Multitalent Ellen ten Damme was al heel jong topturner. Nu is ze zanger, acteur, acrobaat, danser, muzikant, schrijver en componist. Ze maakt geweldige theatershows waarin al die disciplines bij elkaar komen. Het lijkt alsof deze alleskunner moeiteloos alles tegelijk kan: spelen in een met een Gouden Kalf bekroonde film, een succesvolle carrière in Duitsland opbouwen, hits scoren én op tournee gaan. Hoe hebben haar jonge jaren geleid tot dit eclectische bestaan? En wat kost het om zoveel verschillende dingen na te streven? Had ze misschien eerder een keuze moeten maken?
Op het moment van deze opname was kunstenaar Peter Klashorst nog in leven.
Ellen ten Damme over haar jonge jaren
Je kunt het interview hieronder lezen of beluisteren op Podimo.
ERNST-JAN PFAUTH: Ellen, fijn dat je er bent.
ELLEN TEN DAMME: Dankjewel.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik heb me natuurlijk verdiept in jouw jonge jaren, wat er allemaal over bekend is. Volgens mij is de constante dat je zo ongeveer je hele jeugd in bandjes hebt gespeeld.
ELLEN TEN DAMME: Ja, dat klopt.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat was het eerste bandje waar je tot toetrad? Of misschien wel begon?
ELLEN TEN DAMME: Het was samen met de zoon van de muziekleraar. Dat heette The Rock Band. Dat vonden we een hele goede naam.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, lekker descriptief.
ELLEN TEN DAMME: We spraken toen nog geen Engels. Dat was toen nog niet op de lagere school. [Lacht] Maar anyway, ik schreef de liedjes in het Engels ook.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat wel? Je sprak het niet, maar je schreef het wel in het Engels?
ELLEN TEN DAMME: Ja, dat vang je dan op van andere liedjes natuurlijk.
ERNST-JAN PFAUTH: En had je in die tijd voorbeelden? Want je moet toch op het idee komen om een band te gaan beginnen.
ELLEN TEN DAMME: Volgens mij was ik toen fan van Blondie, Kate Bush, Abba, van alles en nog wat. Van Van Halen, vrij uitgebreid. Ik zat zelf op vioolles, waar je alleen maar klassieke dingen kreeg. Maar dat vond ik dan niet stoer genoeg. Dus in mijn eigen tijd ging ik meer popmuziek maken.
ERNST-JAN PFAUTH: En wat herinner je je van die eerste optredens? Want het klinkt alsof je dan in de aula op ging treden of zo, op school?
ELLEN TEN DAMME: Ja, inderdaad. [Lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: Hoe vond je dat?
ELLEN TEN DAMME: Leuk. Daarvoor werd ik al gevraagd om voor de klas dingen voor te zingen. Dus dan merk je wel: oh nou, blijkbaar vinden mensen het leuk als ik dat doe. Maar het is allemaal niet zo heel bewust gegaan lijkt het wel, achteraf
ERNST-JAN PFAUTH:. Want ik spreek ook weleens mensen, we hadden bijvoorbeeld Nasrdin Dchar in deze podcast, die zei: “De eerste keer dat ik op een podium stond voor de groep 8 musical dacht ik: dit is het.”
ELLEN TEN DAMME: Ja, dat had ik dus ook. Ik had inderdaad hoofdrollen daarvoor in van die school avondjes of eindejaars musical-achtige dingen. En dan merk je wel: oh dat is leuk! Je krijgt applaus en mensen worden blij. Dat voelt heel feestelijk natuurlijk.
ERNST-JAN PFAUTH: En wanneer werd het wat serieuzer? Wat was het eerste bandje waar je wat mee ging opnemen bijvoorbeeld?
ELLEN TEN DAMME: Dat was op mijn 15e, 16e, dat heette Funky Fusion. Die band heeft wel opgetreden in de buurt, iets verder dan Roden, de woonplaats waar ik toen opgroeide. En iedereen is ook professioneel muzikant geworden uit die band.
ERNST-JAN PFAUTH: En jij was de zangeres?
ELLEN TEN DAMME: De zangeres en ik schreef ook liedjes.
ERNST-JAN PFAUTH: En waar gingen de liedjes over?
ELLEN TEN DAMME: Nou, volgens mij was het meer rijmelarij. Ik vond het niet veel, ook niet heel erg zielenroerselen. Ik weet niet, ik was al blij als ik iets, een beetje een coherent verhaal had. Dat was allemaal heel luchtig wel.
ERNST-JAN PFAUTH: Het begon vooral met het podium en daar een feest van maken…
ELLEN TEN DAMME: Maar dat vind ik ook het probleem van dat soort muziek. Het gaat meestal nergens over. Het gaat alleen maar over dat het dansbaar is. En dat mensen blij worden ofzo. Maar ja, we hebben ook wel wat serieuze nummers opgenomen trouwens. Ja, hoe ouder je wordt, hoe gevoeliger het wordt ook. [Lacht] De muziek. Dat komt later pas.
ERNST-JAN PFAUTH: Wanneer kwam dat voor je? Wanneer dacht je van: nou, ik ga nu… Dat je merkte dat je aan het schrijven was en dat het echt ging over dingen die je aan het hart gingen?
ELLEN TEN DAMME: Ja, na je zestiende. Als je verkering krijgt en dat soort dingen.
ERNST-JAN PFAUTH: Oh ja, de liefdesperikelen.
ELLEN TEN DAMME: De liefdesperikelen natuurlijk. [Lacht] Dat inspireert altijd het meest, want dat doet het meeste pijn. Het is het meest interessant. Ja, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Dit klinkt allemaal heel lief. Maar ietsje later kwam je in een band – ik wil gewoon even je band geschiedenis doorlopen – die heette Soviet Sex.
ELLEN TEN DAMME: Ja. [Grinnikt]
ERNST-JAN PFAUTH: Echt nog nooit van gehoord, maar het was best groot toch?
