Categorieën
Interview

Claes Iversen

De mode-ontwerper over opvallen zonder opscheppen

Claes Iversen is een icoon in de Nederlandse modewereld. Koningin Máxima belt hem als zij een nieuwe jurk nodig heeft, Chantal Janzen stal tijdens het Eurovisie Songfestival de show met zijn creaties en zijn modulaire bruidscollectie is alom geroemd.

De ontwerper is geboren en getogen in Denemarken. Hij kwam na zijn middelbare school voor een logeerpartij naar Nederland en is nooit meer weggegaan. Zijn oma zette hem op het spoor van de mode, haar naaimachine staat nu nog in het atelier waar we elkaar spreken. Claes durfde die interesse voor mode niet meteen na te jagen. Had eerst een administratieve baan. Maar toen overtuigde zijn toenmalige partner hem ervan de Kunstacademie te proberen.

De rest is geschiedenis, zeg je dan, maar Claes komt over als een bescheiden man. Hij houdt ook niet van opscheppen. Dat lijkt een lastige eigenschap in de toch wel schreeuwerige modewereld. Hoe klom hij dan toch op? 

Het antwoord: je moet je werk slim voor zichzelf laten spreken. Claes vertelt hoe hij dat bijvoorbeeld al deed als stagiair bij Viktor & Rolf. Dat maakt dit een heel leerzaam gesprek voor jonge makers. 

📸 Het prachtige Instagram-account van Claes Iversen

💻 De officiële site van Claes

👰🏾‍♀️ De modulaire bruidscollectie van Claes

👗 Beelden van de eerste modeshow van Claes, in 2008

🔵 De ‘Bolkadot’, een samenwerking tussen Claes, Bol.com en LINDA

🏆 Claes ontving het prestigieuze tiende Cultuurfonds Mode Stipendium in juni 2021

🎞 Amber Heard op het Cannes Filmfestival van 2019 in Claes Iversen

Het volledige interview met Claes Iversen

ERNST-JAN PFAUTH: Claes, wat fijn dat we hier in jouw atelier mogen zijn. 

CLAES IVERSEN: Welkom hier.

ERNST-JAN PFAUTH: Dankjewel. We zijn in de Houthavens in Amsterdam. Ik ben een groot bewonderaar van je werk. De jurken en mantels die je voor Máxima maakt. De jurken voor Chantal Janzen tijdens het Eurovisiesongfestival. En je modulaire en daardoor duurzame bruidscollectie.

Het leek me leuk, voordat we de jonge jaren van jou induiken, om eerst eens te praten over ‘de mode’ en dan vooral vanuit ondernemerschap. Ik ben heel benieuwd, je bent één van de meest succesvolle modeontwerpers van Nederland, we zitten nu hier als ondernemers onder elkaar. Hoe ziet jouw bedrijf eruit?

CLAES IVERSEN: Het is een best klein bedrijf. Een heel creatief bedrijf. Als we het hebben over ‘mode’ dan is dat natuurlijk echt een branche die enorm is. Maar je hebt echt van A tot Z qua prijsniveau, kwaliteitsniveau, functioneel… dus wat ga je doen als modeontwerper? Dan kan je zo veel kanten op. Ik heb heel bewust heel vroeg een keuze gemaakt voor juist de ambacht, de culturen, de hele creatieve kant van de mode, als ik het zo mag zeggen, dat is wat ik wilde. Ik heb een heel klein bedrijf met hele gedreven mensen die allemaal mijn passie delen, of de aandacht voor het product, het maakwerk, de oude technieken, die dat allemaal heel leuk vinden.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoeveel mensen werken hier?

CLAES IVERSEN: Op dit moment heb ik…

ERNST-JAN PFAUTH: Je kijkt nu het atelier in, even tellen!

CLAES IVERSEN: Vier fulltime in dienst en dan werken we afhankelijk van de drukte met wat freelancers, nu hebben we er twee. En een team stagiaires van vier of vijf. Dat wisselt ook een beetje af. Dus het is de harde kern, zeg maar, zijn vier mensen, waarvan twee in het atelier werken. Dat zijn ook mensen die het ook heel leuk en mooi vinden om mooie kleren te maken.

ERNST-JAN PFAUTH: In het atelier werken betekent dat je echt bij het maakproces betrokken bent.

CLAES IVERSEN: Ja, dat zijn degenen die mijn ideeën uitvoeren, dus van patroontekenen tot alle proeven en tests, tot het uiteindelijke kledingstuk. Daar zit dus een enorm proces achter en ook een bepaalde mentaliteit en manier van werken, wat niet ‘rammen’ is. Het is niet even snel ‘hup, hup, hup’, maar echt gewoon zorgen dat je met de stoffen mee werkt. Ik noem het ook een soms een soort ‘laboratorium’.

ERNST-JAN PFAUTH: Want de jurk van Chantal Janzen, daar zat ongeveer tweehonderd uur werk in, hoorde ik ergens. Om maar een idee te geven.

Chantal Janzen in Claes Iversen
De jurk die Claes Iversen voor Chantal Janzen ontwierp. Foto: Chris Philippo

CLAES IVERSEN: Ja, wat heel normaal is. Soms wat minder, maar soms ook meer. Soms heb ik ideeën op papier gezet, waarvan het een beetje onduidelijk is hoe dat gemaakt moet worden. Dus het is vaak ook voor het atelier een soort zoektocht van ‘hoe kunnen we dat volume bereiken?’ en ‘hoe kunnen we die falling bereiken op die manier?’. Dus er zit ook enorm veel research en experiment in hun werk daar. Dus dat is ook een bepaald soort medewerker die je moet hebben die dat uitdagend vindt en dat interessant vindt. 

ERNST-JAN PFAUTH: Het is niet gewoon je patronen opvolgen. Daarbinnen is nog heel veel ruimte…

CLAES IVERSEN: Hoe dingen ontwikkeld worden. En dat is wat ik leuk vind, maar dat is ook wat mijn team leuk vindt.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat doen de andere fulltimers?

CLAES IVERSEN: Dan heb ik iemand die is product developer, sourcer, noem maar op. Je kan het een hele chique benoeming geven maar eigenlijk is het een soort van mijn creatieve rechterhand. Hij heeft alle contact met stoffenleveranciers, met alles wat zeg maar ‘materiaal’ heet, wat ontwikkeld of ingekocht moet worden. Dat heeft hij onder zijn hoede. Ook kijkt hij heel erg mee in mijn creatieve proces omdat ik wel echt geloof in samenwerken en delen. Ik ben niet een kluizenaar.

ERNST-JAN PFAUTH: Bestaat dat in de mode, dat je dus kluizenaar-ontwerpers hebt?

CLAES IVERSEN: Ja zeker.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat doen die dan?

CLAES IVERSEN: Kijk, ik heb het op momenten ook een beetje als ik ontwerp, dan moet ik me afsluiten. Maar ik vind het fijn om mijn ideeën dan vervolgens mee te nemen en met iemand te overleggen. Dat doe ik dan ook met Marc. Daar werk ik al heel lang mee samen, die is ook eigenlijk ontwerper. En dan krijg je een beetje een soort… iemand opent mijn ogen voor dingen die ik misschien niet heb gezien. Of wijst me op… Gewoon iemand waarmee je kan sparren. Dat vind ik heel prettig omdat ik mezelf juist heel erg afsluit in het ontwerpproces. Ja, dan zie ik misschien dingen niet, of ga ik te ver één kant op.

ERNST-JAN PFAUTH: Hij verruimt je blik. Dus hij zorgt er eigenlijk voor dat je geen tunnelvisie krijgt.

CLAES IVERSEN: Ja, het is gewoon goed is om continu uit die tunnel te stappen want die tunnelvisie heeft dan ook wel voordelen. Weet je, als ik thuis zit een week lang alleen maar met nieuwe ideeën bezig zijn, dan word ik helemaal opgeslokt in mijn proces en dan bloeien daar echt dingen op, dan ontstaan er dingen. Maar soms moet je even zo terug, van ‘oké, waar hebben we het over?’ en ‘ben ik te ver gegaan?’ of ‘moet ik nog verder gaan?’, dat kan het ook zijn. Dus dat is een beetje zijn functie, die doet dan ook alle castings en noem maar op. Die kent gewoon het bedrijf heel goed.

ERNST-JAN PFAUTH:Casting’ is de modellen uitzoeken.

CLAES IVERSEN: Ja, en hij kent de identiteit van het bedrijf heel goed. En dan heb ik iemand en dat is gewoon de manager in het bedrijf eigenlijk. Zij is mijn rechterhand op meer zakelijk gebied. En houdt de boel een beetje op orde hier. Er zijn een hoop creatieve mensen dus dan heb je ook iemand nodig die…

ERNST-JAN PFAUTH: De vleesgeworden realiteit zijn is zij…

CLAES IVERSEN: Ja heel belangrijk, iemand in het bedrijf die alles bij elkaar houdt en zorgt dat mensen gewoon worden teruggebeld en beantwoord en dat afspraken worden ingepland en dergelijke. Dus als je niet in het atelier bent, dan ziet je functie er heel veelzijdig uit. Dan doe je heel veel dingen. Dat is soms ook heen en weer rijden, of spullen naar de opslagen brengen, of spullen uit de opslag en naar het PR-bureau, en noem maar op. Het is echt een hands-on bedrijf in die zin.

ERNST-JAN PFAUTH: En als je dus naar jouw bedrijf kijkt vanuit echt een bedrijfseconomische zin, wat zijn dan de bedrijfsactiviteiten? Wat doen jullie dat omzet oplevert?

CLAES IVERSEN: Wij zitten het laatste jaar dus heel erg in een soort, hoe moet ik het zeggen, een soort ‘shift’. Toen ik afgestudeerd was van de modeacademie, toen dacht ik eigenlijk van ‘oké, er is een bepaald pad wat ik moet bewandelen wat iedereen doet die ontwerper wordt die voor zichzelf wil werken’. Dan ga je een merk opzetten, dan moet je minimaal twee keer per jaar een nieuwe collectie tonen, die moet je verkopen, bladibla. Dat is een heel oud soort systeem, wat eigenlijk al toen ik afstudeerde niet meer helemaal klopte.

ERNST-JAN PFAUTH: En het verkopen dat ging dan via warenhuizen of boetieks?

CLAES IVERSEN: Ja er zijn dus verschillende manieren waarop je dat kan doen. Kijk, ik was een beetje bleu en ik begon gewoon en dacht gewoon ‘ik ga een label beginnen’ en ik ging een collectie maken en die ging ik tonen en niet wetende ‘en nu, hoe wordt het verkocht?’.

Dat is een heel stuk wat ik echt gaandeweg moest ontdekken hoe ingewikkeld het is, maar ook hoe belangrijk het is. Je kan wel alles van A tot Z zo mooi ontwikkelen, maar hoe bereik je de consument? Dat wist ik niet, hoe dat in elkaar zat. Maar goed, ik was begonnen als couture-ontwerper en dacht: ‘Nou kom maar op met de bestellingen en de bruidsjurken’. En dat liep natuurlijk niet aan de lopende band.

