Categorieën
Interview

Otto Wichers (Lucky Fonz III)

De singer-songwriter vertelt wat jonge artiesten van zijn late start kunnen leren

Hoewel singer-songwriter Otto Wichers, alias Lucky Fonz III, al heel vroeg begon met pianospelen en optreden, kwam het niet bij hem op dat hij artiest zou kunnen worden. Leraar Engels, dat was zijn toekomstbeeld.

Maar na twee ‘openbaringen’ – zo noemt hij ze zelf – begon Lucky vlak voor zijn afstuderen tóch met optreden.

Veel te laat! Vindt hij nu. Daarom vertelt hij in dit interview aan jonge artiesten in-spé hoe zij wél direct aan hun carrière kunnen beginnen.

Lucky Fonz III in Jonge Jaren

Lucky Fonz III over zijn jonge jaren

Je kunt het interview hieronder lezen of beluisteren op Podimo.

ERNST-JAN PFAUTH: Lucky, het jaar is 2008. Ik was op Lowlands. Het was volgens mij een zaterdagochtend of een zondagochtend. Ik had een kater, zoals dat gaat. Ik liep in mijn eentje het terrein op, de rest sliep nog. En toen liep ik volgens mij… Het was zo’n hele open tent, een beetje bij het begin.

LUCKY FONZ III: De India. 

ERNST-JAN PFAUTH: De India. Daar wandelde ik naar binnen en daar begon jij volgens mij net aan je optreden. Ik kende je nog niet, volgens mij maakte je toen nog muziek in het Engels.

LUCKY FONZ III: Ja, klopt. Die hele show was in het Engels.

ERNST-JAN PFAUTH: – En ik weet dat ik echt totaal meegevoerd werd. En dat ik daar ook alleen stond, maar dat het een soort verbroederende ervaring was. We moesten met z’n allen een liedje mee fluiten of zo. Die hele tent voelde gewoon bevriend.

LUCKY FONZ III: [Fluit]

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, die ja! 

LUCKY FONZ III: Dat was het, dat stukje. Ik kan me die show ook nog heel goed herinneren. Dat was een van de shows die qua belang voor mijn carrière groot was.

Het publiek fluit op Lowlands 2008 lekker mee met Lucky Fonz III. Waarschuwing: opnamekwaliteit is van het niveau telefoon uit 2008.

ERNST-JAN PFAUTH: Je podium aanwezigheid, hoe noem je dat? Stage presence? Was echt, vond ik fucking charismatisch. En ik vroeg me af, wat is nou als je het over je jonge jaren hebt, je vroegste herinnering dat je door had van: ‘Oh wacht, ik ga best lekker op een publiek en het publiek vindt mij leuk.’

LUCKY FONZ III: Ja, nou ja, je brengt het nu alsof het iets is wat er dan is of niet is, waar je mee geboren wordt of niet. Dus nu is de vraag, wanneer kwam je erachter dat je dat hebt?

ERNST-JAN PFAUTH: Er zal wel iets van aanleg zijn toch?

LUCKY FONZ III: Alsof je nou een soort geaardheid… Ja, weet ik niet, weet ik niet. Want wat mensen als charisma ervaren… Het is vaak ook gewoon een soort van set van vaardigheden ofzo, die dan als zodanig overkomen. Bijvoorbeeld die show op Lowlands. Ik weet, het was een hele goede show. Maar voor mij was het niet mijn beste show die week. Ik weet nog dat ik wel bezig was met, oké, ik moet dit goed doen en routineus. Ik was ontspannen, maar ik probeerde ook gewoon… Ik dacht ook van: ‘Nou, vandaag is het gewoon belangrijk dat ik laat zien wat ik ongeveer doe.’ En het werd natuurlijk een groot succes, dus halverwege laat je het dan ook wel los, dat gespannen ding. Maar om je vraag te beantwoorden, wanneer kwam je erachter dat je dat kon?

ERNST-JAN PFAUTH: Ik ga ervan uit, je hebt er natuurlijk heel hard aan gewerkt en veel vaardigheden ontwikkeld, maar ik ga ervan uit dat er ergens ook iets van aanleg bij komt kijken.

LUCKY FONZ III: Ja, ik weet dat niet zeker, want aanleg is een soort van, vind ik een heel vaag begrip. Het suggereert een soort predestinatie of… Ik weet niet of je… Bedoel je genetische aanleg of wat?

ERNST-JAN PFAUTH: Nee, gewoon… Ja, goede vraag. Meer dat je iets doet op jonge leeftijd en dat je denkt van…

LUCKY FONZ III: Dit past bij me. 

ERNST-JAN PFAUTH: Dit past bij me. Dit gaat goed. Er gebeurt hier iets.

LUCKY FONZ III: Ja, die ervaring had ik wel heel vroeg.

ERNST-JAN PFAUTH: Wanneer was dat? 

LUCKY FONZ III: Sowieso had ik een obsessie met… Weet ik wel dat ik een… was ik bewust van mijn eigen obsessie met muziek van heel jongs af aan al. Omdat, ik kon bijna niet stoppen met nadenken op het moment dat ik achter kwam, ja vanaf het moment dat ik muziek maakte. Mijn moeder zei zelfs toen ik als baby in de buik zat, of als embryo, dat ze naar een concert ging van Joan Armatrading en dat dan als de band harder ging spelen, ging ik harder trappen enzo. Mijn moeder beschouwt dat altijd als een soort, als iets waaruit blijkt dat ik dan vanaf jongs af aan muzikaal zou zijn geweest, of in ieder geval interesse in muziek had. 

Mijn moeder zei zelfs toen ik als baby in de buik zat, of als embryo, dat ze naar een concert ging van Joan Armatrading, en dat dan als de band harder ging spelen, ging ik harder trappen enzo.

Lucky Fonz III

En ja, ik kan me wel herinneren dat ik al vroeg… Mijn oma luisterde… Ik logeerde wel eens bij mijn oma en die had altijd de hele dag de radio aan staan en die luisterde naar gewoon popmuziek van uit de jaren zestig tot toen, in de jaren tachtig. En ik weet nog dat ik dat heel leuk vond. Dat ik de hele dag gewoon bijna opgewonden was van: ‘Oké, wat komt er nu op de radio?’ En bij sommige zangers ofzo had ik een specifieke obsessie mee. Bijvoorbeeld Roy Orbison is een van de eerste die ik hoorde. En waar ik ook geobsedeerd over was, was altijd de vraag van: hoe wordt dat dan gemaakt? Wat gebeurt hier eigenlijk? Wat hoor ik?

ERNST-JAN PFAUTH: Roy Orbison is die man die Pretty Woman zingt, toch?

Roy Orbison speelt Pretty Woman tijdens een concert in 1987

LUCKY FONZ III: Ja, precies.

ERNST-JAN PFAUTH: Met die lage stem.

LUCKY FONZ III: Ja, nou ja, het bijzondere aan hem is dat hij altijd heel laag begint en heel hoog eindigt.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh ja.

LUCKY FONZ III: [Zingt laag] Pretty woman walking en hij doet [zingt hoog] ahhh, walking with you. Dit is altijd wat hij doet in al zijn nummers. Hij begint heel laag. Hij had toen in die tijd ook dat nummer van You Got It’. Dat zong hij ook van [zingt laag] Anything at all, you got it, [zingt hoog] anything at all. Dat is ook een van zijn nummers. En dat eindigt ook heel hoog. 

Maar ik weet nog dat ik dat hoorde en dat ik er bijna bang van werd. Omdat ik dacht van: ‘ is dat één stem?’ Weet je wel? Ik wist niet of het een man of een vrouw was, want ik associeerde een hoge stem met een vrouw. En ik begreep helemaal niet wat er gebeurde. En voor mij ging het ook heel snel. En ik weet nog bijvoorbeeld dat nummer, [zingt] anything you want, you got it. Ik kan me herinneren dat ik gewoon overprikkeld raakte. Dat ik het op een gegeven moment gewoon niet meer houd.