ELLEN TEN DAMME: Ze begonnen al in de jaren tachtig, toen ik nog niet in Amsterdam woonde. Toen was het echt zo’n punkband. Dat was de tijd van no future buttons. Alles do it yourself.
ERNST-JAN PFAUTH: Een beetje de Nederlandse Sexpistols?
ELLEN TEN DAMME: Ja, het bestond uit kunstenaars, die eigenlijk kunstschilder waren. Waaronder Peter Klashorst, Bart Domburg. Maarten [Ploeg], de zanger, is helaas overleden. En Rogier van der Ploeg. Maar daar kwam ik bij. Ik had al een soort solocarrière ofzo. En ik woonde in Amsterdam en ik kende Peter. En die zei: “Ah, doe een keer mee met Soviet Sex.” “Oh leuk.” Het was een compleet anarchistische band. Ik vond het heel erg leuk. Het was gewoon echt van: doe maar waar je zin in hebt. Weinig afspraken en alleen maar optreden in 100 meter van de oefenruimte. Dat was in de Spuistraat.
ERNST-JAN PFAUTH: In een krakerspand ofzo?
ELLEN TEN DAMME: Zoiets.
ERNST-JAN PFAUTH: Of het was gewoon toevallig in de Spuistraat?
ELLEN TEN DAMME: [Lacht] Het was tegenover Vrankrijk.
ERNST-JAN PFAUTH: Oh ja, een heel beroemd krakerspand.
ELLEN TEN DAMME: Dat is een krakerspand, maar dat was dat niet geloof ik. Volgens mij huurde Peter dat in ruil voor schilderijen. Zo’n soort constructie.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, nu zit er een of andere chique koffietent in, geloof ik. Wat moet ik me voorstellen, als iemand die de jaren ‘80 niet op die manier bewust heeft meegemaakt? Jij kwam er natuurlijk pas in de jaren ‘90 bij.
ELLEN TEN DAMME: Ik kwam in ’89 in Amsterdam.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat moet ik me voorstellen bij anarchistische bandjes?
ELLEN TEN DAMME: Gewoon heel slecht eigenlijk. [Lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht]
ELLEN TEN DAMME: Gewoon heel slecht, niet opgeleide mensen. Maar toch, dat krijgt natuurlijk wel, als het goed is… Als het goed is, kan je een bepaalde sound creëren met elkaar. En dat komt weer door de beperkingen eigenlijk. Want we hadden gewoon één eminente orgel en een basgitaar waar twee snaren op zaten. Hij was gewoon te lui om er meer op te zetten uiteindelijk. Zo gaat dat. Dat was een beetje het idee van: wat maakt het allemaal uit? Maar uiteindelijk is dat juist ook de kracht, die beperkingen, omdat je niet… Je hoeft niet eindeloos solo’s te spelen, wat eigenlijk best wel saai kan worden. Mensen die heel goed zijn, willen graag laten zien hoe goed ze zijn. En mensen die niet per se… Ik ben eigenlijk, was waarschijnlijk de meest opgeleide muzikant. Want ik kan wel noten lezen en alles, maar dat deed er in die band niet echt toe. Maar ik vind Rogier en Maarten, zijn eigenlijk wel heel muzikaal hoor. Maarten schreef mooie liedjes. Maar het heeft iets heel losjes en daardoor voel je je heel vrij. Ja, het is gewoon leuk. [Lacht] Het is gewoon helemaal leuk.
ERNST-JAN PFAUTH: Waar gingen die liedjes over dan?
ELLEN TEN DAMME: Ja, er zijn nummers bij die heten alleen maar 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9. [Lacht] Allemaal van die fuck you nummers. Of Niet Met Jou, dat is ook een soort mini hitje geworden uiteindelijk.
ERNST-JAN PFAUTH: Waar ging Niet Met Jou over?
ELLEN TEN DAMME: Ja: [zingt] “Ik wil een boot en een kleuren tv, een auto en een…” Wat was het nou? “En een nieuwe cv.” En het refrein gaat dan: ”Ik kies het ruime sop, ik reis de wereld rond, ik ga naar de top. Maar niet met jou, maar niet met jou, maar niet met jou.” Zo’n twee akkoorden lied, maar met een goed refrein.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik vind het al aantrekkelijk klinken. [Lacht]
ELLEN TEN DAMME: Ja, goed refrein. [Lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: En jij kwam erbij, dus ik stel me zo voor, in zo’n studio aan de Spuistraat met… Hoe zag het eruit? Wat zag je toen je daar voor het eerst binnenkwam?
ELLEN TEN DAMME: Hoe heet dat? Net zoals een Chesterfield bank, die hebben die van die noppen in leer. Zo was die hele ruimte, dat was eigenlijk heel mooi. Volgens mij hebben we er een keer een clip opgenomen, dan kan je het zien. Zo’n ruimte die een beetje geluidsdicht gemaakt is met van dat noppenleer. Ik weet niet precies meer hoe de naam is. En voor de rest een beetje rommelig.
ERNST-JAN PFAUTH: Overal schilderijen of niet? Want Klashorst was een schilder.
ELLEN TEN DAMME: Ja, maar die had ook nog een atelier erboven.
ERNST-JAN PFAUTH: Klinkt eigenlijk best wel professioneel hoe het eruit zag dan.
ELLEN TEN DAMME: Ja, redelijk.
ERNST-JAN PFAUTH: En jullie traden op in een straal van 100 meter?
ELLEN TEN DAMME: Het liefst ja. Iedereen was te lui om veel te doen. Het liefst niet te ver weg, want anders moet je auto’s organiseren. Dus gewoon met het orgel op de schouder naar plekken in de buurt. Vooral in de Warmoesstraat hebben we veel gespeeld. In en rond de Dam, Spuistraat. Of heel ver weg, in Amerika hebben we opgetreden. [Lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: Echt waar? Waar? New York?