ERNST-JAN PFAUTH: Waarom ‘natuurlijk’ niet? Want je kreeg wel meteen veel aandacht toch, en je won vroeg prijzen?

CLAES IVERSEN: Ja, maar dat is natuurlijk ook iets wat een soort van in opbouw is. Het was niet zo op dag één. Ik kreeg wel heel veel aandacht op de Fashion Week toen ik voor de eerste keer showde, en daarna viel ik in de branche. Maar ja, die bruid die ergens in Groningen zit, bij wijze van spreken, zij wist niet wie ik was. En het werd me al heel snel duidelijk van: het is niet zo dat er continu een klant voor de deur staat aan te kloppen die iets van mij wil.

ERNST-JAN PFAUTH: Daar ben ik wel benieuwd naar om zo meer over te horen, hoe je daar achter bent gekomen. Maar nu op dit moment weten ze je wel te vinden, de beroemde bruiden, maar je bent ook veel toegankelijkere dingen gaan verkopen, dus met de modulaire collectie…

CLAES IVERSEN: Ja ik ben op een gegeven moment gewoon veel breder gaan kijken van ‘waar ben ik mee bezig?’. Ik had dus een aantal seizoenen echt een confectie-lijn, verkoop aan winkels en warenhuizen, heel ingewikkeld. Daar ben ik mee gestopt omdat die verkoop, dat was gewoon een heel ingewikkeld verhaal.

ERNST-JAN PFAUTH: Met voorfinanciering en dergelijke…

CLAES IVERSEN: Voorfinancieren, winkels die failliet gaan. Je krijgt je geld niet op tijd, ze bestellen niet genoeg. Nou de hele retail is natuurlijk al jaren echt een ding. Dus dat liep helaas niet.

En toen ben ik gaan kijken van ‘waarom ben ik dit beroep in gestapt?’ van ‘wat ga ik nu verder doen?’ Toen ben ik mijn horizon een beetje gaan verbreden en denken van ‘wacht even, dit hoeft geen oud systeem te zijn van een ontwerper die collecties maakt, voorfinanciert en noem maar op’, maar het was juist het creatieve aspect wat zo belangrijk was voor mij. Dat was de reden waarom ik naar de Kunstacademie ben gegaan. Dus toen ben ik heel erg in de diepte gaan kijken van ‘wat kan ik nog met mijn talent of mijn kennis wat ik heb opgebouwd?’.

En toen ontdekte ik dat ik beter veel breder kon gaan, dus ook interieur, bijvoorbeeld. We doen nu ook wandkleden, we doen vloerkleden, kussentjes, noem maar op. Toen ging er een soort wereld voor me open en dacht ik van ‘wacht even, ik kan dit eigenlijk gewoon heel anders gaan vormen en niet alles zelf gaan voorfinancieren, maar als ik een vloerkleed wil maken of een wandkleed, dan kan ik dat doen in samenwerking met een partij die daar ook verstand van heeft. Dan ligt het risico niet volledig bij mij.’

En zo ben ik dat eigenlijk gaan veranderen en dat heeft me uiteindelijk heel veel vrijheid gegeven. Ik ben nu ook aan het schilderen weer. En dan zie je ook dat alles heel erg bij elkaar gaat groeien en dat het ene medium het andere ondersteunt.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je hebt eigenlijk gekeken naar: ‘wat vind ik echt belangrijk?’ En dat is die creativiteit. En onderdelen waar je aan geproefd had maar wat je niet beviel, of te ingewikkeld was, dat beleg je nu bij partijen die daar gespecialiseerd in zijn en het voorfinancieren wegnemen. En daardoor kan jij je helemaal focussen op het creatieve aspect. Dus dan heb je dus je verkoop, je maakt jurken nog steeds op aanvraag, je hebt dan de bruidscollectie en dus samenwerkingen rond bijvoorbeeld interieur. Dat zijn een beetje jouw bronnen.

CLAES IVERSEN: Maar ook binnen de mode. Een jaar geleden hebben we ook een samenwerking gedaan met bol.com en LINDA. Magazine en één jurk gemaakt…

ERNST-JAN PFAUTH: De ‘Bolkadot’ toch?

CLAES IVERSEN: De ‘Bolkadot’. Dus het is veel meer projectmatig dan voorheen. Maar daar ligt ook alles eigenlijk gewoon bij een andere partij maar is mijn focus volledig op het creatieve en niet om te kijken van ‘hoe veel stuks, wanneer krijg ik het geld binnen…’. 

De Bolkadot van Claes Iversen
De Bolkadot. Foto: Bol.com

ERNST-JAN PFAUTH: Het klinkt alsof je bevrijd bent. Maar wat ik me wel afvraag Claes, want je bent één de meest succesvolle modeontwerpers en je hebt net een prestigieuze prijs gewonnen: ‘Prins Bernhard Cultuurfonds Mode Stipendium’. En wat me daaraan opviel, ten eerste is het een grote eer en ten tweede zit er een groot geldbedrag aan verbonden, vijftigduizend euro. Dat is veel geld. Tegelijkertijd: het is misschien net één ‘fte’. En in de interviews die jij geeft, doen de interviewers alsof de zilvervloot voor jou is binnengevaren. Zo van ‘vijftigduizend euro, Claes, wat ga je ermee doen?’. En nou vraag ik me af: Is het zo sappelen in de mode-industrie dat vijftigduizend euro blijkbaar door modejournalisten een heel groot bedrag wordt gevonden?

CLAES IVERSEN: Ja, hoe moet ik het uitleggen? Kijk dit is iemand heeft ooit tegen mij gezegd: ‘Als je rijk wil worden moet je niet de mode in gaan’.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, ik zit in de journalistiek, hetzelfde verhaal.

CLAES IVERSEN: En dat is zeker ook niet de reden waarom ik modeontwerper ben geworden. Dat is omdat ik het vak gewoon zo mooi vind en ik vind het zo leuk. Maar ja, geld is wel heel snel op. Het is heel kostbaar en er moet veel geïnvesteerd worden. Kijk, ik ben erg vereerd dat jij vindt dat ik één van de meest succesvolle ontwerpers ben, maar dat is dan… Dan neem ik aan dat dat op creatief vlak is, want als bedrijf, ja dan ben ik natuurlijk gewoon een nobody. Het is niet zo dat het geld hier blijft binnendruppelen. Het is nog wel hard werken om rond te komen.

ERNST-JAN PFAUTH: Zou je dat willen, dat het geld komt binnenstromen?

CLAES IVERSEN: Kijk, wat ik mooi zou vinden is dat daar een balans komt. Dat mijn bedrijf een beetje zou kunnen groeien, maar dat er ook financieel wat meer vrijheid komt om makkelijk te kunnen investeren in dat creatieve proces. 

En daarvoor vind ik nu die prijs heel mooi en is het iets wat ik daarvoor wil gebruiken, om juist de creativiteit erin stimuleren. Vaak moet je werken met externe partijen, of freelancers of noem maar op. Dat kost gewoon heel veel geld. En om even aan te geven van, daar ben ik dus ook mee gestopt een aantal jaar geleden, als je een reguliere modeshow wil geven in de traditionele zin, gasten uitnodigen, heen en weer… Dat is dan ongeveer vijftien minuten, dat kost gewoon makkelijk dertigduizend euro. Dat is best veel geld wat al weg is met een presentatie.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik heb eens op een blauwe maandag een modeshow geproduceerd voor op de Amsterdam Fashion Week, en ik werd helemaal gek. Mijn vrouw had een modemerk, ik deed het voor haar, maar ik heb twee maanden geen leven gehad. En toen was het na tien minuten voorbij, en nogal wat geld lichter. Dat is gewoon alsof je een bedrijf ernaast runt. 

Maar dat soort overwegingen, dus stoppen met modeshows bijvoorbeeld, of weer terug naar die creatieve kern, dat klinkt alsof je dat doet alsof het beter bij jou past en bij jouw werkwijze en bij wat je eigenlijk wil uit het leven. Maar maak je daarmee ook offers in financiële zin? Zie je keuzes die je zou kunnen maken waardoor er meer geld binnen zou komen maar waardoor jij minder plezier zou hebben?

CLAES IVERSEN: Tja, wat moet ik zeggen. Kijk het is ook interessant als je moet oppassen voor hoeveel geld je hebt, want dan moet je ook heel creatief omgaan met hoe je het besteedt. Maar ja, ik merk gewoon soms dat je tegen dingen aanloopt die je dingen graag zou willen doen en dan kan je dat niet doen. En vooral als je nieuwe producten, vanuit jezelf wil aanbieden, zoals die ‘Bridal’ nu, dan is het gewoon gelimiteerd wat je kunt doen. Je concurrenten tegenwoordig in de modebranche, van de namen die het goed doen, die hebben ook gewoon een enorme financiële injectie voor hun marketing, voor hun stores, noem maar op. En daar kan ik gewoon niet tegenop.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar als je zou willen zou jij toch ook zo’n injectie kunnen krijgen of je kunnen aansluiten bij een groot concern?

CLAES IVERSEN: Dat zou ik heel graag willen. Kijk, zo lang… mijn kracht is mijn creativiteit en dat moet ik doen. Ik moet niet te veel in meetings zitten, overleggen over sales en dit en dat. Ik moet daar wel begrip voor hebben, ik moet weten wat mijn consument wil. Ik vind dat ook interessant. Maar ik moet niet de hele tijd bezig zijn met strategie en hoe de marketing wordt gedaan of wat dan ook.

Ik kan alleen maar zeggen ‘dit ben ik als ontwerper, dit is mijn uitstraling’. Dat moet de marketingafdeling weten, dat moet ik kunnen communiceren en delen met een bedrijf, maar voor de rest, als er mensen zijn die samen met mij nog een succesvol bedrijf zouden willen opzetten, of verder ontwikkelen, dan graag!

ERNST-JAN PFAUTH: Oh, wél! Ik dacht dat dit misschien ook een manier is om je artistieke integriteit te waarborgen. Dat als, laat ik even de grootste noemen, LVMH aan zou kloppen en zou zeggen ‘joh, kom bij ons, wij kopen je merk, je naam’.

CLAES IVERSEN: Kom maar op!

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is dus wel een droom? Dat gaat niet ten koste van…

CLAES IVERSEN: Kijk als ik zo’n documentaire zie van een van die modehuizen in Parijs, of wherever, ja dan zit ik wel te smullen hoe ze met de beste mensen kunnen werken, vakmensen, met de mooiste materialen. Dan is the sky is the limit, van hoe ze creativiteit tot het uiterste kunnen uitleven. Niet om zielig te zijn, ik vind het heerlijk wat ik doe, en dat hele ontwikkelingsproces van een nieuwe collectie, daar geniet ik nog steeds enorm van. 

