Categorieën
Interview

Jeangu Macrooy

De zanger over hoe het podium hem de vrijheid gaf om zichzelf te ontdekken

Jeangu Macrooy ken je misschien als de indrukwekkende Jezus in Jesus Christ Superstar, als de stem achter de Game of Thrones-muziek, of als Nederlands vertegenwoordiger op het Eurovisie Songfestival. Achter deze veelzijdige performer schuilt een verhaal dat begint met een moeder die hem zingend wakker maakte in Suriname, en een verlegen jongen die ontdekte dat hij via muziek kon communiceren wat hij met woorden niet kon uitdrukken. 

Hoe heeft deze introverte jongen zich ontwikkeld tot de charismatische performer die we nu kennen? Wat betekende de muziek van diva’s als Mariah Carey en mannelijke iconen als George Michael voor zijn ontwikkeling? En hoe verhoudt de vrijgevochten artiest op het podium zich tot de persoon daarbuiten?

DOORTJE SMITHUIJSEN: Leuk dat je er bent, Jeangu.

JEANGU MACROOY: Hoi, hallo.

ERNST-JAN PFAUTH: We gaan gewoon meteen door naar het eerste fragment, want dat is ook muzikaal.

JEANGU MACROOY: Oké.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik ben heel benieuwd hoe snel jij en jullie dit herkennen.

JEANGU MACROOY: Leuk.

ERNST-JAN PFAUTH: Daar gaan we.

Mariah Carey met Emotions bij MTV Unplugged 

ERNST-JAN PFAUTH: Dit was Mariah Carey bij MTV Unplugged. Echt een legendarisch programma in 1992.

DOORTJE SMITHUIJSEN: Fantastisch.

ERNST-JAN PFAUTH: En dit is een hele belangrijke jeugdherinnering voor jou, tenminste Mariah Carey, de 90’s diva.

JEANGU MACROOY: Ja, ik ben hiermee gebrainwashed als kind.

DOORTJE SMITHUIJSEN: Hoe is dat gegaan?

JEANGU MACROOY: Mijn moeder was echt wel fan van de grote vrouwelijke stemmen, de divas van de 90’s, waaronder Mariah Carey. Dit was gewoon, wat ik al zeg, ik ben ermee gebrainwashed.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe gaat dat in zijn werk, een kind brainwashen met muziek? Stel dat Kasper zijn muziek voor NOFX over wil brengen op zijn kind. Hoe doet hij dat dan succesvol?

JEANGU MACROOY: Ja, gewoon altijd opzetten en meezingen. Maar het was geen marteling, zeg maar. Het was wel een soort van, zeker met zo’n stem als van Mariah Carey, die vijf octaven, gewoon buitenaards eigenlijk. Dat was toch altijd heel leuk als we in de auto zaten en dan toch een poging deden om… 

ERNST-JAN PFAUTH: Die fluit noot?

DOORTJE SMITHUIJSEN: Oh, dat gingen jullie dan wel doen?

JEANGU MACROOY: Ja, om de beurt. Maar dat lukte nooit.

DOORTJE SMITHUIJSEN: En welke rol speelde muziek in die tijd of in jouw jeugd? Had je toen al misschien een beetje het idee van: ik wil misschien ooit zanger worden?

JEANGU MACROOY: Nou, dat ontstond toen ik ongeveer tien jaar oud was. Maar als ik erover nadenk, mijn ouders…

DOORTJE SMITHUIJSEN: Dat vind ik heel jong al ook. 

JEANGU MACROOY: Ja, maar als ik erover nadenk, mijn ouders zijn geen professionele muzikanten geworden maar die kunnen best aardig zingen. Als ze hun mond opentrekken, dan is het zuiver en dan klinkt het gewoon best mooi eigenlijk. En er was dus altijd muziek thuis. En mijn moeder vooral, die maakte ons zingend wakker en die bracht ons zingend naar school. En ’s avonds voor het slapen gaan ook een liedje. Dus als ik nu over het terugdenk, denk ik: ja, het is er gewoon altijd geweest en het is heel gewoon geweest dat we aan het zingen waren.

Mijn moeder maakte ons zingend wakker en bracht ons zingend naar school. En ’s avonds voor het slapen gaan ook een liedje.

Jeangu Macrooy

ERNST-JAN PFAUTH: Ik ben nog nooit zingend wakker gemaakt.