ELLEN TEN DAMME: In Bangkok, dat soort dingen.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar hoe kwamen jullie daar dan terecht, Bangkok en Amerika?
ELLEN TEN DAMME: Ja, het hangt gewoon van toeval aan elkaar. Dat iemand je uitnodigt of zo. En dat is dan wel weer leuk.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dat kan ik me voorstellen. Maar jullie hadden wel een bepaalde aantrekkingskracht. Want je zegt eigenlijk: “Het was heel simpel.” 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 als nummer. Twee akkoorden. Maar er zat dus wel iets in waardoor mensen blijkbaar zeiden van: “Kom alsjeblieft naar Amerika.”
ELLEN TEN DAMME: Het waren wel characters bij elkaar, al die mannen. Dat was denk ik wel leuk om te zien.
ERNST-JAN PFAUTH: En waar traden jullie op in Amerika?
ELLEN TEN DAMME: In LA. [Lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: Dat is nog ver weg ook.
ELLEN TEN DAMME: En New York volgens mij ook nog een keer. Het was ook allemaal chaotisch natuurlijk. Dat je daar aankomt en dan staat er zo’n heavy hard rock band. Terwijl wij dachten: wij moeten nu optreden. En zij: “Nee, wij.” En het was allemaal vaag. Dat er bijna een vechtpartij uitbrak.
ERNST-JAN PFAUTH: Het klinkt allemaal heel romantisch. Bandjes-achtig bestaan. Beetje zo: niet je best doen maar wel in LA eindigen.
ELLEN TEN DAMME: Ja, zij hadden volgens mij ook als kunstenaar best wel een naam.
ERNST-JAN PFAUTH: Had je het gevoel dat je daar iets van leerde?
ELLEN TEN DAMME: Ja, zeker dat alles niet heel netjes hoeft. Zij zeiden: “Jij wilt altijd alles mooi maken, maar dat hoeft helemaal niet.” Ik dacht: inderdaad, daar heb je gelijk in.
ERNST-JAN PFAUTH: En hoe heb je dat later toegepast?
ELLEN TEN DAMME: Nou, dat je dus niet per se super zuiver hoeft te zingen. Dat is een kwestie van smaak. [Grinnikt] Het is gewoon stijl. Ja kijk, sowieso popmuziek en dat vind ik ook tegelijkertijd het makkelijker ervan, het is meer een soort lifestyle wat je verkoopt. Het is heel eendimensionaal vaak, vind ik. Ik vind het zelf eigenlijk niet zo boeiend. Popmuzikanten vertegenwoordigen meer een soort groep waar je bij wil horen als jong iemand. Voor jonge mensen vind ik het meer. Voor kinderen of zo. Een soort identiteit zoeken. Zoiets is het meer.
ERNST-JAN PFAUTH: Was dat gewoon hoe je een beetje opereerde? “Dit klinkt leuk, ga ik gewoon doen.”
ELLEN TEN DAMME: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Je was niet ambitieus naar een plan aan het toewerken?
ELLEN TEN DAMME: Nee, toen helemaal niet.
ERNST-JAN PFAUTH: Want hoe zag je leven er toen uit, in die tijd?
ELLEN TEN DAMME: Ik zat op de kleinkunstacademie.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus je was aan het leren en je dacht: dit is gewoon een leuk bandje erbij?
ELLEN TEN DAMME: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: En op een gegeven moment in 1995, toen was je 28, kwam je debuut soloalbum uit Kill Your Darlings. Is dat dan ook gewoon zomaar gebeurd? Of had je wel op een gegeven moment zoiets van: en nu ga ik zelf een verhaal vertellen?
ELLEN TEN DAMME: Nee, ik was op mijn zestiende al met opnames bezig in studio’s. Ik had een paar mensen waarmee ik werkte. Mensen van die band Funky Fusion en daarna met iemand van de band The Hit. Daar zat ik ook in.
ERNST-JAN PFAUTH: Goeie namen allemaal. [Lacht]
ELLEN TEN DAMME: Ja, nooit een hit gehad. Maar daar werkte ik mee samen. En het was altijd zo dat platenmaatschappijen, die waren toen al geïnteresseerd. Ik dacht, ik had op een gegeven moment een duo met Dicky Gilbers, de toetsenman. En ze wilden altijd alleen mij hebben. Nooit die andere mensen. En ik altijd maar verdedigen van: “Nee, maar we zijn samen en we moeten dit…” Want ik dacht altijd van: nee, als je jong bent, jong mokkel zeg maar, ik vertrouwde die mannetjes niet. Van die platenmaatschappijen. Ik dacht van: ja, ja, ze willen gewoon een meisje of zo. Ik dacht: wacht maar, ik wil eerst ouder worden en opleidingen doen. Ik wil alles zelf doen. Ik wil niet wat jullie willen, denk ik. En dat probeerde ik steeds duidelijker te maken. Maar ik had toen al contacten met een uitgeverij, met de EMI en met PolyGram, heette dat toen later. Universal. En op een gegeven moment dacht ik van: oké, ze willen blijkbaar echt alleen mij. Oké, ik ga dat gewoon ook doen. Toen heb ik contracten getekend in, weet ik veel, 1992 of zo.
ERNST-JAN PFAUTH: En dat was een paar jaar later, zes jaar later?
ELLEN TEN DAMME: Ja, en ik ging heel vaak naar Haarlem opnemen in een studio bij Peter Schön. En bij Rob ten Bokum, dat is ook een gitarist. Daar heb ik toen mijn eerste plaat opgenomen. En daar hebben we echt, daar gaan jaren aan vooraf voordat dat, dat het een beetje… Die eerste plaat echt klaar is of zo.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat opvallend dat je al zo jong dacht van: ze moeten mij gewoon hebben omdat ik een meisje ben. Ik vertrouw ze helemaal niet.