Roy Orbison speelt You Got It in 1988

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht]

LUCKY FONZ III: En dat heb ik dus nog steeds. Het bouwt dan steeds op. In drie minuten wordt het van heel klein iets heel groots. Ja, en toen was ik, ik denk dat ik vijf of zes was. 

ERNST-JAN PFAUTH: Oh, wauw.

LUCKY FONZ III: Maar toen begon ik ook een beetje pianoles te krijgen op mijn zesde en zevende. En dat was dan de eerste keer dat ik een beetje aan de achterkant van het borduurwerk kon kijken, zeg maar. Dat ik dacht van, oké, dit is… Ik weet nog dat ik op een gegeven moment ontdekte van als je… Dat concept, dat als je… Eerst als je piano speelt, speel je gewoon melodietjes. Dus een nootje voor nootje. 

En op een gegeven moment ga je dan met twee vingers spelen. En dan speel je twee noten tegelijkertijd. En dan gebeurt er iets heel wonderbaarlijks. Dan krijg je, weet je wel, de ervaring van harmonie. En dat ook bijvoorbeeld de betekenis van de ene noot verandert in de context van de andere noot, wat heel wezenlijk is voor muziek maken. En dat ik dat op een gegeven moment inzag en dat voelde ook echt alsof ik een soort van schat ontdekte. Alsof ik een soort… Of misschien een schatkaart. Dat ik dacht, o mijn god, het voelde alsof geheime kennis werd onthuld. En toen… Vanaf dat moment was ik er ook mee geobsedeerd.

Op een gegeven moment ga je dan met twee vingers spelen. En dan speel je twee noten tegelijkertijd. En dan gebeurt er iets heel wonderbaarlijks. Dan krijg je, weet je wel, de ervaring van harmonie. En dat ook bijvoorbeeld de betekenis van de ene noot verandert in de context van de andere noot, wat heel wezenlijk is voor muziek maken.

Lucky Fonz III

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe kwam die obsessie tot uiting dan? Dus eindeloos analyseren, maar ging je dat dan ook opschrijven of naspelen?

LUCKY FONZ III: Ja, ik ging er heel veel over praten met vrienden. Ik had ook een vriendje op school, die was ook heel erg met muziek bezig. En ja, ik dacht er gewoon veel over na. Maar ik dacht toen ook van… Ik had toen ook een beeld in mijn hoofd dat mensen geboren worden met een soort vaardigheid ofzo. Kijk, die stem van Roy Orbison is natuurlijk vrij uniek, ofzo. Je kan zeggen van, hij is geboren met een lichaam dat daartoe in staat is. 

Maar ik dacht ook van… Ik dacht ook van je hebt muzikanten, en dan heb je ik die een beetje muziek bestudeert en een beetje zelf op de piano speelt. Maar dat zijn twee verschillende werelden. Ik dacht echt dat muzikanten van een andere planeet kwamen. Dat heb ik ook echt gedacht tot mijn 25ste ongeveer.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh, wauw. Dan ben ik zo wel benieuwd hoe dat is gaan veranderen. Voordat we daarheen gaan: je zag jezelf meer als een liefhebber.

LUCKY FONZ III: Ja, altijd. Als een hobbyist. Ik heb ongeveer pianoles gehad van mijn 7e tot mijn 14e. Dat is eigenlijk de enige opleiding die ik gehad heb qua muziek. 

ERNST-JAN PFAUTH: Was het het idee van je ouders dat je piano ging spelen? 

LUCKY FONZ III: Dit was een soort van logisch. We hadden al een piano thuis en mijn vader speelde graag piano. En ik denk dat ze op een dag vroegen: ”Wil je op pianoles?” En ik vond het ook heel leuk. En ik had ook een hele goede lerares, mevrouw Schils. Die heel veel energie stak in het soort van definiëren van mijn relatie tot muziek maken. Voor haar stond de vrijblijvendheid en het plezier heel erg voorop. Dus letterlijk zei ze tegen mij: “Als je een stuk niet wil oefenen, dan hoeft het niet. Als je volgende week niet geoefend hebt, dan zeg je gewoon de les af. Dan kom je gewoon een week later en heb je wel geoefend. En als ik je drie stukken geef om te studeren en je vindt er maar eentje leuk, dan ga je die ene gewoon extra doen.”

ERNST-JAN PFAUTH: Wat denk je dat ze daarmee hoopte te bereiken?

LUCKY FONZ III: Ik denk dat je een relatie van liefde hebt met dat maken. Dat het gewoon plezier blijft en dat het niet een prestatieding wordt. En eigenlijk heb ik die instelling altijd meegenomen. Ik denk dat het heel waardevol is. Voor mij was… Ik zag altijd muziek maken als het soort van, ook al was ik wel vrij intens ermee bezig, als het ding wat ik zelf wilde. Versus bijvoorbeeld school, wat moest. Dus ik kwam ook altijd thuis van school en dan verlangde ik echt naar piano spelen of naar muziek luisteren. Dus ik heb altijd muziek gezien als: niet werken. 

Ik denk dat je een relatie van liefde hebt met dat maken. Dat het gewoon plezier blijft en dat het niet een prestatieding wordt.

Lucky Fonz III

ERNST-JAN PFAUTH: Als iets erbij. 

LUCKY FONZ III: Ja, en zelfs nu het mijn werk is, denk ik nog steeds niet werken. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Lekker leven heb je dan.

LUCKY FONZ III: Ja, als ik heel hard gewerkt heb, veel getourd heb, veel gespeeld, dan kom ik thuis en dan denk ik: ‘Ha, even piano spelen.’

ERNST-JAN PFAUTH: Ha, mooi. En mevrouw Schils was dus heel erg van intrinsieke motivatie en geen competitie. Maar ik las in een interview ook dat de sfeer in het gezin waarin je opgroeide wel prestatiegericht was.

LUCKY FONZ III: Er was wel, denk ik, een soort van onbewuste… Nou, ik weet wel dat met mijn vader hebben we ook een soort van macho ding. Hij is ook een vrij goede pianist. En op sommige vlakken is hij beter dan ik. En op andere vlakken ben ik beter. Ik kan beter improviseren. Maar hij kan wel goed, mooi van noten af Schubert spelen of zo. Daar zat wel een beetje concurrentie in. Ik denk dat mijn vader een beetje nerveus werd toen ik wat beter werd met piano spelen.

ERNST-JAN PFAUTH: Echt waar? 

LUCKY FONZ III: Ja. 

ERNST-JAN PFAUTH: Voelden ze bedreigd door je? Door je vaardigheden?

LUCKY FONZ III: [Lacht] Nou, nee. Maar dat is niet aan mij om te antwoorden. Dat zou je aan hem moeten vragen. 

ERNST-JAN PFAUTH: Maar zo voelde jij dat? 

LUCKY FONZ III: Nee, maar ik kan het ook op een leuke manier zeggen: ik denk wel dat het hem stimuleerde. Want hij is nu eigenlijk een veel betere pianist dan bijvoorbeeld 30 jaar geleden. En ik denk wel dat het iets te maken heeft met het feit dat ik een steeds betere pianist ben geworden.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je had een soort mix tussen aan de ene kant intrinsieke motivatie en aan de andere kant motiverende competitie.

LUCKY FONZ III: Ja, dat vind ik een mooi woord. Motiverende competitie, dat wel. En ook gewoon in ons gezin was wel ook, denk ik, eerst wel een cultuur van excelleren in het algemeen. Want het was wel de bedoeling dat je goede cijfers… Dat je er niet met de pet naar gooide. En dat wat je doet, dat je dat goed doet. Met veel toewijding.

ERNST-JAN PFAUTH: En deed je dat? 

LUCKY FONZ III: Ja. 

ERNST-JAN PFAUTH: Oké. Je zette je daar niet tegen af?

LUCKY FONZ III: Ja, maar voor mijn gevoel was de muziek dus veel meer intrinsiek gemotiveerd. Gewoon veel meer vanuit mezelf.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik heb nog steeds geen antwoord op mijn vraag wanneer je erachter kwam dat je goed was op het podium. Kwam je daar in je jeugd al achter?