En wat ik net zei: omdat je middelen misschien niet zo zijn als zo’n bedrijf, dan moet je heel creatieve oplossingen bedenken dat je geen concessies doet met je product. Dus dat is op zich ook wel heel interessant. Maar af en toe zou het ook wel heel mooi kunnen zijn om te zeggen van ‘nu heb ik een of ander waanzinnig idee en dan wil ik werken met die kunstenaar, en samen met die vakmensen’, ja daar ben ik wat beperkter in.

ERNST-JAN PFAUTH: En zou je ook bereid zijn je label op te geven, om bijvoorbeeld de creatief directeur, of hoofdontwerper van een bestaan modehuis te worden?

CLAES IVERSEN: Dat is de grote vraag. Ik denk dat ik… Dat gebeurt nu dus wel, dat mensen bij een groot label zitten en dan hebben ze daarnaast wel hun eigen label.

ERNST-JAN PFAUTH: O ja, dat kunnen ze er on the side bij blijven doen.

CLAES IVERSEN: Als iemand zou aankloppen dan zou ik wel ja zeggen, zeker.

ERNST-JAN PFAUTH: Is er een label waar je van droomt, misschien al langer, van kinds af aan, van ‘daar zou ik wel de hoofdontwerper van willen zijn’?

CLAES IVERSEN: Genoeg labels.

ERNST-JAN PFAUTH: Je moet er eentje kiezen.

CLAES IVERSEN: Dan moet het Dior zijn.

ERNST-JAN PFAUTH: Waarom?

CLAES IVERSEN: Ik vind ook dat daar weer een man aan het roer moet. Niks tegen vrouwen in de branche maar… Nee ik moet echt oppassen wat ik zeg. Ik vind gewoon persoonlijk de huidige ontwerpster, ze maakt prachtige dingen, prachtige producten en volgens mij verkoopt het ook heel goed. Maar ik mis een bepaald soort magie van Dior, wat ik vond bij bijvoorbeeld Raf Simons toen hij daar zat. Dat vond ik zo interessant, zo vernieuwend. Met de heritage, aan de ene kant, en ook vernieuwing en moderniteit aan de andere kant en dat kwam wat mij betreft heel erg samen.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus ooit aan het roer bij Dior, en dan je eigen label on the side en dan heb je het helemaal voor elkaar.

CLAES IVERSEN: Als daar nog tijd voor is, haha!

ERNST-JAN PFAUTH: De droom is duidelijk, laten we naar je jonge jaren gaan, want daar gaat deze podcast over. Ik hoorde je vertellen in een ander interview wat je tijdens de lockdown deed om jezelf te vermaken. Kun je misschien even die korte opsomming geven?

CLAES IVERSEN: Kort? Ik heb zoveel gedaan.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat heb jij allemaal uitgespookt tijdens de lockdown?

CLAES IVERSEN: Nou, wat mij is opgevallen recent, mijn soort van conclusie was dat ik in de lockdown vooral heel erg behoefte had om… ouderwets te knutselen.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe uitte zich dat?

CLAES IVERSEN: Ik ging van het ene project naar het andere. Ik heb met Kerst nog nooit zo veel kerstversiering in mijn huis gehad en dan ging ik allemaal dingen maken.

ERNST-JAN PFAUTH: Claes, hoeveel kerstbomen had je?

CLAES IVERSEN: Zeventien… Sommige waren ook heel klein hè, maar dit was echt all over. Dit was ook echt zo dat ik dacht: ‘Nu ga je echt te ver’. Daar kan ik vervolgens wel om lachen. Ik heb ook op een gegeven moment, maar dat was in het begin, iedereen ging dus puzzelen van ‘je moest iets doen thuis’. Puzzelen irriteert mij, zit je daar met zo een zo’n puzzelstukje en dat zit je een half uur te kijken waar die dan hoort. Ja, dat is gewoon onzin. Maar ik dacht ik moet zoiets dergelijks doen, hoe ik daar op ben gekomen dat weet ik niet, maar ik weet nog van mijn jeugd dat mijn vader zo’n modeltrein had en daar zaten van die kleine huisjes bij. Ik dacht van: ‘nou dat is ook een beetje een soort puzzelen’, dus dan ging ik dat doen. Nou, op een gegeven moment had ik twintig van die huisjes staan. Wat doe je ermee?

Op een gegeven moment zag ik een programma op Discovery ofzo, over hoe ze oude meubels weer nieuw leven in bliezen met een restauratie. En dan had ik een oude klok van mijn oma en ging ik die uit elkaar halen, schuren, restaureren, noem maar op. Toen ging ik nog een stoel opnieuw bekleden, dat soort dingen, daar zat ik een beetje in die hoek.

Toen ben ik gaan, dat is wel een tijdje geleden, maar toen was ik ook heel erg bezig met pottenbakken. Allerlei technieken, heb ik ook zo’n draaiding gekocht waarmee ik echt potten ging draaien. 

ERNST-JAN PFAUTH: Er was ook iets met Bonsaiboompjes toch?

CLAES IVERSEN: Bonsaibomen, ja, dat is ook een soort grote obsessie van me.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik heb alleen maar genetflixt, die hele lockdown.

CLAES IVERSEN: Maar dat heb ik ook veel gedaan!

ERNST-JAN PFAUTH: Maar daarnaast ook heel veel van dit soort projecten en hobby’s, en toen vroeg ik me af: Was je als kind ook zo?

CLAES IVERSEN: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat deed je als kind?

CLAES IVERSEN: Mijn moeder werd helemaal gek van me. Dat kleien bijvoorbeeld, dat komt van mijn kinds af. Dat zegt ook veel over mijn karakter, dat is de manier waarop ik werk. Maar dan ik ging ergens op een naschoolse [opvang] of whatever, ging ik dan kleien. Maar dan kwam ik echt met dozen vol klei dingen thuis. Ik maakte niet één schaal of wat dan ook, nee tien. Dat is een beetje hoe ik nog steeds ben. Ik ben erg productief als ik teken of schilder of wat dan ook. Dan kom ik in zo’n flow en dan ligt daar gelijk gewoon heel veel.

ERNST-JAN PFAUTH: En waarom? Waarom is dat zo denk je, dat het meteen zo veel is dan?

CLAES IVERSEN: Het is gewoon een bepaald soort drive die ik heb, dat stukje creëren, dat is iets wat gewoon eruit moet. En daarom ook in zo’n lockdown, dat ik die handeling om iets te doen met je handen, dat daar iets uit komt. Dat geeft mij gewoon heel veel voldoening.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat gebeurde er dan op school, want daar moet je op een gegeven moment taal, rekenen, niet alleen maar met je handen bezig zijn. Wat gebeurde daar dan?

CLAES IVERSEN: Ja nou, ik kreeg continu te horen… Mijn docenten gingen altijd klagen bij mijn ouders dat op elk A4’tje tekst op de achterkant er altijd een tekening stond. En dat is dus als ik al die spullen uit de doos haal van school, dan zitten er overal tekeningen op. Of dan ging ik iedereen van de klas tekenen in karikatuur, ofzo. Ik was altijd bezig. Ik kon dat gewoon niet laten en dat is ook gewoon wat ik zeg een soort drang bijna. Het moet gewoon gebeuren. Dus voor mij toen ik op de academie begon, weet ik nog dat ik dacht: ‘Dit is gewoon onwerkelijk, ik mag gewoon de hele tijd doen wat ik eigenlijk als kind nooit mocht.’

ERNST-JAN PFAUTH: De Kunstacademie toch?

CLAES IVERSEN: Ja. Al dat creatieve, weetje… Mijn moeder was altijd van ‘doe nou je huiswerk en …’, ik mocht eigenlijk niet creatief zijn.

ERNST-JAN PFAUTH: Want je moeder was secretaresse op de school waar jij naartoe ging toch?

CLAES IVERSEN: Ja op mijn basisschool of middelbare school.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat lijkt me verschrikkelijk.

CLAES IVERSEN: Dat was het ook haha.

ERNST-JAN PFAUTH: En je vader was elektricien. Klopt het nou dat die key cards in hotels mede zijn uitvinding is?

CLAES IVERSEN: Nou ja, in de jaren negentig, toen door ontwikkeling die keycards werden uitgevonden of ontwikkeld, heeft hij dat in Denemarken als een van de eerste daar naartoe gebracht. Dus toen was het nog niet in de hotels maar was het meer voor ziekenhuizen, of grote bedrijven, waar veiligheidsmaatregelen hoog waren. Een van de klanten was ook een havengebied dat ook afgesloten was. Dat was iets heel nieuws en dat heeft hij dus in Noord-Europa als eerste binnengebracht.

ERNST-JAN PFAUTH: En dat klinkt heel ondernemend, maar het klinkt niet alsof je ouders per se creatieve beroepen hadden. Stimuleerden ze jouw creativiteit?

CLAES IVERSEN: Behalve als ik op school… nee ja, het was duidelijk voor mijn moeder die had zoiets van ‘dit krijg ik er nooit uit, dat zie je gewoon’. Ik was altijd bezig met tekenen, kleien noem maar op. Zij vond het wel van belang dat ik wel gewoon mijn school ging afmaken voordat ik verder mijn creatieve opleiding zou volgen.

ERNST-JAN PFAUTH: Als in, de middelbare school afmaken? Was er sprake van dat je een drop-out zou worden dan?

CLAES IVERSEN: Ja. Nee, maar soms in fases dan had ik er wat minder zin in, in school. En uiteindelijk heb ik het wel gymnasium gedaan. Daar heb ik een soort turning point gemaakt. Ik realiseerde me ook van ‘ik moet wel een diploma halen dus ik moet de school wat serieuzer nemen’, en uiteindelijk ben ik ook niet zo dom, maar ik moet daar wel werk van maken. Ik moest gewoon mijn huiswerk maken en dan kreeg ik uiteindelijk wel goede cijfers.

ERNST-JAN PFAUTH: En had je andere creatieve rolmodellen in je omgeving of in je familie?

CLAES IVERSEN: Mijn oma, ik was heel hecht met mijn oma en zij was van oorsprong hoedenmaker of ‘modiste’ zoals dat heet. Toen ze kinderen kreeg, mijn moeder en haar zus, is ze gestopt met werken en is ze huisvrouw geworden, wat gewoon was in die tijd.

ERNST-JAN PFAUTH: Zo ging dat.

CLAES IVERSEN: Ja, zo ging dat. Maar goed dat creatieve zat er nog wel veel in en zij schilderde altijd met olieverf en aquarel en zo. En dat is wel een ding wat ik vaak bij haar deed ook. En ze had een soort kelder waar ze al haar overblijfselen van de hoedenwinkel had, dus allemaal veren, band en whatever. Ze maakte ook heel veel kleren voor haarzelf en voor de familie. Dus het was een soort naaikamer.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat klinkt wel als een voedingsbodem voor jou.