ELLEN TEN DAMME: Ja, want toen kwamen ze ook met nummers aan van: “Wil je niet dit nummer zingen?” En dan zei ik altijd… Ik wou vroeger per se mijn eigen nummers doen, nu helemaal niet meer. Want dat idee had ik vroeger gewoon van: nee, dat moet ik allemaal zelf doen. En dat zijn ook allemaal hits geworden, al die nummers die ik niet wou. [Lacht] Ik vind ze ook helemaal niet leuk.
ERNST-JAN PFAUTH: Echt waar? Wat dan? Kan je een voorbeeld geven?
ELLEN TEN DAMME: Weet ik veel. Love is the message and the message is love [The Message is Love] of zo, zo’n nummer.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat is best een hit geworden.
ELLEN TEN DAMME: Ja, precies. Nou, dat werd mij ooit aangeboden, dat soort dingen.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar daar moet je toch best wel stevig voor in je schoenen staan, om te zeggen op 16-jarige leeftijd van: “Dankjewel Universal, dankjewel grote platenlabels, maar ik ga het even niet doen.”?
ELLEN TEN DAMME: Ja, ja. Ik deed gewoon wat mij goed dunkte.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar je had geen FOMO dan? Was niet bang dat je een kans zou missen?
ELLEN TEN DAMME: Nee, want ik vond altijd alles normaal. Dat ik altijd van alles kreeg aangeboden ook.
ERNST-JAN PFAUTH: Je wist gewoon niet beter? Zo van: dit is gewoon wat er gebeurt in het leven. [Lacht]
ELLEN TEN DAMME: Ja. [Lacht] In Duitsland kreeg ik ook allemaal films. Mijn eerste film was een muziekfilm, helemaal gezongen. Dat was leuk, maar daardoor kreeg ik ook allerlei film aanbiedingen. Ik vond het allemaal heel normaal.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want je… Zo gaat het nou eenmaal.
ELLEN TEN DAMME: [Lacht] Dus ik zei ook wel: “Nee.” Of ik dacht: misschien volgende keer, maar ja.
ERNST-JAN PFAUTH: En toen, op een gegeven moment, dacht je van: nou oké, nu toch maar wel, want ze blijven aandringen en misschien dat ze toch goed in zin hebben. En je mocht dus je eigen nummers maken?
ELLEN TEN DAMME: Ja. Dus op een gegeven moment ging ik demo’s maken met eigen nummers. En toen stuurde ik die op, dat vonden ze dat hartstikke mooi. En toen zeiden ze: “Ja, maak die plaat.”
ERNST-JAN PFAUTH: Waar gingen die nummers over? Wat probeerde je… Had je een soort idee voor het album?
ELLEN TEN DAMME: Goh, nee. Je probeert allerlei invloeden die je zelf verzameld hebt, daarop te krijgen. Ik bedoel… Als een jong… Bijvoorbeeld later, als je dan naar Björk luistert of zo, dan zitten er ook onmiddellijk geluiden of invloeden daarvan op een plaat. Dat is gewoon wel hoe het een beetje ging.
ERNST-JAN PFAUTH: Het was eigenlijk collage van alle dingen die jij vet vond? Alleen dan door jezelf uitgevoerd.
ELLEN TEN DAMME: Ja. Ja. [Grinnikt] Zo is volgens mij het hele ‘mens zijn’. Dat je alles wat je tegenkomt, absorbeer je en daar komt dan iets uit. Het lijkt origineel, maar dat is het nooit, denk ik.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat is best bescheiden om te zeggen, toch?
ELLEN TEN DAMME: Ja, ik denk dat het zo werkt. De kinderen die geboren worden doen alles na. Zo is het.
ERNST-JAN PFAUTH: En daar stoppen we nooit mee?
ELLEN TEN DAMME: Nee.
ERNST-JAN PFAUTH: Het gaat in tegen de gedachte van het creatieve genie, dat met een album komt dat helemaal aan haar ideeën is ontsproten. Jij zegt eigenlijk gewoon: “Het is een soort remix van alles wat ik tegenkom.”
ELLEN TEN DAMME: [Lacht] Ja, oké, maar je moet het wel doen. Je moet wel gaan zitten en iets schrijven natuurlijk.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, daar zit het onderscheidende in.
ELLEN TEN DAMME: Dat kost moeite en tijd. Het is werk, feitelijk. Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar stel, er luisteren hier best vaak jonge mensen naar die hetzelfde willen als jij nu dan doet. Dus bijvoorbeeld artiesten in spe, en zo. Gaat eigenlijk ook wel iets geruststellends vanuit, van die constatering van jou: je hoeft niet per se je best te doen. Of nou, je hoeft niet bang te zijn dat je niet origineel bent. Uiteindelijk maakt iedereen wel een soort remix. Of is dat te makkelijk gezegd?
ELLEN TEN DAMME: [Lacht] Het is juist het zoeken wel naar… Tenminste, iedereen heeft zijn eigen kader. Ja, binnen dat kader probeer je juist wel origineel te zijn. Tenminste, ik wel. Ik hoor het er ook wel aan af als mensen van die radiohitjes proberen na te maken of zo. Ik vind het echt helemaal niet mooi. Je hebt van die middle of the road muziek, dat je denkt: ja, pfff…
ERNST-JAN PFAUTH: Waar niemand zich aan kan storen?
ELLEN TEN DAMME: Ja, dat vind ik niet zo leuk.
ERNST-JAN PFAUTH: Behalve jij dan. Maar dan is het eigenlijk te constateren…
ELLEN TEN DAMME: Ik vind het wel de kunst om dat niet te doen.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus alles is een remix, maar dat ontslaat je niet van de plicht om te proberen alsnog heel origineel te zijn.
ELLEN TEN DAMME: Ja, dat is wel het streven.
