Categorieën
Interview

Akwasi Ansah

De all-round verhalenverteller over het vinden van je focus

Twee dingen vallen me bij Akwasi op. Ten eerste kwam zijn succes vroeg. Al op zijn veertiende toerde hij met een theatermonoloog door het land. Wat maakte deze bliksemstart mogelijk?

Ten tweede is Akwasi een heleboel tegelijk: artiest met Zwart Licht, oprichter en creatief directeur van omroep Zwart, acteur, platenbaas, schrijver en nog veel meer. Zou hij niet meer moeten focussen?

Ik stel Akwasi deze twee vragen in de lente van 2023 in zijn Amsterdamse studio.

Akwasi bij Jonge Jaren

Akwasi over zijn jonge jaren

Je kunt het interview hieronder lezen of beluisteren op Podimo.

ERNST-JAN PFAUTH: Dankjewel Akwasi, dat je meedoet met Jonge Jaren. Ik dacht laten we zo ver mogelijk terug gaan. Wat is je vroegste herinnering?

AKWASI: Oh wauw, ja. Dan begin je op 4 oktober 1992. Dat is zonder twijfel mijn vroegste herinnering. Vliegramp in de Bijlmer, Kleiburg. En het voelt alsof mijn leven daar begon. Ik denk dat er vast wel andere herinneringen waren geweest, die ik nu zou oprakelen als ik de vliegramp niet had gezien. Maar ik denk dat de impact van de vliegramp zo groot was, zo stil tegelijkertijd ook, oorverdovend, maar zo omnipresent dat alles van voor mijn vierde gewoon weggevaagd is.

Dan begin je op 4 oktober 1992. Dat is zonder twijfel mijn vroegste herinnering. Vliegramp in de Bijlmer, Kleiburg. En het voelt alsof mijn leven daar begon. Ik denk dat er vast wel andere herinneringen waren geweest, die ik nu zou oprakelen als ik de vliegramp niet had gezien. Maar ik denk dat de impact van de vliegramp zo groot was, zo stil tegelijkertijd ook, oorverdovend, maar zo omnipresent dat alles van voor mijn vierde gewoon weggevaagd is.

Akwasi

ERNST-JAN PFAUTH: Want kun je eens omschrijven wat je dan, als je die herinnering in je hoofd hebt, wat zie je dan? Was je thuis?

AKWASI: Ik was thuis. Mijn ouders, mijn moeder was thuis. Mijn zus was thuis. Er was voetbal op tv. Je hoort ineens een keiharde knal. En na die knal… hoor ik niks meer. Ik zie nu alleen maar beelden. Ik ga naar beneden. Er waren heel veel mensen. Ik zou het nu vergelijken met een concert. Je bent dan klein, je bent vier jaar, dus je kijkt vooral naar boven. Ik zie mensen in verschillende gedaantes. Mensen in badkamer jassen, mensen in dikke… soort van Helly Hansen-achtige jassen. En er wordt massaal naar boven gekeken. 

En daar zie je gewoon een inferno van vuur. En na verloop van tijd was er ook een… waren er brandweerlieden, die met een waterhaspel naar boven aan het spuiten waren. Maar ik hoor niks. Ik zie nog allemaal verschillende flarden van beelden. Voornamelijk flarden. Maar ik kan niks horen. En de dagen erna lijkt het gewoon alsof je in een soort van… Ga je buiten spelen, met de fiets en zijwieltjes enzo, maar dan lijkt het erop alsof je gewoon leeft in een oorlogsgebied. Het was ook echt een rampgebied, want de flats die je normaal gesproken ziet, die heel goed in elkaar aansluiten, daar zit ineens een enorm gat in de kruin van die flat. Hoe kan dat? Dat staat me nog wel erg bij.

Akwasi maakte in 2022 voor zijn omroep Zwart een documentaire over de vliegramp in de Bijlmer: Een Gat in mijn Hart

ERNST-JAN PFAUTH: En je zei, ik heb het gevoel dat mijn leven daar begonnen is. Dat lijkt me sowieso intrigerend, dat je leven eigenlijk zo verweven is met de Nederlandse geschiedenis, dat jouw leven begint voor jezelf op een punt dat heel Nederland ook kent. Maar hoe heeft het je dan gevormd verder, denk je?

AKWASI: Ik denk dat het me meer heeft gevormd van, dat er geen morgen is. Op het moment dat je richting de tiener gaat, blijft het natuurlijk bij je. Op het moment dat er ieder jaar weer 4 oktober is en mensen hebben het over internationale dierendag, ben ik daar niet met mijn hoofd. Dan ben ik daar totaal niet. Dan ben ik gewoon nog steeds bij de vliegramp. Ik ga ieder jaar daar weer terug. 

Zelfs dit jaar ben ik aan het kijken van oké, wow, wat nu? Waar zijn we nu? Wat hebben we gedaan? En hoe zorgen we bijvoorbeeld ervoor dat we dit in de geschiedenisboeken ook krijgen? Want het is de grootste vliegramp op Nederlands grondgebied. Maar het wordt niet zo gezien. Dierendag is populairder bij wijze van spreken.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik heb mij dat nooit gerealiseerd, wat je nu zegt. Ik heb ook nooit die link gelegd met die datum. Wel met het jaar 1992, maar niet met de datum. Dat is eigenlijk gek. Maar je zei dat er misschien geen morgen komt?

AKWASI: Wat ik wilde zeggen is dat in de aanloop naar mijn tienerschap was het gewoon meer zo dat je heel voorzichtig was met vliegtuigen. Ook al ben je totaal machteloos, maar voor hetzelfde geld valt er een vliegtuig op jouw thuis. 

ERNST-JAN PFAUTH: Jeetje, je hebt dus wel echt met gewoon een existentiële angst rondgelopen daardoor. 

AKWASI: Ik wil het niet zozeer een existentiële angst noemen, maar je bent je wel bewust dat morgen je niet beloofd is. En dat heeft er wel voor gezorgd dat ik dacht van: ‘Oké, misschien moet ik maar harder gaan werken’ en ook nadenken over wat er gebeurt als je er niet meer bent. Nalatenschap.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is best een pittige les als je vier bent. Of als je richting tiener gaat.

AKWASI: Op het moment dat je ouder wordt, zeker. Je gaat wel nadenken: ‘Waarom ben ik hier?’ Je bent al heel vroeg bezig met existentiële levensvragen. Wat doe ik eigenlijk hier en wat betekent de dood eigenlijk? En waarom leef ik? En waarom mag je doen wat je doet? En waarom is het belangrijk om iets te creëren, wat nog zou kunnen bestaan als je er niet meer bent?

ERNST-JAN PFAUTH: Had je dat ook als tiener? Van dan ga ik iets creëren?

AKWASI: Nee, dat besef ik me nu. Dat is natuurlijk een coming of age verhaal, wat mijn leven is. Bedenk: ‘Is dit nu iets waar ik mee speel?’

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want je bent best ook vroeg begonnen met maken. Op je veertiende toerde je al door het land met een activistisch toneelstuk.

AKWASI: Nee, het was niet een activistisch toneelstuk. Het was eigenlijk meer een spoken word. Het was niet een toneelstuk, het was gewoon meer een monoloog eigenlijk. Het is een monoloog die ik schreef omdat ik een keer online werd gediscrimineerd na het verbieden van het woord, van de lekkernij, negerzoen. Die site heette negerzoenmoetblijven.nu. En ik had toen nog MSN Messenger.

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Dat is het begin van deze eeuw dit.