DOORTJE SMITHUIJSEN: [Lacht] Jammer.

JEANGU MACROOY: Nee?

ERNST-JAN PFAUTH: Het lijkt me fantastisch.

JEANGU MACROOY: Ja, nee, dat was echt wel, eigenlijk was het heel lief.

ERNST-JAN PFAUTH: Mijn moeder zit hier, maar dat heb je nooit gedaan, toch? Nee.

JEANGU MACROOY: Ik weet niet of we het genoeg hebben gewaardeerd toen, want de school in Suriname begon echt heel vroeg om acht uur, half acht of zo. Dus we moesten om zes uur ’s ochtends op. Dus ik weet niet of ik het altijd heb gewaardeerd, maar als ik eraan terugdenk, dan denk ik: ja, het was toch echt heel lief als je dat elke ochtend kan doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Met wat voor liedjes maakte ze je dan wakker?

JEANGU MACROOY: Ja, niet met Mariah. [Lacht] Ja, nou, het was een soort van eigen verzonnen liedjes, een soort van “goedemorgen”, en dan weet ik veel, wat eruit kwam.

DOORTJE SMITHUIJSEN: En wat gebeurde er dan rond jouw tiende dat dat zingen ineens wat meer echt een doel werd?

JEANGU MACROOY: Ik denk dat ik op school tijdens de muziekles ontdekte dat ik het echt leuk vond om te zingen en dat ik het misschien ook iets beter kon dan wat er om me heen…

DOORTJE SMITHUIJSEN: Heb je ook een moment gehad wat je soms in films ziet, dat iemand dan ineens gaat zingen en dat iedereen dan kijkt van: oh, hij kan het echt!

JEANGU MACROOY: Ik moet denken… Dus dat andere mensen dachten van: oh, hij kan het?

DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja, dat iedereen zo opkijkt.

JEANGU MACROOY: Ik was heel verlegen, maar inderdaad, op zo’n moment dat je dan iets moet voorzingen voor muziek, ik merkte wel dat ik makkelijker connectie kon maken met mensen als ik niet hoefde te praten. En dat was gewoon iets heel bijzonders. Ik moet ook denken aan een moment dat ik, toen was ik acht jaar oud denk ik, en een tante van me had een verjaardagsfeestje en een band, en mijn tweelingbroer en ik, mijn tweelingbroer heeft eigenlijk dezelfde talenten, maar we wilden heel graag nummers zingen. En ik denk… Nou, misschien was dat zelfs het eerste moment, dat je door een microfoon zingt en mensen staan daar en mensen reageren daarop, dat was gewoon iets… Ja, dat voelde toen al als iets heel bijzonders. Want ik kan mensen raken en ik kan communiceren met mensen.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat je gewoon in het normale dagelijkse verkeer niet lukte, maar met muziek wel?

JEANGU MACROOY: Ja, maar niet dat het niet lukte, maar ik heb dus een tweelingbroer en ik denk dat als je elkaar hebt en je begrijpt elkaar, je hebt iemand bij wie een halve blik genoeg is of zo, ik denk dat dat niet altijd heel erg bevorderend is geweest met hoe ik omging met andere mensen. Het was niet echt de noodzaak om vrienden te maken, niet dat ik die niet had, maar om vrienden te maken was toch minder omdat ik altijd mijn tweelingbroer naast me had.

DOORTJE SMITHUIJSEN: En was er dan ook een gevoel dat je – wat je zegt van “aan een halve blik genoeg hebben” of woordeloos communiceren – dat je dat ineens met een publiek kon, via zingen of via muziek?

JEANGU MACROOY: Ja, ik denk dat muziek gewoon… Ja, ik ben super biased natuurlijk, maar de manier waarop muziek mensen bij elkaar kan brengen en dat mensen zich openstellen, kan heel erg een soort van drempels weghalen en afstand heel erg verkleinen.

De manier waarop muziek mensen bij elkaar kan brengen en dat mensen zich openstellen, kan heel erg drempels weghalen en afstand verkleinen.

Jeangu Macrooy

DOORTJE SMITHUIJSEN: En wanneer werd het dan voor jou ook echt concreet? Want je bent op een gegeven moment naar Nederland gekomen om hier naar het conservatorium te gaan.