ERNST-JAN PFAUTH: Hé, laten we eens naar je jeugd gaan. Je wilde vroeger eigenlijk gewoon een jongetje zijn, toch?
ELLEN TEN DAMME: [Lacht] Nou, zelfs ik die in Nederland geboren ben had vroeger vermeend last van… Altijd mijn moeder zei van: “Nee, geen skelter.” Ik wou dan een skelter. “Dat is meer iets voor je broer.” Of ik zei: “Ja, ik wil een telescoop waarmee je naar de sterren kan kijken.” Nee, dat was dan meer iets voor mijn broer. Hoezo? Ik begreep dat vroeger echt niet. Dus ik dacht: het is niet goed om een meisje te zijn. Het is heel nadelig. En dat is het ook op veel plekken in de wereld natuurlijk.
ERNST-JAN PFAUTH: En heb je je daartegen verzet toen, vroeger?
ELLEN TEN DAMME: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Hoe deed je dat?
ELLEN TEN DAMME: Dan ging ik dat zelf kopen, die dingen.
ERNST-JAN PFAUTH: Oh, echt?
ELLEN TEN DAMME: Sparen en dan… Ja… Ik was ook fysiek vrij sterk, dus ik zag als jong kind niet het verschil tussen jongens en meisjes. Want ik kon ze allemaal wel aan. Maar dat verdween, dat idee, rond een jaar of 14, 15. Toen bleken jongens opeens toch veel groter te worden en sterker. Verdorie. Toen ontstond er een verschil.
ERNST-JAN PFAUTH: Toen moest je er toch vrede mee krijgen dat je dan…
ELLEN TEN DAMME: Dat ik een meisje was. Ja, toen heb ik dat maar geaccepteerd. Maar ik zeg niet dat je minder mag of zo.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja. Dus daar heb je je tegen verzet. Ik kwam tegen dat… Je ouders gingen op je negende uit elkaar. En ik las ergens dat je moeder je vroeger adviseerde nooit te trouwen. Lijkt mij best een heftig advies om zo als een jong kind te krijgen.
ELLEN TEN DAMME: Nou, ze zei van: “Je moet wel zorgen…” Mijn moeder werd ook later pas een beetje geëmancipeerder, zeg maar. Dat het blijkbaar goed is dat je zelfstandig bent en onafhankelijk. Dat je je eigen boontjes dopt. Zoiets heb ik wel een beetje meegekregen, ja. En dat kan ik ook iedereen adviseren, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Want ze adviseert nooit te trouwen en ze zei ook: “Begin niet aan kinderen.” Dat kan toch ook ontmoedigend zijn? Van: laat mij het lekker zelf uitvinden, misschien dat het wel bij mij past.
ELLEN TEN DAMME: Nou, dat heeft blijkbaar wel meer indruk gemaakt op mij dan… Want ik confronteerde… Of ik zei dat laatst een keer: “Jij zei van: ‘Nou, als jij kinderen hebt of zo, denk maar niet dat ik daar ook nog op ga passen.’” Maar dat komt omdat ik een gehandicapt zusje heb, ook. Dat is heel veel werk. En ik denk dat het daaruit kwam, zo van: “Ik heb niet heel veel tijd om ook nog op jou…” Dat heb ik eigenlijk altijd onthouden, zo van: nou, daar hoef ik dus ook niet mee aan te komen dan. En later zei ze: “Nee, zo bedoelde ik dat toch helemaal niet?” Nou, nu weet ik niet meer wat zij dan wel bedoelde. [Lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: En zag je bij je moeder ook dat je dacht van: ja, ik moet dus wel zelf onafhankelijk zijn en zo?
ELLEN TEN DAMME: Ja, dat wel. Ja, want ik dacht, anders ben je de slaaf van een man. Nou, dat wil je toch niet? Kijk, dat is een generatie ding ook. Mijn moeder is 82. Dat was gewoon vroeger normaal. Ook al had je een opleiding gedaan. Zodra je kinderen kreeg, bleef je thuis. En ja, verder niks. Je ging gewoon het huishouden doen.
ERNST-JAN PFAUTH: Terwijl je moeder misschien hele andere dingen had gewild.
ELLEN TEN DAMME: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Want je vader, dat was redelijk een vrijbuiter, toch? Die was professioneel voetballer, zag ik.
ELLEN TEN DAMME: Bijna. Ja, dat bestond toen nog niet. Maar toen kreeg hij geld geboden. Dat was bij de graafschap of zo. Hij dacht: dat doe ik toch niet? Ik ga toch niet voor geld voetballen? Ik doe dat omdat ik dat leuk vind! En dat is in rap tempo veranderd, die hele voetbalwereld.
ERNST-JAN PFAUTH: En je oma was de eerste vrouwelijke wethouder van Nederland?
ELLEN TEN DAMME: Dat zegt mijn moeder, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Heb je haar gekend? Heb je dat meegemaakt?
ELLEN TEN DAMME: Zeker, ja. Mijn oma was heel actief. Die deed van alles. Dus daardoor is als reactie daarop mijn moeder wel weer heel erg huisvrouw geworden. Zo van: ik wil wel thuis zijn voor de kinderen.
ERNST-JAN PFAUTH: Want het was haar moeder? Het was van je moeders kant.
ELLEN TEN DAMME: Ja, dus dat was vrij modern. Dat mijn oma veel weg was van huis. Ze deed ook het huishouden, maar dan wel samen met mijn opa. Mijn opa kookte ook wel. Dus dat was misschien wel modern. Maar ze deed ook Doris na, voor andere bejaarden later. Ze was wel een beetje een artiest ook. Schreef gedichten.
ERNST-JAN PFAUTH: Vond je haar inspirerend?