AKWASI: Ja. [Lacht] En dat was een hele leuke tijd. Maar op een gegeven moment zag ik dat, dan kreeg ik ‘ping’. Volgens mij is ‘ping’ Blackberry, maar je werd gebuzzd. Buzzen van MSN, inderdaad. Ik kwam op een forum terecht waarin mensen dan een beklag deelden over: mensen zouden blij moeten zijn dat je geassocieerd wordt met zo’n lekkernij als de negerzoen. Wie wil dat dan niet? Toen kwam ik als veertienjarige dan binnen zo’n forumpost, zo’n thread, waarbij ik zei van: “Nou, eigenlijk kan het voor mensen wel discriminerend zijn.” Heel lief, hè. Best wel aandoenlijk dan een toelichting gegeven.

ERNST-JAN PFAUTH: Heel onbevangen.

AKWASI: Ja, totaal onbevangen. En ik werd al heel snel gewoon uitgescholden. Dat was de eerste keer dat ik “Ga naar je eigen land” las. Dat ik dacht van: ‘Oké, wauw.’ Maar dat voedt je dan op een gegeven moment wel. Maar op een gegeven moment wil je daar een weerwoord aan bieden. Ik heb zoveel gezegd. Best wel hatelijk. Het is echt vergelijkbaar met als het gaat over haatcomments. Dat is niet zo veel veranderd, bijna 20 jaar geleden eigenlijk.

ERNST-JAN PFAUTH: Er zijn wat meer mensen die nu haatcomments kunnen plaatsen, maar de intensiteit was toen al hetzelfde.

AKWASI: Absoluut, absoluut. En toen ik mezelf wilde verdedigen, kreeg ik een ban, mocht ik niet op die site komen. En daar werd ik zo boos om, daar werd ik echt best wel boos van. Ik weet nog dat ik beneden was in mijn ouderlijk huis en dat ik toen dacht van: ‘Hé, ik ga hierover schrijven.’ Ik had nog nooit geschreven, je kan wel boos zijn op de wereld, boos zijn op je moeder. Maar ik dacht, ik ga mijn frustraties gewoon heel even uiten met pen en papier. En toen kwam mijn eerste monoloog en dat heette ‘Negerzoenen, Blanke Vla en Jodenkoeken’. 

Toen ik mezelf wilde verdedigen, kreeg ik een ban, mocht ik niet op die site komen. En daar werd ik zo boos om, daar werd ik echt best wel boos van. Ik weet nog dat ik beneden was in mijn ouderlijk huis en dat ik toen dacht van: ‘Hé, ik ga hierover schrijven.’ Ik had nog nooit geschreven, je kan wel boos zijn op de wereld, boos zijn op je moeder. Maar ik dacht, ik ga mijn frustraties gewoon heel even uiten met pen en papier. En toen kwam mijn eerste monoloog en dat heette ‘Negerzoenen, Blanke Vla en Jodenkoeken’. 

Akwasi

En het begon eigenlijk allemaal bij Kunstbende. En voordat ik dan ging optreden, liet ik me inspireren door poetry slam, wat ze in Amerika hebben. Maar ik nam dat een beetje letterlijk, poetry slam. Ik dacht, oh, slam, poetry, ja, spoken word. Maar ik moet dan ook, I need to slam something. Wat is dat dan? Oh ja, ik kan ook echt letterlijk die negerzoenen, blanke vla en jodenkoeken kopen. En er zijn echt mensen die mij nog kennen van toen. Glen Faria die refereerde hier vroeger nog naar. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: MC Fit.

AKWASI: MC Fit inderdaad, die refereerde hier een paar dagen terug nog naar. Die zei ook echt van: “Wauw ik weet nog dat je dat deed.” Dus niemand was veilig op het moment dat ik dan op het podium kwam. Ik gooide dan echt in het publiek met jodenkoeken en blanke vla en negerzoenen. En ik vertelde over het verband tussen de lekkernijen, weet je wel. Blanke vla, blank staat voor schoon. In het woordenboek: glanzend, helder, rein. Maar zwart is weer het tegenovergestelde: verschrikkelijk, hè, als afschuwelijk. 

En jodenkoeken, dat heeft niets te maken met het jodendom. Dat is gewoon van familie De Joode. Dat is totaal iets anders. Verdiep je een beetje, dat was het. En negerzoenen komt van negro, je kan ook weer verband trekken met negro. En er zijn echt mensen die het niet oké vinden om neger genoemd te worden. Ik weet dat Keith Bakker bijvoorbeeld een keer in de zaal was, in betere tijden. En dat hij ook zei: “Hoe moet ik je dan noemen?” Dat weet ik nog heel goed, ik was zestien ofzo.

ERNST-JAN PFAUTH: Zestien was je?

AKWASI: Zestien, zeventien zo.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh wow, oké.

AKWASI: En ik zei van: “Noem me Akwasi.” Zei hij: “Oh ja, oké, dat kan ook.” Maar dat je dan zo eerlijk gewoon antwoord kan geven op een vraag: “Hoe moet ik je dan noemen?” Want het is niet oké om iemand gewoon random een neger te noemen. Dat is een beetje gek.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar Akwasi, even, je bent veerien jaar oud, je mag op een podium staan voor het eerst. En je besluit de dingen echt letterlijk in het publiek te gooien.

AKWASI: Dit heb ik echt van mijn veertiende tot mijn achtiende… ik heb het te lang gedaan.

ERNST-JAN PFAUTH: Vier jaar lang lekkernijen het publiek ingegooid.

AKWASI: Er zijn echt mensen die dit weten, die mij nog herinneren van toen. Maar het was… Ik maakte impact toen. Ik wist niet eens wat impact betekende. Maar je liet wel een indruk achter waardoor mensen… 

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dat kan ik mij wel voorstellen! [Lacht]

AKWASI: …willen die jongen hebben. Ik was ook een tijdje ambassadeur voor de Nationale Jeugdraad. En inclusie en diversiteit en gelijkheid waren toen nog geen buzzwords. Maar ze hadden een campagne, dat heette ‘All Different, All Equal’. Ik bedenk me dat ik daar toen al aan meedeed. In deze tijd zou het dus een diversiteitscampagne heten. Maar toen deed ik daar al aan mee. En het was gewoon helemaal oké. Soms moest ik wel mijn excuses aanbieden als ik…

ERNST-JAN PFAUTH: Het stomerijbonnetje…

AKWASI: Dat niet. [Lacht] Maar als ik dan een dame met een hele mooie jurk op de eerste rij dan helaas had besmeurd met blanke vla. Maar het was een hele mooie periode.

ERNST-JAN PFAUTH: En waar denk je dat je dit… Waar kwam het lef vandaan dat je dit durfde? Als veertienjarige.

AKWASI: Ik denk echt het theater en het feit dat… Kunstbende heeft me wel veel gegeven indirect. Ik wilde me eigenlijk inschrijven voor de muziekgenres, maar die was altijd heel erg vol. Taal, dat lukte, dat mocht. Expo, dacht ik van ja… Maar er was een categorie die heette ‘alles mag’. En als alles echt mag, dan ga je ook op zoek naar jouw eigen wet en ga je kijken wat je zelf kan creëren, want alles mag toch. Er zijn geen kaders. Dus dan verzin je het zelf. 

Maar er was een categorie die heette ‘alles mag’. En als alles echt mag, dan ga je ook op zoek naar jouw eigen wet en ga je kijken wat je zelf kan creëren, want alles mag toch. Er zijn geen kaders. Dus dan verzin je het zelf. 

Akwasi

Dus vanuit die vrijblijvendheid en het gebrek… die luwte van de kaders die er zijn, dan ga je ze zelf creëren. Maar ik denk dat het theater mij wel heel erg heeft gevoed om zelfverzekerd op het podium te kunnen staan. Maar ook muziek, hè. Maar dat gebeurde later. Ik denk dat die monoloog die ik door het land en in België kon opvoeren van mijn veertiende tot mijn achttiende, dat was eigenlijk een hele belangrijke voorbode van mijn hiphopformatie Zwart Licht.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, voordat we daarheen gaan. Je had er dus eigenlijk geen lef voor nodig, want je had gewoon het gevoel, ik heb al permissie, alles mag. Dus dan kan ik gewoon met vla gaan gooien.

