“Ik heb mijn hele leven geklierd, nog steeds. En daar ben ik ook niet trots op. Maar het is nou helemaal zo.” Je kunt Michiel Romeyn kennen als medeoprichter van legendarische nachtclub Mazzo, waar hij met Bono over Jezus praatte. Of als maker van het cultprogramma Jiskefet, met zijn kenmerkende absurdistische humor. Michiel is ook beeldend kunstenaar, acteur en altijd op zoek naar wat er gebeurt als je de boel een beetje ontregelt: van zijn teleurstellende tijd op de Rietveld (“Ik heb nog nooit zoveel suffe mensen bij elkaar gezien”) tot zijn hedendaagse ergernis over een wereld waarin Trump en Poetin betere cabaretiers lijken dan cabaretiers zelf.
Hoe kom je van drie jaar lang honden uitlaten tot televisiegeschiedenis maken? Waarom vindt hij eigenlijk geen enkele hedendaagse acteur of cabaretier meer de moeite waard? Een gesprek tijdens Jonge Jaren Live met een kunstenaar die zijn eigen grenzen, en die van anderen, graag opzoekt.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat fijn dat je er bent, Michiel.
MICHIEL ROMEYN: Nou, dat is maar de vraag.
ERNST-JAN PFAUTH: Nou ja, ik vind het in ieder geval wel.
MICHIEL ROMEYN: Dat moet nog maar blijken.
ERNST-JAN PFAUTH: We gaan het zien. We maken op het einde de balans op. We gaan beginnen met een fragment over een club die jij in 1980 begonnen bent en waar U2, The Cure, Depeche Mode, Nick Cave, George Michael en Philip Glass weleens aan de bar hebben gehangen. Dit fragment is een beetje treurig, want het komt uit 2004. Er zijn geen beelden uit de club zelf, in ieder geval niet die wij konden vinden. Dit is het sluitingsfeest. En jij leidt de mensen rond door de club die op het punt staat te gaan sluiten.
ERNST-JAN PFAUTH: Nou, kabouterpost, heel poëtisch omschreven.
MICHIEL ROMEYN: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Als je op de dansvloer van Mazzo stond, wat zag je dan? Hoe zag die club eruit?
MICHIEL ROMEYN: Kabouterpost. En grote… Ja, weet je, hoe zag het eruit? Ja, ik kom uit de jaren dat ik het nogal suf vond. Een beetje dat… Ik kwam van de Rietveld Academie. En ik dacht: eindelijk op de Rietveld Academie na veel gedoe. En toen dacht ik: nou, dit is het walhalla. En ik heb nog nooit zoveel suffe mensen bij elkaar gezien. [Publiek lacht] Er was helemaal geen bal aan. Het is een soort… Je verheugt je ergens op en dan zitten er een beetje van die mensen wat te blowen. En denken dat ze bezig zijn met dingen wat… En na een paar jaar dacht ik: ik ga hier weg. We gaan iets leuks doen wat echt leuk is voor Amsterdam.
Weet je, hier nog verderop had je de… God, hoe heette die nachtclub? ’t Okshoofd. Je had het COC, daar kon je dan dansen met meisjes. Dat was helemaal niet zo homoseksueel. Dat was de enige tent in Amsterdam. En in die punktijd dachten we: we gaan een tent beginnen, waar je echt een beetje kan keten of plezier kan maken. En dat is ook aardig gelukt. Want het was een enorme hit.
En wat ik al zei hier ook, dat maakte dus… Ja, ik vond die Rietveld… En ik vind beeldende kunst nog steeds altijd geweldig. Dus we hadden van die diaprojecties in die… Ja, het is eigenlijk zo groot als hier. Ietsje smaller. En ja, daar gebeurde echt van alles. Studio 54 werd het genoemd.
ERNST-JAN PFAUTH: Er waren optredens en zo?
MICHIEL ROMEYN: Ja, van alles. Ja, maar het vervelende was… Uiteindelijk kwam daar toen de dope. Dat was nog helemaal niet zo hip. De cocaïne. We hadden zo’n grote glazen bar daar in de… En dan zat iedereen gewoon zijn neus te poederen. Terwijl ik denk: nou, er was verder niks aan de hand. Wist de Jellinek niet, die schakelde hetzelfde als met blowen en dat soort grappen.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar hoe krijg je het voor elkaar dat George Michael en dat soort types binnenkomen?