ELLEN TEN DAMME: Ja, maar als kind vind je altijd alles normaal. Zo van: oh ja, dat doet mijn oma. [Lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, fair enough. Jij weet natuurlijk niet beter. “Ik heb een oma die wethouder is en…”
ELLEN TEN DAMME: Ik had ook een andere oma. Die was wat behoudender. Die dacht dat ik naar de meisjesschool ging. Ik zei: “Oma, wat is dat?” Dat was echt een beetje mijn ouderwetse oma. De andere oma. [Grinnikt]
ERNST-JAN PFAUTH: Het klinkt wel alsof je een feestelijke familie had. Ik zag net een foto van de hele familie, volgens mij van de vaderskant. Die dan in De Harmonie zat. En bij de orkestvereniging in de schuur, naast het café van je oudoom, gingen repeteren. Kwam je daar weleens langs als jong meisje?
ELLEN TEN DAMME: Ja. Dus ik zag ze geregeld van die fanfare-achtige dingen doen. Ik vond het als kind niet heel interessant. Dat vond ik dan weer truttig.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want jij zat natuurlijk in The Rock Band.
ELLEN TEN DAMME: [Lacht] Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik kan me voorstellen dat omdat je de hele tijd met muziek omringd bent, dat het voor jou gewoon normaal was om dan ook maar muziek te gaan maken.
ELLEN TEN DAMME: Ja, mijn tante speelt ook viool. Mijn nichtje. Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Had je familie door dat je talent had? Wanneer kwamen ze daar achter?
ELLEN TEN DAMME: Dat weet ik eigenlijk niet.
ERNST-JAN PFAUTH: Het is niet zo dat je aangemoedigd werd van: “Oh, wat doe je dit goed!”?
ELLEN TEN DAMME: Ze hadden wel door dat ik het leuk vond om creatieve dingen te doen. Ik had ook een knutselclub. Ik verzamelde allerlei materialen en daar ging ik iets van maken. Ik deed ook aan turnen. Ik kom eigenlijk nog meer uit een sportieve familie. Iedereen deed behoorlijk fanatiek aan sport.
ERNST-JAN PFAUTH: Zo fanatiek dat jij toch op een gegeven moment gewoon op het hoogste niveau van Nederland turnde?
ELLEN TEN DAMME: Een soort van, ja. Er is gepraat over dat ik naar de nationale selectie zou kunnen. Maar dat hebben mijn ouders eigenlijk weer tegengehouden. Je moest in die tijd in een pleeggezin, in Papendal, ergens in het midden van het land. Ze hadden ingeschat dat ik meer interesse had dan alleen maar turnen. Wat ook wel waar is.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat is een hele correcte inschatting geweest. [Lacht]
ELLEN TEN DAMME: Maar als ze het aan mij hadden gevraagd, dan had ik vast gezegd: “Dat is goed.”
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, je nam natuurlijk alles gewoon zoals het kwam. Dus als jij werd gevraagd: “Ga je naar Papendal?”, dan had je zoiets gehad van: let’s go!
ELLEN TEN DAMME: [Lacht] Waarschijnlijk.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar wat een drukke tienertijd heb jij gehad. Dus je zat in allerlei bandjes, turnde op een heel hoog niveau. Hoe vaak trainde je per week?
ELLEN TEN DAMME: Vijf keer per week.
ERNST-JAN PFAUTH: Vijf keer per week, oké. En dan nog school ernaast.
ELLEN TEN DAMME: Ook nog, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Had je tijd voor vrienden?
ELLEN TEN DAMME: Ja, ook nog.
ERNST-JAN PFAUTH: Hoe deed jij dit?
ELLEN TEN DAMME: Dan ging ik ook nog ’s ochtends een uur joggen ofzo. Ik deed echt van alles. Ik slaap heel weinig. Eigenlijk doe ik nog steeds hetzelfde.
ERNST-JAN PFAUTH: Ben jij zo iemand die maar vier uur slaap nodig heeft?
ELLEN TEN DAMME: Dat doe ik.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik ben daar zo jaloers op.
ELLEN TEN DAMME: Maar dat zal wel niet gezond zijn natuurlijk.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar doe je dat al je hele leven?
ELLEN TEN DAMME: Eigenlijk wel.
ERNST-JAN PFAUTH: Echt waar?
ELLEN TEN DAMME: Ja, ik slaap weinig. En af en toe ben ik echt moe, dan moet ik wat langer slapen. Maar ik slaap ook weinig, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dan snap ik die tiener-tijd wat beter. Dat deed je vroeger dus ook al?
ELLEN TEN DAMME: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Werden je ouders niet boos van: “Ga eens even slapen” ofzo?
ELLEN TEN DAMME: Jawel. Ik wilde inderdaad nooit slapen. In tegenstelling tot mijn broer, die ging uit zichzelf altijd slapen. Maar mijn broer is drie jaar ouder, dus ik wou altijd net als hij langer opblijven. En ik bleef langer op dan hij. Ja, ze kregen mij moeilijk aan het slapen, ja. [Lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: Gewoon superveel energie. En dat topsport, dat vergt wel wat van je. Heb je daar een soort van discipline aangeleerd? Of kwam ook dat je makkelijker aanwaaien, die vijf keer trainen?
ELLEN TEN DAMME: Ja. Ja, het is leuker om ergens beter in te worden dan slechter, vind ik. Dus ik vind het wel leuk om dingen te leren.
ERNST-JAN PFAUTH: En ervoer je competitie? Was je in concurrentie met andere mensen? Wilde je de beste van de klas zijn, de beste van de turngroep?
ELLEN TEN DAMME: Ja, dat denk ik wel. Of ik denk altijd als iemand anders het kan: oh, dan moet het mij ook wel kunnen lukken. Zoiets. Als ik een voorbeeld heb, dan denk ik: oh ja, dat ga ik ook doen.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat had je vroeger ook al. Waar komt dat vandaan dan, denk je?
