Categorieën
Interview

Eva Jinek

De talkshowhost over haar doorbraak in de journalistiek (en wat jij daarvan kan leren)

Uit alles blijkt dat de succesvolste talkshowhost van Nederland haar ervaring graag deelt met jongere generaties.

Eva Jinek sprak op veel hogescholen, deed mee aan het programma Dream School en schreef het boek Droom groot, waarin ze pioniers en rolmodellen vraagt naar de strijd die voorafging aan hun succes.

Die wens om anderen te inspireren maakt Eva de ideale gast voor Jonge Jaren.

Wat heeft ze zelf moeten overwinnen om te komen waar ze nu is, en wat kunnen wij daarvan leren?

ERNST-JAN PFAUTH: Eva, welkom. Wat leuk dat je meedoet aan Jonge Jaren.

EVA JINEK: Dat vind ik ook, dankjewel.

ERNST-JAN PFAUTH: Er zijn drie landen met jouw jonge jaren gemoeid. Tsjecho-Slowakije, ik vertel het even voor je, zodat je het niet opnieuw hoeft te vertellen. 

EVA JINEK: [Lacht] Ja, heel goed.

ERNST-JAN PFAUTH: Daar hebben je ouders elkaar ontmoet, vlak voor de Praagse Lente in 1968. Ze zijn gevlucht naar Nederland. En toen zijn ze de Amerikaanse droom achterna gejaagd, toch?

EVA JINEK: Ja, uiteindelijk. Ze hebben eerst nog tien jaar in Nederland gewoond en toen naar Amerika gegaan.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, naar de oliestad Tulsa, Oklahoma.

EVA JINEK: Of all places.

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Daar ben jij geboren. En op tweejarige leeftijd naar Washington DC verhuisd. En vervolgens op je elfde naar Nederland, naar Den Haag gekomen. 

EVA JINEK: Ja, je doet het perfect.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar ergens in al die jaren ontstond bij jou de droom om filmregisseur te worden.

EVA JINEK: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Je hebt je zelfs aangemeld bij de filmacademie.

EVA JINEK: Ja. [Lacht] Heel veel overmoed was dat. Heel veel overmoed. Dat was toen ik 19 was. Maar dat idee ontstond… Ik herinner me heel goed dat mijn broer en ik de film Amadeus van Miloš Forman, een Tsjechische regisseur, ik denk wel honderd keer hebben gekeken.

ERNST-JAN PFAUTH: Het gaat over Mozart.

EVA JINEK: Ja, het gaat over Mozart.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik heb hem nooit gezien. Echt zo’n film die ik nog moet kijken.

De trailer van Amadeus

EVA JINEK: Ja! En dat vonden wij een sensatie. Het was een lange film. Het was voor een deel opgenomen in Praag. Dat vertelden mijn ouders dan natuurlijk heel trots. Het is een Tsjechische regisseur, had acht Oscars gewonnen. Opgenomen in Praag, maar het moest dan Salzburg zijn. Maar gewoon heel… Ja, ik weet het niet. Mozart was een zak in die film. Was een eikel. Dat was dan ook zo spannend eraan. De openingsscène is dat hij zo’n ongelooflijk zwijn is. En we wisten dat hij geniaal was, want dat vertelden onze ouders. En we luisterden naar die muziek thuis. En dan krijg je die film en dan krijg je zo’n ongelooflijk varken van een vent… Dat vonden we al spannend. De romantiek van Praag in die tijd. En ja, dat is denk ik zoals dat gebeurt met dingen die als je kind bent… Sommige dingen maken een ongelooflijke indruk op je. Later in je leven moet er echt iets groots gebeuren, wil het indruk op je maken. Maar sommige dingen, als je kind bent, laten een onuitwisbare indruk achter. En dat was deze film. In combinatie met nog een andere film, dat was Labyrinth met David Bowie in de hoofdrol.

De trailer van Labyrinth

ERNST-JAN PFAUTH: Shit, die heb ik ook niet gezien.

EVA JINEK: Een Jim Henson film.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat gebeurt daar in?

EVA JINEK: Oh my god, David Bowie in een strakke, grijze legging. Contouren, zie je allemaal, alles. Getoupeerd jaren tachtig haar, lipgloss. En hij is de Goblin King. Er is een heel leger van mensen die verliefd waren op David Bowie toen.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar wat voor koning is hij? Was hij? 

EVA JINEK: Van de Goblins.

ERNST-JAN PFAUTH: Van de Goblins, oké. [Lacht]

EVA JINEK: Ja, en die twee films hebben onwijs veel indruk op mij gemaakt. Een was een historisch drama natuurlijk. En de ander was een fantasie kinderfilm, wat eigenlijk helemaal geen kinderfilm was als je het nu beziet. En ik was zeer geprikkeld en gestimuleerd door beide films en ik dacht: ‘Dit wil ik.’ En ik denk ook… Nou, omdat mijn ouders ook vertelden dat Miloš Forman de regisseur was, dat dat een baan was, dat je dat deed, dat je dat maakte. Dat dat één mens was die dat deed. Dat opende een hele wereld aan mogelijkheden in mijn hoofd.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe oud was je toen, toen je Amadeus zag?

EVA JINEK: Ik zal denk ik zijn geweest… Ik gok dat ik acht was.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh, dus dit was nog in Amerika?

EVA JINEK: Ja, dit was zeker in Amerika.

ERNST-JAN PFAUTH: En die Bowie film?

EVA JINEK: Ook.

ERNST-JAN PFAUTH: Ook. Oh, dus in dat ene jaar…

EVA JINEK: Early 80’s baby, ja ergens in de 80’s.

ERNST-JAN PFAUTH: En dat heb je toen elf jaar lang gecultiveerd, die droom?

EVA JINEK: [Lacht] Tot op de dag van vandaag. 

ERNST-JAN PFAUTH: Nog steeds? 

EVA JINEK: Nog steeds.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar deed je dan als tiener ook iets met film? Ging je zelf films maken?

EVA JINEK: Nee, niet films maken. Dat was natuurlijk ook zo’n andere tijd, moet ik je zeggen. Ik bedoel, wij hadden thuis geen… We hadden wel een VHS recorder, dus dat je video’s kon kijken die je bij een videotheek haalde. Mijn vader was super vroeg met een Apple computer, Apple IIGS. Hij had een van de eerste personal computers thuis. Ik vond dat niks aan, maar mijn broer vond het geweldig. Maar mijn ouders hebben niet een videocamera gehad thuis. Dus er zijn ook geen filmpjes van mij als kind. En als ik zie, ik heb nu 116.000 foto’s van… de helft zijn van mijn katten, de andere helft van mijn kind. Nu komt er nog een kind. Alles is geregistreerd. Alles kan je filmen. Je kan gewoon Oscar winning films maken nu met je telefoon. Dat was toen niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Dan noem je het vloggen. En kwam het op een andere manier tot uiting dan, die droom?

EVA JINEK: Ik denk schrijven.

ERNST-JAN PFAUTH: Schrijven, scripts schrijven, scenario’s?

EVA JINEK: Verhalen schrijven. Het was nooit alleen maar woord. Het was altijd ook met beelden in mijn hoofd dat ik het schreef. Dus iedereen heeft een beetje zijn manier van informatie verwerken of een voorkeurs… Weet je wel of je links of rechtshandig bent. En bij mij is het: wat ik zie in mijn hoofd, dat schrijf ik op. Maar ik zie het wel altijd voor me.

ERNST-JAN PFAUTH: Ook als kind al?

EVA JINEK: Ja, dat herinner ik me. En ik tekende en schilderde heel veel. Dat deed iedereen in mijn familie. Behalve mijn broer Jan.

ERNST-JAN PFAUTH: En dan gewoon schriften vol met dingen die je had meegemaakt? Was het dan een dagboek?

EVA JINEK: Fantasie, meer fantasie. Ik had ook een boekenreeks wat ik las als kind. Anne of Green Gables, dat is een heel oud boek. Ik denk dat dat van rond 1900 is, 1910. En dat was een zevendelige reeks over een roodharige wees die opgroeide op Prince Edward Island bij Canada. En dat was zo… Ik bedoel nu als ik het lees denk ik: ‘Oh my god, hoeveel bijvoeglijke naamwoorden kan je in een zin gebruiken?’ Maar het was zo romantisch en ik was helemaal ingenomen met die wereld die de auteurs schetsten daarin. En Anne wilde ik gewoon echt als mijn vriendin. Zij bestond voor mij gewoon helemaal. Ik weet nog dat ik met mijn ouders een gesprek had, dat ze zeiden van: “Anne bestaat niet, he. Anne is gewoon een fictief personage.” En dat mijn wereld in elkaar stortte. Ik zei: “Ja, maar ze woont in Canada. Ik kan haar toch opzoeken ergens?”

ERNST-JAN PFAUTH: Want je had het de hele dag over haar?

EVA JINEK: Ja, ik was daar wel helemaal weg van. Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En toen je je aanmeldde voor de Filmacademie… want je studeerde geschiedenis en dit, dacht je, dat doe ik er dan bij, de Filmacademie?

EVA JINEK: Nou, ik was aan het einde van mijn eerste jaar geschiedenis en ik dacht: ‘Ja, is dit het?’ Ik had geschiedenis gekozen omdat mijn vader zei: “Doe iets waar je van houdt.” Mijn ouders zeiden dat allebei. Ik hou van lezen en schrijven. Ik dacht: ‘Dat komt dan samen daar.’ Ik had geen visie over wat ik met mijn leven echt ging doen of worden. Ik denk dat die regisseurs fantasie die sluimerde ergens op de achtergrond. En na dat eerste jaar geschiedenis in Leiden dacht ik: ‘Ja, is dit alles jongens?’ Ik ga het toch proberen.

ERNST-JAN PFAUTH: Het was een soort noodgreep? 

EVA JINEK: Een beetje wel. En ik denk ook wel, ik denk ook wel dat ik… Ik werd iets, kijk, langzamerhand werd ik steeds meer gefocust. Dus heel diffuus, weet je wel, van de middelbare school: ‘Wat ga ik doen? Ik weet het niet.’ Mijn beste vriend studeerde in Leiden. Het was dicht bij Den Haag. Ik vond het heel romantisch en klein, gezellig. Geschiedenis is lezen en schrijven. Oké, nou, dan begin ik gewoon. En langzamerhand werd steeds duidelijker voor mij wat ik met mijn leven wilde doen. 

Maar toen ik me ging aanmelden voor de Filmacademie, herinner ik me heel goed, dat mijn vader nam me mee voor een open dag. En Tim Oliehoek, de regisseur, verzorgde toen een soort college van een uurtje. Waarin hij vertelde hoe het hem was vergaan op de Filmacademie. En daar was ik ook wel helemaal… Ik vond het ook wel een geweldig idee. En ik was helemaal into it. Ik weet nog dat ze heel duidelijk vertelden van: “Regie fictie is de meest begeerde plek eigenlijk die we hebben, daar hebben we ook weinig plekken voor. En dat is iets voor iemand die verder is in zijn of haar leven. Die levenservaring heeft, ook wel andere ervaringen.” 

Nou dat ging het ene oor in en het andere uit. Ik dacht: ‘Dit is het. Ik ben de nieuwe Miloš Forman. Here I come.’ Dus ik heb me aangemeld en dat was met een brief, een motivatiebrief en een formulier die je moest invullen waarbij gevraagd werd: wat lees je, wat vind je belangrijk, wat voor verhalen wil je vertellen? Een beetje jouw levensvisie en wereldvisie. En twee films moest je inleveren. En die heb ik gemaakt met waanzinnig veel plezier. Dat was ook nog op VHS Videoband.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh, je hebt toen wel films gemaakt? 

