. Is dat iets waar jij nog mee bezig bent in je werk, met reageren op politiek of actualiteit? Kan dat überhaupt?
KASPER VAN DER LAAN: Niet te concreet doe ik politiek of… Nee. Ik probeer daar heel… Ik voel bij elke show die ik maak: ik moet me uitspreken over de samenleving. Maar ik moet echt dat vooral niet doen.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Waarom niet?
KASPER VAN DER LAAN: Omdat ik het gewoon moet halen uit de manier waarop we met elkaar omgaan en gewoon de kleine dingen. Want het leven is tragisch genoeg, weet je wel? We hebben allemaal onze mankementen en dingetjes. En het is ook lekker om juist even, als je naar het theater gaat, om even die grote wereldproblemen te vergeten. En even te lachen dat we allemaal onze tragische dingen hebben. Ik denk dat heel veel mensen lachen om mij omdat ik mijn tragische dingen een beetje laat zien. Of over vertel. En dat iedereen denkt: ik heb ook zo mijn eigen dingen.
Het is ook lekker om juist even, als je naar het theater gaat, die grote wereldproblemen te vergeten.
Kasper van der Laan
ERNST-JAN PFAUTH: Wat ik wel een beetje overhoud aan dit gesprek is dat ik jou, Kasper van der Laan, heel erg een Kasper van der Laan-ervaring gun. Dat je ook een keer die haan nadoet. Of ook een keer de moshpit ingaat.
KASPER VAN DER LAAN: Eh…
DOORTJE SMITHUIJSEN: Misschien straks.
KASPER VAN DER LAAN: Ik heb die haan ervaring wel. Ik zit daar. Vraag het. Ik doe het.
[Publiek lacht]
DOORTJE SMITHUIJSEN: Leuk. Gaan we zo doen.
ERNST-JAN PFAUTH: Oké, ik houd het in mijn achterzak.
KASPER VAN DER LAAN: Stel me niet teleur.
ERNST-JAN PFAUTH: Komt goed.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Dankjewel Kasper.
KASPER VAN DER LAAN: Graag gedaan. Bedankt.
ERNST-JAN PFAUTH: Kasper van der Laan!
[Applaus]
Lees hier de interviews met zanger Harry Slinger, televisiemaker Paul de Leeuw en comedian Jandino Asporaat.