JEANGU MACROOY: Ja.

DOORTJE SMITHUIJSEN: Daar ben je volgens mij ook vrij snel weer mee gestopt?

JEANGU MACROOY: Na drie jaar.

DOORTJE SMITHUIJSEN: Dat valt wel mee.

ERNST-JAN PFAUTH: Je was zo goed dat je weggekaapt bent.

DOORTJE SMITHUIJSEN: Maar wanneer werd het dan concreet dat je dacht: oh, ik ga wel echt stappen zetten?

JEANGU MACROOY: Dat het een passie werd, een droom werd? Ik denk dat toen ik… Nou, ik kan me wel momenten herinneren dat ik dertien jaar oud was en dat ik tegen mijn moeder zei: “Ja ma, ik wil kunstenaar worden, ik wil artiest worden.”

DOORTJE SMITHUIJSEN: En hoe viel dat?

JEANGU MACROOY: Nou, er is zo’n interview uit de Songfestival periode, waarin ze over dat moment vertelt. En dan is ze eigenlijk heel erg stellig dat ze er heel erg negatief op reageerde. Zo van: “Oh, je gaat daar toch nooit geld mee verdienen en niet in mijn huis.”

DOORTJE SMITHUIJSEN: Dat is inderdaad niet heel positief.

JEANGU MACROOY: Maar in mijn herinnering zei ze gewoon op dat moment: “Oh, dan moet je naar het conservatorium.” Was het gewoon heel erg een soort van bemoedigend. Dus ik weet niet, óf ik heb het heel anders…

DOORTJE SMITHUIJSEN: Een van de twee…

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, misschien dat je moeder meer gevoel voor mythevorming heeft dan jij.

JEANGU MACROOY: Of ik heb op dat moment gedacht van, dat ik het gewoon niet heb geregistreerd, dat ik gewoon dacht: dit wil ik en ik ga dit doen.

Vanaf minuut 23:00 tot 24:30 het fragment uit de documentaire over Wende’s Vrijplaats

ERNST-JAN PFAUTH: Zo. Wat bewonder jij zo aan Wende?

JEANGU MACROOY: Oeh, waar te beginnen? Ik heb nu een paar keer ook met haar mogen zingen. Ik vind het elke keer een soort masterclass. De overgave, maar ook dus vooral in dat proces, de aandacht voor alle details. Het is nooit alleen maar daar staan en gewoon zingen. Ik denk dat Wende, ja, geeft me iets om naar te streven zelf ook in wat ik maak. Ik hou gewoon van heel verschillende dingen. Het is ook heel erg divers wat ze allemaal laat zien. En het is gewoon heel erg die veelzijdigheid en dat ze het laat werken. En dat mensen daarin meegaan in het verhaal iedere keer en zich laten meevoeren. Ja, dat vind ik heel erg bewonderenswaardig.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik was bij die voorstelling Vrijplaats en dan zit ze midden in Carré, dus eigenlijk de oude circuspiste. En de camera draait rondjes om haar heen en het licht doet ook iets. Ik had voor het eerst echt een hele rare ervaring, namelijk dat de techniek me emotioneel raakte. Omdat het zo ontzettend goed was uitgevoerd. En het kwam ook uit het niets, want ze presenteert het helemaal als een soort van: “Ik kom hier gewoon liedjes zingen, een beetje improviseren, ik heb een paar liedboeken bij me en we kijken wel even waar we belanden.” En opeens wordt je helemaal meegezogen in wat je net al een beetje zag. En dat vond ik zo’n bizarre ervaring. Is dat een beetje wat je bedoelt?

JEANGU MACROOY: Ja, het is niet alleen maar functioneel inderdaad, van: oh, er zijn camera’s bij en mensen moeten het beter zien, dus je hoofd staat er zo groot achter. Het is echt van: hoe gaan we met alle elementen die je hebt in zo’n theater setting het verhaal vertellen? 

DOORTJE SMITHUIJSEN: Maar het is ook interessant wat je zegt, ze is zo vrij en onbevangen zit er ook in, in haar performance volgens mij. En dat vond ik heel interessant om in deze documentaire te zien. Ik heb dat zelf ook als ik naar haar voorstellingen ga, dat je echt het gevoel hebt van… Bijna alsof ze het op het moment zelf allemaal bedenkt en ook heel los is. Bijna alsof ze los aan het gaan is, om het zo te zeggen. Maar daarachter zit dus echt: elke minuut is geregisseerd, gerepeteerd. Hoe is dat voor jou? Kan jij zomaar gewoon los zingen of heb je liever ook zoveel repetitie?