ELLEN TEN DAMME: Ja, geen idee. Dat zal wel in de genen zitten. Ik denk dat mijn vader ook wel een beetje… behoorlijk competitief was, sportief. Ik denk dat het een trekje van mijn vader is, dat streberige.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar ik vind het wel grappig dat je streberig bent, competitief, dat je de beste wil zijn, maar dat je dat niet combineerde met: “Dit is mijn plan, ik wil dit of dat bereiken. Ik wil een nummer één hit voor m’n dertigste.” Of zo, ik noem maar wat. Dat had je dan…
ELLEN TEN DAMME: Nou, zo concreet weet ik het niet, nee.
ERNST-JAN PFAUTH: Nee, want je maakt geen plan.
ELLEN TEN DAMME: Nee, ik dacht meer: ik wil gewoon een avontuurlijk leven of zo. Dacht ik.
ERNST-JAN PFAUTH: Als je naar jouw carrière kijkt, dan lijkt het alsof je alles tegelijk kan. Er is zo’n lijstje: zanger, acteur, acrobaat, danser, muzikant, schrijver en componist. Dus je wordt altijd omschreven als multitalent, alleskunner. Je hebt ook alles gedaan. Je hebt in films gespeeld die voor een Gouden Kalf genomineerd zijn, die de Gouden Kalf hebben gewonnen. Je hebt in Duitsland een carrière, je hebt theatertournees. Je hebt ook gewoon hits gescoord. Heb je een soort trade-off daarvoor moeten maken? Als je alles zo wil doen, wat kost dat je dan?
ELLEN TEN DAMME: Moeite, tijd. Ik bedoel, ik heb wel veel feestjes gemist of verjaardagen of dat soort dingen. Minder in de kroeg hangen. In bepaalde periodes in je leven moet je serieus aan het werk zijn. Als je iets wil bereiken, inderdaad. Dan moet je wel investeren. Tijd, gewoon tijd.
ERNST-JAN PFAUTH: Je wilde een avontuurlijk leven. Jouw imago is ook een avontuurlijk imago. Dat je alles maar gewoon doet. En de kant daarachter, dat je eigenlijk keihard werkt, daar heb je het niet zo vaak over. Dat is meer iets op de achtergrond dan.
ELLEN TEN DAMME: Dat is ook de achtergrond. Mensen zien mijn privéleven niet. Ik heb ook periodes gehad waarvan ik dacht: ik heb helemaal geen privéleven. Als ik bonnetjes in moest leveren bij de boekhouder, die zei: “Wat heb je dan privé?” Ik zei: “Niks. Helemaal niks!” [Lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: Welke periode was dat dan?
ELLEN TEN DAMME: Dat was toen ik ook heel veel in Duitsland werkte. Ik had een band hier in Nederland. Daar trad ik op met Udo Lindenberg, in Duitsland. Dan deed ik films in Duitsland. Van alles en nog wat in Nederland ook. Steeds heen en weer. Telefoonkosten van hier tot Tokio. Dat was vroeger heel duur. Dan weet ik nog wel. Dan had ik, duizend gulden verdiend, nee, euro denk ik. 2000 of zo, voor die hele periode. Dan had ik helemaal niks over. In die periode denk ik. Dan had ik ook van die chauffeurs. Die stonden dan klaar bij de studio. Die brachten mij dan naar Düsseldorf. Daarna weer terug. Dan had je dat gedoe met assistenten en chauffeurs. [Lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: Vond je dat leuk?
ELLEN TEN DAMME: Ik vond dat toen wel leuk. Maar op een gegeven moment, toen ik weer meer in Nederland werkte dacht ik van: nou, dit is wel lekkerder. Een beetje rustiger. Niet zoveel gejakker.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik kan me ook voorstellen, stel dat je één discipline had gekozen en had gezegd: “Daar ga ik alles voor geven.” In plaats van al die verschillende disciplines. Denk je dat er dan andere dingen waren gebeurd? Denk je daar weleens over na?
ELLEN TEN DAMME: Ja. Ik kan me dat voor mezelf niet voorstellen. Ik vind het juist het leuke, ook wat ik nu in theaters doe, bijvoorbeeld met zo’n show Barock, daar komt alles samen. Dans. Het decor mee bedenken. De kleding. De choreografie. Het hele concept. Muziek schrijven. Teksten. Alles. Alles combineer ik wat ik mijn hele leven heb gedaan, of geleerd. Dat komt daarin samen. Dat vind ik leuk.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dus je hebt eigenlijk een medium gevonden…
ELLEN TEN DAMME: Als ik één ding had moeten kiezen. Ik had toen in de corona tijd opeens tijd om iets… Ik dacht: ik ga serieus pianoles doen. Ik wil nu klassieke stukken spelen. Chopin weet ik veel. Dat heb ik toen geoefend en ik dacht: verdomme, als ik dat nou eerder had gedaan, dan was ik daar heel goed in geweest. Als ik daarop zou toeleggen. Dat geldt voor iedereen. Dan word je goed in één ding. Maar ik denk dat ik nooit zou kunnen kiezen. Op die manier.
ERNST-JAN PFAUTH: Je werd er door de lockdown even mee geconfronteerd. Dat die mogelijkheid er is, maar eigenlijk past het niet bij je.
ELLEN TEN DAMME: Nee.
ERNST-JAN PFAUTH: Je hebt dan nu een medium gevonden, waar dat allemaal samenkomt. Dat is eigenlijk iets fantastisch. Met deze shows die je nu geeft.
ELLEN TEN DAMME: Ja, in het theater kan je echt alles doen. Elk jaar, of elke twee jaar, iets compleet nieuws doen.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar had je achteraf gezien daar veel eerder mee moeten beginnen?
ELLEN TEN DAMME: Dat had gekund, ja. Dat zeiden ze eigenlijk op de [Academie voor] Kleinkunst ook al: “Hoezo doe jij popmuziek? Je kan toch veel beter in het theater, daar kom je veel meer tot je recht.” Dat geloofde ik toen niet.