AKWASI: En negerzoenen en jodenkoeken ja, zeker. Maar ik denk dat ik ook al, ik ben de middelste van vijf kinderen. Ik denk dat ik ook al vanaf van kleins af aan ook al een beetje, niet alleen adrem ben geweest, maar dat ik al meer… Tuurlijk zijn er momenten en fases dat je verlegen bent of dat je iets niet durft, maar mijn familieleden weten al vanaf het begin dat ik… al wel weet waar ik voor sta en weet wat ik kan en weet wat ik durf.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe gingen je ouders daarmee om? Werd je daarin gestimuleerd in dat je je zo uitsprak in het gezinsleven?

AKWASI: Oh nee hoor, ik stelde zoveel… Nu zeg ik dat de belangrijkste vraag die je kan stellen überhaupt, een waaromvraag is. Maar als ik vroeger, het is gewoon zo, als ik vroeger gewoon de vraag stelde van, “Maar waarom is dit zo papa?” dan was ik bijdehand. Dan was je koppig. Maar betekent nieuwsgierigheid dan koppigheid? Maar als je zo’n vraag gaat stellen, en je bent nog geen eens tien, dan kan je een pak rammel verwachten.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je werd er verre van in aangemoedigd, je werd er eigenlijk in tegengewerkt?

AKWASI: Ja, deels.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe ging je moeder ermee om dan, als je waarom vroeg?

AKWASI: Mijn moeder legde het wel uit. Mijn moeder die deed wel gewoon mee.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus bij één ouder werd het gestimuleerd en bij de andere ouder afgestraft?

AKWASI: Ja, maar ik heb denk ik ook altijd het geluk gehad dat ik naast mijn biologische ouders, mijn moeder en mijn vader waar ik ontzettend dankbaar voor ben dat ze me echt heel goed hebben opgevoed met waarden als respect en geduld, heb ik ook surrogaatvaders gehad en surrogaatmoeders. Bij mijn eerste bijbaantje in de New York Pizza bijvoorbeeld. De bedrijfsleider van toen gaf mij andere waarden mee. Het was een soort van aanvullende opvoeding nog verder. En dat is super chill om te hebben. 

Ik [heb] ook surrogaatvaders gehad en surrogaatmoeders. Bij mijn eerste bijbaantje in de New York Pizza bijvoorbeeld. De bedrijfsleider van toen gaf mij andere waarden mee. Het was een soort van aanvullende opvoeding nog verder. En dat is super chill om te hebben. 

Akwasi

ERNST-JAN PFAUTH: Wat heeft hij jou geleerd dan? 

AKWASI: Verantwoordelijkheidsgevoel, discipline als het gaat over punctualiteit, als het gaat over secuur zijn, als het gaat over helikopterwiel, als het gaat over afspraken maken en die ook nakomen. Ik kwam binnen als pizzabakker op mijn veertiende en ik ging weg… Ik werd op mijn zestiende al manager bijvoorbeeld. En op mijn negentiende ging ik weg, want ik dacht van: ‘Oké volgens mij moet ik iets anders doen’. Dus ik heb daar heel veel geleerd.

ERNST-JAN PFAUTH: En dus best wel veel vertrouwen ook gekregen.

AKWASI: Zeker, zeker. Op de theaterschool had ik ook weer een surrogaatvader die me weer heeft gevoed op het gebied van cultuur. Wat ik dan ook niet mee kreeg. Als het gaat over cultuur, theater, opera, muziektheater, visuele kritiek als het gaat over films, analyses. En dat is ook heel fijn, want dat kreeg ik van mijn vader, Ghanese man, niet mee. Maar wel van mijn Utrechtse cultuurvader. Dat is heel tof.

ERNST-JAN PFAUTH: Je werd bijgespijkerd. 

AKWASI: Gewoon extra, ja. Dus ik heb daar wel echt ontzettend veel ontzag voor.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik vroeg me dus af aan het begin van dit gesprek, in de voorbereiding op dit gesprek, dat je dus op je veertiende al met het monoloog door het land en door België ging, van: hoezo al zo vroeg? Maar dat komt dus ook deels omdat je, wat je helemaal in het begin vertelde, al dacht van ja, morgen is niet gegeven, dus ik moet er zoveel mogelijk uit halen. Dat heb je nu gereconstrueerd dat je dat dacht, maar dat voelde je toen misschien onbewust.

AKWASI: Ik heb geen idee, maar kijk, ik weet niet of er onderzoeken zijn over wat er gebeurt als je zo’n impactvolle gebeurtenis op jonge leeftijd als peuter, als kleuter eigenlijk al meemaakt. Maar achteraf in retrospectief denk ik wel dat daar wel een punt te maken valt. En ook als ik kijk naar hoe andere lotgenoten het hebben meegemaakt. Het valt niet uit te wissen. Maar het gaat er juist om hoe je ermee omgaat. Dat was voor mij een hele belangrijke premisse: ik ga er op deze manier mee om, hoe ga jij er mee om?

ERNST-JAN PFAUTH: En wat voor muziek en andere cultuur kreeg je mee in je vroege jeugd?

AKWASI: Dat was heel interessant. Dat is een goede vraag die je stelt. Want muziek speelde altijd een belangrijke rol bij ons thuis. Op zondag bijvoorbeeld stond er heel… weet je gewoon, we hadden geen Sonos thuis, maar je voelde wel echt… Snap je? [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: In elke kamer geluid.

AKWASI: Ja, in elke kamer geluid. En je had op zondag standaard in de ochtend, werden we gewoon gewekt, of je het nou wilde of niet, met Ghanese gospelmuziek. Superluid. “Wat is dit?” En dat was dan of mijn moeder of mijn vader. En dan werd je klaargestoomd om naar de kerk te gaan.

ERNST-JAN PFAUTH: Een soort voorprogramma voor de kerk.

AKWASI: Ja, een beetje wel. Mijn broer die draaide heel veel hiphop, van Tribe Called Quest tot aan 2Pac tot aan Biggie. Allemaal verschillende artiesten uit de golden age van de jaren ‘90. En mijn zus draaide meer R&B. Dus dat heeft me allemaal ook een beetje gevoed. Mijn zus die draaide meer dan Brandy, Az Yet, Jagged Edge, New Edition. Allemaal verschillende soorten.

ERNST-JAN PFAUTH: Wanneer kon jij je eigen muziek gaan draaien en wat draaide je toen?

AKWASI: Ik liet me vooral inspireren door wat zij ook draaiden en wat kwam vanuit Amerika. We hebben ook altijd familie gehad in de UK. Bij de eerste reizen naar Engeland, naar Londen, kwam ik erachter van, oh wow, er is een scene hier die ook een beetje lijkt op de Nederlandse scene, maar totaal anders is. En dat was mijn eerste introductie aan de grime scene. Dizzee Rascal en Wile E. Cat en Crazy Titch en Kano, D Double E. Alle verschillende… Every borough, elke buurt, elke deelgemeente heeft dan ook een crew. Van een ‘nasty crew’ tot een ‘so solid crew’ bijvoorbeeld. En dat inspireerde mij heel erg.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat inspireerde je daar zo aan dan?