MICHIEL ROMEYN: Ja, die kwamen daar langs. Ik bedoel, het is een… Je had Paradiso, de Melkweg. En al die artiesten zoals Prince en weet ik veel die speelden altijd in Naar Boven heette dat daar in de Reguliersdwarsstraat. En wij hadden van die afterparties voor Paradiso. Ik heb nog een tijdje zitten doorzakken met Bono. [Publiek lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: Jij hebt door gezakt met Bono? Dat klinkt wild.
MICHIEL ROMEYN: Ja.
DOORTJE SMITHUIJSEN: En was jij daar dan elke dag?
MICHIEL ROMEYN: Die begon alleen maar over Jezus Christus. Ik denk: Jezus, daar heb ik helemaal geen zin in. [Publiek lacht] Toen was hij heel religieus, ja. Weet ik veel, iedereen kwam daar. De Mick Jaggers, weet ik veel. Ja, het was eigenlijk de, ja, de afterparty heet dat nu tegenwoordig.
DOORTJE SMITHUIJSEN: En was jij daar dan elke dag?
MICHIEL ROMEYN: Nou, niet echt, nee.
DOORTJE SMITHUIJSEN: En was dat voor jou ook een soort… Ik kan me ook voorstellen dat dat ook iets… Je zegt al van, ook met diaprojectoren, je kwam vanuit de Rietveld Academie, was dat ook iets theatraals voor jou zo’n club? Was het ook iets theatraals?
MICHIEL ROMEYN: Sorry, ik versta je slecht.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Theatraals?
MICHIEL ROMEYN: Theatraals?
ERNST-JAN PFAUTH: Was het iets theatraals?
MICHIEL ROMEYN: Ja, nee, precies. Dat was juist het lullige. Want bij ‘t Okshoofd had je dan van die fluoriserende posters met zo’n blacklight erop. En inderdaad, in die tijd was het nog van die wijde pijpenbroeken. Dat was net de introductie inderdaad van de punk. En dat was onze kans om er iets anders van te maken. In ieder geval… Dat was het idee.
ERNST-JAN PFAUTH: En je zei net dat je de Rietveld had gedaan en dat viel een beetje tegen. In ieder geval qua mensen die er waren. Waarom wilde je beeldend kunstenaar worden? Hoe was je op dat idee gekomen?
MICHIEL ROMEYN: Nou, ik had… Ja, ik kom uit een wat vrijgevochten gezin, zoals dat heet. En ik kon heel goed tekenen. Toen had mijn moeder al zoiets van: Jij moet naar de… Jij moet tekenaar worden. En toen had ze me naar de grafische school gestuurd. En dat bleek helemaal geen tekenen te zijn. Daar hadden we ons op verheugd. En daar zat je van acht uur ‘s ochtends tot vijf uur ‘s avonds letter te zetten. Ja. Of degelpersen, printjes te drukken. Er is geen bal aan. Totaal saai. En toen dacht ik: het is mooi geweest. En dan heb ik geloof ik, nou, zeker drie, vier jaar de hond uitgelaten. Dat vond ik eigenlijk wel best zo. [Publiek lacht] Ik werd toen ook in die tijd ‘matras Romeyn’ genoemd. Ik had nergens zin in. Ik vond tekenen leuk en voor de rest vond ik er eigenlijk geen bal aan allemaal.
Ik heb zeker drie, vier jaar de hond uitgelaten. Dat vond ik eigenlijk wel best zo. Ik werd toen ook in die tijd ‘matras Romeyn’ genoemd. Ik had nergens zin in.
Michiel Romeyn
En toen ben ik via de zaterdagmiddag cursus op de Rietveld Academie terechtgekomen. En toen was er een heel aardige man, Theo Blom, die zei: “Gozer, jij kan steengoed tekenen. Kom jij maar hier op die Rietveld Academie.” Dat is nog maar de vraag. Maar goed, er werden dan 1500 mensen aangenomen. Of nee, 1500 aanvragen en er werden dan 70 mensen geplaatst. Weet ik veel wat. Nou ja, wat ik al zei. Dat was de walhalla, ik heb nog nooit zo’n suffe lul club bij elkaar gezien.
ERNST-JAN PFAUTH: Je kwam dus gewoon puur op je talent binnen?