EVA JINEK: Ja, toen heb ik twee films gemaakt. Eén was echt een soort trip, psychedelische trip, waarbij iemand eigenlijk over de duin heen kwam. Ik had Bonnie “Prince” Billy als soundtrack gebruikt. En ik was met mijn ouders naar een studio in Brabant gegaan, waarbij ik de tekst die ik had geschreven afwisselend met de stem van Bonnie “Prince” Billy deed. Dus dat werd opgenomen en dat werd de soundtrack van die film. Het was echt… Ik weet niet wat ik dacht!

ERNST-JAN PFAUTH: Oh, dus je had samples uit die nummers?

EVA JINEK: Ja, en daar zat een pauze in en dan vulde ik dat op met mijn stem. En dan had je zijn stem weer. En dat ze dat konden afmixen vond ik ook al een miracle. En toen maakte ik die films en ik stuurde ze op. Samen met mijn motivatiebrief en dat formulier. En dit is echt een teken van totale overmoed, maar ik was zo overtuigd dat zij mij zouden uitnodigen voor een gesprek. Want dat was de volgende stap. 

Ik heb mijn ouders verteld van die en die dag komt de brief. Voor die dag weet je het. Komen jullie dan naar Leiden, dan maken we samen die brief open. En dan gaan we vieren dat ik aangenomen ben op de Filmacademie. Dus mijn ouders kwamen en ik open die brief. En ik denk dat het één of twee regels was waarin stond: wij zien geen verdere aanleiding om u uit te nodigen voor een gesprek.

ERNST-JAN PFAUTH: En met z’n drieën hingen jullie boven die brief? 

EVA JINEK: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe reageerde je toen?

EVA JINEK: Ik heb waarschijnlijk gehuild. Ik weet dat niet meer precies. Maar ik weet wel dat ik het zo las en dacht: ‘Nou maar dit kan niet.’

ERNST-JAN PFAUTH: Dit is een foutje?

EVA JINEK: Ja, ik was echt gechoqueerd. Hele goede les.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat zegt het over die negentien jaar ervoor dat je zoveel zelfvertrouwen had?

EVA JINEK: Ik denk iets goeds, want je ziet hoeveel mensen worstelen met zelfvertrouwen. Een leven lang, overigens ook. Het is echt niet alleen voor jonge mensen. Maar dat kan zo verlammend zijn en zo beperkend. Ik heb ook natuurlijk veel onzekerheden zoals ieder mens. Alleen uiteindelijk hebben ze me niet belemmerd om dingen te proberen. Dat komt zeker door mijn ouders. Ik bedoel, dat is hoe er tegen je gepraat wordt thuis, wat er tegen je gezegd wordt, hoe er wordt gesproken over risico’s nemen, hoe er gesproken wordt over verlies of dat je een wedstrijd verliest, dat is zo bepalend voor hoe je er zelf later naar kijkt. En ik ben me daar nu zo bewust van omdat ik nu zelf een kind opvoed, die nu bijna vijf is en alles, dat weet jij ook, alles wat je zegt komt bij je terug. Dat is een echo-put.

Dus alles wat je zegt over dat je iets niet goed hebt gedaan, of hoe de schade daarvan moet zijn, of je deugt niet, of wat dan ook. Je hoort later van volwassenen dat dat zo’n stempel op ze heeft gedrukt, waardoor ze dingen niet durfden te doen. En ik denk dat mijn ouders op een hele reële, positieve manier met mij hebben gepraat van: “Probeer dingen. En als het niet lukt, dat gaat pijn doen, dat kan gebeuren. Maar ook dat overleef je.”

ERNST-JAN PFAUTH: Kun je je nog herinneren van een specifiek moment dat ze dat zeiden?

EVA JINEK: Ik kan nu niet, als je me zo vraagt, één moment noemen. Maar ik denk dat door de jaren heen heb ik… Nou, bijvoorbeeld met die Filmacademie. Niemand thuis zei tegen mij: “Moet je niet doen. Je moet langer wachten.” Mijn vader was ook op die open dag. Die heeft ook gehoord dat ze zeiden regie fictie is voor mensen met levenservaring. En mijn vader is een hele reële man. Ik ben veel meer de uitbundige… weet ik veel, meer losgeslagen. Mijn vader is een hele rationele, weloverwogen man. Die zeker aan risicospreiding doet en ook wel nadenkt over risico’s. Maar uiteindelijk heeft hij mij nooit, mijn moeder ook niet, nooit een strobreed in de weg gelegd. 

En het voorbeeld doet leven. Kijk, mijn ouders hebben ook altijd risico’s genomen. Grote risico’s. We gaan het gewoon proberen. We gaan naar Amerika. We kennen daar niemand, we spreken geen Engels. Let’s go! En als dat de basis is, dan stap je al zoveel makkelijker in dit soort gevaarlijke situaties, om het zo maar te zeggen. En dat is zo oneerlijk aan het leven. Als je ouders dat hebben gedaan en op een goede manier over hebben gepraat, dan heb je zo’n voorsprong op iemand met ouders die zeggen: “Oeh, kijk uit, zorg dat niemand raar over je praat. Zorg dat het niet mislukt.”

ERNST-JAN PFAUTH: Ja. “Ben je daar wel slim genoeg voor?”

EVA JINEK: “Kan je dat wel?” Dat alleen al, zo’n vraag aan een kind: “Kan je dat wel?” Terwijl ik ben echt niet voor het kind fluffen en in een soort wonderwereld laten leven. Het leven is oneerlijk, het leven is lelijk, het leven is hard, pijnlijk. Dat mag je allemaal voelen. Maar ergens moet je iets meekrijgen van je ouders, waardoor je dingen durft te proberen.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dat kan dus in uitspraken zijn, maar ook in acties die ze hebben ondernomen.

EVA JINEK: Absoluut. Je leeft voor hoe je wil dat mensen om je heen zijn, hoe je wil dat je kinderen zijn. Je moet het voorleven. Alleen maar dat zeggen is gelul in de ruimte.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja. En wat deed het met je? Want toen je dus 19 was, zo zelfverzekerd dat je je ouders uitnodigde voor de big reveal…

EVA JINEK: Ja. [Lacht] Wat een sukkel.

ERNST-JAN PFAUTH: …en dat bleek niet zo te zijn. Heeft het je veranderd toen?

EVA JINEK: Nou, het was wel, het was een klap. Ik denk een hele goede klap. Alleen omdat je je best doet, betekent niet dat je iets krijgt. Ik denk dat ik tot dat moment dacht: ‘Nou als ik een beetje mijn best doe, zoals het met school ook was gegaan, als ik een beetje mijn best doe, dan haal ik een goed cijfer, dan ga ik slagen. Dat komt allemaal wel.’ Dit was een moment van realisatie van: ‘Oh, ik heb onwijs mijn best gedaan op die twee films. Ik heb de beste brief geschreven die ik kon schrijven. Ik heb echt niet de kantjes ervan afgelopen, niks. En ik heb het niet gekregen.’ Dus een hele welkome goede les. Geen seconde te laat zou ik zeggen.

ERNST-JAN PFAUTH: Hey en Eva, hoe heeft het halen van caesar salads voor Charles Groenhuijsen bijgedragen aan jouw succes?

EVA JINEK: [Lacht] Dat is natuurlijk net een bolletje wol, van waar begint het? Dus je moet het helemaal ontrafelen om terug te komen bij het begin. En ergens in dat bolletje wol zit die caesar salad en M&M’s overigens.

ERNST-JAN PFAUTH: En M&M’s? [Lacht]

EVA JINEK: Want aan de ene kant wilde Charles heel gezond eten, een salade, of semi-gezond. Maar hij wilde ook heel graag zijn M&M’s erbij hebben. Laat ik het zo zeggen. Veel mensen wachten tot de ultieme klus om te laten zien wat ze kunnen of wie ze zijn. Om echt hun uiterste best te doen. Dat werkt niet in mijn optiek. Je moet… Hoe klein, betekenisloos, ongezien de klus ook is, die doe je zo goed mogelijk. En als je dat steeds met alle klussen doet: ijskast schoonmaken in Washington bij de stageplek, salade halen, op tijd zijn op je werk, meedenken, ook al vraagt niemand je om mee te denken. Die verzameling van al deze kleine momenten van betekenisloze klussen, die bouwen zich op, cumulatief, totdat iemand in een keer denkt: wie is degene die de hele tijd die salades voor mij haalt? Want die haalt ze op tijd, die haalt ook nog de M&M’s en die had ook nog wat ideeën voor morgen, voor een klus. Dat is hoe het werkt. Dan zien mensen jou.

Hoe klein, betekenisloos, ongezien de klus ook is, die doe je zo goed mogelijk.

Eva Jinek

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want dat deed jij dus tijdens je stage voor de NOS in Washington bij Charles Groenhuijsen, die toen correspondent was. En hoe zag die redactie eruit? Was het alleen jij en Charles?

EVA JINEK: Nee, Charles deelde het kantoor met Tim Overdiek, de radio correspondent voor de NOS. Die heeft mij dus ook aangenomen. En nog een producer, Hans. En twee stagiairs. En ook nog de correspondent voor België, Greet. Ze deelden een kantoor in downtown Washington, een beetje de Nederlands-Belgische afdeling. Klein kantoortje, dit was het. Zoveel mensen zaten er. En elke dag was je op kantoor als stagiair, ik samen met die ander. En ja, weet je, zoals stageklussen zijn: ook weleens een statief dragen, gewoon ergens naar een persconferentie. Meedenken, als ze er tijd voor hadden om ons te vragen van: “We gaan naar New Hampshire, we gaan iets maken over gun control, hebben jullie nog een idee meiden?” Weet je wel, driftig meedenken en kijken. Gewoon een onwijs mooie kans om te luisteren en te kijken.

ERNST-JAN PFAUTH: En die stage krijgen is best een dingetje. Ik heb dat ooit ook geprobeerd. Dat was denk ik mijn eerste grote afwijzing. [Lacht]

EVA JINEK: [Lacht] Weet je ook waarom?

ERNST-JAN PFAUTH: Geen ervaring met televisie en radio. Ik deed een andere stage in New York. En ik wilde blijven… 

EVA JINEK: Je zat al in New York!

ERNST-JAN PFAUTH: …maar helaas. En er kwamen enorm veel aanmeldingen. Dus ze konden ruim kiezen. Hoe is het jou gelukt?

EVA JINEK: Ik herinner me nog dat ik die advertentie daarvoor zag, online, bij de pagina van de Universiteit Leiden waar ik studeerde. En dat was ’s nachts toen ik weer druk was voor mijn scriptie, ging ik weer allerlei andere dingen doen. Ik zocht een uitweg. Toen zag ik dit, en dit is ook weer zo’n filmisch moment, dat ik in mijn eentje daar op de Apothekersdijk zat en ik zat te kijken naar die gloeiende beeldschermen. Ik dacht: ‘Oh my god, dit roept mij. Deze stageplek roept mij. Ik moet dit krijgen.’ 

Ik heb de gordijnen dicht gedaan. Toen ik eindelijk aan de beurt was, had ik een brief gestuurd. En de openingsalinea van mijn brief ging over hoe groot de lucht is in Amerika. Dat ik me dat zo herinnerde, van daar opgroeien. Niet dat ik dat zei over Nederland, van de lucht zit vaak op je hoofd, weet je, als het bewolkt is. Maar zo’n najaarslucht in Amerika, in Washington, Virginia, waar ik opgroeide daar, in het zuiden. Dat was gewoon immens. En dat voelt dan, die fysieke ruimte, voelt als immense mogelijkheden. Dat is de verbeelding eigenlijk van dat gevoel. En daar schreef ik over in mijn eerste alinea. En ik geloof ook nog over de geur van geslepen potloden, zoiets.

ERNST-JAN PFAUTH: [Lachend] Wat heeft dat te maken met Amerika dan?

EVA JINEK: Ik denk mijn herinnering aan de herfst of mijn herinnering aan school in Amerika.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh ja.