AKWASI: Omdat de eclectische beats, de teksten, de energieke teksten, het was een soort van smeltkroes van verschillende genres. Dus in grime zit reggae, zit ook hiphop, zit er zelfs een two-step variant in. Two-step zou je ook weer kunnen herleiden naar R&B omdat daar harmonieën in zitten. Dus het was gewoon een hele mooie remix van allemaal genres. En dat vond ik geniaal. Toen kwam grime, later kwam reggae erbij, dat draaide mijn vader ook weleens. Via mijn zus ook iets meer dancehall

En zelf had ik ineens gewoon allemaal genres voor me gewonnen. Ik dacht van: ‘Wauw, hier zit echt heel veel tofs in.’ En dan neem je dat op, op je Walkman. En dan ben je dat gewoon aan het luisteren totdat je batterij uitvalt. En dat alles dan een beetje omlaag gepitst wordt. Dat was wel een fantastische tijd.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh ja, dat kan ik me nog herinneren ja. Dat het een soort sloom wordt.

AKWASI: Ja! En dat was echt heel tof. En dan kom je erachter dat je muziek wel heel tof vindt. Het maakt niet uit wie het maakt, van een Jamiroquai bijvoorbeeld tot aan een Marvin Gaye. Dat werd op een gegeven moment thuis gedraaid, heel breed. En op een gegeven moment werd ik een vreemde eend in de bijt, omdat ik van allerlei soorten muziek gewoon iets wilde weten. 

ERNST-JAN PFAUTH: Bij jou kwam alle muziek samen eigenlijk. 

AKWASI: Alles kwam samen. Ik kreeg een keer na een optreden, mocht ik niet factureren, maar toen kreeg ik gewoon [VVV] Irischeques, waarmee ik naar de Fame kon destijds. Wat je toen had in de Kalver.

ERNST-JAN PFAUTH: Een enorme platenzaak in de Kalverstraat.

AKWASI: Precies, een enorme platenzaak. Dat is niet meer van deze tijd trouwens. Bijna een museaal, zou je het bijna kunnen noemen.

ERNST-JAN PFAUTH: Er zit nu een Armani-winkel in.

AKWASI: Ja, oh. [Lacht] Echt?

ERNST-JAN PFAUTH: Ja.

AKWASI: Wauw. Maar ik heb toen mijn eerste plaat gekocht. En mijn eerste plaat was een cd van Thelonious Monk. Dat was mijn introductie met klassieke piano, klassieke jazz. En dat vond ik heel tof. En wat mij triggerde is ook weer met terugwerkende kracht iets wat representatief is. Ik zag namelijk een piloot, een zwarte piloot op de cover. Ik dacht ik ga gewoon een toffe cover kopen, checken, eruit pikken. Wat me het meeste aanspreekt. En die koop ik.

Solo Monk was de eerste plaat die Akwasi kocht
Solo Monk was de eerste plaat die Akwasi kocht

ERNST-JAN PFAUTH: Gewoon puur op de artwork

AKWASI: Puur op de artwork. En dan ga ik eerst even luisteren. Oké, kan ik hier wat mee? Top.

ERNST-JAN PFAUTH: Toen kwam je toevallig bij een van de beste jazzpianisten ooit uit.

AKWASI: Ja, ik wist het niet, ik wist niet dat hij zo virtuoos was. Thelonious Monk, ik zag gewoon een… Ik had dat nog nooit gezien. Je hebt een… Ik had in die tijd in de Nederlandse media nog nooit gezien dat er ook zwarte piloten bestonden. En dat vond ik wel mooi. Het gaat ook over die vrijblijvendheid van de kaders, dat je gewoon je eigen wereld kan creëren, je eigen arena. Ik vond het heel mooi dat de designer, of Thelonious zelf, dat kon creëren. Dat heeft mij wel geraakt. De plaat heette ‘Solo Monk’. Volgens mij heb ik daar ook nog een aantal performances aan gewijd met een aantal nummers van Solo Monk als soundtrack.

ERNST-JAN PFAUTH: En heeft dat album eraan bijgedragen dat voor jou het ook een mogelijkheid werd om muziek en tekst en theater te gebruiken als een vorm van zelfexpressie?

AKWASI: Misschien wel indirect. Kijk, ik ben in de kerk, ook als het gaat over muziek, opgegroeid. Maar er zijn heel veel andere Ghanese jongens, net als ik, die in de kerk zijn opgegroeid met een instrument, die een instrument in de handen gedrukt kreeg. Bij mij is dat niet gebeurd. Ik denk dat ik het woord kreeg. Ik had toen geen boekjes, maar ik was wel altijd gefascineerd door hoe de predikant sprak of hoe het woord werd vertolkt. Dat gaf wel power. Dat is performance iedere keer.

ERNST-JAN PFAUTH: En kreeg jij… je zei: “Ik was meer het woord geïnteresseerd.” Kreeg je dan ook het woord daar? Kon je dan iets zingen of?

AKWASI: Nee, nee, nee. Daar was ik wel in die tijd wel te verlegen voor. Maar ik denk dat het mij gewoon raakte, dat ik heel erg aan het luisteren was.

ERNST-JAN PFAUTH: Eigenlijk, want ik zit een beetje te zoeken naar wat is nou het eerste punt waarop jij dan besloot zelf iets te gaan maken. Is dat dan nadat je op dat forum gediscrimineerd werd en dacht, oké, dan ga ik nu de pen oppakken?

AKWASI: Nee, ik denk dat ongelijkheid altijd een beetje een thema is geweest in mijn werk. En daarnaast ook een belangrijke identiteit, een zelfontwikkeling. En de middelbare school… Ik ben na de vliegramp verhuisd naar Osdorp, en daarna heb ik in Osdorp de basisschool doorlopen. En daarna ben ik na groep 8 via een ingewikkelde route, wat totaal niet de bedoeling was, weer beland in de Bijlmer. Heb ik daar gezeten op een middelbare school in de Bijlmer.

ERNST-JAN PFAUTH: Want je kreeg HAVO-VWO-advies en je kon eigenlijk nergens terecht.

AKWASI: Nee, het werd gewoon echt geblokkeerd. Het werd systematisch geblokkeerd door mijn docenten in groep 8. En mijn vader kon zich alleen maar in het Engels verweren en niet in het Nederlands. Mijn moeder totaal niet zelfs. En dat zorgde er gewoon voor dat het niet zo goed ging, niet goed kwam. Met mijn ambities om in de buurt van Osdorp of in de buurt van Amsterdam-West op een middelbare school te zitten. Ik wilde helemaal niet op school naar de Bijlmer, maar het leek bijna een soort van straf. Ik heb ook heel lang het gevoel gehad dat die meesters en juffen mij niet zo mochten. 

Ik denk dat er soms een ouderwetse benadering is van hoe bepaalde docenten met kinderen omgaan. Je kan ook zeggen, kinderen van kleur. Ik denk dat het belangrijk is dat als je een docent bent, dat je altijd je kinderen ziet. En dat ieder kind maatwerk is. En dat positionering daarbij heel erg belangrijk is. Maar daarnaast is het voor jou, voor niemand, nu inmiddels ook al bekend… Dat er gewoon heel veel gezeik is geweest als het gaat over CITO-scores.

ERNST-JAN PFAUTH: Het is toch systematisch dat kinderen met een andere culturele achtergrond laag worden ingeschat.

AKWASI: Precies, en dat is bij mij ook het geval geweest.

ERNST-JAN PFAUTH: Want even voor de mensen die niet in Amsterdam wonen of er vaak komen, Osdorp en de Bijlmer is echt drie kwartier reizen ofzo toch?

AKWASI: Nee, langer man. Met wachttijd zit je zeker op een uur en tien minuten. Dat was het in die tijd, ik weet niet hoe snel het nu is. Maar stukje lopen, de tram pakken. Nee, stukje lopen, wachten op de tram. Tram naar metro, Lelylaan. Wachten op de metro. Metro vertraagd. Oké, de metro komt. Overvolle metro. En daarna van de metro naar de Bijlmer. Oké, wachten op de bus. Of je loopt een stuk. En dan ben je op school.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus ben je elke morgen om zeven uur de deur uit?