MICHIEL ROMEYN: Nou, dat weet ik niet. Want ik voelde me daar dan ook niet echt prettig. Toen heb ik nog de audiovisuele richting opgericht. Dat was ook de tijd van de conceptual art. Wat honderd keer leuker was dan tekenen en schilderen. Zo met dia’s en met filmpjes en met dingen in elkaar.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat vond je daar zo leuk aan? Want ik vind het interessant dat je binnenkomt omdat je goed kan tekenen. En dan het conceptuele, dat je daar heel erg op aansloeg.
MICHIEL ROMEYN: Nou natuurlijk, zo’n Rietveld is wel geweldig. Je kan gewoon drie jaar lang rond kloten. Ik bedoel, het is een geweldige walhalla van een beetje klieren. Ja, dat is niet anders.
ERNST-JAN PFAUTH: Deed je dat al, dat klieren?
MICHIEL ROMEYN: Ja, ik heb mijn hele leven geklierd, nog steeds. En daar ben ik ook niet trots op. Maar het is nou helemaal zo.
Ik heb mijn hele leven geklierd. Nog steeds. En daar ben ik ook niet trots op. Maar het is nou helemaal zo.
Michiel Romeyn
ERNST-JAN PFAUTH: Nou, die analyse daar komen we zo aan toe.
MICHIEL ROMEYN: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Eerst gaan we kijken naar je beroemdste werk: Jiskefet. We zien in dit fragment… Ik ben dus opgevoed met Jiskefet en ik vroeg aan mijn vader van: “Wat zal ik ze laten zien?” Toen kwam hij met deze. En ik kan me dit ook nog uit mijn jeugd herinneren. En het is wel leuk want dit fragment staat ook een beetje volgens mij voor hoe jij in het leven staat. We zien een publiek dat naar het theater kijkt.
ERNST-JAN PFAUTH: En dit wordt steeds erger.
MICHIEL ROMEYN: Het is zo leuk dat het publiek ook hier zit. Het is net omgedraaid.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Heel meta.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja. Als jullie met Jiskefet zoiets als dit maakten, dus jullie komen in de studio, hadden jullie het dan al helemaal uitgedacht? Of ontstond dit? Hoe kwamen die items tot stand?
MICHIEL ROMEYN: Nou, het komt een beetje door… AT5 had je vroeger en daar waren er van die programma’s, dat waren dan tips waar je naartoe kon gaan bij het Amsterdamse theater. We hadden weleens Shaffy, whatever. En dan stond er een camera, ja een beetje amateuristisch, stond er een cameraatje achter in die zaal. En dan hoorde je dit altijd. En dan denk je: er is nooit een reet van te verstaan. [Publiek lacht] En dan zag je Mary Dresselhuys En dan inderdaad ook waar Herman Koch en ik altijd erg van hielden, is dat inderdaad dat, ja, toch dat pretentieuze praten. Terwijl je denkt: ja, er moet iets aan de hand zijn. Maar wij hadden dat nooit. Zoiets van: [praat bekakt en onverstaanbaar].
[Publiek lacht]
Die mensen hadden daarvoor doorgeleerd. Maar ja, en dan het geluid maar wat harder aan. Ik hoor er geen reet van. En dat was altijd iets met de oorlog.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Maar zaten jullie dit dan thuis te kijken ofzo?
MICHIEL ROMEYN: Ja, dan zat ik te kijken. En ik zei: “Wat is dit?” Naar Herman eens bellen: “Kijk nou toch eens man, wat is dit? En dan lachten wij. Altijd de oorlog erin. Iets met: [zet stemmetje op] “We zijn er ondergedoken geweest. En dan de verzetsstrijders.” Als een soort overhysterische… En dan zit je dat te kijken. En ik zat met Herman [Koch] en Kees [Prins] en ik dacht: ja, het enige wat je kan doen is… Ja, omdat wij het inderdaad wonderlijk vonden. En het woord ‘raar’ vind ik zo’n prettig woord. Dus ja, het is heel simpel. Dus je zet hier wat mensen neer. En je gaat hier spelen. En je zet een of andere idioot neer. Alhoewel, zo gek is die man niet. Hij heeft volkomen gelijk. En je roept heel hard: “Raar!” [Publiek lacht] En dan denk ik: ja nou ja, het ei is gelegd.
Het woord ‘raar’ vind ik zo’n prettig woord.
Michiel Romeyn
ERNST-JAN PFAUTH: Herman en jij zitten dus te kijken naar de tv en bedenken dit. Ik begreep ook dat één van jullie beroemdste sketches, die weet ik hoeveel miljoen views heeft op YouTube inmiddels ook, die een tweede leven is gaan leiden: Stiften. Dat met een onbegrijpelijk spel dat er gespeeld wordt.