LUCKY FONZ III: Nou, ik weet wel dat mensen vroegen me, toen ik een beetje goed piano begon te spelen, vroegen mensen mij altijd van: “Ga jij maar piano spelen. Wil je niet wat piano spelen voor ons?”. En ik weet wel dat als ik piano speelde dat mensen dat echt waardeerden. Dat mensen dat leuk vonden. Dus dat zag ik wel van vroeg af aan. En ik vond het zelf ook leuk, die vorm van aandacht eigenlijk. Je bent zelf het middelpunt van de aandacht, iedereen luistert ernaar. 

En niet eens zozeer dat het nou aandacht voor mij specifiek is, maar meer gewoon dat moment van concentratie, dat rustige beheerste, wat hoort bij een gezamenlijke ervaring. Ik vind dat gewoon… Ik vond dat zelf al heel mooi om te ervaren als kindje. Dus als iemand optrad, met name een solo-performer, dat vond ik altijd heel krachtig. Als heel veel mensen naar één ding keken en luisterden. En allemaal vreemde mensen die eigenlijk op hetzelfde moment, in hetzelfde moment, plek en moment, hetzelfde geluidje op een vergelijkbare emotionele manier ervaren. Dat heb ik altijd heel krachtig gevonden. 

En toen ik… Ik kwam er snel achter met pianospelen, dat ik dat ook kon. En dat ik het ook leuk vond. Ik heb nooit… Ik heb het ook altijd leuk gevonden om op te treden. Ik trad ook met mijn vader op op schoolavonden. We speelden quatre-mains, dus met z’n vieren achter de piano van die Italiaanse walsjes. Dat vond ik ook eigenlijk heel leuk. Ik het altijd wel leuk gevonden om op het podium te staan. 

Ik denk ook gewoon… Er zit ook een soort niet-artistiek onderdeel bij, gewoon banale ijdelheid. Ik weet ook, ik was ook een keer naar een goochelaar geweest toen ik heel jong was en die wilde een vrijwilliger. Ik rende het podium op. Ik denk ook wel, ijdelheid zit ook gewoon wel in me. Gewoon banale ijdelheid. Maar dat is natuurlijk een voordeel voor als je op het podium wil staan. Want ik voel me eigenlijk heel relaxed op het podium. Terwijl ik weet, voor veel artiesten is het eigenlijk… Die hebben een soort dubbelzinnige relatie met het podium. Of ik moet eigenlijk zeggen, een ambigue relatie. Gewoon dat ze het vinden aan de ene kant ook spannend, of ze hebben podiumangst of zo.

ERNST-JAN PFAUTH: Het is wel grappig dat bijvoorbeeld ijdelheid… Je komt juist over als een artiest die op het podium helemaal niet ijdel is, maar helemaal zichzelf lijkt. Je hebt het gevoel dat je dicht bij je komt als publiek, zeg ik dan even uit persoonlijke ervaring. En dat je je daar helemaal… Ik ben ook een keer naar een optreden van jou in Paradiso geweest. Ik denk dat dat een jaar later was, 2009.  En volgens mij kwam je vriendin toen op het podium waar je ook een liedje over had gemaakt.

LUCKY FONZ III: Ja!

ERNST-JAN PFAUTH: Dat was de hit. Het voelde gewoon bijna alsof ik… terwijl het een bomvol Paradiso was, of ik gewoon bij jullie in de woonkamer zat ofzo.

LUCKY FONZ III: Ja, klopt. Ja, ja. Nou ja, het is ook… Kijk, niemand anders maakt mijn muziek ook. Het is niet gemedieerd door een groot team van mensen met belangen. Dus mijn muziek komt ook rechtstreeks uit mezelf. Dus het is ook een extreem persoonlijk project. En ik hou heel erg van… Wat jij net zegt, dat beschouw ik als een compliment. Want ik hou eigenlijk van de menselijkheid die eigenlijk zo vaak onzichtbaar is, vind ik, in heel veel mainstream cultuur. Ik bedoel, ik zeg niet dat ik een normaal mens ben of zo, maar ik ben wel een mens. En hoe vaak zie je nou gewoon een mens op tv?

ERNST-JAN PFAUTH: En toen je heel jong dan af en toe piano speelde voor een publiek… Vertelde je er ook al verhalen omheen, maakte je toen ook al grappen? Merkte je toen al dat je het publiek niet alleen muzikaal, maar ook daaromheen geboeid kon houden?

LUCKY FONZ III: Ja, ik denk het wel. Want, kijk, het was ook wel een manier van… Ik heb altijd wel veel aandacht nodig gehad. Ik denk dat ik meer aandacht nodig heb gehad dan, nog steeds, meer aandacht nodig heb gehad dan de meeste mensen. Ik hou echt ook van aandacht. Ik hou er ook, denk ik, ja, ik weet niet of dat goed of slecht is, maar ik hou er wel meer nog van om aan het woord te zijn dan om te luisteren.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat komt nu heel goed uit. 

LUCKY FONZ III: Ja, precies, in dit geval. En ja, ik hou ook van het soort van mensen verwennen met entertainment. Ik hou van mooie verhalen en van grapjes en mooie muziek. En ik vind het heel leuk om dat aan mensen te brengen. Dat heb ik al van jongs af aan. Dat is nooit veranderd. Dus ja, eigenlijk heel veel van de dingen die ik nu voor mijn werk doe, dat deed ik toen al als hobby, eigenlijk.

ERNST-JAN PFAUTH: Kun je een voorbeeld geven, een herinnering, hoe je dat dan deed?

LUCKY FONZ III: Nou, ik ben bijvoorbeeld… Met mijn vader speelden we dus quatre-mains. En mijn vader beweegt niet met zijn lichaam als hij speelt. Dus hij zit mooi rechtop en hij speelt ook wat meer volgens wat er staat op het papier, weet je wel. Dus hij houdt zich goed aan al die Italiaanse termen van, zoals tenuto en fortissimo. En ik ben, ja, ik ben natuurlijk inmiddels al zo van het padje af dat ik het gewoon helemaal op mijn eigen manier doe. Maar vroeger was dat ook al een beetje een soort spanning, dat ik iets vrijer speelde qua ritme en qua dynamiek dan hij. 

Maar ook, ik beweeg altijd tijdens het spelen. Ik ga een beetje links. En ik kwam er op een gegeven moment achter dat mensen dat een komisch effect vonden. Dat zijn grote lichaam, hij is ook vrij lang, heel stil zat en ik als een soort bewegend persoon ernaast zat, een bewegende kleuter. Dus, toen deed ik er een schepje bovenop. Snap je? Omdat ik weet, als ik nou nog wat meer meeweeg op zo’n wals maniertje. Dus ja, dat is al natuurlijk een soort performance.

Met mijn vader speelden we dus quatre-mains. En mijn vader beweegt niet met zijn lichaam als hij speelt. Dus hij zit mooi rechtop. [..]
Maar ik beweeg altijd tijdens het spelen. Ik ga een beetje links. En ik kwam er op een gegeven moment achter dat mensen dat een komisch effect vonden. Dat zijn grote lichaam, hij is ook vrij lang, heel stil zat en ik als een soort bewegend persoon ernaast zat, een bewegende kleuter. Dus, toen deed ik er een schepje bovenop.

Lucky Fonz III

ERNST-JAN PFAUTH: En dan gingen mensen lachen.

LUCKY FONZ III: Ja, ja. Ik deed het gewoon stiekem een beetje extra. Omdat ik weet dat mensen het grappig vonden.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat was de setting? Waar traden jullie dan op?

LUCKY FONZ III: Ja, gewoon huisconcerten deden we. En gewoon bij ons thuis, zeg maar. En ook wel, weet je wel, op de basisschool of zo. Op zo’n schoolavond, zoiets.

ERNST-JAN PFAUTH: En vond je vader dat leuk? Had hij zoiets van, ga je gang?

LUCKY FONZ III: Ja, ik denk het wel. Ik denk het wel.

ERNST-JAN PFAUTH: En de muziek was altijd iets erbij. Dus dat verklaart ook waarom je naar de universiteit ging in plaats van het conservatorium.

LUCKY FONZ III: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Want je ging Engelse letterkunde studeren, als ik het goed onthouden heb.