JEANGU MACROOY: Het hangt er vanaf. Het hangt er echt van af. Ik vind het ook heerlijk, ik heb op tours met mijn band, dat je dan wel een setlist hebt, maar dat je dan, I don’t know, je spreekt niet af hoe lang de solo’s zijn en je kan ook gewoon zeggen: “Nog een rondje” of “even een breakdown” of dat soort dingen. Die vrijheid is ook heel fijn. Maar wat ik nu interessant vind, omdat ik dus die vrijheid ken, is inderdaad van: als je het zo minutieus mogelijk voorbereidt en achter alles een intentie zet… Vroeger dacht ik van: oh, maar dan zet je alles vast en dan zit je er ook daaraan vast. Maar dat komt ook door Jesus Christ Superstar eigenlijk vorig jaar. Het is allemaal… Ja, gekaderd zeg maar, maar als je weet, precies weet wat de bedoeling is en precies weet wat het effect moet zijn, kan je ook met volledige overgave jezelf daarin storten.

Trailer Jesus Christ Superstar van Ivo van Hove met Jeangu Macrooy als Jezus

DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja, want hoe is dat dan? Want ik ben daar inderdaad geweest. Nou je zegt “het is gekaderd”. nou het is echt gewoon… Inderdaad, nou “gekaderd” is een understatement, vind ik. Want het is echt elke seconde, elke minuut is over nagedacht door Ivo van Hove. En natuurlijk heel veel nummers achter elkaar, dus je hebt heel weinig ruimte volgens mij om… Nou, dat is er niet, denk ik, om te improviseren. Vind je dat heel… Of wel? Kan je daar wel in improviseren?

JEANGU MACROOY: Ik denk dat het ook afhangt van de persoon die daar staat of zo. Ik deed het voor het eerst, dus ik vond het eigenlijk heel fijn om dat kader te hebben.

DOORTJE SMITHUIJSEN: Fijn.

JEANGU MACROOY: Maar ook later in de tour, nou dan heb je het al, ik weet niet, al honderd keer gespeeld. Ik vond het ook wel interessant, want ook al weet je van: oké, dit is wat ik moet doen, dit is het effect, dat je binnen dat kader ook de nuances gaat ontdekken en daarmee gaat spelen.

DOORTJE SMITHUIJSEN: En wat voor nuances?

JEANGU MACROOY: Dat is gewoon een ander level van spelen voor me.

ERNST-JAN PFAUTH: Kun je daar een voorbeeld van geven? Wat deed je dan bijvoorbeeld?

JEANGU MACROOY: Ja, daar vraag je wat… 

DOORTJE SMITHUIJSEN: Je kan niet echt een ander scenario gaan spelen ineens.

JEANGU MACROOY: Nee, maar je kan wel op zoek gaan naar: hoeveel kleuren kan ik nog toevoegen? Hoeveel… Oké, bijvoorbeeld Gethsemane is één grote existentiële crisis, toch? Maar hoe kan ik de ene keer… Ja, ik vind het een beetje moeilijk uitleggen.

DOORTJE SMITHUIJSEN: Je moet erbij zijn. Is het voor jou, want ik vind het wel interessant, je had dan heel erg die passie voor dat zingen. Dat kan ik heel goed begrijpen, dat dat er vroeg in kwam en dat dat ook vorm kreeg. Maar ik kan me wel voorstellen dat het spelen van zo’n rol als Jezus, dat is echt iets dat… 

JEANGU MACROOY: Dat is wel anders, ja. Ik vond het op een bepaalde manier… Ik vond het ook bevrijdend om een rol te spelen.

DOORTJE SMITHUIJSEN: Waarom?

JEANGU MACROOY: Omdat ik… Nou, in de cast zei iedereen van: “Oh ja, het draait echt om jou, het draait echt om jou.” En dat gevoel had ik eigenlijk helemaal niet. Ik snap het wel omdat ik dan de hoofdrol speelde, dat is waarom mensen dat zeiden. Maar met mijn eigen muziek, mijn eigen band, had ik toch vooral het gevoel dat het daar vooral om mij ging en om mijn muziek. En ik heb dit geschreven, ik heb dit gemaakt en het is gebaseerd op wat ik heb meegemaakt in het leven.