MICHIEL ROMEYN: Alles wat we hebben gemaakt is onbegrijpelijk. [Lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: Ja. Maar dat spel… Ik begreep dus dat jullie dan gewoon op een camping waren ofzo. En dat jullie dan spontaan gingen stiften. Dat het niet de sketch was…
MICHIEL ROMEYN: Nee. Goed. Dat wordt een beetje een soort oude acteur die anekdotes gaat vertellen.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja. Maar dat mag nu.
MICHIEL ROMEYN: Ik zal het kort houden.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja.
MICHIEL ROMEYN: Herman, Kees, Pieter Verhoeff, een vriend van me, Ronald Timmermans, zaten in een huisje. En Ronald Timmermans en Pieter Verhoeff, dat waren hele vriendelijke mensen en die geloofden altijd alles. Terwijl Herman, een schooier, die denkt, ik zie het al aan zijn hoofd, we gingen daar zogenaamd kaarten. Terwijl ik echt niets van kaarten weet. En Herman, die zegt tegen Ronald, die vriend van me: “Moet je kijken, hier zijn kaarten en dan moet je die kaarten… Die doe ik hier, let op.” En dan ging je ook semi van die dingetjes maken. En dan weer door elkaar. En dan zei hij: “Kijk, hier haal je dus een kaart uit.” En dan haalde Ronald een kaart eruit. En dan zei hij: “Dan moet je hem wel met een beeldzijde naar mij toe zetten.” “Oké, oké.” “Was het deze, was het deze, was het deze, was het deze?” En dan pakte hij gewoon die kaarten: “Was het deze net?” Ik zei: “Nouuuu!” [Publiek lacht] “Nou, te gek. Maar je zat achter je rug te rommelen.” “Nee, doen we het nog een keer.”
En toen, uiteindelijk, had Herman zoiets van: “Allemaal honderd gulden op tafel, we gaan stiften.” En ik wist hoe laat het was, maar niemand had dat in de gaten. Dus vandaar. Oké, stiften, die ‘jack in the box’ en weet ik veel. Er ging echt twee, driehonderd euro in mijn zak in. Die anderen gingen ook meespelen. En die gingen ons dan ook zeggen: “Je moet even kijken, wacht even, je moet eens kijken. Oké, nou, je hebt gelijk, dank je.” Dus die gingen gewoon het spel meedoen. Terwijl ik denk: ja, het spel was ter plekke verzonnen. Raar. [Publiek lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: Deze bijzondere vriendschap tussen Herman en jou, waar jullie dit soort dingen dus bij andere vrienden deden, hoe is dit overgegaan in Jiskefet?
MICHIEL ROMEYN: Ja, nou ja, wat ik je zei, wat mij altijd fascineerde is, nog steeds, nogmaals, de beeldende kunst. Ik vond het altijd leuk om iets te maken wat, ja, een mooi beeldje. Gewoon zo heel simpel, als een schilderijtje. Een beeldje waar iets gebeurt, nou ja, zoals een filmwerk. En dan het eigenlijk tot een soort extract te maken. En ja, het beeldje is wat het is. Dat vind ik zo… Terwijl, ja, ik bedoel, onze grote actrice Anniek Pheifer… En die mag best eens een applaus. [Begint zelf te applaudisseren]
ERNST-JAN PFAUTH: Applausje Anniek Pheifer? Ja, waarom niet?
[Applaus]
MICHIEL ROMEYN: En die kon dat heel goed. Maar dat zijn sketches, want dat zijn inderdaad een beetje soapachtige dingen die we hebben gemaakt. En daar zijn we eigenlijk het bekendst door geworden, al die soapachtige dingen. Terwijl ik eigenlijk zelf persoonlijk, ja, de wonderlijke scènes waar je denkt: ja, waar moet ik hier in godsnaam mee?
DOORTJE SMITHUIJSEN: Maar ik vraag me ook af, als ik dat zie, zo’n sketch of zo’n scène: hoe hebben jullie dit in godsnaam eigenlijk op tv gekregen?
MICHIEL ROMEYN: Drank.