EVA JINEK: Dat begon altijd met nieuwe potloden aan het begin van het schooljaar. En daarna werd het weer zakelijker van: luister, ik studeer Amerikaanse geschiedenis. Ik ben Amerikaans, ik spreek Engels. Ik heb een voorliefde en kennis ook van het land en ik wil dit ongelofelijk graag. En zoiets was het. Toen werd ik gebeld en toen moest ik aan de telefoon inderdaad solliciteren. Nou, ik zat echt onder de vlekken. Ik weet nog dat ik daarna naar mezelf ging kijken in de spiegel en ik dacht: ‘Dit gaat niet goed.’ Maar ik zat echt… alsof ik een tropische ziekte had. Zo gespannen was ik. Zo… Weet je wel, zo’n transatlantisch telefoongesprek om aangenomen te worden. En ik denk dat ik dat goed heb gedaan. Ik ben natuurlijk wel een enthousiast iemand. Dus als ik eenmaal… nu hoor ik mezelf ook weer de hele tijd praten. Ik denk: ‘Ik moet ook jou wat laten zeggen.’ [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Nee hoor, het gaat hier om jouw Jonge Jaren.

EVA JINEK: Als ik eenmaal begin dan… en ik denk dat ik dat toen ook was. En zo heb ik het gekregen.

ERNST-JAN PFAUTH: En was dat met Tim of met Charles?

EVA JINEK: Met allebei.

ERNST-JAN PFAUTH: Met allebei! Oh, wauw.

EVA JINEK: En Hans zat ook aan de lijn. Dus je had ook nog dat horkerige, weet je wel, van dat vier verschillende mensen aan één telefoonlijn met elkaar praten. Oh man, horror. Ja, maar het is gelukt.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat was dus een paar jaar na de Filmacademie afwijzing? Je was gewoon steady doorgegaan met Geschiedenis. En toen kwam dit.

EVA JINEK: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En had je al interesse in journalistiek? Deed je al dingen met journalistiek?

EVA JINEK: Nee, eigenlijk niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Ha. Dus ik ben niet aangenomen omdat ik niks met radio en televisie had? En jij had niet eens wat met journalistiek! [Lacht]

EVA JINEK: Nou kijk, journalistiek… Geschiedenis is journalistiek wat mij betreft, maar dan zeg maar terugblikkend. Dus als je het hebt over verhalen schrijven, verhalen maken, dat is voor mij allemaal één geheel. En dat was daar ook. Ik zou dan verhalen gaan maken over Amerika. En ik studeerde natuurlijk Amerikaanse Sociale Geschiedenis. Dus ik zat al zo diep in, nu als volwassene – niet alleen als kind in mijn eigen beleving – maar nu ook als volwassene, in de Amerikaanse Geschiedenis. Dus het idee dat ik dan daar ook weer verhalen over zou kunnen maken… Want dat denk je als je een stage begint van: ‘Ik ga verhalen maken.’

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Dag één. 

EVA JINEK: Ja, precies. Dus dat sprak mij eindeloos aan. Ik zie dat niet als iets los van wat ik deed, eigenlijk. Als een verlengstuk.

ERNST-JAN PFAUTH: Fair enough. Dus je kwam daar aan. Je rende meteen de benen uit je lijf. Je voelde je nergens te goed voor?

EVA JINEK: Nee, nog steeds niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Is dat ook je advies aan jonge luisteraars: gewoon alles gaan doen, want dan val je op?

EVA JINEK: Ja, dat is echt mijn advies. Kijk, nu ook nog. Er werken heel veel mensen bij mij op de redactie die ooit begonnen zijn als stagiair. Ik heb gewoon… als ik op de redactie ben en er gebeurt iets met breaking news. Er zijn altijd stagiaires bij ons op de redactie. Als ik eerder opsta om de volume knop harder te zetten van de televisie die aanstaat dan een stagiair, dan denk ik: ‘Jij gaat het niet redden.’ Dat is gewoon… 

ERNST-JAN PFAUTH: Hm. Weten jouw stagiaires dit?

EVA JINEK: Ik hoop het nu wel. [Lacht] Er zijn er genoeg die mij echt… die ik gezien heb. Omdat ze elk laatste detail van wat ik aan ze vroeg of wat hun taken waren zo hebben gedaan dat ik dacht: ‘Hé, wie is dat jonge meisje of jongen die zo goed…’ En we hebben er zo veel door de jaren heen op die manier aangenomen. Dus het werkt echt. Kijk, hoe krijg je in godsnaam anders je voet tussen de deur? Moet je dan een brief schrijven naar een talkshow redactie of naar de NOS van: hi, ik ben die en die en net afgestudeerd, mag ik bij jou? Dat zijn er duizenden, weet je wel, die aanmeldingen. Of honderden. 

Je moet zorgen dat je die stageplek krijgt, maar als je binnen bent, dat is je kans om te laten zien wie je bent. Het is hoe je groet als je binnenkomt. Het is hoe je meedenkt in een vergadering, ook al wordt er niet expliciet aan jou gevraagd van: “Hey, heb jij ook wat voorbereid?” Je kan gewoon wachten totdat iedereen uitgepraat is. Zeg je: “Trouwens, ik zat nog te denken, misschien is dit een leuk idee.” Geloof me, dat valt echt op. En dat onthouden mensen en die mensen worden aangenomen.

EVA JINEK

Je moet zorgen dat je die stageplek krijgt, maar als je binnen bent, dat is je kans om te laten zien wie je bent. En dat zit hem in elke… Het is hoe je groet als je binnenkomt. Het is hoe je meedenkt in een vergadering, ook al wordt er niet expliciet aan jou gevraagd van: “Hey, heb jij ook wat voorbereid?” Je kan gewoon wachten totdat iedereen uitgepraat is. Zeg je: “Trouwens, ik zat nog te denken, misschien is dit een leuk idee.” Geloof me, dat valt echt op. En dat onthouden mensen en die mensen worden aangenomen.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja dus ‘show don’t tell’ eigenlijk.

EVA JINEK: Absoluut. Absoluut.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe was het om terug te komen in D.C.? Voelde dat als een soort overwinning? Was je trots?

EVA JINEK: Ja, ik was beretrots. Ik ging in een international student house wonen waar er volgens mij gallon cans of flessen van vodka werden gekocht om spelletjes mee te spelen. Het was gewoon, het was echt een feest. Ik kan het niet anders zeggen. Het was vlakbij DuPont Circle, waar vroeger als kind mijn tandarts zat, dus dat was voor mij glamorous downtown. En nu was ik daar als volwassene en ik deelde een kamer met een Japans meisje die de hele nacht studeerde. I was living the life. Ik was gewoon in Amerika met een serieuze stage. Ik vond het geweldig.

ERNST-JAN PFAUTH: Je ouders zijn teruggegaan omdat ze wilden dat Jan en jij in Europa opgroeiden. Dus de American dream hadden ze eigenlijk een beetje uitgespeeld. En toen dachten ze: ‘Ook al hebben we een zwembad enzovoort, we willen terug.’

EVA JINEK: [Lacht] Vooral mijn moeder denk ik. Het is gewoon een extreem harde samenleving. Dat is nu nog extremer dan toen ik kind was. Maar dat was toen al zo. En zeker in de jaren tachtig, toen ik in Washington woonde, dat was een van de meest gesegregeerde steden die er waren in Amerika. Daar was zoveel abjecte armoede zichtbaar in de stad die ook zó rijk was. Dat was iets waar mijn moeder vooral, niet mee kon leven. Die wilde echt terug naar een socialere samenleving. En mijn vader uiteindelijk ook. Ik denk dat als hij het helemaal zelf had mogen beslissen, dan was hij denk ik gebleven. Maar zij doen

alles samen. En dit was dan echt een wens van mijn moeder, om terug te gaan naar een andere soort samenleving waar wij zouden opgroeien. 

ERNST-JAN PFAUTH: Jij was elf, dus dan krijg je alles mee. Hoe werd je dit medegedeeld? 

EVA JINEK: Op slinkse wijze, kan ik zeggen.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh echt?

EVA JINEK: Ik ben er nog boos over. [Lacht] Nee. Of we mee gingen wandelen. Of Jan en ik mee gingen wandelen in het park vlakbij ons huis in Washington. En ik was elf en Jan was negen. Ik had al argwaan, want het was al een paar keer soort quasi nonchalant gevraagd van: “Hoe zouden jullie het vinden om in Nederland te wonen, eigenlijk?” En we waren er weleens op vakantie geweest. En omdat ik argwaan had, had ik al meteen al gewoon zoiets van: nee, dat moeten we niet willen. Zo’n pad moeten we niet willen bewandelen. Maar Jan, mijn broer, had twee expliciete herinneringen aan Nederland. Dat is één: Duinrell, pretpark in Wassenaar.

ERNST-JAN PFAUTH: Leuk.

EVA JINEK: Ja, heel leuk. En het feit dat destijds de politie in een witte Porsche 911 rondreed.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh ja! Dat was wel vet.

EVA JINEK: Ja. En Jan, auto-obsessed, was helemaal altijd aan het freaken als we in Nederland waren van: “Oh my god, weer een politieauto!” Dus Jan die zat meteen van: “Ja, lachen, lijkt me super leuk.” Dus ik nam hem apart, ik zei: “Gast, dit is niet alles hè, er is meer. Dan moeten we Nederlands gaan praten, we moeten naar school met Nederlandse kinderen die we niet kennen.”

ERNST-JAN PFAUTH: Want Jan en jij spraken Engels toen met elkaar?

EVA JINEK: Alleen maar Engels. We zijn Engelstalig opgevoed en mijn ouders spraken met elkaar Tsjechisch. Dus ik sprak ook wel Tjechisch, maar ook niet goed. Maar echt geen woord Nederlands. Ja, ik denk dat wij… Jan en ik vonden het heel grappig dat mijn ouders dan wel eens zeiden: “Dankjewel, hoor.” En ‘hoor’ klonk voor ons als ‘hoer’. Dus wij vonden dat hilarisch als twee Amerikaanse kinderen. En dat was het.

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Ja.

EVA JINEK: Nou, dus we krijgen die wandeling en dan wordt dan een beetje gezegd van: “Nou, we gaan het toch doen.” Ik weet ook nog dat ik dacht van: ‘Als ik nou echt met goede argumenten kon, dan kan ik ze overhalen.’ Ook zware overmoed. Het huis was al verkocht. En in november, de dag na Halloween, gingen we verhuizen. En ik denk dat ik… dat dat een woensdag was, of een donderdag. En maandag zat ik op een Nederlandse school.

ERNST-JAN PFAUTH: Holy shit.

EVA JINEK: Ja, dat inderdaad. Dat schreeuwde ik de hele tijd in mijn hoofd: holy shit. En mijn ouders hadden heel bewust in Den Haag gezocht naar een school waar er 0,0 expat kinderen waren. Want je had veel kinderen van Shell-ouders en diplomaten enzo. Nee, dat ging ze niet doen. Ze wilden gewoon echt dat Jan en ik ondergedompeld zouden worden in een Nederlandse school, want dit ging het worden. We gingen in Nederland wonen, dan moet je maar Nederlands leren. Dat was zeer traumatisch, ik kan het niet anders zeggen. 

Want op mijn allereerste dag werd ik vooraan in de klas gezet bij de meester en dat vond ik al heel intens natuurlijk dat iedereen naar mij keek. En toen gingen we een dictee maken en ik zei: “Maar ik versta gewoon niet wat er nu gebeurt.” En de meester zei: “Nee joh, maak je niet druk, ga gewoon lekker fonetisch mee schrijven.” Maar als je het niet verstaat, versta je ook echt helemaal niks.

ERNST-JAN PFAUTH: Nee.

EVA JINEK: Je hoort misschien een k-klank of een t. Maar je kan geen enkel woord ontwaren. Het lijkt ook allemaal één woord. Dus ik zit vooraan. Ik moet schrijven. Iedereen om me heen zit te schrijven. Ik weet niet wat ik hoor. Ik kan niet schrijven. Ik ben in één keer analfabeet geworden. En dus ik begin te huilen, daar in die klas. Terwijl de hele klas naar mij zit te kijken.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is op die leeftijd extra awkward.