DOORTJE SMITHUIJSEN: En je schrijft hele persoonlijke nummers.

JEANGU MACROOY: Ja, persoonlijke nummers. En in Jesus Christ Superstar ging ik iets zingen en spelen wat al geschreven was, ging ik een rol spelen. En ik vond het heel erg bevrijdend om in dienst te staan van een verhaal. En nu hielp het dat het natuurlijk gewoon een stuk is wat erg geliefd was, dan weet je natuurlijk gewoon van: dat komt goed.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus zoals Wende met die minutieuze voorbereiding een soort kader voor zichzelf organiseert, waar ze binnen kan vliegen, alles kan geven, was die rol van Jezus voor jou ook een soort kader waar jij dan binnen kon gaan vliegen en andere accenten kon leggen per voorstelling?

JEANGU MACROOY: Ja, zeker. Het was een hele ontdekkingsreis eigenlijk. 

ERNST-JAN PFAUTH: Je moet eigenlijk dus meer beperking voor jezelf gaan organiseren, dan kan je daar binnen die creativiteit vinden.

JEANGU MACROOY: Beperking kan inderdaad wel een soort van leiden tot creatieve oplossingen voor dingen.

DOORTJE SMITHUIJSEN: En in hoeverre is het voor jou ‘op het podium staan’ altijd een rol spelen? Want ik heb je ook met je eigen nummers zien optreden: ik vond je als Jezus heel indrukwekkend, maar ik vind je als jezelf ook heel indrukwekkend.

ERNST-JAN PFAUTH: Echt een vette zin: “Ik vond je als Jezus heel indrukwekkend.”

JEANGU MACROOY: [Lacht]

DOORTJE SMITHUIJSEN: Dat kan je niet tegen heel veel mensen zeggen, maar tegen jou wel. Maar in hoeverre is dat ook een, heb je een soort ‘stage-Jeangu’? [Lacht] En wie is dat dan?

JEANGU MACROOY: Ja, ik denk dat het wel, het verschil was vroeger groter tussen wie ik ben on stage en wie ik daar buiten ben. [Denkt na]

DOORTJE SMITHUIJSEN: Is er eentje veranderd? Of zijn ze naar elkaar toe veranderd?

JEANGU MACROOY: Ze zijn naar elkaar toe gegroeid, denk ik. En het is nog steeds een proces.

DOORTJE SMITHUIJSEN: En was het dan eerst dat je je heel erg anders voordeed?

JEANGU MACROOY: Nee, ik deed me niet anders voor, maar ik voel me nog steeds vrijer op het podium.

DOORTJE SMITHUIJSEN: Oh, wat grappig.

JEANGU MACROOY: Ja, grappig hè? Ik weet niet zo goed…

DOORTJE SMITHUIJSEN: En waarom is dat?

JEANGU MACROOY: Ja, ik weet niet, misschien omdat…

ERNST-JAN PFAUTH: Eigenlijk wat Kasper ook net zei.

JEANGU MACROOY: Ja? Wat zei…

ERNST-JAN PFAUTH: Heb je niet op zitten letten?

JEANGU MACROOY: [Lacht] Nee, ik heb opgelet.

ERNST-JAN PFAUTH: Hij zei: “Op het podium durf ik veel meer te geven.” 

JEANGU MACROOY: Nee precies. Ja, dat.

DOORTJE SMITHUIJSEN: Dan durft hij te dansen, bijvoorbeeld. Maar durf jij ook niet buiten het podium te dansen? Dat kan ik me niet voorstellen.

JEANGU MACROOY: Nee, dat wel. Ik hou heel erg van dansen. Maar meer van, zeg maar, buiten het podium hoef ik niet per se een soort van alle aandacht op mij. Ik vind het heel heerlijk om te luisteren naar mensen, om te observeren. En het podium vraagt gewoon iets anders van je. Maar het voelt ook gewoon, tenminste, als het lukt om een publiek mee te krijgen en die verbinding te leggen, dan doe je het ook samen. Ik denk dat het misschien die wisselwerking is die heel erg inspireert.