DOORTJE SMITHUIJSEN: [Lacht]
MICHIEL ROMEYN: Ja, Pieter Verhoeff, Herman en ik en Marjan Luif, die kwamen van Borat, een radioprogramma. En toen hadden ze het idee: we moeten dat toch eens ergens… Het is toch veel leuker om dat te visualiseren? En toen had Pieter Verhoeff, die kende ik, die had in de film gespeeld bij hem. En die heeft zich enorm hard gemaakt om dat bij die VPRO er doorheen te krijgen. Maar dan heeft hij enorm zijn best… Niemand zag dat zitten. Ik bedoel, wat moeten we met die onzin? Toen die Roelof Kiers, die toenmalige directeur, die is toen zelfs in slaap gevallen bij een viewing, een paar sketches. [Publiek lacht] Nee, wat dat betreft, Holland is een stimulerend land voor jonge talenten. Het lijkt me niet leuk om nu jong te zijn en denken: goh, ik wil eens wat leuks maken. Alhoewel, dat internet is natuurlijk ook wel weer…
Roelof Kiers, de toenmalige directeur van de VPRO, is toen zelfs in slaap gevallen bij een viewing, bij een paar van mijn sketches.
Michiel Romeyn
DOORTJE SMITHUIJSEN: Dat wilde ik jou dus eigenlijk ook vragen. Ik maak ook weleens iets voor de NPO. Of althans, dat heb ik weleens gedaan…
MICHIEL ROMEYN: Hoe zijn ze tegen je? Zijn ze lief?
DOORTJE SMITHUIJSEN: Niet lief. Nee, ze zijn streng.
MICHIEL ROMEYN: Nee, ze zijn berucht.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ze vallen niet in slaap, maar ze zijn streng. Maar het is nu heel moeilijk om überhaupt plannen er doorheen te krijgen. Ik denk dan, als ik dit zie, wetende ook wat je allemaal moet schrijven, wat je allemaal van tevoren moet aangeven. Hoe hebben jullie dat met dit dan gedaan?
MICHIEL ROMEYN: Mazzel, dat is ook die tijd geweest. En nogmaals, Pieter Verhoeff heeft ons er doorheen gedouwd. En die VPRO, die zat met een groot gat, want na Van Kooten en De Bie was er niks meer. En die waren al langer blij dat ze iets hadden waar… Het werd op… Na niet zo lang nadat we op die tv waren, werd het ook al een soort hit. Dus ja, die mazzel hebben we gehad. En ja. Het lijkt me ongehoord ingewikkeld om dat nu…
Maar wat jij zei, dat internet is helemaal te gek. Ik maak nu filmpjes voor Ron Blaauw, de oude… Of de oude, de chef-kok. Drie sterren. Die zei: “Michiel, ik wil van jou Bep van Mokum hebben. Voor mijn bedrijf. Voor internet.” Ik weet niet of je hem kende? Een man met een heel groot glas Cognac. Een enorme pens. De oude Amsterdammer die helaas is uitgestorven. En ik mocht doen wat ik wilde.
En die Bep van Mokum bijvoorbeeld… Ja, je komt af van de kunstacademie… Ik vond het altijd zo geestig om iets te zeggen, een dadaïsme heet dat. Voor de kenner. Ik maak dus een taal die niet te verstaan is. Maar het leuke is, dat heb ik bij Jiskefet een paar keer uitgetest en iedereen zit toch adembenemend te kijken dat ik niets zeg. Helemaal niks.
ERNST-JAN PFAUTH: Hoe moet ik me dat voorstellen?
MICHIEL ROMEYN: Nou, van die klaroenstoten. [Doet het voor]
[Publiek lacht]
MICHIEL ROMEYN: Ik heb nog niets gezegd.
[Applaus]
MICHIEL ROMEYN: Nou, dat mag je best doen. [Praat onverstaanbaar] Ik denk: nou, ja. Het zal een soort… Ja, een soort bolwerk van de socialisten zijn. Het klinkt lekker, maar het slaat nergens op. [Publiek lacht]
DOORTJE SMITHUIJSEN: Het klinkt heel goed. En wat ik ook… Zo’n sketch of… Noem je het liever een sketch of scène eigenlijk? Wat zeg jij? Of maakt het niet uit?
MICHIEL ROMEYN: Als je maar nooit het woord “grappig” noemt, dat vind ik geloof ik het ergste wat er is. Of geestig, in godsnaam.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Oké, dat gaan we niet doen. Zo’n scène als wat we zagen. Ik heb ook het idee dat dat… Of ik kan me voorstellen dat… Volgens mij is dat wat jij heel graag doet dus eigenlijk een soort van een scène nemen en dat dan ontregelen.
MICHIEL ROMEYN: Ja, dat is ook het leukste wat er is.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat idee krijg ik ook, ja.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja, dat idee krijg ik ook.