EVA JINEK: Ja, en ik werd ook een klas teruggeplaatst natuurlijk. Omdat ik halverwege het schooljaar kwam, had ik eigenlijk de CITO-toets moeten maken. Maar ja, ik kon niet lezen of schrijven. Nee, dat was echt… En elf is echt oud genoeg om helemaal… Weet je, ik laat mijn vrienden achter. Je bent net zo bewust van wie je bent, wat je aan het doen bent. Ging niet meer op zomerkamp, ging Halloween niet meer meemaken. Christmas gingen we ook niet meer meemaken. Ik ging echt… ik was weggerukt daaruit. Ik kende niemand, dus ik was heel, ook heel, ik vond mezelf heel zielig toen. 

En achteraf is dit een waanzinnig sleutelmoment geweest in mijn leven. Want van het ene moment op het andere heb ik beseft hoe onthand en machteloos je bent als je niet spreekt. Als je niet kan communiceren, wat mij blijkbaar goed afging tot dat moment… Daar denk je niet over na als kind, je spreekt gewoon de taal die je spreekt. Als je dat niet kan, dan maakt het niet uit hoe slim je bent of hoe lief je bent, of hoe grappig of hoe sociaal, doet er allemaal niet meer toe, want niemand kan dat zien.

ERNST-JAN PFAUTH: En je kan je niet uiten. Je humor ben je kwijt, alles.

EVA JINEK: Je hele persoonlijkheid wordt uitgewist. Als het ware, zo voelt het. En in dat moment was ik niet alleen verdrietig, maar ook, ik schaamde me dood. Ik was ook heel boos, natuurlijk ook op mijn ouders. Maar ik dacht wel: ‘Dit nooit meer.’ Dit mag mij nooit meer overkomen. En dat is een enorme motor geweest voor mij, om Nederlands te leren. Om te leren communiceren, om te zorgen dat ik nooit de stille was, die niet meer mee kon komen, omdat ik niet kon praten of me niet goed kon uitdrukken.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is gelukt. [Lacht]

EVA JINEK: [Lacht] Kijk waar ik nu zit! Ik praat als werk. Dus dat is gelukt.

ERNST-JAN PFAUTH: En er kijken er zoveel mensen naar. En toen je dus later in Washington D.C. weer terug was, tien jaar later, elf jaar later, had je toen zoiets van: eigenlijk wil ik hier weer blijven?

EVA JINEK: Nee, dat had ik niet. Ik vond het heerlijk zolang ik er was. Ik was er denk ik zes maanden, dus echt een lange stage. Toen ben ik ook nog even, toen het klaar was, ging ik terug naar huis. Na drie weken belde Charles weer op en zei: “Ik heb extra handen nodig tijdens de verkiezingen, kom je helpen?” Nou was ik ook weer helemaal in de walhalla, dus ik mocht helpen met die verkiezingen toen.

ERNST-JAN PFAUTH: Welke waren dat?

EVA JINEK: Dit moet zijn, 2004.

ERNST-JAN PFAUTH: O ja, dus Bush tegen Kerry.

EVA JINEK: Ja, en Charles had me ook nog meegenomen naar de Democratische conventie.

ERNST-JAN PFAUTH: Vet. 

EVA JINEK: Dat was waanzinnig.

ERNST-JAN PFAUTH: Heb je Obama zien spreken voor het eerst?

EVA JINEK: Ja, dat was ook… Er was dus geen accreditatie voor de stagiair, dus dat je niet naar binnen mocht. Je moest een pasje hebben dat je naar binnen mocht in die enorme congresruimte. En ik weet nog, dat was in een soort amfitheater gebouwd, maar in een extreme vorm, dus echt heel hoog. En Charles kwam naar buiten stormen, waar ik, volgens mij, in mijn eentje met een statief zat te wachten. Hij was binnen met de cameraman, die had de camera op zijn schouder. En ik stond buiten met het statief te wachten bij de bovenste ring en hij kwam naar buiten. En hij haalde zijn accreditatie, dat pasje wat aan een ketting zat, haalde die van zijn nek af, deed die om mijn hoofd en zei: “Je moet nu naar binnen, je moet deze man zien spreken.” 

Charles Groenhuijsen haalde zijn accreditatie van zijn nek af, deed die om mijn hoofd en zei: “Je moet nu naar binnen, je moet deze man zien spreken.”

Eva Jinek

En hij duwde me zo naar binnen en ik heb echt verlammende hoogtevrees. Ik kan gewoon dan niet lopen en ik keek zo echt in dat zwarte gat naar beneden en ik durfde bijna niet te bewegen. Maar ik dacht: ‘Ja, Charles staat achter me, die zegt dat ik naar binnen moet, ik moet dit doen.’ Dus echt een soort met moeite naar beneden gekropen en daar stond Obama te spreken. Op afstand. Dat heb ik toen gezien. Dat was de eerste keer dat hij op een groot podium sprak. En dat mensen ook zeiden: “Wie is die man? Wat een betovering als hij spreekt.”

De speech van Obama in 2004

ERNST-JAN PFAUTH: Dat was de ’there are no blue states, there are no red states’ speech. Geloof ik, of niet? 

EVA JINEK: Dat weet ik niet eens meer.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar Charles was dus zo onder de indruk dat hij naar buiten rent om jou te halen?

EVA JINEK: Ja. 

ERNST-JAN PFAUTH: Wat lief.

EVA JINEK: Wat onwijs lief, he? 

ERNST-JAN PFAUTH: Waarom deed hij dat?

EVA JINEK: Ik denk dat hij ook een waanzinnig goede stagebegeleider was. Dat ik mee mocht naar de Democratische conventie, dat deed hij met stagiairs. Als ze gewoon goed hun werk deden dan werd je beloond, mocht je mee op zo’n reis. Want uiteindelijk is het voor zo’n correspondent, dat heb ik ook van Charles geleerd en ook gezien, het is een hondenbaan. Die mensen werken 24 uur per dag. Op afstand, met nauwelijks ondersteuning. Je moet altijd paraat staan voor het journaal. Je kan echt niet zeggen: “Ik heb nu even vrij, ik heb een barbecue.” Niks daarvan. Het is gewoon altijd jakkeren. Die mensen geloven er ook in. Het is niet een baan, maar het is een lifestyle. En dan krijg je zo’n, weet je wel, van die meiden, van die stagiaires die helemaal niks weten. Die eerder een blok aan je been zijn dan dat ze behulpzaam zijn. Maar toch deed hij dat heel monter enzo. En als je dat goed oppakt, dan werd je ook beloond. En hij nam me dus mee naar die conventie, die Democratische conventie in Boston was dat.

ERNST-JAN PFAUTH: Mooi dat je vier jaar later, full circle, vervolgens de presidentsverkiezingen mocht verslaan. Maar goed, dat is een stap die we…

EVA JINEK: [Lacht] Maar zo zie je maar hoe belangrijk iemand kan zijn die je stagebegeleider is. Die op dat moment… Hij hoefde mij niet te halen. Het is precies wat je zegt: wat lief. Hij dacht aan mij, dat ik buiten stond en dat ik dat niet zag, en hij wilde dat delen. Hij gaf me de kans om met zijn pasje naar binnen te gaan om dat te zien. Als iemand dat voor jou doet, dan moet je dat later ook voor iemand doen. Dat moet je teruggeven. Dus ik kan het niet aan Charles teruggeven, ja, ik kon zijn salades halen en zijn M&M’s. En gehoorzamen en mijn best doen en zo. En veel van hem geleerd. Maar ik moet nu degene zijn die dat voor een ander doet. En dat probeer ik ook te doen. 

ERNST-JAN PFAUTH: Ook zo gul te zijn.

EVA JINEK: Nou ja, het is gewoon een circle, weet je wel. Wat je krijgt, moet je ook teruggeven. Maar dat soort dingen, dat helpt je als jong mens op weg. Iemand die je ziet en die iets bijzonders laat zien. Ik was zo, zo ingenomen door dat werk toen ik daar wegging. Ik was helemaal verkocht.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar dus niet door het land? Om dat nog even af te maken. Je had dus zoiets van, in die tien jaar dat je in Nederland woonde, had je zoiets van: dit is toch mijn thuisland?

EVA JINEK: Ja, zo voelde het absoluut. Mijn familie is natuurlijk hier. Mijn ouders zijn Europeanen. Dat scheelt denk ik. Als je ouders Amerikanen zijn, is het misschien anders. Maar mijn ouders zijn, ondanks dat ze zo lang in Amerika hebben gewoond, toch ook echt Europeanen.

ERNST-JAN PFAUTH: Het had me niet verbaasd als het andersom was geweest. Dat je dacht van: ‘Oh, ik ben nu eindelijk weer terug. Het is me op eigen kracht gelukt. Ik blijf hier lekker.’

EVA JINEK: Je hebt gelijk. Dat had ook gekund. Maar ik ben ook wel een familiemens. Dus ik zou niet zomaar zo… Dat mijn ouders dat hebben gedaan is door de historische omstandigheden dat ze moesten vluchten en dat ze nooit meer naar huis konden. Maar ik zou niet zo snel mijn hele familie, mijn ouders enzo achterlaten.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja. Want ik vond een foto van je vader…

EVA JINEK: Ja, geweldig hè.

ERNST-JAN PFAUTH: Het is een podcast, dus audiodescriptie…

Pavel Jinek in 1968 voor een Russische tank in Praag.
Foto: Josef Koudelka / Magnum Photos

EVA JINEK: Nou ja, dat moeten we beschrijven dan hè? Dit is dus een foto in 1968 gemaakt, een zwart-wit foto in Praag, ergens in de stad. Ik weet niet precies waar, dat kan ik niet ontwaren. En je ziet links in beeld een Russische tank met allemaal Russische soldaten die er bovenuit piepen. En rechts zie je een groep Tsjechische demonstranten. Ik kan ook niet precies lezen wat er op hun posters staat. En in het midden staat mijn vader een beetje de weg te wijzen voor die tank van ‘ga die kant op, ga weg, ga niet tegen die mensen aanrijden’. En mijn vader was toen 22 of 23 en zat in het studentenprotest. Dus hij studeerde aan de universiteit en de studenten verenigden zich eigenlijk tegen die Russische invasie van de communisten. En hij was daar heel actief en uiteindelijk is dat ook de reden dat ze moesten vluchten. Want het was niet meer veilig voor mijn vader om in Praag te blijven.

ERNST-JAN PFAUTH: En je moeder was nog jonger, die was 18. En wat heeft het met jou gedaan toen jij die leeftijd had en, ik gok, een onbekommerd studentenleven leidde? Dat je dacht van: ‘Toen mijn ouders zo oud waren, toen stonden ze dus, nou ja, Sovjetsoldaten te overtuigen om weg te gaan.’ Wat deed dat met je?

EVA JINEK: Ik denk dat ik als 18-jarige geen besef had van waar we het over hebben. Of ook de zwaarte van wat mijn vader daar op die foto doet. En ook die vlucht. Dat kun je eigenlijk op die leeftijd niet beseffen. Het gekke, of het grappige is ook, deze foto heb ik pas als volwassene ontdekt. En dat kwam door een collega van mij bij het NOS Journaal, Lambert. Die kreeg een boek opgestuurd waarin vergeten foto’s van de Praagse Lente, in een waanzinnig mooi vormgegeven boek, waren afgedrukt. Hij was een beetje de boekenredacteur. Hij krijgt ze opgestuurd. En hij wist natuurlijk van mijn ouders. Dus hij zei tegen me: “Moet je kijken.” 