DOORTJE SMITHUIJSEN: En we hadden natuurlijk net Kasper en die vertelde ook dat het weleens niet lukt. Ik kan het me bij jou eigenlijk niet voorstellen, want ik heb je wel eens zien optreden, maar lukt het dan bij jou ook weleens niet?

JEANGU MACROOY: Dat het niet lukt? Ja. Dat gebeurt af en toe.

DOORTJE SMITHUIJSEN: Hoe kan dat dan?

JEANGU MACROOY: Ja, maar wat niet lukt eigenlijk?

DOORTJE SMITHUIJSEN: Nou, dat je dus die verbinding niet maakt.

JEANGU MACROOY: [Zucht] Ja… [Denkt na] Nou, wat ik heb ontdekt, misschien dat het, als je jezelf, klinkt misschien als een cliché, maar als je zelf een soort van heel eerlijk durft te zijn en kwetsbaar durft te zijn, dat het wel helpt met die verbinding maken. Maar wanneer lukt het niet? Soms ligt het ook een beetje aan de setting ofzo. En het is voor mij ook heel erg van hoe… Dat ik heel erg bewust moet zijn van de energie die ik meeneem op het toneel of op het podium, dat dat een beetje bepalend is. En hoe open ik zelf sta. Als ik heel erg op mijn hoofd zit, dan ja…

Als je zelf heel eerlijk en kwetsbaar durft te zijn, dat helpt wel met die verbinding maken.

Jeangu Macrooy

ERNST-JAN PFAUTH: Laten we naar het derde fragment gaan van iemand die veel energie naar het podium bracht. Wie herkent deze urinoirs? Iemand?

JEANGU MACROOY: Wat?

ERNST-JAN PFAUTH: Deze urinoirs, herkent iemand die, die weet waar we naar gaan kijken?

JEANGU MACROOY: Oh ja. Nee.

ERNST-JAN PFAUTH: Jij wel?

JEANGU MACROOY: Nee, ik weet het niet eigenlijk.

ERNST-JAN PFAUTH: Nou, we gaan het zien.

[Iemand uit het publiek geeft antwoord] 

ERNST-JAN PFAUTH: Ja! Wie zei dit? George Michael! Nou, dan ben je echt een fan, als je hieraan herkent dat het George Michael is.

[Het publiek lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Hier hoopte ik dus op, dankjewel! George Michael met Outside.

George Michael met Outside

ERNST-JAN PFAUTH: Behoorde George Michael ook tot je muzikale opvoeding? Abrupt einde, maar ik wil de vraag heel graag stellen.

JEANGU MACROOY: Ja, zeker. Zeker. Ik heb hem door de cd-collectie van mijn moeder ontdekt, zeg maar. En ik was niet zo gauw onder de indruk van mannelijke stemmen door de brainwashing. Maar George Michael, dat kwam wel echt binnen. En dat gaf me ook… Ik heb heel erg ook leren zingen door met hem mee te zingen. Het was ook gewoon in die periode van 10, 11, 12 jaar dat ik zijn muziek begon te luisteren. En ik kan me ook heel goed herinneren dat ik met die cd in mijn hand naar mijn moeder ging en zei van: “Oh, ik vind het wel leuk.” En dat ze daar wat over vertelde. En dat ze dus ook vertelde dat hij gay is. En ik weet eigenlijk niet zo goed waarom ze dat toen deed. Misschien dat ze een soort van handreiking of zo… Ik zat nog wel heel erg in de kast en dat wilde ik zelf ontdekken. Maar ik denk dat het ook wel inspiratie geweest is later, om te denken van: oh, zo’n grote wereldster… Toen wist ik nog niet hoe ingewikkeld die coming-out was en wat die allemaal te verduren kreeg later in de media. Maar ja, ik dacht: oh, het kan dus wel. Het heeft wel eigenlijk met mijn coming-out ook geholpen.

DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja, was dat voor jou namelijk nog een issue? Dat je dacht: kan dat wel als je ook een publiek…

JEANGU MACROOY: Ja, ik vroeg me af of er wel plek zou zijn voor mij op een manier waarop ik wel authentiek zou kunnen zijn en wel open zou kunnen zijn over wie ik was. En dat is op een gegeven moment wel gaan groeien. Artiesten van mijn generatie, zoals Sam Smith, die waren op een gegeven moment groot en waren heel open over wie ze zijn. Toen dacht ik: oh ja, die ruimte is er in ieder geval. Maar ik moest wel van ver komen, want ik zat in de kast in Suriname en de cultuur was toch vrij homofobisch. En als je dan zelf nog onzeker bent, dan moet je echt van heel ver komen om open te zijn.