MICHIEL ROMEYN: Het hele leven moet je ontregelen. Want voor je het weet… Ik ben toen geweest bijvoorbeeld bij de plek waar die Diana… Ik ben die tunnel zelfs nog ingegaan om foto’s te maken op de plek waar zij toen verongelukt is. En dat is ook een soort… Ik denk dat ik enorm de behoefte heb om iets te behappen, hoe noem je dat? Naar woord. Iets te…
Het hele leven moet je ontregelen.
Michiel Romeyn
DOORTJE SMITHUIJSEN: Begrijpen.
MICHIEL ROMEYN: …te grijpen en daar zelf een ding van te maken. Ik denk dat dat mijn behoefte is. Ook inderdaad, als je als de dood bent voor die proleten in die stad… En dan denk je: Jezus Christus, weer zo’n klootzak met een four-wheel drive, iedereen bijna door zijn kloot te rijden. En een grote bek ook. Ik denk dat het gewoon niet te harden is. En dan denk ik: ja, daar moet ik toch iets mee doen.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Maar is er dan ook een…
MICHIEL ROMEYN: Dan voel ik mezelf ook zo’n lul. Dat ik denk: ja, doe er dan wat aan Romeyn. Het beste is iemand gewoon, ja, de cabaret… Maar de spiegel voorhouden en dan daar toch nog iets van maken waar ik zelf ook wel om moet lachen.
ERNST-JAN PFAUTH: We vroegen je wie je… We dachten voor het derde fragment: leuk, Michiel zoekt nieuw talent uit en laat dat zien. Dus we vroegen jou: “Wie wil je laten zien?
Wie vind je nu goed?” En toen zei je…
MICHIEL ROMEYN: Ja, dat is schrikken.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Dat was echt even schrikken hoor. Daar zijn wij even stil van geweest.
ERNST-JAN PFAUTH: Want jij zei: “Nou, eigenlijk niemand.” Je ging mensen opnoemen die je irritant vond, maar niet die je goed vond. Dus nu hebben we maar voor een fragment van jou gekozen, weer. [Publiek lacht] Dit is een recente serie die je hebt gemaakt voor Amazon Prime: de serie TRECX.
DOORTJE SMITHUIJSEN: We zijn ontzettend aan het hacken geslagen.
MICHIEL ROMEYN: Ja, ik hoorde het. Mag niet.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Het zou kunnen dat Ernst-Jan morgen wordt opgepakt, maar dan hebben we wel naar dit fragment gekeken van Prime.
MICHIEL ROMEYN: Aha.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus ga er even lekker voor zitten.
MICHIEL ROMEYN: Er is niemand die het kent.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Maar hierna wel.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Dit is dus uit TRECX, een serie die je voor Prime hebt gemaakt. Dit is een soort van, ja, een in scène gezette documentaire. Het gaat over de hoofdpersoon JP, dat speel jij. En dat is een acteur.
MICHIEL ROMEYN: Cabaretier.
DOORTJE SMITHUIJSEN: En die gaat zijn 25e voorstelling repeteren.
MICHIEL ROMEYN: Maar dit is ook wel heel erg een acteurachtig idioom.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Is dit acteurachtig?
MICHIEL ROMEYN: Ja, ik ken het wel. Ik heb ook wel bij het theater gezeten. Altijd die crisis en mensen die er niet uitkomen. [Publiek lacht] Een hoog Adelheid Roosen-gehalte zal ik maar zeggen.
DOORTJE SMITHUIJSEN: [Lacht] Ja. En hier zie ik ook wel… Er zit ook wel weer iets heel erg van dat ontregelen in de rol die je speelt. Want eigenlijk, nou goed, ik heb het nu bijna helemaal uitgekeken en het komt niet echt goed.
MICHIEL ROMEYN: Vond je het grappig?
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ik vond het heel grappig, Michiel.
MICHIEL ROMEYN: Dan is het goed.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Maar meer voor de mensen die met deze JP moeten werken…
MICHIEL ROMEYN: Ja.
DOORTJE SMITHUIJSEN: …is het lastig.
ERNST-JAN PFAUTH: Volgens mij zit er een soort subtext onder deze vraag.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja. Speel jij jezelf eigenlijk hier?