En ik zit samen met Lambert door dit prachtige fotoboek te bladeren. De fotograaf, een Tsjech, die had die foto’s nooit afgedrukt destijds. Dat was onveilig voor hem. En nu zoveel jaar later afgedrukt en daar een waanzinnig boek van gemaakt. Echt een documentair, historisch document. En wij bladeren door dat boek en het valt open op deze foto. En ik zeg: “Lambert, dat is mijn vader.”

ERNST-JAN PFAUTH: Wow. 

EVA JINEK: Dat was ook echt mindblowing, dat moment. Dus mijn vader kende die foto ook niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat bijzonder. Hoe vond hij het om die foto te zien?

EVA JINEK: Ja, hij was heel ontroerd en ook geshockeerd. Als je toch jezelf zo terugziet. Daar hadden zij geen foto’s van. En allebei hebben nul foto’s van dat zij… Mijn moeder was niet actief in protest, die was 18 en was thuis, maar… mijn vader had geen enkele foto van zichzelf dat hij dit deed. En dat je dat dan terugziet, tientallen jaren later in een boek. Ik kan me alleen voorstellen dat het mindblowing voor hem was. Het was al voor mij waanzinnig. 

En echt beseffen wat mijn ouders hebben gedaan, dat is denk ik pas… nu dat ik echt wel ouder ben. Dat ik nu dat ook in perspectief kan plaatsen. Het idee dat je ook helemaal geen geld hebt, nul. Ze hadden 42 dollar. Dat is precies wat beide ouder echtparen voor ze hadden verzameld. Dus mijn oma’s en opa’s van beide kanten. Dit is wat ze hadden aan dollars. Dat hebben ze die kinderen meegegeven. “Succes! We zien jullie over een paar maanden terug.”

ERNST-JAN PFAUTH: Met twee tasjes naar Nederland.

EVA JINEK: Ja, en nooit meer teruggezien. Later, veel later. Maar ze zijn persona non grata geworden. Ze konden daar eigenlijk het land niet meer in. Dus ze hebben hun ouders nog een paar keer gezien in hun leven, maar dat was het. Maar ze zijn nooit meer teruggegaan om daar te wonen, om gewoon hun taal te spreken in hun land. Dat was allemaal weg.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar daar was je je dus nooit bewust van?

EVA JINEK: Niet zoals ik daar nu bewust van ben.

ERNST-JAN PFAUTH: Want hoe ben je er nu bewust van?

EVA JINEK: Ja, toch ook maar met de ervaring die je hebt van: goh, hoe zou dat nu zijn als ik mijn ouders zou moeten achterlaten? Hoe zou het zijn om een leven te beginnen met 42 dollar? Als je niks hebt. Kijk, ik ben natuurlijk zo’n verwend kind hè. Mijn ouders hadden niks toen ze begonnen, maar tegen de tijd dat ik geboren ben, hadden ze alles al. Ik heb nooit… 

ERNST-JAN PFAUTH: Zwembad in de achtertuin.

EVA JINEK: Ja, ik heb nooit welke vorm van armoede ook gekend. Ik heb alleen maar privilege gekend. Alleen maar. En dat wat ik net zei over die ervaring toen ik elf was, dat ik dat als traumatisch heb ervaren. Traumatisch binnen de perken van een ongelooflijk luxe leven. Met ouders die alles voor elkaar hebben, die heel veel aandacht voor mij hadden. Oog voor wie ik was enzo. Een hele goede ervaring. Maar niet trauma zoals dit. Je land moeten ontvluchten. Arm zijn, niks hebben, de taal niet spreken. Dat heb ik nooit in mijn leven gekend. Ik ben echt een first world child wat dat betreft. Heel verwend.

ERNST-JAN PFAUTH: Hans Laroes, je oude baas bij de NOS, die zei: “Ik geloof dat haar ultieme doel is niet om talkshowhost te zijn, haar doel is denk ik de dochter te zijn die haar kansen heeft benut.” Dat was een profiel, dus je kon er niet op reageren. Maar had hij gelijk?

EVA JINEK: Ja, ik denk het wel. Ik vond het ook heel goed van Hans dat hij dat zo had gezien. Ik denk dat weinig mensen tot zo’n inzicht zouden zijn gekomen, maar ik denk wel dat hij gelijk heeft. En dat is ook iets waarvan je denkt als je opgroeit van: ‘Oh mijn verhaal is zo bijzonder, mijn ouders zijn gevlucht, ik heb een andere achtergrond en andere mensen.’ En naarmate je ouder wordt en je ontmoet steeds meer kinderen van vluchtelingen, dan zie je dat je gewoon een soort wandelend cliché bent, dat het allemaal hetzelfde is.

Kinderen van migranten hebben gewoon vaak, ik zeg niet altijd, maar vaak het gevoel van: ‘Oh mijn ouders hebben zoveel gelaten, zoveel moeten doen voor mij, om dit leven te leiden wat ik heb.’ Wat altijd beter is, of bijna altijd beter is dan hun ouders. ‘Ik ben moreel verplicht daar iets van te maken. Ik moet iets terug doen. Ik mag niet verzaken. Ik moet niet dat verkwanselen. Ik mag niet verwend zijn.’

ERNST-JAN PFAUTH: Had je dat besef dan wel al heel vroeg? Of kwam het ook pas later?

EVA JINEK: Dat ik het zo onder woorden kan brengen en aan jou kan vertellen, is wel een besef wat later is gekomen. Maar als motor in mijn bestaan, is het altijd aanwezig geweest. No fuck ups. Mijn ouders hebben zoveel moeten laten. Oh, ik ben zo verwend. Ik heb zoveel kans. Ik moet dit goed doen. Ik mag niet lui zijn. Ik mag niet gewoon verwend en lui zijn en denken: ‘Nou het komt me allemaal wel aanwaaien.’ Dat mag niet. Daarvoor hebben mijn ouders veel te veel moeten doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar je had dus niet alleen maar ‘ik wil niet lui zijn’ om gewoon heel goed in je werk te zijn, het is ook een soort morele verplichting die je voelde?

EVA JINEK: Zo voelt het wel, ja. Ja, naar je ouders toe. En dat… Nogmaals, ik dacht echt dat ik daar heel speciaal in was, maar dat hebben echt heel veel migrantenkinderen.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, Nasrdin Dchar zei het ook in Jonge Jaren. Dat hij ook die verantwoordelijkheid voelt. En je kwam terug in Nederland, Democratische conventie gehad, stage gehad. En toen dacht je: ‘Ik heb mijn passie gevonden, het wordt de journalistiek.’

EVA JINEK: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Bij de NOS.

EVA JINEK: Ja, want ik was dus terug geweest drie weken om te helpen met de verkiezingen. Ik weet nog dat Sander Warmerdam, die werd later de hoofddirecteur van Leeuwarder Courant, was toen mijn stagebegeleider, de producer. Die was er voor de verkiezingen. Die kwam mij ophalen op de dag van de verkiezingen om zes uur ’s ochtends bij mijn studentenhuis. Hij doet de deur van de taxi open en hij zegt: “Theo van Gogh is dood.” En ik begreep gewoon niet wat hij zei. Ik was zo, had zo lang toegeleefd naar die verkiezingen. Ik was zo ver af, weet je wel, van Nederland wat daar speelde. En dat was toen gebeurd en dat was zo’n onwerkelijk moment. Dat kleurde ook die hele dag. Vanuit Nederland was er ook een hele andere perceptie van wat het nieuws van die dag moest worden. 

Het was een onwerkelijke situatie. En ook wel weer, ook wel weer in real life echt een les van: zo gaat het. Bij het nieuws gaat het nooit zoals je verwacht dat het gaat. Je moet flexibel zijn, je moet gewoon… You gotta go with the flow, de hele tijd. En het avontuur, dat had ik al in die zes maanden in die stage meegemaakt, nu ook weer met die verkiezingen, is er altijd, want je weet nooit wat er gaat gebeuren. Dat gevoel, daar was ik helemaal voor verkocht. Dat wilde ik, dat wist ik. 

En het live element, dat was ook echt totale betovering. Ik zag Charles zo’n kruisgesprek doen met Washington, of met Hilversum, dat ik door zijn oortje heen hoorde hoe Hilversum met hem sprak. “Over een minuut ga je live.” En dan telde ze af vanuit Hilversum. Dat kleine, ieniemienie, soort metalige stemmetje wat in zijn oor zat. En dan ging hij vertellen in twee minuten. Met die bouwlamp die hij zelf bij een bouwmarkt had gekocht, een soort doe-het-zelf studiootje daar. Ging hij het nieuws duiden over Amerika en dan heel soepel, en dat kon hij ook natuurlijk heel goed. 

Ik was helemaal daar weg van, dat live gebeuren. Ik kon zelfs zenuwachtig worden voor een ander als die het ging doen. Ik hoefde natuurlijk zelf niks te doen. Ik hoefde alleen maar de lampen in de studio aan te zetten en erbij te zijn. Maar die opwinding, dat is tot op de dag van vandaag niet weggegaan. En dat was het moment dat ik wist: dit wil ik.

Eva Jinek

Ik was helemaal daar weg van, dat live gebeuren. Ik kon zelfs zenuwachtig worden voor een ander als die het ging doen. Ik hoefde natuurlijk zelf niks te doen. Ik hoefde alleen maar de lampen in de studio aan te zetten en erbij te zijn. Maar die opwinding, dat is tot op de dag van vandaag niet weggegaan. En dat was het moment dat ik wist: dit wil ik.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want zenuwen zijn nogal een ding hè? Ik las allemaal anekdotes over jou dat je hoopt dat dan voordat je op moet, dat je je arm breekt in de draaideur. Of dat je keihard naar de camera roept: “Ik kan het niet!” 

EVA JINEK: Ja, al dat soort uitingen die heb ik gekend. Ik heb wel goed nieuws van het front voor iedereen.

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Heb je een update?

EVA JINEK: Ik heb een update. Het is eindig. Het zal nooit verdwijnen, helemaal, maar ik denk dat dat goed is. Zelfs toen ik in de taxi zat hier naar jou toe vandaag, en ik weet: dit is niet live, maar ik wil dat het live te tapen… Ik wil gewoon dat het is zoals wij het opnemen. Maar zelfs als ik nu naar jou toe ga en ik heb 20 jaar ervaring, dus dit jaar zit ik 20 jaar in het vak, dan nog kan ik excited zijn en ook wel… niet zenuwachtig, maar gewoon gefocust, omdat ik graag wil dat het goed is. Opgewonden, excited en ook wel: het spant erom. Ik moet het goed doen. Dat maakt mijn werk ook zo leuk. Kijk, ik ben nog nooit naar mijn werk gegaan en ik dacht van: ‘Nou doe ik even.’

Dit jaar zit ik 20 jaar in het vak, dan nog kan ik excited zijn en ook wel… niet zenuwachtig, maar gewoon gefocust, omdat ik graag wil dat het goed is. Opgewonden, excited en ook wel: het spant erom. Ik moet het goed doen. Dat maakt mijn werk ook zo leuk. Kijk, ik ben nog nooit naar mijn werk gegaan en ik dacht van: ‘Nou doe ik even.’

Eva Jinek

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, het is dus iets positiefs, want ik dacht van tevoren: ‘Hoe ga je daar een godsnaam mee om als je elke keer zo zenuwachtig bent en een half jaar per jaar live moet?’ Maar omdat je net zei over Charles Groenhuijsen, dat hij dan dat metalen stemmetje in zijn oor heeft en dat die opwinding, dat je dacht van: ‘dat wil ik ook’, is het dus ook iets wat het de moeite waard maakt ofzo, het werk?