AKWASI: Ja, precies. Je hebt het goed. Tien over zeven. Soms tien voor half acht.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar dat is ook best wel gedrevenheid dat je toch besloot dat te gaan doen. Waren het je ouders die je zeiden van je gaat sowieso naar het hoogst mogelijke niveau? Of was het je eigen doel?

AKWASI: Ja, ik wilde dat zelf doen. Maar ik ben op een gegeven moment ook verhuisd naar mijn… Ik ben bij mijn peetmoeder gaan wonen in de Bijlmer, omdat het gewoon makkelijker was. Het was niet te doen om iedere dag weer dat hele parcours af te leggen om naar school te gaan.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar dat is superingrijpend. Dat je gewoon moet verhuizen omdat je je ergens anders niet wordt toegelaten.

AKWASI: Maar het was ook leuk. Ik kijk ook gewoon terug naar een plezierige tijd, want ik heb heel veel geleerd. Ik heb vrienden ontmoet. En daarna begon ik ook, door die vrienden, met rappen. Het is namelijk zo dat in de eerste twee jaar, ik was veertien ook, nou ja, zoiets. Het is in diezelfde tijd inderdaad, wauw, dat ik het schrijven had ontdekt. Ik dacht van oké, ik kan blijkbaar schrijven en als ik iets doe wat ik leuk vind, dan vinden mensen dat ook leuk en dan willen ze me zelfs voor betalen. Wat gebeurt er als ik dit op muziek doe? 

Dus ik begon eigenlijk met mijn eerste teksten met spoken word. En mijn broer, die luisterde zoveel 2Pac. En 2Pac laat soms dan… soms wil hij even praten met zijn publiek. Dus nadat hij dan zijn verses heeft gehad, zijn coupletten, zijn er momenten dat hij denkt: ‘Oké, ik laat de beat even ademen’, je laat de beat lopen, instrumentaal dus, en dan gaat hij even een aantal dingen zeggen. En soms is het dan net acht maten, acht bars dus, de ruimte om… Ik zag dat meer als vrije ruimte, er zitten geen kaders. Dan ga ik zelf bepalen wat ik daar ga doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Weer dat alles mag.

AKWASI: Ja, alles mag, dat is een prachtige categorie. En toen dacht ik van: ‘Hé, hoe klinkt het als ik mijn spoken word tekst eigenlijk op de beat doe?’ En dat ging moeiteloos. Het was gewoon een fit. En toen dacht ik van: ‘Oh vet, hier kan ik wat mee.’ En zo werd mijn eerste tekst eigenlijk een reactie, een diss track op een aantal klasgenoten, omdat ze me gingen pesten om mijn naam en om mijn achtergrond.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus weer, het ging eigenlijk weer over ongelijkheid?

AKWASI: Ja, zeker. Er waren gewoon jongens toen in die tijd… In die tijd was het niet cool om uit Afrika te komen, uit Ghana te komen. En daarom werd ik ook een beetje eruit gepikt. En ik dacht van: ‘Nee, dit vind ik niet tof’, maar ik had mijn weerwoord nog niet klaar. Maar ik had het wel klaar op papier. En dat liet ik horen aan een paar vrienden. En ze zeiden van: “Wow, heb je dat gehoord? Hij disst ze, maakt ze helemaal kapot!” Dus mijn eerste tekst was eigenlijk gewoon een diss-track naar een aantal klasgenoten.

In die tijd was het niet cool om uit Afrika te komen, uit Ghana te komen. En daarom werd ik ook een beetje eruit gepikt. En ik dacht van: ‘Nee, dit vind ik niet tof’, maar ik had mijn weerwoord nog niet klaar. Maar ik had het wel klaar op papier. En dat liet ik horen aan een paar vrienden. En ze zeiden van: “Wow, heb je dat gehoord? Hij disst ze, maakt ze helemaal kapot!” Dus mijn eerste tekst was eigenlijk gewoon een diss-track naar een aantal klasgenoten.

Akwasi

ERNST-JAN PFAUTH: En nam je die dan op ofzo? Of bracht je die te horen in de klas zelf?

AKWASI: Nee, ik bracht het niet te horen in de klas zelf natuurlijk. Nee joh, anders heb je een probleem na school.

ERNST-JAN PFAUTH: Of in de pauze ofzo.

AKWASI: Nee, ik liet het gewoon op een veilige, psychologisch een veilige plek horen aan een aantal jongens met wie ik dan ook muziek maakte.

ERNST-JAN PFAUTH: Oké, maar niet aan de mensen die je disste.

AKWASI: Nee, nee, nee. Uiteindelijk hebben die het nooit gehoord volgens mij. 

ERNST-JAN PFAUTH: Maar dat was al genoeg voor jezelf. 

AKWASI: Het was een begin. Het was voor mij toen al een uitlaatklep van: ik zeg nu niets, maar ik heb mijn reactie al. En dat is prima. En dat was gewoon eigenlijk, als ik terugkijk, het is letterlijk gewoon… Die sage heet gewoon ‘Pick your battles’.

ERNST-JAN PFAUTH: En gebruikt als brandstof dus.

AKWASI: Zeker, zeker. Er is ook een moment geweest dat die jongens… dat ik op Lowlands stond, en een van die jongens die me vroeger dan ging afkraken, die zag ik gewoon in het publiek.

Akwasi met Zwart Licht op Lowlands 2011

ERNST-JAN PFAUTH: Echt?

AKWASI: Ik heb er nog nooit over gehad, maar ik dacht van ‘Hey, dit is grappig, cool’. Ik koester geen wrok.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar toen zag je een van die gasten die jou vroeger pestte en toen dacht je…

AKWASI: Ja, in het publiek. Maar dat is tof.

ERNST-JAN PFAUTH: Je keek er niet met een soort van…

AKWASI: Nee, ik heb hem uitgenodigd backstage. Gewoon chill.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh echt?

AKWASI: Ja, liefde man.

ERNST-JAN PFAUTH: Het is de ultieme overwinning.

AKWASI: Liefde, liefde. Ja, succes toch?

ERNST-JAN PFAUTH: Ja. Maar laten we even, want we hebben het nu al een beetje over hiphop. Laten we naar de tijd gaan dat jij met Zwart Licht begon. Hoe ontstond dat? Die hiphopformatie waar je dus mee op Lowlands stond?

AKWASI: Ja, Zwart Licht ontstond, is eigenlijk een beetje geboren in Studio West destijds, het heet nu Meervaart Studio. Ik heb Hayzee, de producer, Ramon, ontmoet tijdens mijn schooltijd in de Bijlmer. We hadden daarbij een klik, ik merkte dat ik muziek aan het maken was en dat ging best wel goed. Mensen wisten steeds meer, ik was een beetje terughoudend met het delen. Ik was heel voorzichtig, ik werd een beetje mystiek zelfs door bepaalde mensen genoemd. Maar het was goed, ik wilde het niet delen, want ik dacht van: ‘Ik ben eigenlijk geen rapper.’ Ik wilde me ook niet positioneren als een rapper. Nu ook niet trouwens. Ik denk dat ik meer dan dat ben, maar ik vond het leuk om te doen. 

Maar ik merkte dat ik gewoon heel veel tracks met hem had. Dus ik schreef de teksten en hij de beats. En dit was, nogmaals, echt een soort van vervolg op die negerzoenen, blanke vla en jodenkoeken hoofdstuk. En we besloten toen te kijken van oké, hoe zit het in Amerika met duo’s? Je hebt Gangstar, je hebt Mobb Deep, je hebt allemaal verschillende soorten duo’s. En misschien als we live gaan optreden, misschien moet er nog iemand bij. En daar kwam Leeroy bij.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe oud waren jullie toen, toen jullie met z’n drieën begonnen?

AKWASI: Zo’n achttien, negentien.

ERNST-JAN PFAUTH: Oké.