LUCKY FONZ III: Ja, klopt, ja. Ik ben op mijn 14e, 15e ofzo ben ik van school veranderd, omdat ik ongelukkig was op het Stedelijk Gymnasium in Nijmegen. En toen heb ik wel heel even overwogen om naar een school te gaan waar ook een vooropleiding was voor het conservatorium. Maar toen dacht ik van: ‘Ja, nee, maar dat is niet voor mij. Ik ben geen officiële muzikant, ik ben geen professioneel.’ Dus op de een of andere manier beschouwde ik dat niet als een realistische optie. Maar ik heb dat toen wel, dat werd toen tegen mij gezegd van: “Ja, dat kan je ook doen.” Maar dat heb ik gewoon niet eens serieus genomen.

ERNST-JAN PFAUTH: Had je dan mensen in je omgeving waarvan je dacht dat is wel een professionele muzikant of in de dop, logisch dat die persoon wel naar het conservatorium gaat?

LUCKY FONZ III: Ja, wel mensen die in bandjes speelden en ik had ook een… Er was een medeleerling van mijn lerares die echt getalenteerd was. Hij is ook later, Gijs Leenaars, die is ook dirigent geworden. Bij hem was het wel voor de hand liggend. Die ging ook naar die school, denk ik.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus eigenlijk geef je nu twee antwoorden. Iemand die dus heel erg getalenteerd leek toen al. En mensen die in bandjes zaten, en jij was in je eentje.

LUCKY FONZ III: Ja. Ja, maar ik was wel bewust dat ik getalenteerd pianist was. Ik had wel naar het conservatorium gekund. Maar het kwam ook niet in me op. Ik dacht niet zo over mezelf na. Want het maffe is ook, ik heb nooit in schoolbandjes gezeten. Ik heb nooit… Ik DJde wel toen een beetje op feestjes. En ik zong ook nooit. Dat is ook een verschil, natuurlijk. 

Ik ben pas op mijn… Toen ik ging studeren, dus toen ben ik inderdaad Engelse literatuur gaan studeren. En toen kwam ik in Schotland terecht. Daar heb ik een jaar gestudeerd, in 2002, dus toen was ik al 21. En daar begon ik eigenlijk pas met zingen. En dat was ook alleen maar omdat ik in een scene belandde waar zingen… ja, gewoon… gewoon eigenlijk verplicht was en ook niet goed hoefde te zijn, namelijk in die traditionele folk scene. 

ERNST-JAN PFAUTH: In Edinburgh. 

LUCKY FONZ III: Ja, in Edinburgh. En daar was… daar ontdekte ik gewoon een hele andere manier van muziek maken, waarvan ik in één keer dacht van: ‘Ja, maar dit is mijn taal.’ Die klassieke Schotse folkmuziek, die heel poëtisch is. De poëtische traditie ligt heel dicht bij de muzikale traditie daar. Veel van de bekende liedjes zijn ook geschreven door Robert Burns, wat ook een beetje de nationale dichter is van Schotland. En ja, dat soort liedjes dacht ik: ‘Ja, maar dit is mooi.’ Het is heel simpel te zingen, heel makkelijk ook te spelen op de gitaar, want ik had toen ook voor de eerste keer een gitaar gekocht. Ook pas op mijn 21ste. En toch heel poëtisch en diep en gevoelig. En toen… dat voelde als een soort openbaring. 

Ik was ook al heel lang bezig met Bob Dylan enzo. Daar had ik een fascinatie mee. Maar die natuurlijk ook zijn wortels in die traditionele folkmuziek. En toen die combinatie van een soort obsessie met Bob Dylan en dan die toegankelijkheid van folk als een soort cultuur waar je heel makkelijk je eigen… waar je gewoon alles mag pakken en kneden tot iets wat je eigen gewenste vorm heeft, dat maakte dat ik in één keer eigenlijk mezelf ging zien als een serieus muzikant en ook iemand die eigen muziek kon maken. En zelfs aan het eind van het jaar kwam ook zelfs het idee in mijn hoofd van: misschien is dit gewoon wat ik moet met mijn leven. En met mijn professionele leven ook.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik snap nu ook beter waarom je dan niet al eerder jezelf als een muzikant zag. Je had gewoon nog niet het voorbeeld gezien waarvan je dacht: ‘Dat past bij mij. Dat is mijn vorm.’ 

LUCKY FONZ III: Ja, dat klopt. Ik had de taal nog niet, als het ware, waarin ik op zo’n manier kon spreken dat het echt… dat het mijn hele leven zou overnemen. En ik had ook, denk ik, een soort beeld van dat echte muzikanten die komen uit een soort andere wereld, uit een andere plek en tijd.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dat zei je net ook al. Volgens mij zei je net zelfs bijna ‘universum’ of zo.

LUCKY FONZ III: Ja, precies. Maar ik heb wel een paar ervaringen gehad waaruit bleek dat het niet zo was. Bijvoorbeeld één ervaring, wat heel erg indruk op me maakte was, ik had een vriendin van mijn studie Engels en die was aan het daten met de drummer van Emmylou Harris. Zij is een beroemde countryzangeres. En zij heeft met iedereen gezongen. Weet je wel, je hebt een paar, de grote countryzangeressen van Amerika zijn Dolly Parton, Emmylou Harris enzo. Dat rijtje, zit ze in. En zij heeft ook met iedereen gezongen, ook met Bob Dylan trouwens.

Toen kwam zij in Nederland en toen hadden we dus backstage kaartjes, want die vriendin van mij was aan het rommelen met die drummer. En toen zei die drummer van: “Wil jij Emmylou ontmoeten?” En zei ik: “Ja is goed.” En toen mocht ik zo op audiëntie, moest ik in een rijtje staan met andere mensen. Ja, maar ze had een handje gegeven en ze was heel aardig en vriendelijk. En ze zei van: “Oh, en ik hoor van dat je ook muziek maakt.” Dus dat had ze kennelijk gehoord.

ERNST-JAN PFAUTH: Want dit was na je openbaring in Schotland?

LUCKY FONZ III: Ja, nee, dat was nog daarvoor. Maar ik maakte gewoon een beetje voor mijn plezier muziek, piano. Ik had nog niet eens een liedje geschreven of iets of zo. Maar gewoon, dat was gewoon verteld. En ik zo: “Ja, ja, een beetje.” En ik een beetje zo blozen. Het stelde allemaal niks voor. Het was gewoon een vriendelijke oude dame. En toen ging ik verder. 

En toen dacht ik later van, ja, maar… dit is een van de grootste countryzangeres van de wereld. En tegelijkertijd is ze ook gewoon een soort omaatje. Een vriendelijk omaatje uit dezelfde ruimte, tijd, continuüm, als ik. Snap je? En in één keer werd het heel helder voor me. Zij is op een dag ook gewoon… heeft zij een gitaar opgepakt. En er was een dag dat zij het G-akkoord niet kon spelen. Toen heeft ze het geoefend en toen kon ze het later wel. En zij is ook maar begonnen met zingen. En ze zou ook wel eens iets verkeerds hebben gedaan of zo. Zij is ook niet uit de zee omhoog gekomen met lang glanzend haar. Begrijp je wat ik bedoel?

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, een citaat uit Ik Ben Een Sukkel?

LUCKY FONZ III: Ja, precies. Nee, maar dat is natuurlijk dat beeld van… Wie is het ook weer? Apollo of zo. Die uit… Weet je? Athene. Dat je kant en klaar geboren wordt.

Lucky citeert hier dit liedje, Ik Ben een Sukkel uit 2022

ERNST-JAN PFAUTH: Ja. 

LUCKY FONZ III: En toen dacht ik van: ’Ja maar, dan kan ik ook wel die wereld in.’ Want die avond ben ik ook nog dronken geworden met een gitarist. En dat was de voormalige gitarist van Bob Dylan ook. 

ERNST-JAN PFAUTH: Dus alles wat ervoor nodig was… 

LUCKY FONZ III: En die vertelde ook over Bob Dylan van: “Ja, soms is hij chagrijnig” of zo. Of van… 

ERNST-JAN PFAUTH: Niet heel moeilijk om een voorstelling bij te maken. 