EVA JINEK: Absoluut, absoluut. Maar het is heel lang… is het geweest van dat het ook wel een lijdensweg was. Dat ik echt dacht: ‘Jezus, heeft iedereen dit?’ Ik vroeg het ook steeds aan andere mensen, weet je wel, die op tv waren. Zei ik: “Heb jij dit ook? Ben jij dan ook zo?” En dan zeiden ze: “Nou ja, een beetje maar.” Of helemaal niet of wel in meer of mindere mate. Maar ook mensen die mij vertelden, echt grote tv-sterren die zeiden:

“Ik moet spugen voordat ik iets groots heb. Ik kan niet eten. Ik kan niet slapen.” Dat was troostrijk in die zin dat ik dacht: ‘Oké, ik ben niet helemaal gek.’ Maar ik heb wel momenten gehad dat ik dacht: ‘Het duurt me te lang. Ik denk dat dit misschien niet voor mij is, omdat ik lijd toch nog best wel veel in de aanloop naar zo’n uitzending toe.’ Het plezier had ik eigenlijk pas als het afgelopen was. En dat is mijn update van het front: dat ebt weg. Maar je moet…

ERNST-JAN PFAUTH: Vanaf wanneer ongeveer?

EVA JINEK: Nou, wel al jaren inmiddels. Ja, en nu, en dat is misschien dan wat ik kan meegeven. Kijk, het duurt heel lang om ervaring op te bouwen. Er is ook nooit een verkorte weg daar naartoe. Er is geen cursus die je kan volgen, zeker als je live dingen doet, of het radio of tv is. Er is maar één weg ernaartoe en dat is gewoon helemaal integraal, linear uitvoeren. En het moet ook echt zijn. Ik kan honderd keer met jou ergens gaan oefenen met z’n tweeën, dat we zeggen: “We gaan honderd keer doen alsof het live is.” Dat werkt niet zo. Je moet in je brein voelen dat het live is. Mensen zijn ook anders als het live is. Wij allemaal. 

Nou, daar is geen verkorte weg. Maar als je die weg doorloopt, als je die ervaring laat stapelen, dan is die er op een gegeven moment. En dan is dat zó iets lekkers. Dat is gewoon als een totaal vertrouwde, zware jas die op je schouders rust. Je stapt in de uitzending en je weet, ongeacht wat er zo meteen gaat gebeuren, ook al doet iemand helemaal knettergek, ook al valt de ander stil, ook al valt een lamp om, whatever happens, ik ga me redden. En dat geeft zoveel rust en plezier, waardoor je kan genieten.

ERNST-JAN PFAUTH: En tot die tijd kun je die zenuwen dus eigenlijk ook omarmen. Ik weet nog dat ik mijn rijexamen moest gaan doen. Ik werd ’s morgens opgehaald door de rijinstructeur. Die zei: “Kom, we rijden nog één rondje om de laatste dingetjes te doen.” En ik verneukte echt alles. Die man was in staat het rijexamen af te zeggen. En toen moest ik het examen doen en dat ging perfect. Toen had ik het gehaald. En dat was eigenlijk de eerste keer dat ik erachter kwam dat… Generale repetities en zo, ben ik ook altijd super slecht. Oefeningen, voorgesprekken, doe ik allemaal niet goed. Maar als het dan echt moet, dan stijg ik boven mezelf uit. Dus ik ben het ook… Want ik had dan, mijn variant van zenuwen waren enorm trillende handen enzo. Maar ik ben het gaan omarmen van: ‘Oh, blijkbaar vind ik dit heel belangrijk.’ En helpt het me ook.

EVA JINEK: Ja, het helpt ook. Zie het inderdaad als een instrument, als een middel, het tilt je naar een hoger plan. Als het je niet verlamt, dan is het echt gewoon een shot die je helpt, naar scherpte, naar prestatie, et cetera. Je wist dat dat rondje geen consequenties zou hebben. Dus blijkbaar toch… jouw brein houdt je ook voor de gek. Die denkt: ja, ik ga het gewoon niet doen. Ja, want waarschijnlijk dacht je niet: ik stap in de auto en ik ga het bewust allemaal verkloten.

ERNST-JAN PFAUTH: Nee, ik deed wel gewoon mijn best.

EVA JINEK: Ja, maar dat leverde niks op. Maar toen het er echt om spande… Nou, zo moet je dat ook zien. Je moet het zien als een vleugje extra. Tilt je naar een hoger plan, maakt het ook opwindend.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want je ziet ook weleens sprekers waarvan ik dan denk: ‘Jij vindt het niet spannend.’ En dan is het meteen ook niet leuk.

EVA JINEK: Ik heb precies hetzelfde als jij. En ook… Goed, we kijken niet naar elkaar om laksheid te zien, hè. Je wil iemand in optima forma zien. Je wil iemand zien die op het scherpst van de snede, met enthousiasme, met energie iets zit te vertellen. En in de hoop dat het dan wat teweeg brengt bij jou, dat het overkomt. En mensen die heel laissez-faire zijn of heel laconiek… die moeten zoeken naar woorden of wat dan ook, ja, dat maakt ook minder indruk.

ERNST-JAN PFAUTH: En is het verlammend voor jou geweest op momenten?

EVA JINEK: Ik ben nooit verlamd geweest. Ik heb nooit een black-out gehad. Ik heb me altijd gered. Alleen ik vond het soms niet leuk meer dat ik echt dacht van: ‘Is dit voor mij?’ Weet je wel? Is dit het leven? Heb ik wel het goede gekozen’ Misschien probeer ik mezelf in een hokje te duwen waar ik dan toch niet echt in pas. Omdat ik zoveel voel erbij, omdat ik er last van heb.

ERNST-JAN PFAUTH: In welke fase was dat dan?

EVA JINEK: Ik denk sowieso toen ik voor het eerst het nieuws ging lezen bij het journaal, dan heb je het gevoel alsof je hart stopt. Je denkt echt: ‘Ik heb een fysieke reactie, mijn hart stopt.’ Ik weet nog dat ik daar stond om voor het eerst het journaal op drie, wat was het, zes minuten, mocht ik lezen. En dan… de regisseur zat achter mij, het was in de regieruimte. En ik ben natuurlijk een grappenmaker, dus ik zit de hele dag grapjes te maken om mezelf een beetje te helpen. Maar zo naar die laatste paar minuten toe, waar de grappen me wel vergaan. Toen zei ik: “Ik denk dat ik dood ga.” En dan, die hele regie valt stil, want die denkt: ‘Ja meid, we gaan over drie minuten live, dus het is echt jouw probleem.’ En dan zit de nood zo hoog dat je het gaat uiten. Dat is wel, dat is ook een les trouwens. Probeer het niet weg te stoppen.

Eva Jinek in 2009

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, vertel erover.

EVA JINEK: Ja, kijk, liever zou ik niet nu nog met jou hier zo over praten. Omdat ik denk van dat kleurt een beetje het beeld. Ik ben heel zelfverzekerd in mijn werk. En doordat ik altijd zo open ben geweest over die zenuwen, heeft dat vaak de overhand gekregen. Misschien inmiddels niet meer, maar toen wel. Tegelijkertijd, ik denk wel dat ik mensen help door het te vertellen.

ERNST-JAN PFAUTH: Zeker.

EVA JINEK: Het is normaal en het is oké. En probeer het vooral niet weg te stoppen.

ERNST-JAN PFAUTH: Het is een goed offer dat je nu maakt door er toch over te praten. [Lacht]

EVA JINEK: Met plezier. En dat het dus weggaat. Maar dat is ook weer een grote vraag die ik ook niet definitief voor jou kan beantwoorden. Heel veel dingen in mijn leven die de moeite waard waren heb ik pas gevoeld nadat ik heel lang heb doorgezet. Hoe lang is te lang? Weet je, wanneer doe je jezelf geweld aan? Ik vind er veel voor te zeggen dat jonge mensen zeggen van: “80 uur per week, deze offers, ik heb het er niet meer voor over. Ik wil een ander soort leven leiden.” 

Terwijl ik voel de diepe bevrediging en excitement van werk wat doorleefd is, omdat ik heel lang heb volgehouden. Dus ik heb oprecht getwijfeld van: als ik zo lijd van de zenuwen, zit ik dan wel op het goede pad? Maar nu dat ik aan de andere kant van het bos eruit ben gelopen, zeg ik: “Ja, goed dat ik heb volgehouden.” Want nu heb ik zoveel genot van mijn werk en excitement. Ik probeer weleens te fantaseren over een kantoorbaan waarbij ik dan zeg maar om 11 uur met mijn collega dan even een koffietje ga drinken… waarbij er geen live uitzending is. Ik ben er natuurlijk helemaal aan verslingerd.

ERNST-JAN PFAUTH: Je bent voor eeuwig verpest.

EVA JINEK: Ja, als een belastingaangifte of de boodschappen doen, als dat een live event was, dan zou het fantastisch zijn.

Ja, als een belastingaangifte of de boodschappen doen, als dat een live event was, dan zou het fantastisch zijn.

Eva Jinek

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Wie weet is er ergens een omroepbaas die hier een format in ziet. Educatief programma.

EVA JINEK: [Lacht] Boodschappen doen met mij.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe, want… Oké, dus als het verlammend is, gewoon doorgaan. Om dat onderwerp af te sluiten. Want ik weet zeker dat er mensen zijn die luisteren die…

EVA JINEK: Niet afhaken. Gun jezelf dat luxe gevoel van ervaring, waarbij je weet: welke bal iemand nu ook naar mij toe gooit, ik ga hem vangen, komt goed. Maar dat kost gewoon tijd.

Haak niet af. Gun jezelf dat luxe gevoel van ervaring, waarbij je weet: welke bal iemand nu ook naar mij toe gooit, ik ga hem vangen, komt goed. Dat kost tijd.

Eva Jinek

ERNST-JAN PFAUTH: En in 2018 deed jij mee, ik heb dat op YouTube teruggekeken, met Dream School. Een programma waarbij je les moet geven aan jongeren die een achterstand hebben opgelopen. En bij het intro van het programma zei je: “Toen ik jong was, hebben mensen dingen tegen mij gezegd waar ik heel veel aan gehad heb later.” Het was niet een heel lang intro, daarna moest het door. Dus bleef bij mij hangen de vraag: wat hebben mensen tegen jou gezegd waar je heel veel aan gehad hebt? Wat waren bepalende momenten?

EVA JINEK: [Lacht] Dan moet ik even nadenken. Ik weet zeker dat het zo is.

ERNST-JAN PFAUTH: Je kunt niets vrijblijvend zeggen op televisie.

EVA JINEK: Nee, dat is ook zo. Ik weet zeker dat het zo is. Oké, dit is dan heel klein en huiselijk, maar het vertaalt zich wel naar mijn filosofie. Als mijn broer en ik vroeger iets niet opruimden, dan zei mijn moeder: “Als jullie het niet doen jongens, dan moet ik het doen.” En dat zal bij het ene kind het ene oor in gaan en het andere uit. Bij mij appelleerde dat aan een soort schuldgevoel van: mijn mamaatje moet het dan doen. Echt niet dat ik het dan altijd deed, maar ik hoorde het wel. Ik dacht wel van: ‘Oeh, dat is niet goed.’ Als je iets niet doet; iemand moet het doen of het gebeurt niet. En dit is dan de kern van hoe ik denk over dingen: ieder detail telt. Dus heel vaak maken we een weging in ons leven: dit is belangrijk, dit is niet belangrijk. Nou, laat maar zitten, hoef ik niet te doen. Het komt wel goed. Als ik dat even goed doe, dan komt het wel goed. Maar daar geloof ik niet in. Het zit hem echt in elke laatste detail. Als je wil dat iets heel mooi is of doorwrocht of uitgedacht of een diepere laag heeft, dat het mensen raakt, dat het zin heeft, dat je weet hoe je moet reageren als het anders gaat dan je denkt, dan moet je het tot in detail voorbereiden.

Als je wil dat iets heel mooi is of doorwrocht of uitgedacht of een diepere laag heeft, dat het mensen raakt, dat het zin heeft, dat je weet hoe je moet reageren als het anders gaat dan je denkt, dan moet je het tot in detail voorbereiden.

Eva Jinek

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe kwam dat vroeg in jouw carrière tot uiting dan?