AKWASI: Tussen achttien en negentien. Ze begonnen in 2007. Toen bestond MySpace nog, MySpace.com, met onze goede oude vriend [MySpace-oprichter) Tom. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Alle mensen die ooit op MySpace hebben gezeten begrijpen dit, anderen hebben geen idee.

AKWASI: Ja precies, sommigen zullen zeggen: “Wie de fuck is Tom?” [Lacht] Op MySpace waren we gewoon een beetje aan het buzzen, was er aardig wat reuring.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe zag jullie MySpace eruit? Want die kon je nog helemaal zelf inrichten.

AKWASI: We konden het helemaal zelf inrichten, we hadden foto’s. Ik had gezorgd voor een bio, ik schreef de bio, foto’s. Ik weet nog dat ik de eerste sponsoren ook had gefixt. Eigenlijk was ik een beetje de manager van de groep. Want ik had een plan. En het plan was zoveel mogelijk repeteren. Geen meisjes, we gaan niet chillen, we gaan alleen repeteren. Want repeteren is ons chillen, want dat is heilig. En ik had geen idee dat we daarna allemaal prijzen zouden winnen voor beste live acts enzo. Maar ik dacht gewoon meer van: ‘Hé, wij moeten gewoon een sterke show hebben. En we moeten ook concurrentie gaan analyseren en kijken van wat ze niet doen. Springen wij in dat gat, doen wij dat wel.’ 

Eigenlijk was ik een beetje de manager van de groep. Want ik had een plan. En het plan was zoveel mogelijk repeteren. Geen meisjes, we gaan niet chillen, we gaan alleen repeteren. Want repeteren is ons chillen, want dat is heilig. En ik had geen idee dat we daarna allemaal prijzen zouden winnen voor beste live acts enzo. Maar ik dacht gewoon meer van: ‘Hé, wij moeten gewoon een sterke show hebben. En we moeten ook concurrentie gaan analyseren en kijken van wat ze niet doen. Springen wij in dat gat, doen wij dat wel.’ 

Akwasi

ERNST-JAN PFAUTH: Oh wauw, een heel serieuze arbeidsethos dus eigenlijk al. 

AKWASI: Ja, het was ook de bedoeling om… ja het was ook best wel streng eigenlijk. 

ERNST-JAN PFAUTH: Geen meisjes en repeteren, ja het is wel… het klinkt streng.

AKWASI: Het was gewoon echt business before pleasure. Het was ook vanaf het begin van: wat we ook doen, er komen geen dames tussen ons in en er komt ook geen geld tussen ons in. 

ERNST-JAN PFAUTH: Waar kwam die drive dan vandaan? 

AKWASI: Ik zag toen, ik had toen al een beetje geroken aan op het podium staan. Ik dacht van: ‘Hé dit is tof.’ En soms als je dan klaar bent met je spoken word zie je dan ook mensen die optreden met muziek. Dat je dan denkt van: ‘Oké, je nummers zijn tof, maar volgens mij kan je optreden beter. Of je optreden is goed, maar je nummers zijn niet zo tof.’ En dat neem je dan gewoon mee, kijken. 

Maar je kijkt ook. Er was een site, dat heette Fabchannel, dat weet niemand meer. En dat is op de Paradiso dan. Dat je allemaal concerten kon zien als je ze had gemist. Van Opgezwolle tot aan… En daar keek ik ook naar. Ik dacht van: ‘Wauw, dit is tof.’ Ik kende deze jongens niet. En Winne was ook tof, maar ik kende hem niet. En Kempi. Vanuit Zwolle, Rotterdam, Eindhoven, had je allemaal vertegenwoordigers. En ik werd niet zo blij met de rappers die Amsterdam vertegenwoordigden. Ik dacht gewoon meer van: ‘Ja, maar die staan prima voor hun doelgroep, maar niet voor mij.’ Het waren gewoon meer rappers zoals Ali B, Negativ, Lange Frans en Baas B. Ik voelde dat…

ERNST-JAN PFAUTH: Je voelde je nog niet vertegenwoordigd. 

AKWASI: Ik dacht van: ‘Nee, dit is het niet.’ En daaruit is we… Toen kwam er een keer een optreden in Rotterdam, in Amsterdam, in de Paradiso met U-niq en alle artiesten vanuit Rotterdam en die hadden de Paradiso helemaal gesloopt. Toen dacht ik van: ‘Wauw, wat vet, dit zijn ze, keihard.’ Maar dat hebben we, zoiets niet in Amsterdam. En toen schreef ik een van de eerste nummers wat voor de doorbraak zorgde, denk ik. Dat was ‘Vanaf Nu’. 

Zwart Licht – Vanaf Nu (2009)

Dat ging gewoon meer over het feit dat het anders moest gaan. En dat er een nieuwe stem, een nieuw geluid op het gebied van hiphop mocht zijn vanuit Amsterdam. Het stond ook voor het feit dat er even een ander geluid mocht komen. En dat deden we. En al vrij snel hing Kees de Koning aan de lijn van Top Notch. En we hebben altijd gezegd, we gaan niets doen met Top Notch. Stuurde een bericht op MySpace destijds, want we wilden het in eigen beheer doen. Dat was de ethos ook. 

Maar tegelijkertijd was ik, na avonturen met Zwart Licht, was ik ook bezig met auditeren voor de toneelacademie in Maastricht. En toen kwam ik een beetje in een spagaat terecht. Want ik wilde heel graag die studie gaan volgen omdat ik verliefd was geworden op het theater. Totaal iets anders, een hele andere arena. Maar ik wilde Zwart Licht ook heel graag doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Vanuit Amsterdam? Maastricht, Amsterdam? Letterlijk wel een geografische spagaat.

AKWASI: Echt een ding, ja precies. Maar Kees, die kwam wel met simpel advies waarvan ik dacht: ‘Ja, je hebt gelijk ook.’ Hij zei gewoon meer van: “Oké kijk, je kan het op twee manieren doen. Of je pakt het landelijk aan of je pakt het lokaal aan. Landelijk met ons of lokaal zelf.” En ik geloofde gewoon meer in twee vliegen in één klap. En ik ben blij dat ik mijn studie heb afgerond, maar ik ben ook blij met de route die we hebben doorgaan met Zwart Licht.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar ik vind het heel symbolisch dat jij dus én Zwart Licht én de toneelacademie ging doen. Want ik las je boek, ‘Laten we het er maar niet over hebben’. En  dat staat vol met gedichten van jou. En op de achterflap van het boek staat alles wat jij doet. Al je titels zogezegd. Ik lees het even voor. Artiest, performer, directeur, label-eigenaar, workshopmaster, acteur in films, series en theater, presentator, gespreksleider, scenarist, stemacteur, dichter en schrijver, inmiddels ook omroepbaas. Je doet zo ontzettend veel tegelijk. Hoe verhoud jij je tot het concept ‘focus’, vroeg ik me af.

AKWASI: Focus begint met pen en papier, man. Alles wat daar staat, heeft een causaal verband en een betrekking met het schrijven. Daar begint het. Als het niet geschreven is, als het niet uit mijn hart komt, als het geen geesteskind is, met mijn ziel, dan heeft dat geen focus.

Focus begint met pen en papier, man. Alles wat daar staat, heeft een causaal verband en een betrekking met het schrijven. Daar begint het. Als het niet geschreven is, als het niet uit mijn hart komt, als het geen geesteskind is, met mijn ziel, dan heeft dat geen focus.

Akwasi

ERNST-JAN PFAUTH: Schrijven is de bron van alles.

AKWASI: Schrijven is echt de fountain. Een schrijffontein. Ik denk dat dat het is. Daar begint het.

ERNST-JAN PFAUTH: Je notitieboekje ligt ook letterlijk naast je tijdens dit gesprek.