Ik vroeg me af of er wel plek zou zijn voor mij op een manier waarop ik wel authentiek en open zou kunnen zijn over wie ik was.

Jeangu Macrooy

DOORTJE SMITHUIJSEN: En was George Michael in die tijd al iemand naar wie jij keek? Was dat ook onderdeel van zanger zijn? Dat je dan ook helemaal jezelf zou kunnen zijn?

JEANGU MACROOY: Ja, ik denk dat als ik zou gaan zingen, dat die expressie me zou helpen.

DOORTJE SMITHUIJSEN: Want het is natuurlijk bij hem, hij heeft natuurlijk, nou goed, niet meteen, maar later in elk geval zeker wel, natuurlijk heel duidelijk zijn seksualiteit omarmd. En ook echt, nou ja, muziek… 

ERNST-JAN PFAUTH: Deze clip is daar een goed voorbeeld van.

DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja, deze clip is daar een voorbeeld van. Jij bent natuurlijk ook heel open over je seksualiteit. Je bent ook bijvoorbeeld samen met je broer, je hebt ook interviews gegeven over jullie coming out, wat vlak na elkaar was. Maar is dat iets wat jij ook in je werk wil omarmen? Of ben je daar mee bezig op die manier?

JEANGU MACROOY: Ja, ik ben wel met meer intentie de afgelopen jaren bezig. In het begin merkte ik van, was het nog een soort van ding, van: oh wanneer heb je het daar dan over? En ja, dat je dan toch denkt van: oh het moet niet te veel daarover gaan, want ik wil vooral muzikant zijn en ik maak gewoon muziek. Maar…

DOORTJE SMITHUIJSEN: Wat is er dan veranderd de afgelopen jaren?

JEANGU MACROOY: Ja, dat is wel veranderd. Ik denk ook gewoon doordat de wereld een stuk vijandiger aan het worden is. En ook omdat ik denk van: ja, als queerartiesten geen queerverhalen vertellen in hun muziek of visueel in videoclips of noem maar op, in theaterstukken, ja, dan gebeurt dat gewoon eigenlijk niet. 

Als queerartiesten geen queerverhalen vertellen in hun muziek of visueel in videoclips of in theaterstukken, dan gebeurt dat gewoon eigenlijk niet. 

Jeangu Macrooy

ERNST-JAN PFAUTH: Het is gewoon noodzakelijk. 

JEANGU MACROOY: Ik vind het gewoon echt noodzakelijk. Ja, ook als je dan denkt van een wereld waarin het normaal is en dat het je niet anders maakt, ja dan is het ook wel nodig om dat veel vaker te zien. En dat mensen niet denken van: oh, dit is niet voor mij gemaakt ofzo, als ze een queervlag ergens zien.

DOORTJE SMITHUIJSEN: Ja, maar het is eigenlijk ook wel heel mooi wat je zegt, omdat je dus zelf als jong iemand zo’n cd kreeg van George Michael en daarbij dan hoorde “hij is gay”, wat je er dan op dat moment ook van vond, maar dat dat juist misschien ook een beetje voelt als jouw rol.

JEANGU MACROOY: [Denkt na] Ja, ja.

DOORTJE SMITHUIJSEN: Als ik zo het gesprek even rond mag maken.

JEANGU MACROOY: Ja, nee, dat inderdaad. Ik haal daar veel voldoening uit en ik denk dat als het helpt om de wereld wat inclusiever te maken, dat ik heel graag daar een steentje aan bijdraag, zeg maar.

DOORTJE SMITHUIJSEN: Mooi.

ERNST-JAN PFAUTH: Dank je wel!

[Applaus]

DOORTJE SMITHUIJSEN: Dank je wel.

JEANGU MACROOY: Dank je.

Lees hier de interviews met zangers Wende, rapper Typhoon en regisseur Ivo van Hove.

Wil je geen aflevering missen?

Geef je dan op voor onze nieuwsbrief en ontvang elke woensdag 5 tips van vooraanstaande makers die je helpen in je eigen creatieve proces.