LUCKY FONZ III: Ja, soms wil hij in vermomming een fluitje halen of zo. En toen dacht ik van, ja oké, Bob Dylan is ook geen alien. En toen had ik gewoon het idee van mezelf, ja, ik kan mezelf ook vormgeven tot zoiets. Ik bedoel iemand moeten doen. En wat is er nou voor nodig wat ik niet heb?

ERNST-JAN PFAUTH: Het is grappig, het lijkt of je bijna in je hoofd had dat muzikanten letterlijk in een ander universum leven. Het enige wat nodig was, was gewoon backstage een handje geven om te ontdekken dat die persoon ook een mens van vlees en bloed is. Net als jij.

LUCKY FONZ III: Ja, precies. Ja, het was gewoon een denkomslag. Dat je gewoon… Ik denk, je kijkt zo op tegen muzikanten in je hele leven. Het zijn een soort magische figuren. Dat heb ik nog steeds. Een soort… Het is heel indrukwekkend als iemand echt iets knaps, iets moois doet. En je denkt zo niet over jezelf. En ook als je iemand ziet op het podium, denk je ook van… Dat is zo goed, dat moet wel als het ware door God zijn ingegeven. Snap je? Zoals je naar de wereld kan kijken en denkt, dit is zo mooi. Dit moet wel ontworpen zijn door een hogere macht. 

Maar ja, als je dan… Om de evolutietheorie te snappen, moet je ook een soort denkomslag hebben. Toen zag ik in één keer van, ja, dat is natuurlijk het resultaat. Wat je daar ziet, is het resultaat van een levenslange toewijding. En toewijding is eigenlijk iets waar je… Ja, daar kan je gewoon mee beginnen.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik snap nu ook waarom je bij mijn eerste vragen zoiets had van: ja, hoe bedoel je aanleg? Het is ook gewoon… Het suggereert dat je een soort van, dat je dus glanzend uit de zee komt.

LUCKY FONZ III: Ja, precies.

ERNST-JAN PFAUTH: Terwijl iedereen kan het zijn. 

LUCKY FONZ III: Ja, dat denk ik ook. En ook aanleg is bij lange na niet genoeg, natuurlijk. Ik denk wat je in feite succesvol maakt, dat daar een aantal elementen voor nodig zijn die eigenlijk ook heel vaak niks met het artistieke te maken hebben. Verder niet eens iets met datgene waar je dan succesvol in bent. Wat betreft de muziek ofzo. Kijk, wat zijn de voorwaarden? Je hebt toegang nodig tot muziek. Dus je hebt ouders nodig met platen en een piano. Dat moet je maar net hebben thuis. Je moet pianoles kunnen krijgen. Dus het heeft te maken met toegang of privileges zou je dat ook kunnen noemen, toegang tot die cultuur. Dus dat is één ding. 

Het andere is dat je gewoon toegewijd moet zijn. Je moet echt veel oefenen. Maar dan is de vraag van: waarom lukt het iemand om toegewijd te zijn? Is dat omdat hij zo, omdat hij meer dan een ander eigenlijk overtuigd is van het belang ervan? Of is het omdat hij een soort compulsieve aanleg heeft? Een soort compulsieve beleving?

ERNST-JAN PFAUTH: Dat was bij jou het geval. Je was meteen geobsedeerd en je kon niet wachten tot je weer achter die piano kon zitten.

LUCKY FONZ III: Ja, nou ja, maar ik kan ook gewoon heel goed oefenen. Ik vind het niet erg om iets saais te doen, bijvoorbeeld. En ik kan heel lang, zeg maar… Wat zich voordoet als toewijding, ik heb weleens bij mezelf het idee dat het meer een soort compulsie is. Ik kan niet anders. Ik moet wel, om maar niet gek te worden. Ik vind het ook helemaal niet zoiets romantisch. Begrijp je wat ik bedoel? Want bij mij is het wel echt letterlijk zo, dat is al mijn leven zo, als ik een tijd lang niet muziek maak word ik gewoon echt onrustig. Dan ga ik me gewoon rottig voelen en depressief. Ik moet altijd wat schrijven. Elke dag eigenlijk.

Wat zich voordoet als toewijding, ik heb weleens bij mezelf het idee dat het meer een soort compulsie is. Ik kan niet anders. Ik moet wel, om maar niet gek te worden. Ik vind het ook helemaal niet zoiets romantisch. Begrijp je wat ik bedoel? Want bij mij is het wel echt letterlijk zo, dat is al mijn leven zo, als ik een tijd lang niet muziek maak word ik gewoon echt onrustig. Dan ga ik me gewoon rottig voelen en depressief. Ik moet altijd wat schrijven. Elke dag eigenlijk.

Lucky Fonz III

ERNST-JAN PFAUTH: Dus het is ook een manier om de demonen, of hoe je dat ook wil noemen, van je weg te houden?

LUCKY FONZ III: Ja, of gewoon banale verslaving. Ja, ik denk het wel. Het is ook gewoon een manier om gewoon… Het is mijn manier om gezond te blijven. Ik had vroeger soms best een moeilijke relatie met school. En dan kwam ik thuis en dacht ik: ‘Even piano spelen, even tot rust komen.’ Nou ja, dat doe ik nu nog steeds. Dus het is ook gewoon… Ik kan ook eigenlijk niet anders.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar dat is dan wel iets waar je geboren mee wordt?

LUCKY FONZ III: Ja, ja. In die zin kan je het zien, dat je een persoonlijkheid hebt die dat zo nodig heeft, dat je het bijna dwangmatig doet. Maar ik erger me soms aan de soort van romantische sfeer die eromheen hangt. Daarom begon ik zo over aanleg. Dat idee van de goddelijke vonk ofzo, die je in je draagt, of een soort van… Of de geweldige muzikant als een soort uitverkoren personage ofzo, of iemand die door de bliksem is getroffen of het licht heeft gezien. Ik geloof het allemaal niet. Het is gewoon een rommelige combinatie van allerlei factoren.

ERNST-JAN PFAUTH: En je ergert je er ook deels aan, omdat het dus… iemand als jou bijvoorbeeld, 21 jaar ervan af heeft gehouden.

LUCKY FONZ III: Precies, ja. 

ERNST-JAN PFAUTH: Die misvatting. 

LUCKY FONZ III: Ja, precies. En ik vind het heel, eigenlijk ergens ook… Kijk, ik zou heel graag… Ik vind het leuk als mensen mij inspirerend vinden. Omdat ze kunnen zeggen van nou ja, muzikant worden was niet mijn lotsbestemming, sterker nog het tegenovergestelde van mijn lotsbestemming. Mijn lotsbestemming was op een kantoor werken of misschien academicus worden of zo. 

ERNST-JAN PFAUTH: Maar je bent een tijdje docent Engels geweest, stage gelopen. 

LUCKY FONZ III: Ja, ik ben een jaar lang, heb ik gewerkt inderdaad als docent Engels en zo. Ik denk van, dat voelt als mijn lot. En ik heb nu dus een soort van, ja, bijna een soort sardonisch plezier in het feit dat ik mijn dans ben ontsprongen, mijn lot heb ontsprongen. Daarom voelt mijn werk ook nog steeds als vakantie. Ik denk al, ik ben nu zeventien jaar lang muzikant en het voelt alsof ik al zeventien jaar lang aan het spijbelen ben van mijn echte werk.

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Dat is een heerlijk gevoel denk ik.

LUCKY FONZ III: Ja precies, omdat ik dus misschien onder diep in mijn hart denk, nog steeds van: ja, ik ben er niet voor gemaakt. Kijk, je kan natuurlijk zeggen van… Ik denk ook dat wat er ook mee te maken heeft, dat in het begin waren mensen ook echt sceptisch over mijn grote muziekprojecten, zeg maar.

ERNST-JAN PFAUTH: Mensen in je nabije omgeving? 

LUCKY FONZ III: Ja, eigenlijk iedereen. [Lacht] Ja, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Want er gebeurde een aantal… Je noemde dus, voordat je naar Edinburgh ging, toen had je… ontmoette je de beroemde countryzangers. 