AKWASI: Jazeker, links naast mij ongeveer een centimeter of 27 van mij af. [Lacht] Ja precies. Maar ik denk dat het heel erg belangrijk is om niet te vergeten waar je bent begonnen. Ik ben echt begonnen vanuit het schrijven. Het plan voor Omroep Zwart was na de Dam een manifest wat ik gewoon opschreef. Want ik dacht van: ‘Hey, hier gebeurt iets wat ik niet zo oké vind.’ Wat niet chill is. En dat is ook weer ongelijkheid die je ervaart. Dus dan ga je gewoon schrijven over een plan wat een mogelijk toonbeeld kan zijn voor inclusieve media. En daar zijn we onderweg. Maar dat begon ook met de pen. Dat was niet een gesprek met mensen.

De volledige speech die Akwasi in 2020 op de Dam gaf tijdens het Black Lives Matter-protest

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dus er zijn eigenlijk twee dingen die centraal staan in jouw werk, in jouw leven. De één is dus je driving force van het benoemen en het tegengaan van ongelijkheid. Het andere is de pen, het schrijven. Maar ik vraag me tegelijkertijd ook af, en misschien worstel je hier ook weleens mee, ik ben daar wel benieuwd naar: zou je een nog grotere impact als hiphopartiest kunnen hebben als je alleen dat zou doen? Of een nog betere omroepbaas kunnen zijn als je alleen dat zou doen? 

AKWASI: Ja, nu ben ik niet bezig met muziek. Dus nu is mijn focus… Ik verwaarloos mijn muziek zelfs. Waarvan ik denk van: ‘Is dit wel gezond?’ Omdat je 24/7… de mensen die in de media werken die weten dit heel goed, dat je 24/7 aan het werk bent. Dus ik zou willen dat ik meer muziek kon maken in mijn vrije tijd. Maar mijn vrije tijd is inmiddels ook Omroep Zwart-tijd. Dus ik ben daar heel erg naar op zoek, omdat het gaat over tijdmanagement. En dat gaat wel aardig hoor, want ik was vannacht nog in de studio. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Ja. [Lacht]

AKWASI: Dus dat ben ik echt… Want je hebt uitlaatkleppen nodig, je hebt hobby’s nodig. Dat is nodig om je gewoon lekker en gelukkig te voelen, naast sporten en naast je voedingspatroon. Maar ik heb ook weleens nagedacht van: ‘Als ik me alleen maar zou focussen op rappen…’ Ik kwam ook geregeld in toplijstjes van de beste rappers van Nederland terecht. Ik geloof nog steeds dat ik een fucking harde rapper ben. Maar ik moet er zin in hebben. 

Ik geloof nog steeds dat ik een fucking harde rapper ben. Maar ik moet er zin in hebben.

Akwasi

En mijn consistentie zit ook in innoveren. Dat is de reden waarom alles wat ik heb gedaan niet op… Ieder project dat ik aanpak, lijkt niet op mijn vorige project. De focus ben ik zelf. De focus is Akwasi. De focus is het merk. Maar mijn eerste plaat ‘Bliksemschicht’ lijkt bewust niet op de tweede plaat ‘No JuJu’. Omdat de tweede plaat gaat echt naar grime en Bliksemschicht was echt hip hop. De derde plaat was meer iets voor Leeroy. ‘Leeroy Draait Door’, dat was echt zijn ding. 

En dan zijn er andere projecten die ik dan afrond op de toneelacademie. Na de Toneelacademie komt er een project waarbij ik liederen bewerk uit het oeuvre van Bram Vermeulen. ‘Neerlands Hoop in Bange Dagen’ met Freek de Jonge. Dat lijkt ook weer niet op wat ik daarvoor heb gedaan. Dus ik denk dat het heel erg belangrijk is om te innoveren. 

Op het moment dat ik een label opricht, oké, ga ik kijken naar wat wil ik nog doen. Oké, dan richt ik een productiebedrijf op. Ik weet niet wat er na Omroep Zwart gaat komen, maar ik weet wel dat ik altijd… Ik zie innovatie ook als ontwikkeling, als vernieuwing.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar heb je nooit de behoefte dat je denkt van… Ik snap wat je bedoelt met innoveren, telkens nieuwe dingen uitproberen. Je zou ook kunnen zeggen, je hebt een hele korte aandachtsspanne en je gaat telkens nieuwe dingen doen. Wat gebeurt er als je, weet ik veel, tien jaar echt de diepte zou ingaan? Denk je daar weleens over na?

AKWASI: Ja, kijk, nu ben ik wat ouder, ik ben 35. Ik vind het goed wat ik nu aan het doen ben, met Omroep Zwart. Daar krijg ik heel veel energie van. Dat verklaart ook waarom ik ellenlange dagen en uren kan maken, omdat het ook passie is. Ik denk dat ik per definitie er heel anders in sta dan mijn collega-omroepdirecteuren of bestuurders. Dat ik vertrek vanuit passie en dat ik weet dat de DNA van mij…

ERNST-JAN PFAUTH: Het is geen baan, het is meer een soort roeping.

AKWASI: Ja, eigenlijk wel.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar snap je wat ik bedoel met wat zou er gebeuren als je echt langer de diepte in gaat?

AKWASI: Zeker, zeker. Ik denk dat als ik langer de diepte in zou gaan met bijvoorbeeld hiphop en echt zou ik focussen op consistent droppen, dan zou de wereld er voor mij heel anders uitzien.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe dan, denk je?

AKWASI: Dan zou ik echt volledig toegespitst zijn. Dan zou ik echt de artiest nog zijn, volledig de artiest. Maar dan zou mijn impact en mijn bijdrage op de wereld en de samenleving wel kleiner zijn.

ERNST-JAN PFAUTH: Waarom?

AKWASI: Omdat… Kijk, als ik datgene wat ik had gezegd, toen ik op de Dam stond bijvoorbeeld, had gezegd in een track, wat denk je dat er dan zou gebeuren?

ERNST-JAN PFAUTH: Niet zoveel. Dan zouden, denk ik, de mensen die daarnaar luisteren zouden het motiverend vinden of actief… Die zouden er denk ik actie door gaan voeren of zich gedrevener voelen, maar het zou nooit zo’n breed publiek hebben bereikt als het nu had bereikt.

AKWASI: Klopt. Ik denk ook dat mensen het niet eens opgevallen zou zijn. 

ERNST-JAN PFAUTH: Nee. 

AKWASI: Het is muziek. Je focust meer op het refrein en je focust meer op de beat. Dus ik denk dat dit wat ik nu doe, heeft ook te maken met morele en maatschappelijke plichten. Het brengt je nog dichter bij je purpose. En ik denk dat ik… De afgelopen jaren, ik weet nu heel goed wie ik ben. Je weet in je hele leven niet wie je bent eigenlijk. Maar ik denk dat ik het wel bij het juiste eind heb, als het gaat over wat ik kan doen. En ik denk dat de mensen om me heen dat ook weten.

ERNST-JAN PFAUTH: Kan je dat omschrijven?

AKWASI: Ik denk dat het ook belangrijk is dat ik dit… Iemand zei net in een gesprek die ik had over een format die hij pitchte: “Never let them see you coming.” Ik denk dat dat voor mij ook geldt.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat bedoel je daarmee? Of wat bedoelen jullie daarmee?

AKWASI: Het gaat gewoon meer om… Omroep Zwart kwam als een verrassing. Zwart Licht kwam als een verrassing. Soms werk ik aan dingen in stilte. Ik bedoel eigenlijk daarmee: show don’t tell. Ik denk dat het heel erg belangrijk is…

ERNST-JAN PFAUTH: Dus als ik aan jou vraag: wie ben jij nu? Dan wil je dat eigenlijk niet laten zien.