EVA JINEK: Ik denk dat de meest acute vorm is dat je merkt op het moment dat je iets hebt overgeslagen, dan word je er altijd mee geconfronteerd in de live uitzending. Als je denkt: ‘Nou ik heb het wel goed genoeg gelezen’ of ‘Dat weet ik wel’… Juist dat dingetje waar je niet op hebt gelet, komt als een boemerang terug. En ik kan nu niet specifiek één ding noemen, maar dat werd op een gegeven moment een les waar ik niet meer omheen kon. En je kan zeggen, weet je wel, is het niet een relaxter leven als je niet zo daarop gefocust bent? Maar ik vind het een relaxed leven om met details bezig te zijn. Dat zijn de dingen die ambacht ambacht maken, die het mooi maken. 

Dat als iemand iets zegt dat je kan… Bijvoorbeeld nu, jij kan reageren op dingen die ik vertel omdat je alles over mij hebt gelezen. Jij kan inhaken bij het hele verhaal. Je zit niet hier bleu te luisteren van wat vertelt deze vrouw eigenlijk, terwijl je het in je processor moet verwerken. Jij weet gewoon: dit vond ik interessant, nu gaat ze misschien zoiets zeggen. Daardoor kan je spelen. Daardoor heb je een vrij gesprek. Daardoor hoef je niet de hele tijd op je blaadje te kijken van waar gaan we nu naartoe? Dat is omdat je het hebt voorbereid. Als je het niet hebt voorbereid, dan ben je overgeleverd aan… rommel, eigenlijk.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dus sweat the small stuff, eigenlijk.

EVA JINEK: Always sweat the small stuff. Want dan kan je vliegen. Dan kan je alles loslaten. Als ik jouw blaadjes nu weghaal, komt het helemaal goed. Je hebt het voorbereid. 

Always sweat the small stuff. Want dan kan je vliegen. Dan kan je alles loslaten.

Eva Jinek

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, het blaadje is meer als backup.

EVA JINEK: Tuurlijk! En ik heb altijd blaadjes bij me, waar ik ook ben. Maar als je het hebt voorbereid, als je hebt nagedacht over welk detail… Dat je uit je hoofd aan mij kan vertellen wat mijn cv is, waar mijn ouders vandaan komen, hoe dat is gegaan. Dat geeft jou de zelfverzekerdheid om met mij te improviseren, om gewoon te volgen wat zeg ik, wat vind jij interessant. En je weet dan je lijn in je hoofd omdat je het hebt voorbereid. Als je het niet had voorbereid, zit jij hier tegenover mij blij te zijn dat er geen video bij is, want dan kan je de hele tijd spieken op je blaadje.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat grappig dat je zo’n les van je moeder, zo’n opvoedkundige les, dat je dat zo helemaal naar werk hebt vertaald.

EVA JINEK: Ja, maar het zit hem in kleine details. En ook, kijk, heel veel mensen zijn goed in het laten lijken alsof het geen moeite kost. Dat is schijn. Laat je niet bedriegen daardoor. Alleen omdat ze het niet eerlijk vertellen, betekent niet dat het niet zo is. De echte grote mensen, de mensen die je bewondert, waarvan je denkt: ‘Het lijkt alsof ze het uit hun mouw schudden’, die hebben het voorbereid.

ERNST-JAN PFAUTH: Een iemand die dat aan zijn kont heeft hangen is Jeroen Pauw. Die is jouw mentor geweest. Een van de beroemdste mentorschappen in Nederland volgens mij. 

EVA JINEK: [Lacht] Ja, dat denk ik ook, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Vroeg in je carrière keek hij dan mee bij talkshows. En dan ging hij zeggen wanneer hij zich verveelde. Dat vond je verschrikkelijk om mee te maken, maar je hebt er wel veel aan gehad.

EVA JINEK: Zeker.

ERNST-JAN PFAUTH: Waar, als luisteraars nou ook een mentor gaan willen zoeken: waar moet een goede mentor aan voldoen? Hoe vind je die?

EVA JINEK: Dat is een hele goede vraag. Hoe je die vindt, vind ik lastig. Maar ik geloof wel dat als je de boodschap het universum instuurt door het aan veel mensen te vertellen, dan in ieder geval weten mensen dat je ernaar op zoek bent. Dus op je kamertje zitten en denken: ‘Ik heb een mentor nodig’, gaat niks opleveren. Als je iemand ontmoet waarvan je denkt: ‘Ik bewonder hoe jij werkt of hoe je denkt’, ook al is het een beetje anders dan wat jij doet, of wat dan ook. Waarom niet? Schroom niet om op iemand af te stappen. Bijna alle mensen vinden het leuk om iemand anders te helpen.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat heb je daar eigenlijk aan? Dat is een heel erg obvious vraag, maar het is niet een heel erg Nederlands concept, mentorschap. In Amerika is het heel normaal. Wat heb je daar eigenlijk aan? Hoe ben jij daardoor gegroeid?

EVA JINEK: Hoe kan je er niet iets aan hebben? Laat ik het zo zeggen. Iemand die de tijd neemt om met jou te zitten, om met jou naar jouw werk te kijken en daarover te praten, hoe kan je daar niet iets aan hebben? Je hoeft echt niet met iemand eens te zijn, je hoeft hun werkwijze ook niet perfect te vinden. Maar het feit dat er tijd wordt genomen om te bespiegelen op wat je doet, samen met een ander, dat je onder woorden moet brengen waarom je keuzes maakt. Als ik naast een mentor zit, zoals ik toen naast Jeroen zat, en hij zei: “Waarom zeg je dit daar? Waarom doe je dit?” Dat dwingt mij om na te denken over waarom ik dat toen deed. Zelf ga je dat niet zo snel doen. 

Dus het kan bijna niet anders, als je open staat om te leren, kan het bijna niet anders dan dat iemand je op weg helpt. En ik zou zeggen hoe diverser de groep mensen die jou helpt des te beter. Maar bijvoorbeeld nu ook, ik ben nu ook op zoek naar een mentor. Ik denk dat je je leven lang op zoek moet zijn naar iemand die jou… met jou spart over gedachten, die jou helpt om de gedachten te formuleren, maar die ook anders is dan jij, die je anders laat denken. 

ERNST-JAN PFAUTH: Want hoe komt het dan nu bij je op, dat je denkt: ‘Ik moet weer een mentor hebben?’ Is het dan als je iets nieuws gaat leren?

EVA JINEK: Omdat je die altijd moet hebben.

ERNST-JAN PFAUTH: Gewoon altijd? Het hoort bij het basisgereedschap? 

EVA JINEK: Ja, eigenlijk wel. Ik bedoel, ik heb niet het gevoel ooit dat ik uitgeleerd ben. De wereld gaat heel snel. Er zijn heel veel dingen waar ik graag over wil nadenken. Waar ik te weinig kennis van heb. Ik ben altijd op zoek naar iemand die me er iets over kan vertellen. En nogmaals, dat bespiegelen met een ander over de keuzes die je maakt en waarom je dat doet. Dat alleen al is een interessante intellectuele oefening.

ERNST-JAN PFAUTH: En het kan dus ook ongemakkelijk zijn.

EVA JINEK: Ik hoop dat het ongemakkelijk is, want dan ben je waarschijnlijk iets aan het leren. Kijk, als iemand heel lief tegen je is van: “Ah, je doet zo je best, schatje.” Dat zijn vrienden of ouders of je partner. Dat is goed. We hebben allemaal cheerleaders nodig. Die hebben we echt wel nodig. Maar een mentor is niet bang om te zeggen van: “Eerlijk gezegd, op dit moment vind ik het niet zo goed en ik zal je ook vertellen waarom.” Of erger nog: “Hoe vind je zelf dat dit stukje ging?” Dat je dan kijkt en denkt…

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Lekker dodelijk.

EVA JINEK: Ja, precies.

ERNST-JAN PFAUTH: And what’s in it for them? Wat hebben die mentoren eraan? Ik kan me voorstellen dat veel mensen schroom voelen, dat ze denken van: ‘Waarom zou die persoon die heel goed is in haar werk nu tijd gaan besteden aan mij?’

EVA JINEK: Ja, dat is natuurlijk per individu verschillend. Maar nogmaals, mijn ervaring is dat vrijwel iedereen die om hulp vraagt zegt ja, mensen vinden het leuk om andere mensen te helpen. Of je bent een soort, weet ik veel, psychotische, nou niet psychotisch, maar gewoon een beetje een soort asociaal type die niet van andere mensen houdt. Er zit iets heel bevredigends in, en ook wel leuk om een jong mens op weg te helpen. Om met ze te praten over wat zij doen of iets te vertellen wat jij doet. Ik vind het ook altijd leuk om daarover te praten. Ik heb jou een keer gevraagd, het ging over nieuwsbrieven, wilde ik meer over weten. Wij kennen elkaar niet. Ik stuur jou dan een mail en jij zei ook ja tegen mij. Waarom zei jij ja?

ERNST-JAN PFAUTH: Ik ben een nieuwsbrief nerd. Ik vind het heel leuk om daarover te praten.

EVA JINEK: Ja, nou zo werkt het.

ERNST-JAN PFAUTH: En om jou een keer te ontmoeten, natuurlijk.

EVA JINEK: Nou, maar zo werkt het, weet je. Als iemand tegen mij zegt van: “Zou je een keer…” Ja, nu… Misschien dat nu heel veel mensen… [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Heb je een speciaal e-mailadres hiervoor? Mentor@evajinek.nl.

EVA JINEK: Als jonge mensen bij mij op de redactie mij iets vragen, ik vind dat ook altijd leuk. Ik denk, stel dat iemand nee zegt, ook dat overleef je. Maar in vrijwel alle gevallen vinden mensen het leuk om andere jonge mensen iets van hun kennis mee te geven. Dat is een heel warm, normaal menselijk reflex. Dus waag het erop.

ERNST-JAN PFAUTH: En een mentor mag dus ongemakkelijk zijn, dat is belangrijk.

EVA JINEK: Tuurlijk, want leren is groeien en groeien doet pijn.

ERNST-JAN PFAUTH: En zijn er momenten dat je in het leven, in je jonge jaren, een kans hebt gemist waar je nu spijt van hebt?

EVA JINEK: [Denkt na] Nou, die moeten er zijn. Maar of ik echt dingen heb laten liggen bedoel je?

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dus niet omdat door overmacht. Maar omdat je zelf dacht van: ‘Nee dit ga ik nu niet doen.’ En dat je later dacht van: ‘Oh wow, dat had ik wel moeten doen.’

EVA JINEK: Ja, ik mocht toen ik op de middelbare school zat, mocht je wiskunde nog laten vallen na de derde. Heb ik gedaan. [Lacht] Echt een keuze.

ERNST-JAN PFAUTH: Daar heb je toch geen spijt van nu?

EVA JINEK: Nou, ik denk wel van: ‘A, dat zou niet moeten mogen. En B, dat was een luie keuze van een 15-jarige die in een helemaal alfa geschiedenis-economie pakket ging. Iets meer mezelf op dat gebied dwingen. Kijk, ik heb straks ook een kind dat naar school gaat. Daar moet ik dan huiswerk mee kunnen helpen maken. Ik zie het nu als een soort tweede kans. Weet je wel, ik kan vanaf nu vanaf kleuter oppakken en gewoon meegroeien daarmee. Maar dat is eigenlijk een van de weinige dingen, moet ik je eerlijk zeggen. 

Want ik ben echt wel iemand die… Ik heb onwijs veel kansen gekregen. Ik heb heel veel mensen, een lange lijst van mensen die in mij geloofden, die mij kansen hebben gegeven, maar ik heb ze ook gepakt. En dat is ook iets… Kijk, ik weet dat dat een universele les is en misschien met het gevaar dat het nu als een cliché klinkt, maar ik meen dit oprecht. Treinen komen voorbij. Je kan ze niet altijd pakken, dat is overmacht. Maar laat het niet angst zijn of onzekerheid, waardoor je een kans laat lopen. En in mijn leven kan ik ze gewoon aanwijzen. Dat ze eng waren en spannend, maar dat ik ze wel heb gepakt.