LUCKY FONZ III: Ja, precies. 

ERNST-JAN PFAUTH: Dacht je: ‘Oh, het is een mens van vlees en bloed.’

LUCKY FONZ III: Ja, en dat is wel één ervaring. Het was niet specifiek dat dat nou de… Dat was wel een belangrijk moment, maar er waren ook andere dingen. Ik zag bijvoorbeeld andere mensen, een bandje, die een beetje succes begonnen te hebben. Studenten met bandjes en zo, waarvan ik dacht van ja, maar… zulke drie domme akkoorden kan ik ook wel schrijven. Sterker nog, ik zou er nog een vierde erbij doen, dan klinkt het beter. Weet je, dus ik zag gewoon ook heel veel mensen gewoon voor mijn gevoel weggekomen met nonsens. Ik dacht van: ‘Nou als zo’n loser het podium op kan, dan mag ik ook wel.’

ERNST-JAN PFAUTH: Je zag charlatans en dacht: ‘Dat kan ik ook’?

LUCKY FONZ III: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En Schotland, toen de folkmuziek… Daar ontdekte je je vorm.

LUCKY FONZ III: Ja, precies.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar je zei net, het grote muziek… mijn grote muziekproject. Wanneer begon dat dan? 

LUCKY FONZ III: Nou ja, ik kwam terug uit Schotland. En ik had hele grote ideeën in mijn leven van ik moet een band beginnen enzo, of ik moet singer-songwriter worden. En nou ja, dat deed ik toen ook. En de eerste paar keer dat ik op het podium stond, in kroegjes in Amsterdam. Dus Open Mic Night in Café Sappho op de Vijzelstraat, of in Café De Doos in de Weesperflat en zo. En toen, voor mij, voelde dat als… Ja, gewoon meteen al, ik voelde me gewoon als een vis in het water, om het maar zo te zeggen. Ik dacht echt van, ja, dit is wat ik moet doen. En toen zong ik alleen nog covers. Ik zong toen Bob Dylan liedjes en Schotse traditionals enzo. En misschien één liedje wat ik zelf had geschreven.

ERNST-JAN PFAUTH: Was je niet doodsbang de eerste keer? Van tevoren?

LUCKY FONZ III: Nee.

ERNST-JAN PFAUTH: Grappig.

LUCKY FONZ III: Nee, want ook… Ik was niet bang voor… Want mensen zeiden wel van: “Ja, je kan eigenlijk helemaal niet zingen. Je kan eigenlijk ook niet gitaar spelen.” Enzo. Nou ja, van het gitaarspelen was ook wel een beetje waar. Maar ja, bijvoorbeeld… Ik had ook… Ja, ik voelde me dan zo overtuigd van mezelf en dat dit een goed… Ik had ook die mindset van… Ik moet mezelf hier echt totaal in geloven, anders wordt het niks, zeg maar. 

En ik vind sowieso dat andere mensen gewoon eigenlijk geen verstand hebben. Niet iedereens mening telt erover. Want elke keer als iemand tegen mij zegt van: “Je moet het niet doen, want je kan niet zingen.” Dacht ik van: ‘Yes!’ Dat zeiden ze ook over mijn helden Bob Dylan en Neil Young enzo.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar wat voor mensen had je dan om je heen? Wat waren dit voor mensen?

LUCKY FONZ III: Ik denk mensen die het echt goed met me voor hadden. Die dachten van: ‘Hij is een soort van carrière als academicus in de wind aan het slaan voor een tienerdroom.’

ERNST-JAN PFAUTH: En ze wilden je beschermen tegen een afgang ook, misschien.

LUCKY FONZ III: Ja, en tegen teleurstelling. Ik denk echt dat mensen gewoon bezorgd waren om me. Dat ze dachten van, hij zit een soort van… Hij heeft een soort van psychotische tienerdroom waar hij in opgaat. Want ik had daarvoor nooit echt gezongen. En dus het was allemaal nieuw. Maar gelukkig ging… Toen ik een beetje succes kreeg, en dat was al vrij snel, dan slaat die stemming ook heel snel om.

Ik denk echt dat mensen gewoon bezorgd waren om me. Dat ze dachten van, hij zit een soort van… Hij heeft een soort van psychotische tienerdroom waar hij in opgaat. Want ik had daarvoor nooit echt gezongen. En dus het was allemaal nieuw. Maar gelukkig ging… Toen ik een beetje succes kreeg, en dat was al vrij snel, dan slaat die stemming ook heel snel om.

Lucky Fonz III

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dan staan ze voor je te klappen.

LUCKY FONZ III: Ja, ja. 

ERNST-JAN PFAUTH: Dat ze blij voor je zijn. 

LUCKY FONZ III: Neem ik ook niemand kwalijk, hè.

ERNST-JAN PFAUTH: Nee, het is uit liefde, zeg maar.

LUCKY FONZ III: Ja, het is uit liefde. En mensen… Ja, ik zou… Ik neem het ook niet kwalijk als mensen gewoon geen verstand hebben van shit.

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Kunnen zij ook niks aan doen. 

LUCKY FONZ III: Nee, precies. En ik denk ook van… De grap is ook dat eigenlijk vaardigheden ook niet het belangrijkste zijn in de muziek. Gewoon letterlijk. Zingen is voor mij nooit geweest of je een toon hoog en helder kan raken. Dat is het criterium van die talentenshows, weet je wel? Dan komt iemand op en die zingt drie seconden… En dan draaien die stoelen om, zo van: ‘Oh ja, die kan zingen.’ Maar ja, voor mij is dat een hele nauwe definitie van wat goed zingen is. 

Wat ik zeg, ik kom uit die folkcultuur. En in die folkmuziek ben je een goede zanger als je mensen gewoon echt kan betoveren en onder hypnose houden met je poëzie en je verhaal, met de woorden. Dat je mensen als het ware hypnotiseert met het geluid van je gitaar en vervolgens een verhaal vertelt waarvan mensen niet weg kunnen kijken. Maar je moet alleen maar denken: ‘Wat er gaat komen?’

ERNST-JAN PFAUTH: Bijvoorbeeld als ze met een kater over Lowlands…

LUCKY FONZ III: Ja, precies. Ja, precies.

ERNST-JAN PFAUTH: En het klinkt dus alsof je zo gesterkt was door die openbaring… Dat woord gebruikte jij volgens mij, openbaring in Schotland. Dat je dacht, ik ga hier gewoon voor, ook al zegt mijn omgeving dat ik het niet moet doen. Maar toen was je nog jonger dan 25, toch? Je noemde net dat je op je 25ste… 

LUCKY FONZ III: Ja, ik denk ongeveer… Ik denk de eerste keer dat ik echt succes had, was toen ik een jaar of 25 was.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat noemde je net als het omslagjaar. Dat je zei van: “Toen had ik pas echt door van dit is voor mij en ik behoor tot dezelfde groep als die mensen die ik… waarvan ik in eerste instantie dacht dat ze in een ander universum zaten.”

LUCKY FONZ III: Ja, ik heb de tijdlijn nu even… Om even helder te zijn, ik was in Schotland, studeerde ik in 2002, toen was ik een jaar of 21. Toen begon dat idee heel erg in mij te vestigen van misschien ben ik wel een creatief persoon. Misschien ben ik wel geboren om op een podium te zingen voor mensen. En toen iets daarna dacht ik van: ‘Ja, ik moet het ook echt gaan doen. Ik ga me hier aan toewijden.’ En toen organiseerde ik ook mijn hele leven eromheen. En in 2005 had ik echt mijn eerste successen dat andere mensen ook dachten van: ‘Oké, het is wel een goed idee.’ Maar dus de jaren daarvoor zaten… behalve wat medemuzikanten, dachten veel mensen van: ‘Waar is hij nou mee bezig?’

ERNST-JAN PFAUTH: Best lang ook.

LUCKY FONZ III: Ja, ook mijn vriendin ook. Ik had een vriendin toen, die vond het eigenlijk helemaal niet leuk. Dat was een van de oorzaken van de breuk.