CLAES IVERSEN: Ja dat was zeg maar mijn eerste ervaring met een naaimachine. Dat is trouwens die naaimachine… Oh waar staat ‘ie nou? Die is verplaatst. Die staat hier ergens, de naaimachine van mijn oma. Die heb ik echt overgenomen en laten maken, dus die doet het wel. Er wordt niet heel veel op gewerkt, maar dat is eigenlijk de eerste naaimachine waar ik achter heb gezeten. En daar had ze wat poppen voor mijn nichtjes of zo staan, en ik ging dan kleren maken en dat was een soort van eerste poging om modeontwerper te zijn.

ERNST-JAN PFAUTH: Het klinkt alsof je all over the place was met tekenen en klei, maar dus ook mode en ook schilderijen. Als je dan fantaseerde over je toekomst, wat was dan de fantasie of de droom?

CLAES IVERSEN: Ik weet dus ergens eind jaren negentig, begin jaren negentig ofzo, zat ik televisie te kijken…

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe oud was je toen ongeveer?

CLAES IVERSEN: Twaalf, dertien ofzo. En we hadden in Denemarken toen twee zenders en daar was een programma op van een Deense ontwerper en die was destijds de hoofdontwerper bij Balmain, en dat was dus een programma over hem en zijn nieuwe collectie voor het komende seizoen. Dus heel erg zo de traditionele zin. En dan zeg je hem zitten tekenen en ik dacht op dat moment: ‘Dit is wat ik wil worden.’ En dan weet ik nog nadat ik dat had zitten kijken, toen heb ik echt op zo’n geruit blokpapier geprobeerd op te modetekenen en dacht ik: ‘Ja nu ben ik modeontwerper. Dit is wat ik ga doen.’ Dus eigenlijk op hele vroege leeftijd had ik zoiets van: Ik weet wat ik ga worden. En dat werkte dan soms ook wel een beetje tegen op school dat ik dacht van: ‘Ik heb hier toch geen zin in want ik weet wat ik word. Ik word modeontwerper dus ik hoef dit helemaal niet.’

ERNST-JAN PFAUTH: ‘Wat heeft aardrijkskunde met modeontwerper te maken?’

CLAES IVERSEN: Maar wat ik wel heel fijn vond was dat ik merkte dat ik op een gegeven moment, zo richting zestien, zeventien, achttien, en iedereen ging zo zoeken van ‘wat moet ik worden? Wat moet ik verder studeren?’ En ik had die zorgen helemaal niet. Ik wist het gewoon.

ERNST-JAN PFAUTH: Het is wel grappig, want wat sprak je dan zo aan in mode? Het schilderen heeft je niet losgelaten, en je maakt ook wand- en vloerkleden. Als je maar even wat vrije tijd krijgt ga je meteen al die dingen doen die je in je kindertijd deed. Waarom sprong mode er toen voor je uit? Was er iets in dat televisieprogramma dat je zag, dat je dacht ‘dat is waarom ik het wil’?

CLAES IVERSEN: Het is toch ook echt een creatie vanuit het papier tot iets wat dan op een bij wijze van spreken theater wordt gepresenteerd. Ik denk dat het ook een beetje voor mij als kind een soort wegdromen was.

ERNST-JAN PFAUTH: Was het de glamour-kant van mode? Sprak dat je aan?

CLAES IVERSEN: Ja, ik vond daar iets magisch aan wel. Dat je een tekening maakt en dan vervolgens wordt het zo gepresenteerd. Ik was toen als kind ook wel heel erg muzikaal, ik deed aan toneel en dat soort dingen dus dat vond ik ook heel interessant. Dus dat was een beetje de combinatie ervan. Dat wegdromen dat sprak mij heel erg aan.

ERNST-JAN PFAUTH: En wilde je graag beroemd worden?

CLAES IVERSEN: Dat weet ik niet zo zeer. Ik deed wel dingen met toneel en muziek, maar elke keer als we zouden optreden dan werd ik wel heel erg schuw en zenuwachtig en ik vond het allemaal leuk maar ook een beetje eng.

ERNST-JAN PFAUTH: Met dat publiek. Je genoot niet van het applaus?

CLAES IVERSEN: Ja met dat publiek. Nou ja, ik denk dat iedereen daar wel van geniet maar ik had daar meer moeite mee. Ik heb wel een hele korte periode gehad van ‘moet ik acteur worden ofzo?’, maar dat vond ik toch wel een beetje eng. Ik was daar niet goed in.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar in mode kan je ook beroemd worden hè. Ik bedoel, je zag iemand op televisie die modeontwerper was. Je droomde niet van met een limousine door Parijs?

CLAES IVERSEN: Ja dat was wel zo van ‘in Parijs werken, groot modehuis…’

ERNST-JAN PFAUTH: Je droomde wel van de top.

CLAES IVERSEN: Ja, dat denk ik wel ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Je bent opgegroeid in Denemarken, toen was jouw zus in Nederland. Dat was rond jouw twintigste, jij was klaar met school…

CLAES IVERSEN: Ja toen woonde zij hier al.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat bracht haar hier?

CLAES IVERSEN: Zij had op een vakantie met mijn ouders waar ik ook bij was, toen hadden we Nederlandse buren en ze werd verliefd op de jongen.

ERNST-JAN PFAUTH: Op een leuke Hollander.

CLAES IVERSEN: Op een leuke Hollander. En zijn ze een long-distance relationship begonnen, en op een gegeven moment, is ze daar naartoe verhuisd, ging ze trouwen, is ze zwanger geraakt. Dus toen ik naar Nederland kwam was ze zwanger van haar eerste kind, mijn oudste nichtje. Ik was een paar keer wel al naar Nederland geweest, ik vond dat wel heel spannend. Naar Amsterdam, de coole city…

Ik was wel iemand, ik wilde het huis uit. Dat was wel al vanaf mijn vijftiende. Ik wil de wereld zien, ik wil weg, ik wil naar de stad toe. Dat was wel een grote wens.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar in je interview tot nu toe komt het een beetje over alsof je per ongeluk bent blijven plakken in Nederland.

CLAES IVERSEN: Dat is ook wel een beetje zo. De bedoeling was dat, ik weet dat toen ik klaar was met gymnasium, toen was de grote droom Parijs. En ik denk dat mijn moeder dat een beetje eng vond en een beetje doelloos van ‘wat moet hij daar, zonder opleiding nog’, een grote stad en dit en dat. En samen met mijn zus hadden zij besproken van ‘zorg dat hij naar Nederland komt, dan kan jij hem een beetje in de gaten houden’.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus ze herkenden wel dat je weg wilde, maar ze dachten: dan wel nog onder de vleugels van jouw zus.

CLAES IVERSEN: Een beetje zo, en ze wist dat ik het leuk vond en toen ben ik het gesprek aangegaan met mijn zus en die zei: ‘Kom naar Nederland, het is een soort van halverwege naar Parijs en dan zie je maar.’ Ik dacht: ‘nou why not?’ en ik kon gelijk weg. Ik kon eerst bij haar logeren, ik had natuurlijk helemaal geen geld. Het was echt een week na mijn afstuderen toen ging ik weg. Eigenlijk met geen geld op zak, omdat ik wist dat ik eerst bij haar kon logeren.

ERNST-JAN PFAUTH: In Hoofddorp toch? Onder de rook van Schiphol. En waarom wilde je zo graag weg? Vluchtte je ergens voor?

CLAES IVERSEN: Ik denk dat het heel erg met leeftijd te maken had. Ik was best wel een rebelse puber denk ik. Ik had botsingen thuis en ik vond dat idee van op mezelf wel heel spannend en heel bevrijdend.

ERNST-JAN PFAUTH: Je had ook naar Kopenhagen kunnen gaan.

CLAES IVERSEN: Ja, maar het was ook dat avontuurlijke van naar het buitenland gaan, dat sprak me wel heel erg aan. Ik wilde de wereld zien op dat moment. Ik ben niet ver gekomen trouwens, in Nederland, maar goed. Ik had wat denk ik veel mensen hebben op die leeftijd: echt even dat nest uit, de wereld zien, naar de grote stad toe. Dat trok mij heel erg aan: een grote stad. 

En op dat moment was ik ook net in het proces om uit de kast te komen en dan had ik ook zoiets van ‘ik wil niet hier in dit boerendorp…’ Het was helemaal geen boerendorp, maar ik wilde in de stad zijn. Ik had het gevoel dat ik daar meer mezelf kon zijn, dat ik daar volwassen kon worden op mijn termen en in een veilige omgeving. Dus toen dacht ik: ‘Amsterdam, best liberale stad, dus dat is best handig.’

ERNST-JAN PFAUTH: We hadden toen een heel liberaal imago. En dat beviel dus, want je bent hier nog steeds.

CLAES IVERSEN: Ja!

ERNST-JAN PFAUTH: Mis je Denemarken wel eens?

CLAES IVERSEN: Zeker. Weet je, dat zijn mijn roots. Ik ben er trots op dat ik Deens ben. Het is een prachtig land met mooie tradities en mooie cultuur, pure manier van leven. Er zijn wel kleine dingen, het eten mis ik heel erg…

ERNST-JAN PFAUTH: Voor een estheet, ik bedoel: Denen doen wel beter hun best op hun uiterlijk… Ik weet nog dat ik voor het eerst in Kopenhagen was en dacht: ‘Wat is hier aan de hand? Waarom ziet iedereen er zo fantastisch uit?’

CLAES IVERSEN: Ja dat is één grote modeshow op straat.

ERNST-JAN PFAUTH: En dan kom je naar dit spruitjesland.

CLAES IVERSEN: Ik vind ook wel dat Nederlanders beter zijn geworden. Ik moet altijd oppassen, ik heb het al zo vaak interviews gehad over…‘blabla’. 

Ik woon hier natuurlijk voor een reden, ik vind het een heel prettig land om te wonen, het is heel fraai, mensen communiceren fraai met elkaar. Die directheid die bestaat in Nederland, dat heeft echt een voordeel dat je gewoon tegen iemand kan zeggen ‘ik vind dit kut’. En dit ligt heel dicht bij de Deense mentaliteit ook. In het begin werkte ik met heel veel mensen uit Italië, Frankrijk, Spanje noem maar op. En die gingen heel erg om met hun eigen volk, omdat er toch wel een soort van cultuurverschil is. En ik vond qua integratie in Nederland voor een Deen, ik hoefde bijna niks te doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar toch, je zit in Hoofddorp, op de logeerkamer, je bent net uit de kast. Het klinkt ook als een recept voor eenzaamheid. Hoe zagen die eerste maanden eruit?

CLAES IVERSEN: Ik had wel gelijk zoiets van ‘het was gewoon even tijdelijk’, dus vanuit mijn zus ging ik opzoek naar werk en een plek te wonen, dus toen moest ik dat een beetje opbouwen. Maar vergeet niet: Ik was twintig en ik was het huis uit. Ik was bevrijd van mijn ouders.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je zat de hele tijd in de trein naar Amsterdam.

CLAES IVERSEN: Ja ik had een baan gekregen in Amsterdam.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat ging je doen?