MICHIEL ROMEYN: Nou nee, het was heel wonderlijk. Dus met Arjan Ederveen hadden we afgesproken. En ik merkte aan Arjan dat hij… Hij zat volgens mij ook een beetje te klieren. Hij zei: “Ik zie het helemaal niet zitten. En ik heb die teksten die jullie hebben gemaakt, ik heb die helemaal niet gelezen zelfs.” Zo’n beetje muffig te doen. Ik denk: oh jezus, als dat maar goed gaat. Terwijl volgens mij hebben wij een wereldscène gespeeld met z’n tweeën. Want als hij er is, is hij er ook. Of dan is die gozer ook steengoed. Dus het is een beetje… Maar dat hele programma is heel wonderlijk. Dit is dan een scène, maar het vloeit van de ene naar de andere toe. Dus wat Lily, mijn vrouw, zei: “Het is een beetje een soort Alice in Wonderland.”
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja. Maar nog heel even mijn vraag die je nu een soort van negeert. Speel je hier een beetje jezelf als ontregelend mens op het theater, op tv, maar misschien ook wel in een maakproces?
MICHIEL ROMEYN: Ik vind het vooral heel geestig om… Ja, daarom is acteren zo leuk, omdat je mag iets anders spelen dan jezelf. Maar ik weet, ik heb natuurlijk wel in mijn hoofd zitten van… Ja, een vervelend soort acteurs ook vaak, die enorm moeilijk zitten te doen met hun eigen ego. En zitten te krampen en te…
ERNST-JAN PFAUTH: Maar ben jij je de hele tijd aan anderen aan het ergeren? Want als we dan zo’n vraag stellen van: “Wat is leuk nieuw talent?” Dan komt er dus een klaagzang over namen die ik nu niet zal noemen, maar jij misschien. Ben je altijd bezig met: dit vind ik allemaal kut? In plaats van…
MICHIEL ROMEYN: Nee hoor, nee. Onzin. Ik bedoel, ik houd ontzettend veel van mooie dingen. Maar het aardige is dat acteren, dat vind ik… Ja, ik bedoel nogmaals, ik kom uit een andere… Ik kom eigenlijk van een andere… Ik ga via de ventweg, rijd ik een beetje mee met het acteurschap. En ik ben niet… Ik voel me geen acteur in die zin. Ik vind het wel heel leuk om mijn eigen sketches te maken. En daaruit een, ja, een soort poppenkast wat poppen te pakken. En te denken: kom, die gaan we eens tot leven brengen.
Via de ventweg rijd ik een beetje mee met het acteurschap. Ik voel me geen acteur in die zin.
Michiel Romeyn
ERNST-JAN PFAUTH: Het conceptuele dat je…
MICHIEL ROMEYN: Maar ik ben geen acteur die, weet ik veel, method… Nee, maar ik vind het wel heel geestig om naar te kijken naar acteurs die dat wel hebben.
ERNST-JAN PFAUTH: En waarom vind je niks goed van wat de nieuwe garde maakt?
MICHIEL ROMEYN: Oh, dat weet ik niet of niks goed… Ik kijk ook niet…
ERNST-JAN PFAUTH: Nou, in ieder geval niet goed genoeg om het hier te laten zien.
MICHIEL ROMEYN: Nee, ik hou niet van cabaret. Omdat cabaret, dat vind ik… Dat is maar een vormpje. Dat is ook iets te laten zien aan de mensen. Volgens mij heb je dat allemaal heel keurig al verzonnen. Cabaret vind ik in ieder geval in Nederland vind ik het altijd enorm tussen de lijntjes kleuren. Dat is niet gevaarlijk.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja, ja, ja.
MICHIEL ROMEYN: En ik bedoel, dan kun je wel heel stoer: “Hey, mannetje, moet je eens even horen…” Dan denk ik: nou ja, ik vind die man nog steeds niet eng, Jan. [Zet stemmetje op] “Moet je even horen, moet je eens kijken.” [Brabbelt onverstaanbaar] Dan denk ik: ja, die speelt een typetje. Maar ik wil die man zien. Ik wil, net zoals dit, denken: dat is een beetje een wonderlijke vent die er niet uitkomt.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Nou ja, het gaat heel erg… Dat vind ik ook interessant. Het gaat… Of tenminste, dat is wat ik hier dan een beetje in zie. Je laat hier ook iemand zien die, zoals je het zelf ook noemt, de “grip” een beetje kwijtraakt.
MICHIEL ROMEYN: Ja.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Als het gaat om de wereld die je om je heen ziet en hoe je het kan inzetten voor je werk.