ERNST-JAN PFAUTH: Want dat gebeurde allemaal in heel korte tijd toch? Je studeerde af…

LUCKY FONZ III: Ja, dat ging heel snel toen.

ERNST-JAN PFAUTH: …je liedje kwam uit en je won een muziekwedstrijd.

LUCKY FONZ III: Ja, klopt. Dat was allemaal 2005. Ja, maar dat gebeurde allemaal in één maand. Die relatie ging uit, ik studeerde af en ik won een Mooie Noten, dat een belangrijke Amsterdamse prijs was voor sing-en-songwriters. En toen was ik ook, het voelde ook alsof ik in die maand in één keer… vanaf dat moment voelde ik me professioneel muzikant.

ERNST-JAN PFAUTH: Ha. En waarom… Dat zat hem er dus in, dat je die erkenning kreeg van die Mooie Noten, dat je dacht van: ‘Nu ben ik professioneel muzikant, nu zeggen anderen het ook.’

LUCKY FONZ III: Nee, letterlijk kreeg ik gewoon heel veel shows in kroegen. Dus mijn gage ging een beetje omhoog. Dus het was ook gewoon een geld ding.

ERNST-JAN PFAUTH: Professioneel als in: ik kan er geld mee verdienen.

LUCKY FONZ III: Ja, dat ik gewoon echt dacht van oké, nu kom ik in de buurt van… Ik kreeg niet genoeg om er mee te verdienen. Ik heb ook de eerste jaren echt schuld gedraaid. Ik ging telkens geld lenen om albums te maken enzo. Maar ik heb het gewoon als een soort van ondernemer aangepakt. Kijk, muzikanten zijn altijd heel erg… Denken niet als ondernemers vaak. Ze denken… indie muzikanten hebben als motto altijd: niks verdienen, niks uitgeven. Dan weet je wel, dan heb je zogenaamd niks met geld te maken. 

Maar ja, ik was al wel oud genoeg om in te zien dat dat niet werkt. Want dan ben je eigenlijk alleen maar met geld bezig, omdat je op elke euro moet letten. Dus ik dacht gewoon van, nou… Ik had toen een soort plan voor mezelf, van ik leen gewoon 5000 euro hier, 5000 euro daar. En dan stop ik dat in mijn album, dat geld. En dan kijk ik wel, als ik dan na twee jaar tijd 15.000 euro schuld heb, dan moet ik een baan zoeken ofzo. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Je kan altijd nog docent worden. Ben je weleens boos geweest op jezelf of op het universum, dat je dacht van: waarom kwam dat voorstellingsvermogen om zelf artiest te kunnen worden, niet eerder?

LUCKY FONZ III: Ja, woedend. Dit is echt als je mijn dagboeken leest in 2004. Ben ik alleen maar, schrijf ik alleen maar op: “Wat ben ik toch voor loser dat ik gewoon nog mijn studie fucking af ga maken in plaats van 300 procent voor de muziek gaan.” En het is alleen maar van toen ik… Toen Bob Dylan zo oud was, had hij al zeven geniale platen gemaakt en ik heb nog niet eens een debuutalbum. En ik voel me gewoon verschrikkelijk, want mijn vriendin wil gewoon dat ik een fatsoenlijke baan krijg. En die wil huisje, boompje, beestje, maar ik wil eigenlijk een artiestenleven. 

“Wat ben ik toch voor loser dat ik gewoon nog mijn studie fucking af ga maken in plaats van 300 procent voor de muziek gaan.” En het is alleen maar van toen ik… Toen Bob Dylan zo oud was, had hij al zeven geniale platen gemaakt en ik heb nog niet eens een debuutalbum. En ik voel me gewoon verschrikkelijk.

Lucky Fonz III

Dus ja, ik voelde heel erg alsof ik de boot had gemist. En dan heb ik op het laatste moment toch nog op tijd die beslissing gemaakt. En ik moet er ook bij zeggen, nu praten we heel nobel over… dat is dan je verlang om artiest te worden, maar er speelde meer mee. Want ik kwam aan het eind van mijn studie en ik dacht van, ja ik ga nu ofwel… Mijn opties waren: ofwel academicus worden, ik wou gewoon promoveren in de Engelse letterkunde. Ofwel, ik wou doorgaan met het lesgeven op de middelbare school. Wat ik ook wel leuk werk vond. 

Maar ik dacht gewoon van… En ik had dus een vriendin en die wilde huisje, boompje, beestje. Maar ik dacht alleen maar, ik ben 24 en mijn leven is over of zo. Ik wil gewoon… Ik dacht toen… Het was ook gewoon een verlangen naar de romantiek die ik associeerde met het artiestenleven. En met romantiek bedoel ik geen baan, geen echte baan. Veel vrouwen, veel aandacht, seksuele aandacht en zo. Dat speelde allemaal heel erg mee. Weet je wel, ik ga er geen doekjes om winden, maar dat was ook een grote factor. Ik dacht… Was toen ook, nog steeds trouwens, ik heb altijd heel erg veel aandacht nodig ook. Seksuele aandacht van vrouwen en mannen en weet je wel, iedereen. Ik wou altijd dat iedereen met me naar bed wou. [Lacht]

Het was ook gewoon een verlangen naar de romantiek die ik associeerde met het artiestenleven. En met romantiek bedoel ik geen baan, geen echte baan. Veel vrouwen, veel aandacht, seksuele aandacht en zo. Dat speelde allemaal heel erg mee.

Lucky Fonz III

En toen, ik werkte ook altijd als schoonmaker op Vlieland in de zomers en toen zag ik wel altijd van nou, die muzikanten die… Als je drie akkoorden op de gitaar kan, dan is het al… [Lacht] Dan sta je al gewoon veertig treden hoger op de seksuele ladder, weet je wel. Dat is gewoon… Ik weet ook niet hoe je daar werkt, maar dat is wel zo. En dus ik dacht van: ‘Ik moet die gitaar leren ook.’ Dus dat speelde ook heel erg mee.

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Een behoorlijk drive.

LUCKY FONZ III: Ja, tuurlijk. Kijk, mijn grootste motivaties zijn: én ik vind muziek heel leuk. Het maken van muziek, het luisteren van muziek en zingen en zo. Dat is gewoon heel leuk om te doen, die daad. Twee, ik hou gewoon heel erg van aandacht en gezelligheid. En ik hou heel erg van rustige, georganiseerde aandacht. En een concert is natuurlijk perfect daarvoor. Want ik vind die concentratie van een concert, die rust… Ik associeer het podium met rust he? Dat vind ik de meest relaxte plek.

Ik hou gewoon heel erg van aandacht en gezelligheid. En ik hou heel erg van rustige, georganiseerde aandacht. En een concert is natuurlijk perfect daarvoor. Want ik vind die concentratie van een concert, die rust… Ik associeer het podium met rust he? Dat vind ik de meest relaxte plek.

Lucky Fonz III

ERNST-JAN PFAUTH: Je hoeft ook niet je autoriteit te vestigen. Je bent dan de autoriteit, alle aandacht gaat gegarandeerd naar jou toe.

LUCKY FONZ III: Ja, ja. En het derde is wel gewoon het privilege dat de status van een popmuzikant met zich meebrengt.

ERNST-JAN PFAUTH: Muziek, aandacht en seks.

LUCKY FONZ III: Ja, ja. Maar seks is dan één onderdeel van die privileges. Ook feestjes en een groot, leuk cultureel netwerk en gratis kaartjes voor culturele evenementen. Dat je gewoon een beetje in die wereld zit van cultuur en kunst en zo. Dat doe ik allemaal in één mandje: seks en een soort culturele toegang. 

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je dacht, gewoon plat gezegd… 

LUCKY FONZ III: Seksuele culturele toegang. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, op allerlei mogelijke manieren. Je dacht gewoon: ik ben bijna afgestudeerd, die twee paden die voor me liggen lijken me eigenlijk best wel saai. Er is nog een derde pad dat ik toevallig ook heel leuk vond om te doen. Ik ga ook gewoon proberen een rockster te worden.