CLAES IVERSEN: Administratie, administratief werk. Ik heb gewoon de krant opengeslagen en daar was dus een verzoek voor ‘native Danish and Norwegian speakers’. En ik had als kind ook in Noorwegen gewoond, dus ik dacht ‘nou!’

ERNST-JAN PFAUTH: Ik moet lachen omdat het nogal een far cry is van hoe creatief je was en dat je alle creatieve mogelijkheden omarmt en vervolgens de administratie in moet, of in gaat, het was je eigen keuze.

CLAES IVERSEN: Dat was ook weer zo’n leeftijds-ding. Ik was op dat moment misschien niet heel erg druk bezig met opleiding, ik was twintig. Ik zat midden in dat volwassen worden, ik wilde nieuwe mensen leren kennen, ik wilde mijn seksualiteit ontdekken. Dus ik was gewoon blij dat ik hier was en dat ik een baan kreeg die ook nog best goed betaald was.

ERNST-JAN PFAUTH: Er zit dus vijf jaar tussen dat je hier kwam wonen en aan de academie in Den Haag begon, de Kunstacademie. Ik kan me voorstellen dat je wilde beginnen met leven, zat er niet een soort ongeduld op de achtergrond van ‘ik had die droom om modeontwerper te worden’.

CLAES IVERSEN: Dat begon wel tijdens die vijf jaar waar je het over had. In het begin was het gewoon ‘oh lekker verdienen, nieuwe vrienden maken, veel uitgaan’, maar na een aantal jaar begon het wel een beetje te wringen. Die baan vond ik niet heel leuk. Ik vond het eigenlijk wel echt heel moeilijk om die acht uur per dag achter dat bureau te zitten. 

Op een gegeven moment werd het zo erg dat ik eigenlijk best een beetje ongelukkig werd, eigenlijk een beetje depressief werd, en een soort burn out had. Niet van het harde werken maar van dat ik geen voldoening had in mijn werk. Destijds had ik een relatie en mijn vriend op dat moment zei: ‘Volgens mij moet je achter die droom aan, dat is de oplossing voor de situatie waar je nu in bent beland’.

ERNST-JAN PFAUTH: Die droom die je op de Deense televisie had gezien.

CLAES IVERSEN: Ja, daar wist hij wel van. En toen is er een knop omgegaan, ik dacht van: ‘Oké, ik zit hier, vijf jaar verder. Ik ben nog steeds in Nederland, ik heb vrienden hier, ik voel me thuis hier.’ Want ik had natuurlijk altijd in mijn achterhoofd dat ik terug zou gaan en zou gaan studeren. Maar op dat moment na vijf jaar, dacht ik van ‘ik moet gewoon hier gaan studeren’.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je leefde wel in een soort pauze-stand. Je dacht wel van ‘ik ga op een gegeven moment wel studeren’? 

CLAES IVERSEN: Ja een pauzestand waarvan de pauze iets te lang was geworden uiteindelijk. Maar er speelden natuurlijk ook andere dingen mee. Op een gegeven moment als je na vijf jaar gewend bent aan best een goed inkomen en dat je kosten hebt en noem maar op, en dan het idee van studeren… Hoe ga je dat betalen?

ERNST-JAN PFAUTH: De gouden kooi.

CLAES IVERSEN: Gelukkig was in de situatie dat ik een relatie had op dat moment, we hadden een huis samen en hij had wel geld daarvoor en ik had een dak boven mijn hoofd. Dus toen durfde ik het aan en had ik zoiets van ‘ik moet dit gaan doen want anders wordt het te laat’. Dus het was echt om eerlijk te zijn een beetje op het nippertje. Voor hetzelfde geld was er nooit wat van gekomen omdat ik gewoon op die trein zat van geld verdienen, huur betalen, enzovoorts.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus daar moest je wel even vanaf stappen. En wat deed je toenmalige partner?

CLAES IVERSEN: Die zit in de hotels. En op het moment dat ik aan de academie begin, begon die ook net voor zichzelf. Dus we zaten heel erg in dezelfde flow. Wel totaal verschillende dingen, maar die was full time bezig met het opzetten van zijn eigen eerste hotel.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is het Vondel Hotel geworden toch? Dus hij heeft je wel hét bepalende zetje gegeven?

CLAES IVERSEN: Ja zeker.

ERNST-JAN PFAUTH: En ik zie dat ze hiernaast zitten. Het contact is dus nog steeds goed.

CLAES IVERSEN: Ja heel goed. Het is mijn beste vriend. We kennen elkaar nu meer dan twintig jaar ofzo, dus een heel hechte vriendschap. En die heeft ook mijn carrière vanaf het begin meegemaakt.

ERNST-JAN PFAUTH: Als hij dat niet gezegd had, wat was er dan gebeurd denk je? Hoe heet ‘ie trouwens?

CLAES IVERSEN: Arjen. Ja, dat weten we niet. Kijk, ik bedank hem altijd want die gaf mij gewoon een zetje. Uiteindelijk heb ik het misschien wel zelf ontdekt, maar misschien jaren later, of ik was zo doodongelukkig geworden dat ik bij een psycholoog terecht kwam of wat dan ook, I don’t know. Maar dat was wel een heel fijn zetje omdat ik daardoor gewoon echt zoiets van ‘nu ga ik het gewoon doen’ en toen ging er ook gewoon een switch in mij om.

Toen moest ik natuurlijk een portfolio samenstellen, moest ik gaan kijken ‘waar wil ik studeren?’. En daar heb ik gelijk, zoals ik ben, daar maak ik heel veel werk van. Zoals toen ik naar Den Haag ging voor een toelatingsgesprek, wat best een ingewikkelde procedure is, maar dat moet ook, dan kom je op een gesprek en dan word je uitgenodigd voor een toelatingsexamen. Maar ik had dus uitzonderlijk het geluk met het portfolio dat ik liet zien, hebben ze me gelijk een plek aangeboden en hoefde ik geen toelating te doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Grappig dat je dat ‘geluk’ noemt.

CLAES IVERSEN: Ja, geluk, zo ervaar ik dat. Ik ben echt daar omheen gegaan.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar ik heb ook het vermoeden dat iemand de zeventien kerstbomen maakt, vrij intensief in zijn portfolio had geïnvesteerd.

CLAES IVERSEN: Ik heb het toen heel intuïtief gedaan. En ik zou het echt aan niemand meer willen laten zien. Maar gelukkig hebben ze wel daar iets in gezien, en ik denk de passie.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar is dat niet een beetje te bescheiden, ‘geluk’? Want het valt me op in jouw verhaal. Oké, je had even vijf jaar pauze, maar daarna word je meteen op de academie toegelaten, daarna regel je een stage bij Viktor & Rolf, het hoogst haalbare in Nederland op dat moment, misschien nog steeds wel. Vervolgens regel je dat je bij het atelier komt, want je zat op de verkeerde afdeling bij Viktor & Rolf. 

Dus het klinkt ook alsof je een soort formule hebt, want daarna wordt je ontwerper en meteen komen er prijzen binnen en je carrière leest als een succesverhaal. Zes jaar na je eerste couture-collectie mag je voor de koningin een jurk maken, ik bedoel maar. Dat is toch niet alleen maar geluk?

CLAES IVERSEN: Nee, zeker niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat is je geheim? Als we de bescheidenheid even opzijzetten.

CLAES IVERSEN: Kijk, ik vind het niet zo fijn om zo te zitten opscheppen.

ERNST-JAN PFAUTH: Nee dat weet ik, daarom heb je ook ‘geluk’. Maar ik vraag je om op te scheppen.

CLAES IVERSEN: Net zoals bij die toelating, hoop ik altijd, en blijkbaar is het wel zo, dat mijn werk voor zichzelf spreekt. Dat is wat ik het allerbelangrijkste vind. Dat je kijkt naar mijn werk en als klant of als toeschouwer of school of wat dan ook, enthousiast wordt en iets daarin ziet. Dat is het enige wat ik kan doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik ken heel veel mensen die ook heel getalenteerd zijn, jij vast ook, maar wie het net iets ontbreekt aan dat ze niet toegelaten worden of niet doorbreken of niet de jurken voor de koningin mogen maken. Het is toch ook gewoon: je werkt toch ook gewoon harder dan iedereen?

CLAES IVERSEN: Nee, precies. Dat zeg ik ook altijd: Het is ook niet uit niks gekomen, het is hard werken. En dat komt waarschijnlijk terug op wat ik als kind had: die compulsie, of hoe je het wil noemen, om iets te creëren. Dat moet er zo uit, dat kan ik niet controleren. En dat zit dan ook in als ik iets wil doen, dan doe ik het goed. Dan doe ik het honderd procent en dan ga ik daarvoor. En dat is dan dat harde werk, wat mij tegelijkertijd heel veel plezier geeft. Daarom kan ik het doen denk ik en dan ga ik daar gewoon ‘zoef’ door heen.

ERNST-JAN PFAUTH: Waarom houd je eigenlijk niet van opscheppen?

CLAES IVERSEN: Ik ben daar wel beter in geworden, om te zeggen dat ik dankbaar ben en ‘ik ben trots’. Maar wat ik zeg, ik wil ook altijd dat mijn kleding op de voorgrond staat. Ik ga niet helemaal groot praten daarvoor want dan schep ik misschien te veel op en dan valt het tegen. Is dat mooi, opscheppen? Dat is toch geen mooie kwaliteit bij iemand?

ERNST-JAN PFAUTH: Dat klopt, maar het ook een harde wereld waar je in zit en als je ooit de ontwerper van Dior wil worden, daar moet toch ook een zekere bravoure bij komen kijken om daar te komen? Functioneel opscheppen?

CLAES IVERSEN: Dat vraag ik mij dus af. Kijk soms geef ik lezingen over mijn werk en dan is de tijd altijd op en ik ga maar door. Dat kan ik doen, dat stukje verkoop dat kan ik wel. Maar dan vertel ik hoe mijn wereld er uit ziet. En dat vind ik, dat is de manier waarop ik het liefst praat over mijn werk en daar kan ik waarschijnlijk het dichtst bij opscheppen. Dat is een kennis die ik heb opgebouwd, dat is een bepaald talent wat ik heb, het is een bepaald spraakniveau, whatever, dat is mijn wereld. Daar kan ik wel over praten. Maar ik vraag me ook af of iemand een baan bij een groot modehuis krijgt als hij zit te opscheppen over zichzelf. Die moet zichzelf bewijzen uiteindelijk. Dat vind ik belangrijker: dat ik door mijn werk mezelf bewijs en laat zien wie ik ben en wat ik kan. En niet in woorden.

ERNST-JAN PFAUTH: Zegt je omgeving wel eens dat je te bescheiden bent?

CLAES IVERSEN: Ik hoor het wel eens ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Waarom zeggen ze dat dan tegen je?

CLAES IVERSEN: Omdat ik niet houd van opscheppen denk ik.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar zij zien dus ook dat het je wat zou kunnen brengen als je wat meer grootser over je werk zou praten.