Treinen komen voorbij. Je kan ze niet altijd pakken, dat is overmacht. Maar laat het niet angst zijn of onzekerheid, waardoor je een kans laat lopen. En in mijn leven kan ik ze gewoon aanwijzen. Dat ze eng waren en spannend, maar dat ik ze wel heb gepakt.

Eva Jinek

ERNST-JAN PFAUTH: Noem er eens eentje dan. Wat was er dan eentje waarvan je dacht: ‘Oh dit is echt een hele enge trein, maar ik ga er toch op’?

EVA JINEK: Amerikaanse verkiezingen. Ik presenteerde net drie maanden, dus ik was begonnen als buitenlandredacteur. Ik ben een jaar lang opgeleid bij de NOS. Je wordt een maand ingewerkt. Ik denk dat het echt een jaar duurde voordat ik een beetje in de vingers had wat ik daar deed. Toen ging dat steeds beter. Ik genoot ook echt van mijn werk als buitenlandredacteur. Ik klom op, je mocht steeds zwaardere diensten doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Nog steeds met datzelfde arbeidsethos waarschijnlijk als de caesar salads in D.C.?

EVA JINEK: Zeker, ja. En ook gewoon een hele toffe baan. Ik was super blij dat ik een richting had gevonden in mijn leven en dat ik die plek had gekregen. Toen werd er een open sollicitatie gedaan voor presentator voor Journaal op 3. Op de redactievloer. Iedereen mocht een screentest doen, want ze zochten een jongen. Want Winfried Baijens ging weg. Ze werkten altijd met koppels.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar ze zochten specifiek een jongen?

EVA JINEK: Ze zochten een jongen. Ze hadden altijd een beetje een man-vrouw. Dus ze hadden Margriet Wesselink en Winfried Baijens. En Winfried ging weg bij Journaal op 3. En ze zochten een man, maar ze hadden een open screentest voor iedereen. Toen was ik al een paar jaar redacteur. Dat betekende dat je tekst met filmpjes maakte voor het journaal, voor presentatoren. Maar zelf had je nog nooit gepresenteerd, dus je wist niet hoe dat precies voelde om dat uit te voeren. Je schreef het, je monteerde het, maar de presentator moest het afmaken in de uitzending.

ERNST-JAN PFAUTH: Je was één keertje op de radio geweest om iets in Tsjechië te duiden, maar dat was het.

EVA JINEK: Precies, dat was het. Dus toen kwam die screentest en ik wist, ze zoeken een jongen, dus er zit geen risico bij. Ik wil wel voelen hoe dat is om daar in die studio te staan. Het was een studio op de vloer, dus je kon het altijd zien.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je dacht: ‘Ze gaan me toch niet kiezen, dit is een vrij blijvend experiment’?

EVA JINEK: Absoluut, ze zeiden ook: “We kiezen geen vrouw, we gaan een man kiezen. We zoeken een man, maar het is open voor iedereen.” En het grappige was ook dat heel veel mensen gingen die screentest doen, maar iedereen loog erover, wat ook belachelijk was. Want iedereen had een oranje geschminkt hoofd.En kwam dan weer beneden achter zijn bureau zitten. En dan zei je: “En hoe was het?” “Wat?” En ik zei gewoon: “Ik ga het doen, ik wil weten hoe het voelt.”

ERNST-JAN PFAUTH: Het is dus iets bij de NOS destijds van: de stiekeme ambitie om eigenlijk voor de camera te komen, dat was iets wat je niet echt uitsprak.

EVA JINEK: Nee, ik denk dat mensen voelden dat je daar bescheiden over moest doen. Dat moest je niet zeggen.

ERNST-JAN PFAUTH: Oké.

EVA JINEK: Zo kwam het bij mij over in ieder geval. Maar omdat ik wist dat ik het nooit kon worden, voelde ik die schroom niet. Ik zei gewoon: “Ik wil weten hoe het is om daar te staan. Ik wil weten hoe het is om zo’n autocue te lezen.” Eigenlijk nu, achteraf vind ik: iedereen die als redacteur werkt, moet dat gewoon een keer proberen. Je moet iedereen een uitzending laten maken. Niet live natuurlijk, maar gewoon om te voelen. Dit is… wat je maakt, wordt zo uitgevoerd.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, zo is Dieuwertje Blok, vertelde ze in Jonge Jaren, ooit doorgebroken omdat iedereen als standaard onderdeel van de onboarding bij die omroep gewoon een keer voor de camera mocht. En toen deed zij het en toen dachten ze: ‘Holy shit, haar moeten we hebben.’

EVA JINEK: Nou, maar het is geniaal. Zo moet je het doen. Je vraagt mensen om werk uit te voeren waarvan ze nooit weten hoe dat laatste stukje zelf voelt.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja.

EVA JINEK: Dus ik ging die studio in, helemaal lachend, nul zenuwen, want nul consequenties. Ik lees dat, ik kom eruit, ik zei: “Ik vond het lachen, leuk om te zien. Gaat sneller dan ik dacht.” Weet je wel, die autocue, zoiets was het. Ik ga weer zitten achter mijn bureau en ik word gebeld en ze zeggen: “We wilden een jongen, maar jij bent het.” 

ERNST-JAN PFAUTH: Op basis van die ene lacherige screentest?

EVA JINEK: Ja. Maar we hadden het over Journaal op 3, wat toen een beginnend opkomend programma was, weet je wel, zes minuten. Flitsen van twee minuten ofzo. Nou ja, anyways. Goh, ik was het geworden. Oké, nou, dat ging ik dan parttime erbij doen. Dat was dat moment dat toen het voor het echt was, dat ik dacht: ‘Ik ga dood.’ Ik voelde mijn hart niet meer dat niemand reageerde ook in de regie. Dat ik er maar doorheen moest. En dat deed ik een paar maanden.

En toen werd ik op de kamer van Marcel Gelauff geroepen. Dat was de adjunct van Hans Laroes toen. “Ga maar zitten, Eef. We gaan een speciale uitzending maken rond de Amerikaanse presidentsverkiezingen. We gaan dat doen live vanuit Washington D.C. met Philip Freriks. En we gaan het de hele nacht doen en we stoppen niet. En zou jij dat willen presenteren?” Nou, ik ook weer helemaal onder de vlekken. Ik moest nog een uur op die kamer blijven totdat ik weer gekalmeerd was. Ik kon niet naar buiten op die manier. Zo niet in verhouding tot mijn ervaring. Zo ver buiten de comfort zone. Zo groots. Ik bedoel nu nog, ik doe het 20 jaar, ik heb nooit meer een live uitzending van negen uur gemaakt. Onafgebroken, met zoveel importantie. Dat is nooit meer gebeurd. In verhouding tot die paar maanden zes minuten presenteren op een dag, negen uur live op die plek, dat was alsof je op flipflops de Kilimanjaro gaat beklimmen. Of je dat even wil doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, maar het is ook zo bizar dat je een paar jaar daarvoor dus, Charles Groenhuijsen die persaccreditatie om je nek hing. En dat je diezelfde… Dat je vier jaar later bij de volgende verkiezingen dus deze enorme uitzending mocht doen. Waarom dan? Vroeg je niet van: waarom ik in godsnaam?

EVA JINEK: Ik denk dat ik dat wel gevraagd heb. Ik denk, het was een combinatie van mijn achtergrond, dat ik specialist was op dat gebied. Waarschijnlijk, ze wilden altijd de combinatie man-vrouw. Misschien zochten ze ook een jonge vrouw. Maar hoe je het wendt of keert, zij namen een gigantisch risico.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, daarom. Dat was de achtergrond van mijn vraag.

EVA JINEK: Ik heb later tegen Hans gezegd en Marcel: “Ik had dat risico niet genomen, eerlijk gezegd.” Ik denk niet dat ik een jong mens met zo weinig ervaring op die plek had durven neerzetten. Maar zij zagen iets in mij en zij hebben me die kans gegeven. En hoe bang ik ook was, ik heb wel ja gezegd.

ERNST-JAN PFAUTH: Heb je overwogen nee te zeggen?

EVA JINEK: Het flitste door mijn hoofd. En toen dacht ik: ‘Dit is onacceptabel. Hoe moet je met jezelf verder leven?’ Dat is wat ik bedoel met dat die trein… Ik had het geluk dat zij mij een kans hebben gegeven. Ik had het geluk dat Charles me had meegenomen. Ik had geluk dat ik mocht solliciteren bij de NOS. Ik had geluk dat zij… De reacties op de vloer waren van: “Huh? Mag zij dat doen?” Zij trotseerden ook publieke opinie. Dat wist ik toen allemaal niet. Ik was een beginnende redacteur, wist ik veel. Later dacht ik: ‘Ze hebben echt wel hun nek uitgestoken om mij dat te laten doen.’ Maar ik heb op dat cruciale moment ja gezegd. En daar gaat het ook om. Als iemand jou een kans geeft… En ik was niet klaar daarvoor, hè. Ik had de ervaring niet. Die broek was veel te groot. Ik heb hem toch aangetrokken.

Maar ik heb op dat cruciale moment ja gezegd. En daar gaat het ook om. Als iemand jou een kans geeft… En ik was niet klaar daarvoor, hè. Ik had de ervaring niet. Die broek was veel te groot. Ik heb hem toch aangetrokken.

Eva Jinek

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe ging het? 

EVA JINEK: Goed. En het grappige is, het ging heel goed. Ik werk nu met een redacteur die zei van: “Ik heb dat als 16-jarige zitten kijken, dat jij die nacht deed.” Dat is een van mijn favoriete redacteuren, die vertelde me laatst dat hij daar als puber naar had zitten kijken. Ik heb tegen mezelf gezegd: “Als je dit overleeft, Evie, dan ben je nooit meer bang in je leven. Want dan heb je 9 uur live geklokt. Niks aan de hand.” Is niet waar. Ik was daarna wel weer gewoon bang als ik dingen ging doen. Maar die ervaring is me nooit meer afgenomen.

ERNST-JAN PFAUTH: Het zijn wel van die ervaringen die je sterken. Als je daarna weer zenuwachtig bent, dat je denkt: ‘Oh, ik heb dat ook toen gedaan.’

EVA JINEK: Juist. En zo bouw je ervaring op. Die broek moet… om te groeien, moet die broek net iets te groot zijn. Er zal nooit een moment zijn dat je wakker wordt en denkt: ‘Ik ben klaar voor een dagelijkse late night talkshow. Wie gaat mij bellen?’ Dat gebeurt niet.

Je wordt gevraagd op het moment dat je er nog niet klaar voor bent. En je leert het on the job. Voor het oog van iedereen, dat is een beetje de aard van dit werk. Maar je moet niet daardoor het niet durven.

Er zal nooit een moment zijn dat je wakker wordt en denkt: ‘Ik ben klaar voor een dagelijkse late night talkshow. Wie gaat mij bellen?’ Dat gebeurt niet. Je wordt gevraagd op het moment dat je er nog niet klaar voor bent. En je leert het on the job. Voor het oog van iedereen, dat is een beetje de aard van dit werk. Maar je moet niet daardoor het niet durven.

Eva Jinek

ERNST-JAN PFAUTH: Ik vind dat mooie laatste woorden. Dankjewel, Eva.

EVA JINEK: Met heel veel plezier. Dank je.

Lees ook de interviews met presentatoren Humberto Tan, Paul de Leeuw, Arie Boomsma, Wilfried de Jong en Noraly Beyer.

Wil je geen aflevering missen?

Geef je dan op voor de persoonlijke nieuwsbrief van presentator Ernst-Jan Pfauth. Hij mailt je nieuwe interviews en de belangrijkste lessen uit de gesprekken.

Kom naar Jonge Jaren Live op 27 november in Amsterdam