MICHIEL ROMEYN: Ja, dat is niet alleen die acteur. Ik denk dat iedereen in deze zaal langzamerhand ook denkt: mijn god, wat is dit voor wereld? Ik word helemaal knettergek van die… Ik bedoel, de beste acteurs zijn toch die Trumps en de Poetins en de… Ik denk: man, je pist toch in je broek van plezier. Daarna ga je huilen, maar… Ik denk: Jesus Christ, jongens. Dan zitten wij komische, absurdistische programma’s te maken. Terwijl ik denk: zet je de tv aan, dan heb je die gek…
De beste acteurs zijn toch die Trumps en de Poetins. Ik denk: man, je pist toch in je broek van plezier. Daarna ga je huilen, maar…
Michiel Romeyn
DOORTJE SMITHUIJSEN: Jij wordt eigenlijk overbodig misschien wel.
MICHIEL ROMEYN: Absoluut. Nou ja, dat hebben wij gedaan en ik denk: nou jongens, laat nou maar aan de professionals over.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja, precies.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar vind je de werkelijkheid nu inderdaad zo absurd dat het moeilijker is om satire te maken?
MICHIEL ROMEYN: Nou ja, zeg het zelf maar. Ik bedoel, die vraag hoef je niet aan mij te stellen.
ERNST-JAN PFAUTH: Nou ja, kijk, als ik het moeilijk vind; het is mijn vak niet. Maar als jij, als een van de beste in je vak, dit moeilijk begint te vinden…
MICHIEL ROMEYN: Nou, moeilijk. Ik bedoel, wat ik je al zei, ik wil iemand na kunnen doen. Ik wil iets… Ja, grip erop krijgen. Ja, bijvoorbeeld, ik zat laatst te denken: ik heb een enorme… Beetje raar praatje, maar ik heb een enorme lange piemel laten maken. Die komt ook in TRECX voor.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja.
MICHIEL ROMEYN: En toen zat ik te denken: als je nou toch die Trump hebt die daar… Jij zit hier en daar zit dan weet ik wat… En die man zit daar ook bij als een soort marktkoopman. Ook al met die handjes zo. Het lijkt me zo geweldig om een keer met die enorme lul… En dan inderdaad jou een handje geven en dan dat handje niet los willen laten. [Pakt de hand van Ernst-Jan] En dan uiteindelijk… [Publiek lacht]*
ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Dit voelt niet prettig.
MICHIEL ROMEYN: En dan halverwege, nou, kom op. Ik denk: ja, dat is cabaret, maar ik wil het graag zien.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Dankjewel, Michiel.
MICHIEL ROMEYN: Ja, enorm bedankt.
ERNST-JAN PFAUTH: Michiel Romeyn!
[Applaus]
* ERNST-JAN PFAUTH: Oké, wat je dus net hoorde was dat Michiel mijn hand vastpakte. Tussen zijn benen deed. En vervolgens heel hard aan mijn arm ging trekken. En ik dacht: ik houd me gewoon slap. Ik laat het gewoon gebeuren.
DOORTJE SMITHUIJSEN: [Lacht] Hoe was dit voor jou eigenlijk?
ERNST-JAN PFAUTH: Nou, het duurde wel lang. Ik denk dat het in werkelijkheid vier seconden duurde.
DOORTJE SMITHUIJSEN:Maar de gevoelstijd…
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, die duurde wel iets langer.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja. En ging dit over een grens voor jou?
ERNST-JAN PFAUTH: Nee, ik voelde me dankbaar dat ik hier onderdeel van mocht zijn.
DOORTJE SMITHUIJSEN:Ik wou net zeggen…
ERNST-JAN PFAUTH: Fysiek onderdeel mocht zijn.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Je bent nu wel echt onderdeel van het oeuvre van Michiel Romeyn geworden.
ERNST-JAN PFAUTH: Precies.
DOORTJE SMITHUIJSEN: Dat is toch wel ook een grote eer. Ik vond het ook een mooi moment om het… Ik kon ook niet anders dan op dat moment dan gewoon zeggen van: “Dankjewel, Michiel.”
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dat vond ik heel goed. [Lacht]
DOORTJE SMITHUIJSEN: [Lacht] Ja, het was gewoon klaar. Ik dacht, ik ga hierna niet nog vragen stellen of zo. Dit is gewoon het einde.
Lees hier de interviews met sterrenchef Ron Blaauw, theaterlegenede Adelheid Roosen en acteur Hadewych Minis.