CLAES IVERSEN: Ja en nee, ik denk dat het gaat over een balans zoeken dat ik mijn werk niet tekort doe of de klant tekort doe, maar dat ik ook dichtbij mezelf blijf, maar dat ik ook met trots daarover kan vertellen en dat over kan brengen. Ik denk dat er bij mij een soort angst zit om mezelf beter te maken dan dat ik ben. Dat zou ik niet willen. Maar dan ben ik ook heel erg bezig met ‘wat zullen ze van me denken’ en dat moet ik misschien meer loslaten. Maar ik moet ook eerlijk zeggen als ik iemand tegenkom die heel erg zit op te scheppen, dat is ook iemand die ik voorbij loop. Dat vind ik geen charmante eigenschap bij iemand. Dat is niet authentiek.

ERNST-JAN PFAUTH: Het schijnt dat wat je het meest haat in de ander, dat dat ook heel veel over jezelf zegt.

CLAES IVERSEN: Dus?

ERNST-JAN PFAUTH: Dus er zit wel een struggle rond dat onderwerp.

CLAES IVERSEN: Maar ben jij een opschepper? Jij lijkt me ook niet een enorme opschepper.

ERNST-JAN PFAUTH: Nee, maar ik denk wel dat ik op momenten heb gezegd van… Ik werkte bijvoorbeeld bij een krant en op een gegeven moment was ik vierentwintig en toen zochten ze een chef internet, en toen vroegen ze in principe aan mij: ‘Welke oude mensen ken jij die dit kunnen doen?’ En toen zei ik: ‘Laat mij het maar doen’. En dat is wel een soort… Ik heb veel te danken aan op dat soort momenten bravoure tonen.

CLAES IVERSEN: Maar dat is anders.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat kan je ook opschepperig noemen.

CLAES IVERSEN: Kijk, als ik een klus wil binnenhalen of verkopen, dan praat ik daar ook anders over dan hoe wij nu praten. Maar zitten strooien met ‘ik heb dit gedaan, ik heb dat gedaan’, weet je, voor mij gaat het over authenticiteit en ik vind dat heel belangrijk dat het past bij mijn label. We zijn ook geen schreeuwerig label. Ik ben geen schreeuwer. Ik zeg altijd ‘wij’ want ik doe het niet alleen. Wij zijn geen schreeuwerig bedrijf, of label, dat past niet bij mij. Maar als ik er een opdracht is en ik denk ‘dit is iets wat bij mij hoort’ dan ga ik dat ook gewoon… Snap je?

ERNST-JAN PFAUTH: Je bent dus wel functioneel in jezelf in de kijker spelen. Want bij Viktor & Rolf, dat je regelde voor jezelf dat je bij het atelier terecht kwam. Hoe ging dat?

CLAES IVERSEN: Nou ja, ‘regelde’… Kijk, je gaat solliciteren voor een stage, dus ik heb mijn portfolio laten zien, ik ben uitgenodigd en je komt op gesprek. En intern denk ik dat het zo gaat van ‘die gaat in die afdeling stage lopen en die gaat daar stage lopen’. 

Af en toe werd ik door een van de ontwerpers naar boven gestuurd, het atelier in, om wat testjes te maken. En ik dacht ‘dit is eigenlijk wel heel leuk, dit is waar de magie gebeurt’.

Claes Iversen

En ik was toen op de design-afdeling, en daar heb ik dan klussen uitgevoerd. Af en toe werd ik door een van de ontwerpers naar boven gestuurd, het atelier in, om wat testjes te maken. En ik dacht ‘dit is eigenlijk wel heel leuk, dit is waar de magie gebeurt’. En toen is het eigenlijk gewoon heel organisch gegaan, of vanzelf, dat ik gewoon steeds meer tijd doorbracht in het atelier en zorgde dat het hoofd van het atelier mij opdrachten gaf.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe werkt dat, steeds meer tijd doorbrengen in het atelier? Bleef je na werktijd hangen?

CLAES IVERSEN: Ik was meer een soort van, ik weet niet hoe het ging, maar als ik even niks te doen had dan ging ik daar vragen van ‘kan ik iets doen?’.

ERNST-JAN PFAUTH: Het was niet zo dat ze beneden zoiets hadden van ‘waar is die stagiair, hoe heet hij ook alweer? Claes, die zit weer boven’.

CLAES IVERSEN: Misschien een fase wel, van ‘oh nu is hij daar bezig’. Dit is gewoon zo gegaan en daar heb ik wel werk van gemaakt. Geprobeerd op de een of andere manier te laten zien ‘ik help graag mee in het atelier, ik vind dat leuk’. En ik denk dat het hoofd atelier het ook had gezien, van die handen zitten wel goed.

ERNST-JAN PFAUTH: Van hij kan wel wat. Dus de formule voor succes, de Claes-formule is: Niet opscheppen, jezelf wel in de kijker spelen al is het door ergens rond te hangen, en vervolgens je werk voor je te laten spreken en mensen dus ook helpen eigenlijk.

CLAES IVERSEN: Ik denk ook dat ik dat woord ‘opscheppen’ gewoon te negatief geladen vind. Want ik denk ook dat je wel gewoon jezelf kan verkopen door te laten zien wat je kan.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat moet je dus wel doen.

CLAES IVERSEN: Daar houden we het bij haha.

ERNST-JAN PFAUTH: We hebben het al een beetje over je masterplan gehad, zo noem ik het maar even. Dat je je eigen label wil behouden maar ook bijvoorbeeld bij een groot label aan de slag zou willen. Denk je zo strategisch na? Heb je in je hoofd een soort masterplan van ‘zo kom ik daar’?

CLAES IVERSEN: Ik denk dat het zeker belangrijk is om een strategie te hebben. Wat ik wel heb geleerd nu, recent, is dat je die strategie ook mag veranderen. En ik denk dat juist dat besef, ik zeg altijd ‘dromen zijn kneedbaar’, die kunnen veranderen, ook gaandeweg. En dat gaat ook op wat betreft een strategie, dat je op een gegeven moment zegt: ‘misschien hebben we wel bedacht dat we de komende vijf of tien jaar er zo naar toe werken’. Maar waarom dat doen als dat niet werkt? Als je denkt van: dit loopt niet lekker?

ERNST-JAN PFAUTH: Zoals met de confectielijn.

CLAES IVERSEN: En ik denk dat het gewoon heel belangrijk is om openheid van geest te hebben, en helemaal in de creatieve branche die continu verandert. Dan moet je ook flexibel zijn, zonder dat je concessies moet doen, maar gewoon heel breed gaan kijken van ‘wat kan ik nog meer?’ En dan nemen wat bij jou past. 

Dus in de zin als ik het heb over de interieur-weg waar we aan zijn begonnen, die hele kast die ligt vol met ideeën. Zo productief als ik ben, dan denk ik ‘dan kunnen we dit doen, tegels doen, servies doen’. En wat ik wel heb geleerd, wat belangrijk is met een strategie, is om de juiste stappen te nemen op het juiste moment. En dat is waar we op dit moment heel erg mee bezig zijn van ‘wat is het volgende project’ omdat alles zo projectmatig is, ‘of [wat is het volgende ]product, waar we mee verder gaan.’ Dat het één verhaal blijft.

ERNST-JAN PFAUTH: Het komt heel intuïtief over. Je bent dus met schilderen begonnen, je bent inderdaad met interieur, de wand- en vloerkleden, bezig. Je hebt ook meegedaan aan ‘Wie is de Mol?’. Waarom deed je daar bijvoorbeeld aan mee?

CLAES IVERSEN: Ja, goeie.

ERNST-JAN PFAUTH: In hemelsnaam, waarom deed je daaraan mee?

CLAES IVERSEN: Ik werd gevraagd en wat ik zei: meestal had ik zoiets van het gaat over wat ik doe, en de mode en noem maar op. En toen kwam die aanvraag binnen in top secret en alles, en ik dacht ‘nou, wacht even, volgens mij als ik hier nee tegen zeg dan heb ik daar echt spijt van later.’ Dit is gewoon iets waar zo veel mensen aan mee willen doen, het is gewoon een avontuur in real life waar je aan mee mag doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Dacht je niet: ‘Ik ga me zelf hiermee in de kijker spelen’?

CLAES IVERSEN: Ik heb niet gelijk ja gezegd want ik had zoiets van ‘dan kom ik daar wel op terug’. En toen werd er een afspraak ingepland, en in de tussentijd, ik moet eerlijk zeggen ik had het nog nooit gekeken, maar toen ik ging kijken had ik zoiets van ‘oké, dit is echt waanzinnig wat ze moeten doen’. Ik hou natuurlijk ook van spelletjes en al dat soort dingen. En ik vond het heel goed geproduceerd, en het ging niet echt over de personen zelf, qua of ze een naar mens zijn of grappig. Het ging gewoon over dat spel. En dat vond ik heel fijn. Het ging niet zo zeer over mij, en er was niet een gevaar dat jij het zwarte schaap in de groep moest worden. Het was niet een soort van nasty docu-reality soap-achtig. Toen besefte ik gewoon wat voor ervaring dat zou kunnen zijn en had ik zoiets van ‘dit lijkt me wel heel leuk’ maar ik moest me wel beseffen dat je dan bijna elke zaterdag op televisie komt.

ERNST-JAN PFAUTH: Heeft het je iets gebracht? Naast dat het een mooie ervaring was, dat geloof ik.

CLAES IVERSEN: Dat heel veel kinderen weten wie ik ben! Dat vond ik wel heel grappig daaraan. Natuurlijk wist ik wel dat die bekendheid iets groter zou worden, maar ik dacht ‘misschien is dat ook niet zo erg’, omdat ik wel heel erg bekend stond in de modebranche, dus mensen in de branche weten wie ik ben, of mensen wisten wie ik was door Ilse de Lange of de koningin. En dan word je ook een beetje in een hoek gestopt van ‘dat is wel heel hoogdrempelig’. Ik vond het misschien ook wel leuk om gewoon te laten zien van ik ben gewoon een mens en ik ben niet een of andere arrogante ontwerper…

ERNST-JAN PFAUTH: Maar ook een ontwerper waar je zelf misschien ook een keer een jurk van zou kunnen kopen, bedoel je ook op die manier een beetje toegankelijker?

CLAES IVERSEN: Precies, een beetje toegankelijkheid. Ik merkte gewoon door de jaren heen, en dat is aan de ene kant ook leuk, er is een soort mysterie rondom een modeontwerper. Word ik ook in een Nederland heel vaak een ‘couturier’ genoemd, ik haat dat woord.

ERNST-JAN PFAUTH: Vind je dat te pretentieus?

CLAES IVERSEN: Ja weet je, ik ben een ontwerper.

ERNST-JAN PFAUTH: In de categorie opscheppen.

CLAES IVERSEN: Nee ik vind het ook een beetje oubollig en een beetje een soort van een verkeerd beeld geven van een modeontwerper dat het een soort arrogante nicht is die ergens zit van ‘oh ik heb hoofdpijn’ [dramatische stem opzettend], een beetje zo’n drama queen. Weet je het is gewoon mijn werk en ik ben een vormgever ik ben een ontwerper, kunstenaar soms.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus ‘Wie is de Mol?’ dat komt op je pad, dat paste in je missie, of masterplan zogezegd, om een toegankelijke modeontwerper te zijn?