LUCKY FONZ III: Ja, dat speelde gewoon mee. Ja, dat speelde heel erg mee.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar die woede die dan in je dagboeken stond, was dat gericht op jezelf?

LUCKY FONZ III: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Nam je het ook je omgeving kwalijk? Van waarom heeft niemand gezegd van: “He, probeer het eens” ofzo?

LUCKY FONZ III: Nee, ik had wel één vriend namelijk die dat tegen mij zei. Van: je bent hiervoor geboren, je bent hiervoor geknipt, je moet er gewoon voor gaan. Maar nou, meer gewoon voor mijn eigen soort van inherente burgerlijkheid, dat ik dan toch nog moest afstuderen. Ik heb het eindelijk wel mooi opgelost door op Bob Dylan af te studeren.

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Slim.

LUCKY FONZ III: Ja, want toen dacht ik van: ‘Nou, dan kan ik tenminste zijn werk bestuderen en dan heb ik er nog wat aan voor mijn eigen artistieke project.’ Ja, nee, ik was heel erg gefrustreerd erover en ik dacht echt: ‘Ja, ik heb die boot gemist.’

ERNST-JAN PFAUTH: Valt hier een les uit te halen voor jonge mensen die nu luisteren?

LUCKY FONZ III: Ja, ik hoop het wel. Ik hoop dat het inspirerend is.

ERNST-JAN PFAUTH: Kun je ‘m expliciet maken, die les?

LUCKY FONZ III: Nou, ja. Ten eerste denk ik… Er is altijd ruimte voor iets unieks. Dus als je gewoon een eigen ding bedenkt en je wijdt jezelf daaraan toe en je maakt dan iets wat eigenlijk niet bestaat, zonder jou nooit had kunnen bestaan. Dan heb je geen concurrentie. Daar is altijd een markt voor. Dus dan kan je ook gewoon het idee loslaten van hoe ga ik mezelf er tussen wurmen. 

En het andere is dat je… Dat, ja, toewijding en gewoon investeren, dus met je tijd, je moeite en geld op een soort vrolijke manier, is veel belangrijker dan vaardigheid en aanleg ook. Ik denk, je kan zelfs zonder aanleg ver komen. En aanleg kan ook een vloek zijn. En soms als mensen bijvoorbeeld heel erg goed zijn van nature in iets, krijgen ze alleen maar applaus en krijgen ze nooit de noodzaak om een visie te ontwikkelen erop. Ik heb al het idee gehad, bijvoorbeeld, ik had zelf ook het idee dat ik misschien niet zo’n goede zanger was en dat ik dat misschien moest compenseren met de beste teksten. Snap je? Dus misschien was mijn soort van, het idee dat ik geen geboren nachtegaaltje ben, heeft misschien juist bijgedragen aan mijn ambitie met betrekking tot tekst, waar ik nu eigenlijk bekend om sta. 

Dat, ja, toewijding en gewoon investeren, dus met je tijd, je moeite en geld op een soort vrolijke manier, is veel belangrijker dan vaardigheid en aanleg ook.

Lucky Fonz III

Dus… En ik denk dat het allerbelangrijkste, om terug te komen op juffrouw Schils. Ik denk het allerbelangrijkste is gewoon je emotionele relatie met het werk zelf. Als het voelt alsof het een straf is, of dat je er pas mag zijn, als je een bepaald soort succes hebt. Als je denkt aan succes als een soort van een gouden deur in de toekomst, waar je doorheen kan en als je daar doorheen bent dan heb je het gemaakt ofzo. Dan gaat het heel zwaar worden. Dan is het daar naar toe heel zwaar, omdat je denkt van: ‘Ik ben er nog niet.’ En als je erdoorheen bent wordt het helemaal zwaar, want dan zul je zien dat achter die gouden deur dat je nog steeds met je demonen zit. Snap je? Alle succes op aarde is niet genoeg om je persoonlijke shit op te lossen. En dus, je kan maar beter zorgen dat je plezier hebt op het moment zelf.

Ik heb al het idee gehad, bijvoorbeeld, ik had zelf ook het idee dat ik misschien niet zo’n goede zanger was en dat ik dat misschien moest compenseren met de beste teksten. Snap je? Dus misschien was mijn soort van, het idee dat ik geen geboren nachtegaaltje ben, heeft misschien juist bijgedragen aan mijn ambitie met betrekking tot tekst, waar ik nu eigenlijk bekend om sta. 

Lucky Fonz III

ERNST-JAN PFAUTH: Dus jouw persoonlijke definitie van succes is het plezier hebben in het moment zelf?

LUCKY FONZ III: Ja, ik denk het wel. Want bijvoorbeeld toen niemand… Eigenlijk nog heel veel mensen mij… Toen ik eigenlijk nog niemand had overtuigd van mijn kunnen, maar ik stond dan wel af en toe in kroegjes. Ja, mijn eerste echte tourtje was het voorprogramma van de Levellers. De eerste keer dat ik in een club speelde ook. Ik weet niet of je de Levellers kent? 

ERNST-JAN PFAUTH: Ik ken ze niet.

LUCKY FONZ III: Echt een folk-punk band uit Engeland. Maar het zijn van die echt, van die crusty punk, van die stinkende punkers, weet je wel. Met van die dreadlocks en zo. Die spelen een beetje de The Pogues-achtige muziek, maar dan meer heavy en hard ofzo.

ERNST-JAN PFAUTH: En jij stond in het voorprogramma. [Lacht]

LUCKY FONZ III: Ik stond in het voorprogramma gewoon met mijn gitaar. En er waren allemaal echt een soort van die harde punkers. En die vonden, ja, heel veel daarvan vonden mij niks enzo. Dat lieten ze merken ook. Maar ja, ik voelde mij gewoon intens succesvol. Want ik kon alleen maar, zeg maar, ik kon alleen maar denken: ‘Ik sta hier gewoon op een podium in een microfoon te zingen.’ Zelfs als iedereen het verschrikkelijk vindt, dan nog heb ik het best wel gemaakt, weet je wel. Dus ik denk, en ik denk, ja, dat… Dus voor mij is succes gewoon als je er plezier in hebt. 

Ik stond in het voorprogramma gewoon met mijn gitaar. En er waren allemaal echt een soort van die harde punkers. En die vonden, ja, heel veel daarvan vonden mij niks enzo. Dat lieten ze merken ook. Maar ja, ik voelde mij gewoon intens succesvol. Want ik kon alleen maar, zeg maar, ik kon alleen maar denken: ‘Ik sta hier gewoon op een podium in een microfoon te zingen.’ Zelfs als iedereen het verschrikkelijk vindt, dan nog heb ik het best wel gemaakt, weet je wel.

Lucky Fonz III

Kijk, om de vraag te beantwoorden, wat is succes? Is eigenlijk gewoon bijna een levensfilosofische vraag. Je vraag is gewoon, wat kom je doen in het leven? Het leven is al kort, wat wil je er nou van? Wil je plezier hebben of wil je in een soort pantheon opgenomen worden? Denk je dan dat als dat gebeurt, dat dan al je onzekerheid weg is? Nou, echt niet. Ik bedoel, je kan maar beter gewoon al die onzekerheid en twijfels gewoon accepteren en voor lief nemen en vanuit gaan dat ze nooit meer verdwijnen en ondertussen plezier proberen te hebben. Dat is wat ik probeer.

Ik bedoel, je kan maar beter gewoon al die onzekerheid en twijfels gewoon accepteren en voor lief nemen en vanuit gaan dat ze nooit meer verdwijnen en ondertussen plezier proberen te hebben. Dat is wat ik probeer.

Lucky Fonz III

ERNST-JAN PFAUTH: Dankjewel Lucky.

LUCKY FONZ III: Jij bedankt, Ernst-Jan.

Lees ook de interviews met artiesten Torre Florim (De Staat), Wende Snijders, Akwasi en Typhoon.

Wil je geen aflevering missen?

Geef je dan op voor de persoonlijke nieuwsbrief van presentator Ernst-Jan Pfauth. Hij mailt je nieuwe interviews en de belangrijkste lessen uit de gesprekken.

Kom naar Jonge Jaren Live op 27 november in Amsterdam