AKWASI: Ik kan niet zeggen wie ik ben, want ik weet wie ik ben, maar ik kan dat nog niet delen. Ik denk dat het belangrijk is om de entiteit die ik ben, die ik heb aangenomen, ik hoop niet dat dit te zweverig klinkt, dat ik dat alleen maar kan valideren door mijn kunsten of door datgene wat ik doe met culturele expressie, of datgene wat ik doe vanuit Omroep Zwart. Ik ben een man misschien met vele titels inmiddels. En ik geloof dat die focus heel erg zit in het feit dat ik het ben. Dat ik dat breng. En ik denk dat ik me daarin, met dat gezegd hebbende, nog verder aan het ontwikkelen ben. 

Ik ben een man misschien met vele titels inmiddels. En ik geloof dat die focus heel erg zit in het feit dat ik het ben. Dat ik dat breng. En ik denk dat ik me daarin, met dat gezegd hebbende, nog verder aan het ontwikkelen ben. 

Akwasi

Ik weet bijvoorbeeld, wat ik wel kan zeggen, is dat ik ‘werk in uitvoering’ ben. En ik hoop dat ik dat de rest van mijn leven zal zijn. Ik denk dat dat heel erg belangrijk is. Ik ben absoluut een soort van, ik geloof… ik wil heel graag een soort van belichaming kunnen zijn van werk in uitvoering. Want als mens ben je nooit af, je bent nooit klaar. Je bent altijd aan het leren, je hebt altijd coaches nodig, je hebt altijd een mentor nodig. En ik ben blij dat ik een coach heb en een mentor en mensen die voor me zorgen. Want ik zorg ook goed voor mezelf. Maar dat is ook belangrijk dat we als mensen niet moeten vergeten dat onze telefoons en onze computers updates nodig hebben, maar wij zelf ook, zo nu en dan.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, je bent nooit af.

AKWASI: Precies man. Precies. Ik durf nu ook te zeggen, als het spiritueel klinkt, fuck it. Dat is jouw probleem. Dit is wat ik vind. Weet je?

ERNST-JAN PFAUTH: Ik weet niet of het alleen spiritueel klinkt, je kan het op heel veel manieren interpreteren. Je kan het ook, weet ik veel, zakelijk interpreteren.

AKWASI: Maar is het niet zo dan? Hoe zie jij het?

ERNST-JAN PFAUTH: Nou, ik worstel best wel met focus. Ik doe ook best wel veel dingen tegelijk. Niet zo’n indrukwekkende lijst als jij hebt, maar ook best wel wat labels. En ik denk af en toe, wat zou er gebeuren als ik me helemaal op één ding zou toeleggen? Ik heb dat een keer een jaartje gedaan. En toen steeg ik zo boven mezelf uit, had ik alles afgezegd en één ding gedaan. En sindsdien denk ik weleens van: ‘Moet ik daar niet weer naar terug?’

Maar tegelijkertijd, wat jij net zei over als ik tien jaar lang hiphop zou gaan doen, dan zou ik daarop uitgekeken raken. Ik parafraseer je. Dat zou ik waarschijnlijk ook hebben. En ik heb het gevoel dat jij het veel meer omarmd hebt, dus dat je telkens nieuwe dingen wil ontdekken, nieuwe dingen wil doen, en er tegelijkertijd ook een heel goede lijn in hebt aangebracht door Akwasi, niet alleen de mens, maar het concept ook, ofzo, dat centraal te stellen. En alles voedt uiteindelijk dat. 

AKWASI: Ja, ik denk dat je dat goed formuleert. Kijk, er zijn heel veel voorbeelden van mensen die verschillende dingen doen en daar gelukkig van worden. Het hokjesdenken is misschien iets heel Nederlands, misschien fundamenteel Nederlands. Ik denk niet dat ik in een frame of in een hokje pas. Je kan het proberen, maar uiteindelijk ontgroei ik dat.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat interesseert me niet zo van welk label of welk hokje het is, maar meer gewoon wat gebeurt er als je ergens echt de diepte in gaat. Gewoon voor jezelf, niet voor de buitenwereld die inderdaad je in een hokje plaatst.

AKWASI: Ik ben trouwens wel ergens, dat ik vroeger… Kijk toen ik afstudeerde, was ik echt… Nadat ik afstudeerde werd ik dol op mijn schoolroosters. Want ik vond het systeem heel erg interessant. Het was gewoon time management puur sang. En dat was heel interessant, vooral als je verschillende dingen aan het doen bent. Dat betekent ook dat die projecten tot een eind moeten komen. Je boek bijvoorbeeld, maar ook je album en ook een film waarin je draait. Dus dan heb je gewoon allemaal blokjes. 

Ik heb een tijd mijn agenda ook in blokjes ingedeeld. Dat je weet, dit is fase 1 of fase 3. En dit zijn de blokken die we hebben deze week. En dan werk je beetje bij beetje aan een project. Maar op het moment dat je dat project aanpakt, de volledige focus. Echt 100% erop. Maar daarna laat je het ook even los. En twee dagen later kan je zien waar je was, als je weer in die microfocus gaat zitten. ‘Oké, oh, dat schreef ik maandag toen, ik denk er op woensdag nu heel anders over na.’ Zo heb ik wel een tijd gewerkt. 

Ik denk, ik vond het ook wel verleidelijk om weer terug te gaan naar zo’n systeem. Want nu gebeurt er best wel veel. En nu merk ik dat er heel veel focus gaat zitten in Omroep Zwart. En dat ga je straks ook merken met de programmering die er straks volgt. Want we doen nu heel veel voor zo’n kleine omroep. En het is alleen een beetje apart dat de incubatieperiode, dat de doorlooptijd vaak wat langer duurt. Dus als je een programma er dan doorkrijgt bij de NPO, duurt het zes maanden tot een jaar of langer voordat de kijkers het zien.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dat past bij je adagium. Van je moet het niet aan zien komen en opeens… moet het er zijn.

AKWASI: Zeker, zeker. Opeens moet het er zijn. Maar kijk, ik ben wel nog steeds een… Voor dat Omroep Zwart bestond was ik gewoon nog steeds wie ik ben, Akwasi. Ik ben gewoon creatief. Iemand zei laatst dat ik… Ik praat weleens met mensen die me berichten sturen op Instagram. Mensen die ik niet ken, totale vreemden op DM’s. Zo doorbreek je ook je algoritmische bubbels. En iemand stuurde me een interessant artikel over creatief hoogbegaafd zijn. Ik ken die term niet eens, waar heb je het over? Maar hij zei van: “Dit moet je even lezen.“ Ik bedenk me dat nu, het is nu even een reminder voor mezelf dat ik dat moet lezen. Ik heb dat nog niet gelezen. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Schrijf het even op! [Lacht] Als ik naar dit gesprek terugkijk, dan vind ik wel echt een cruciaal moment dat je dus op dat internetforum een ban kreeg nadat je je had uitgesproken over discriminatie. En dat je toen dus besloot die pen op te pakken.

AKWASI: Ja, het is een sleutelmoment geworden. En ik denk dat het een blessing in disguise is geweest.

ERNST-JAN PFAUTH: En je hebt hem nooit meer losgelaten, die pen?

AKWASI: Nee, nee, nee, zeker niet. De pen is machtiger dan het zwaard.

ERNST-JAN PFAUTH: Dankjewel voor dit gesprek.

AKWASI: Ja, jij bedankt.

Lees ook de interviews met rapper Typhoon, Lowlands-directeur Eric van Eerdenburg en zanger Wende Snijders.

Wil je geen aflevering missen?

Geef je dan op voor de persoonlijke nieuwsbrief van presentator Ernst-Jan Pfauth. Hij mailt je nieuwe interviews en de belangrijkste lessen uit de gesprekken.

Kom naar Jonge Jaren Live op 27 november in Amsterdam