CLAES IVERSEN: En ook helemaal wat er toen in die tijd gebeurde dat ik veel breder aan het kijken was van ‘ik kan ook interieur dingen doen, ik kan samenwerkingen doen, ook meer commerciële klussen’. Dat het duidelijk zou zijn dat ik als ontwerper op een wat breder spectrum opereer. 

ERNST-JAN PFAUTH: Ik weet niet of jij deze worsteling herkent maar waar ik zelf wel eens mee zit is dat je aan de ene kant van alles wil doen. Dus ik zit hier naast mijn day job als directeur van een mediabedrijf, ik wil dit ook doen en ook een paar andere dingen. En tegelijkertijd denk ik: ‘Wat als ik zou focussen? Als ik alleen maar op mijn directeurschap zou richten?’ Of ‘me alleen maar op interviewen zou richten?’ Gaat het niet ten koste van iets? Herken je dat?

CLAES IVERSEN: Ja zeker en dat is ook iets wat tijdens de corona wat een soort realisatie was van mij. Ik moet juist oppassen dat ik niet te veel tegelijk wil. Een jaar geleden wilde ik nog heel veel meer dingen doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Nog meer?

CLAES IVERSEN: Wat ik net allemaal opnoemde, om dat interieur verhaal verder uit te bouwen. En nu heb ik samen, ik ben daar niet alleen in, ik heb een adviseur en samen met de office manager proberen we wat meer strategie toe te passen. 

Maar al die ideeën die heb ik en mijn creativiteit die verdwijnt niet. En er liggen gewoon heel veel kleine ideeën op de plank, maar de timing is heel belangrijk. Niet alleen maar dat het een duidelijk verhaal wordt, als bedrijf, maar ook voor mezelf. Dat ik elke keer dat ik zeg ‘nu gaan we verder met dit’, laatst was dat de ‘Bridal’, dan even niks anders dan die ‘Bridal’, dat dat product goed genoeg wordt. Dat ik zo veel mogelijk plezier daarin heb, en mijn team ook. Er zijn maar vijf man hier, we kunnen ook niet zo veel. En daarin probeer ik al die ideeën die nog liggen een beetje in het verhaal te passen en te kijken wat is de beste strategie? Wat is het volgende product? Wat is de volgende stap? Dat het ook niet te veel heen en weer vliegen wordt.

Maar goed, tegelijkertijd, ik blijf wel gewoon lekker mijn ding doen op de manier, met schilderen of knutselen of whatever…

ERNST-JAN PFAUTH: Want volgens mij geloof jij ook stiekem dat je er beter van wordt, van die multi-discipline.

CLAES IVERSEN: Ik moet gewoon creatieve vrijheid hebben, dat merk ik wel. Dat helpt. En hoe we dan vervolgens op de markt brengen of naar voren brengen, daar zijn we wel wat strategischer over. Maar die drang ga ik niet tegenhouden. Dus als ik wakker word op een ochtend en denk van ‘nu moet ik gewoon tien nieuwe potten kleien’ dan wil ik die vrijheid hebben om dat te doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Ook als dat ten koste zou gaan van je succes als modeontwerper?

CLAES IVERSEN: Nee, want dat gebeurt niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Is dat niet zo dat als jij alleen maar gefocust zou zijn op ‘hoe zorg ik ervoor dat ik de ladder van modeontwerper beklim’, je zou in plaats van pottenbakken kunnen zeggen ‘nu ga ik me richten op een Amerikaanse doorbraak’ of zoiets.

CLAES IVERSEN: Nou kijk, dat is dan de zakelijke kant, maar daar wil ik me liever niet te veel oprichten. Dat moet ik wel, uiteraard…

ERNST-JAN PFAUTH: Zou je niet moeten netwerken met beroemde Amerikanen?

CLAES IVERSEN: Ja dat hebben we ook wel gedaan. Maar op het moment dat jij naar het buitenland wil dan heb je uiteraard een strategie nodig. Maar als we het hebben over Amerika, als een voorbeeld: we hebben wat Amerikaanse actrices gekleed. Heel leuk, heel ingewikkeld, dat kost heel veel tijd en geld. Dan staat die celebrity, laatst een actrice ook…

ERNST-JAN PFAUTH: Wie bijvoorbeeld? Noem eens een naam?

CLAES IVERSEN: We hebben Amber Heard gekleed bijvoorbeeld op het Cannes Film Festival.

ERNST-JAN PFAUTH: Onvergetelijke vrouw.

CLAES IVERSEN: Dat is een hele mooie vrouw en was een onvergetelijk moment, daar zijn we zeker trots op. Ik heb Rita Ora een keer in the Voice gekleed. Mooie momenten en zeker om trots te zijn, als we het hebben over opscheppen, nou dat doen we wel op onze Instagram. Maar om hier eigenlijk geld uit te winnen, dat betekent dat je het vaker moet doen en eigenlijk een pr-bureau moet hebben in Amerika, wat best duur is. Dan vervolgens moet je het ook kunnen verkopen. Dus dan moet je eigenlijk of ik, of iemand anders, daar gaan zitten…

ERNST-JAN PFAUTH: In plaats van pottenbakken, naar de andere kant van de oceaan gaan.

CLAES IVERSEN: Ja, maar een pak klei kost iets minder dan… Snap je waar ik heen wil. Kijk, als je zo’n strategische move wil doen, en ik sluit zeker niet uit dat dat gaat gebeuren, dan moet je de middelen hebben. Dus financieel, personeel, et cetera. Dan moet je best veel energie en geld daarin stoppen. En dat heb ik op dit moment eerlijk gezegd niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Nee oké, maar dat kan komen. Maar zou je dan wel bereid zijn om daar meer tijd aan te besteden? Dat zou dan ten koste gaan van je andere creatieve side projects. Dat offer ben je bereid te maken?

CLAES IVERSEN: Nou ik weet wel, als we het hebben over zo’n situatie, neem bijvoorbeeld de ‘Bridal’, dat willen we graag uitbreiden en verkopen, misschien in Amerika. Dan weet ik: dan moet ik daar wel ook naartoe. Maar ideologie van het bedrijf is wel nog steeds dat mijn creativiteit zo veel mogelijk bewaakt moet worden. Dat ik die vrijheid heb, want daar komt uiteindelijk alles uit wat verkocht moet worden. Dus, hoe meer ik bezig ben met meetings doen, een pr-bureau en een marketingbureau, winkels en noem maar op, hoe meer dat ten koste gaat van het ontwikkelen van de producten die verkocht moeten worden.

En dat weten ze ook binnen het bedrijf, de office manager, of de manager van het bedrijf, als je het zo noemt, het is haar taak ook om de hele tijd te waken van ‘oké we hebben een meeting met die en die, dat kan ik wel alleen doen.’ Ze probeert zo veel mogelijk van mij weg te houden, zodat ik die ruimte heb om dat te kunnen doen.

Dus als je zo’n stap zou maken, om naar Amerika te gaan en dat te veroveren, dan weet ik wel dat er wat van mij verwacht wordt, maar het mag niet te veel ten koste gaan van die creatieve vrijheid die ik op dit moment heb.

ERNST-JAN PFAUTH: Want hier ben je een grote vis in een kleine vijver, en daar ben je een kleine vis in een grote vijver.

CLAES IVERSEN: Daar ben ik een nobody.

ERNST-JAN PFAUTH: En dat zou ook ten koste gaan van hoe veel tijd je kan besteden aan creativiteit. Je kan ook zeggen: Waarom zou je er überhaupt heen willen? Waarom is dit niet genoeg?

CLAES IVERSEN: Voor nu staat dat niet bovenaan de lijst.

ERNST-JAN PFAUTH: Raak je dan verveeld? Want je zegt meteen ‘voor nu’.

CLAES IVERSEN: Ja, voor nu, en wat ik zei, die ‘Bridal’ is een mooi voorbeeld. Dat moet ik gaan verkopen, dat moet uitgebreid gaan worden. We hebben nu een verkooppunt in Amsterdam en dat is een heel mooi begin. We doen het vanuit ons kantoor/atelier hier. Maar uiteindelijk moet daar wat volume komen dat de ‘Bridal’ ook gaat leven en het een succesverhaal wordt. En dan moet ik weer verkooppunten vinden. Dan moet ik naar het buitenland toe. Maar het kan niet zo zijn dat ik in die auto moet stappen en al die winkels ga bezoeken vijf dagen in de week. Dan kan ik geen nieuwe jurken ontwerpen. Dat is de balans die gezocht moet worden. En daarom is het heel belangrijk om met de juiste mensen samen te werken die dezelfde ideeën hebben over mijn bedrijf en dezelfde visie en missie daarover. Maar uit handen geven is wel heel belangrijk in mijn positie.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik begrijp het. Even iets heel anders ter afsluiting: om ervoor te zorgen dat er jonge jaren voor toekomstige kinderen zijn. De mode-industrie die een hele grote impact heeft op het milieu. Hoe kijk jij daarnaar als onderdeel van die industrie?

CLAES IVERSEN: Ik kijk daar naar als een probleem die je echt niet kan of mag negeren als je in deze branche werkt. Duurzaamheid staat nu echt bovenaan de lijst. En helaas, in mode is het zo complex, want die duurzaamheid zit niet alleen maar in het produceren van, maar dat gaat echt van het moment dat er iets wordt getekend, tot het moment dat er iets wordt gekocht in de winkel. En het gaat over productie, over transport, het gaat over duurzame materialen, local versus import, het gaat over een bepaald koopgedrag, vooral ook bij de consument. [Het gaat over] de vraag en een bepaalde waardering voor een kledingstuk, want als je ziet hoe consumptie omhoog is gegaan, ook in de retail de laatste jaren, is het enorm. Dat betekent ook dat de waarde die de consument hecht aan een product aan het veranderen is.

ERNST-JAN PFAUTH: Hebben we het over consumenten in de rij voor een winkel, die naar binnen gaan en met zes tassen naar buiten lopen toch? En dan dragen ze het een keer, wassen ze het een keer, en blijkt het niet meer te passen.

CLAES IVERSEN: Bijvoorbeeld. Ook door het internet. Het is zo makkelijk om gewoon een hoop kleren te kopen, passen en terugsturen. Die spullen die dan worden teruggestuurd, dat kost voor het bedrijf meer geld om dat opnieuw te labelen en noem maar op om het te verkopen, dan om het op een hoop te gooien als een soort van afval. Dus er zijn heel veel kledingstukken die nooit zijn gedragen, die heen en weer zijn gegaan met een of ander transportbedrijf naar de consument, en dat wordt gewoon vernietigd. Dus die duurzaamheidskwestie zit op zo veel niveaus.

ERNST-JAN PFAUTH: Er ligt een rol voor leveranciers en ook voor consumenten.

CLAES IVERSEN: En voor mij.

ERNST-JAN PFAUTH: En voor jou. Jij bent iemand die consumenten goed begrijpt. Jij ontwerpt voor vrouwen wat vrouwen van mode willen. Heb je ideeën over hoe jij duurzaamheid zou kunnen verkopen aan consumenten? Hoe je het aantrekkelijker kan maken?

CLAES IVERSEN: Kijk, als bedrijf, we zijn midden in het proberen op te lossen van dit probleem, iedereen in de branche. Dus ik wil ook graag kijken naar mijn materialen, ik wil kijken naar waar ik produceer, transport noem maar op. 

Ik denk als bedrijf dat onze kracht is… wat ik kan meegeven, want ik ben natuurlijk geen bedrijf wat honderdduizend T-shirts maakt elke whatever. De kracht van mijn bedrijf en waar het allemaal vandaan komt, het komt uit de creatie, het ambacht, de liefde voor het product, de liefde voor de creatie. En dat is iets wat ik hoop om te kunnen meegeven aan de consument in ieder geval dat alles is hier gemaakt in mijn eigen atelier, als we het hebben over couture, maar daar zit zoveel liefde in. 

En ik hoor nog steeds mijn oma een soort van ergens boven de wolken, of die zie ik zo voor me hoe zij kleding maakte voor haar familie, die dan werd bewaard en jarenlang werd gedragen en gekoesterd. En dat is een soort voorbeeld voor mij. Ik weet dat dat heel lang geleden is en we zijn ontwikkeld, maar ik denk dat die waardering, die je toen had voor een kledingstuk, dat is iets waar we weer terug naar moeten. Hoe het is gemaakt, de uren die daar inzitten. Heel veel mensen die zien niet eens… Hoe vaak er niet tegen mij wordt gezegd ‘kan je niet even een jurk maken?’… Er zitten zo veel manuren in.

ERNST-JAN PFAUTH: Tweehonderd uur, nogmaals.

CLAES IVERSEN: Ja maar ook in spijkerbroeken die je goedkoop koopt ergens in een winkelketen. Het is altijd met de hand gemaakt en dat beseffen mensen zich niet. ‘Oh het is in een fabriek gemaakt’, ja maar het is niet zo uit een machine gespuugd, weet je.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar ik snap dat als je een Claes Iversen-jurk koopt, dat zal vanaf weet ik veel, vijfduizend euro beginnen, dat je die koestert. Maar hoe zou je het gedachtegoed van je oma voor een consument met een kleinere portemonnee aantrekkelijker kunnen maken?

CLAES IVERSEN: Er moet natuurlijk kleding zijn van verschillende prijscategorieën, maar gelukkig zie je nu dat tweedehands aan het opkomen is. Maar dit gaat soms ook over een bepaald soort investering waarvan ik vind dat je die moet maken. 

Dus wat ik niet begrijp is als ik iemand zie die uit, ik weet niet of ik de naam mag noemen, maar bijvoorbeeld de Primark, iemand die werkloos is, die heel weinig geld hebben, waarom moeten die nou met zes zakken kleren uit de winkel lopen? Je kan misschien ook heel erg gaan kijken van ‘wat heb ik nodig’ en ‘wat vind ik mooi?’ Dat je aan de ene kant gaat sparen en de essentie gaat kopen. Er is gewoon een bepaald soort verwachting vanuit de consument dat het maar allemaal zo veel moet.

ERNST-JAN PFAUTH: Ze kopen die zes tassen, denk ik, omdat ze op Instagram het leven van beroemdheden zien en denken ‘hoe kan ik daar zo dichtbij mogelijk in de buurt komen ook al ben ik werkloos?’

CLAES IVERSEN: Precies, dus daar zit ook een grote problematiek van ‘ik moet maar meer, meer, meer, meer’. En dat is niet alleen maar in de retail, maar met alles. We moeten echt een beetje terug naar ‘wat hebben we nou nodig?’ En ook gewoon waardering voor die producten en niet maar heen en weer sturen van ‘oh dat vind ik lelijk en dat vind ik mooi’. Nee, bewuste manier van leven.

ERNST-JAN PFAUTH: Doe je dat voor je eigen garderobe? Of hoe je jezelf kleedt? Koop je dan dingen waarvan je denkt ‘hier ga ik een paar jaar mee doen’?

CLAES IVERSEN: Soms ja. Ik koop ook niet echt hele superdure kleding, want ik wil graag mijn geld aan andere dingen uitgeven. Maar ik merk dat ik gewoon als ik iets aanschaf, dan is het best allemaal hetzelfde. Ik bedoel het is niet zo… ik bewaar wel heel veel. Ik heb wel veel kleren moet ik zeggen. En ik heb veel schoenen. Maar het is niet zo dat ik het draag en dan weggooi of zo. Dat zijn belangrijke dingen voor mij, ook omdat ik natuurlijk met de ogen van een modeontwerper ernaar kijk. Net zoals mensen zeggen ‘we moeten minder vlees eten’, dat gaat ook over een bepaald soort bewustwording van ‘oké, wat stop je in je mond en in je lijf?’.

ERNST-JAN PFAUTH: En bereidheid om offers te maken.

CLAES IVERSEN: Ja en ik vind het ook belangrijk dat je niet alleen als individu, maar ook als bedrijf, kijkt van ‘waar kan ik mijn steentje bijdragen? Wat past bij mij?’ Want anders kan je natuurlijk helemaal niks. We moeten ook leven en genieten van het leven. En ik denk dat op dit moment ik als bedrijf gebruik kan maken van die liefde voor de kleding en de waarde die de kleding krijgt hier vanuit omdat daar zo veel werkuren in zitten en zo veel liefde, dat is iets wat ik kan meegeven. Maar ik vind dat ik nog steeds ook continu moet blijven bijstellen daarin van: ik wil ook graag meer duurzame materialen gebruiken en ik wil ook meer lokaal doen. Het is niet vaak heel eenvoudig.

ERNST-JAN PFAUTH: Of minder mooi.

CLAES IVERSEN: We zitten nu ook in een project, ik heb ook bijvoorbeeld heel veel oude stoffen gebruikt en gerecycled, wat gewoon in de fabriek lag toen we stopten met de confectielijn. Ik dacht ‘laat me hierheen komen, dan gaan we die gebruiken.’ Dus ik probeer een weg te zoeken, maar het is moeilijk moet ik zeggen. Er moet nog heel veel gebeuren.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat ik heel leuk vind aan deze interviews, met gearriveerde makers zoals jij, is het idee dat hier ook jonge ontwerpers naar luisteren, of mensen die dromen van een carrière. Jij bent nu al een tijdje bezig, als je terugkijkt op de keuzes die je hebt gemaakt, wat is dan een les die je achteraf hebt geleerd waarvan je had gewild dat je dat alvast wist en wat je anderen zou kunnen meegeven?

CLAES IVERSEN: Dat zijn meerdere lessen. Ik denk vooral de meest recente les, dat was voor mij dat ik misschien beperkt naar mijn kwaliteiten keek. Dat ik heel erg dacht van ‘het modesysteem is zo’, wat ik net uitlegde aan het begin. Van twee keer per jaar minimaal, maar eigenlijk heb ik liever vier. Ik dacht dat dit is gewoon het stramien, of de weg die ik moet bewandelen en ben ik daar mezelf een beetje in verloren, in dat doel ergens in de verte omdat dat heel onduidelijk was, maar ik dacht dat het zo moest.

En dichtbij jezelf blijven, het klinkt heel cliché, maar dat scheelde wel bijvoorbeeld. Dat is iets wat ik vroeger altijd deed, maar in die quest van succes en het pad van mode bewandelen ben ik dat helemaal vergeten. En op een gegeven moment dacht ik ‘hold on, hier heb ik een jaar geleden heel veel plezier in ervaren, waarom doe ik dat niet meer?’ Dus ik denk dat dat wel in de creatieve sector altijd is. Je hoort het ook van musici: dichtbij jezelf blijven. En dat is heel makkelijk om te zeggen, maar verlies niet jezelf in die ambitie.

ERNST-JAN PFAUTH: En zet zo het vak misschien wat meer naar je eigen hand.

CLAES IVERSEN: En zie de mogelijkheden eerder daarin. Je moet wel een vertaalslag maken naar iets commercieels hè, je moet leven, en het is helemaal leuk als mensen jouw spullen kopen. Als het een bank is, of een colbert. Maar de hele tijd jezelf afvragen: ‘Klopt dit bij mij? Heb ik hier plezier in? Wat zou ik nog meer kunnen doen met die talenten?’. En weet je, ik heb het vaker gezegd: ik had er misschien baat bij gehad om eerst een paar jaar bij een bedrijf te werken, zodat ik de branche iets beter kende. Dus ervaring is niet slecht. Ik ging natuurlijk heel bleu erin van ‘nu ga ik een label opzetten’, niet wetende wat het allemaal inhield.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik snap dat je het zegt. Ik heb het je inderdaad vaker horen zeggen, maar had je echt willen ruilen?

CLAES IVERSEN: I don’t know.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat had het je opgeleverd als je eerst een paar jaar ergens anders zat?

CLAES IVERSEN: Ik geloof gewoon heel erg in opleiding en jezelf blijven ontwikkelen om te groeien. En ik denk dat een stuk opleiding na mijn studie, dat was een mooie vervolgopleiding geweest. Er was gewoon heel weinig ruimte op de academie voor de zakelijke kant van het beroep. Het is een hele zware studie en er wordt heel veel van je verwacht, maar dat is vooral op creatief gebied. Dus dat hele collectioneren, commercieel kijken naar je product, waar ga je het laten produceren? Dat hele ingewikkelde traject, daar weet je eigenlijk helemaal niks over.

ERNST-JAN PFAUTH: Nee, maar je hebt jezelf in het diepe gegooid, waarschijnlijk heb je het daardoor sneller geleerd dan als je ergens bij een bestaand modehuis op een heel klein eilandje iets had kunnen doen.

CLAES IVERSEN: We don’t know. Dan had ik wel de rolodex kunnen meenemen haha!

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is waar, die had je in je zak kunnen steken.

CLAES IVERSEN: Nee, maar we never know en ik heb nergens spijt van. Ik heb vanaf dag één heel veel plezier gehad, en zoals je zegt: I learned the hard way. En ik heb ook andere dingen ontdekt, dus je weet nooit hoe het was geweest.

ERNST-JAN PFAUTH: En je eigen rolodex opgebouwd. Met na zes jaar de koningin erin. Dus volgens mij is het wel goed gegaan. Dankjewel Claes.

CLAES IVERSEN: Graag gedaan.

Wil je geen aflevering missen?

Geef je dan op voor de persoonlijke nieuwsbrief van presentator Ernst-Jan Pfauth. Hij mailt je nieuwe interviews en de belangrijkste lessen uit de gesprekken.

Kom naar Jonge Jaren Live op 27 november in Amsterdam