ERNST-JAN PFAUTH: Zoals Wende [Snijders], die dat veel eerder is gaan doen.
ELLEN TEN DAMME: Ja precies, zij doet een beetje omgekeerde volgorde. Zij wilde eigenlijk daarna, heb ik het idee, een beetje aansluiting bij de jeugd zoeken en popmuziek. Dat heb ik gedaan. Ik hoef dat niet meer. Ja, inderdaad. Maar het is allebei leuk natuurlijk, maar ik denk dat theater veelzijdiger is qua mogelijkheden.
ERNST-JAN PFAUTH: En jonge luisteraars die net als jij niet kunnen kiezen in het begin. Is dat erg?
ELLEN TEN DAMME: Nee, is niet erg. Als je maar lang genoeg doorgaat, dan wordt het je eigen stijl. Ik bedoel, ja. Wat dat betreft, kijk, Wende komt ook van de Kleinkunst. Daar komen per definitie mensen die houden van meerdere disciplines. Ik zat in de klas met Acda en de Munnik. En Plien en Bianca. Dat zijn allemaal mensen die zowel kunnen acteren als zingen. Of ook zelf creëren. Dat is allemaal een beetje zo’n mengelmoes.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dan hoef je niet per se één te kiezen.
ELLEN TEN DAMME: Nee, vroeger kreeg ik zo vaak die vraag: “Wat ben je nou?” Ja, weet ik veel. Ik ben gewoon… Ik doe gewoon dingen. [Lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: Ja. Maar heb je nooit de druk gevoeld om te focussen?
ELLEN TEN DAMME: Jawel. Heel lang. Tot ik in het theater grote shows… Cirque Stiletto ook, ik heb drie keer zo’n grote circusshow gedaan wat eigenlijk een muzikale show is. Maar dan deed ik ook nog mee aan circus acts. Sindsdien is het gewoon een Ellen ten Damme-achtige show.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, toen was je 42 toen je dat ging doen. Dus dat zijn dan twee decennia daan zoeken eigenlijk, tot je dat medium gevonden hebt.
ELLEN TEN DAMME: Ja, misschien kan je het achteraf zo bezien. Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar was je nooit ongeduldig dat je dacht van: wanneer komt het nou?
ELLEN TEN DAMME: Nee, ik dacht altijd: rond mijn zestigste zal ik op mijn best zijn, denk ik.
ERNST-JAN PFAUTH: Echt waar? Gewoon lange termijn vertrouwen.
ELLEN TEN DAMME: Ja. Dus toen ik op mijn zestiende van die aanbiedingen kreeg, dacht ik van: oh, laat maar. Wacht maar! [Lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] “Ik heb nog 40 jaar.”
ELLEN TEN DAMME: Serieus, dat dacht ik ja.
ERNST-JAN PFAUTH: O, wauw. Waar kwam dat vandaan dan?
ELLEN TEN DAMME: Ik geloof dat dat eigenlijk voor veel mensen geldt.
ERNST-JAN PFAUTH: Het gaat lijnrecht, in ieder geval tegen de huidige tijdgeest in. Mark Zuckerberg was 22 toen die, of nog jonger, aan Facebook begon. En artiesten breken steeds jonger door. Voetballers zijn steeds…
ELLEN TEN DAMME: Ja, maar het is makkelijk voor de mensen die daar aan verdienen. Denk ik. Jonge mensen zijn makkelijker te manipuleren en te vormen en te kneden. En die droom van veel geld hebben is ook iets van deze tijd. Het is echt weer iets wat uit Amerika, dat 30 jaar geleden daar al lang was, maar nu hier ook. Überhaupt dat hele kapitalistische, dat is daar al veel langer. En nu is dat hier ook. Dat als je aan jonge mensen vraagt: “Wat wil je gaan doen of wat wil je worden?” “Ik wil geld verdienen.” Dat kwam in mijn jeugd helemaal niet in je op. Juist niet. Daar was je eigenlijk helemaal niet mee bezig. Dat was een hele andere tijdgeest.
ERNST-JAN PFAUTH: Dan was je een sell-out, als je geld ging verdienen?
ELLEN TEN DAMME: Ja, dan was je een sukkel. Daar was je gewoon niet mee bezig. [Lacht] Ik denk dat trouwens in die tijd heel veel muzikanten dachten: je krijgt toch een uitkering, want er is geen werk. Dat was ook die tijd.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dat helpt natuurlijk wel he, dat vangnet. Dat hebben mensen natuurlijk nu niet. Misschien dat ze daarom ook meer die druk ervaren van: fuck, ik moet geld gaan verdienen.
ELLEN TEN DAMME: Dat zou kunnen, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Plus inderdaad dat er een cult ontstaan is van: je moet snel doorbreken, snel succes hebben. Terwijl jij eigenlijk gewoon zegt van: “Joh, op je zestigste ben je op je best als je iets creatiefs gaat doen. Dus heb geduld.”
ELLEN TEN DAMME: Ja, maar kijk als je jong bent heb je wel energie. En dan wil je van alles. Dat is wel zo. Je hebt wel ambities, maar nog niet de wijsheid of de kunde wellicht.
ERNST-JAN PFAUTH: Ben je weleens ongeduldig geweest?
ELLEN TEN DAMME: Nee, ik geloof het niet.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat heerlijk. Ik ben jaloers op je.
ELLEN TEN DAMME: Als je jong bent ben je iets ambitieuzer. Dan denk je van: ik moet naar Hollywood. Daar ben ik ook drie keer geweest. Heb ik veel muziek gemaakt ook voor de Amerikaanse jeugdseries. Power Rangers. Hoe heette dat allemaal? Sweet Valley High. Ging ook wel lekker.
ERNST-JAN PFAUTH: Heb jij muziek gemaakt voor de Power Rangers?
ELLEN TEN DAMME: Ja. [Lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: Wauw, dan ben ik echt veel vroeger met jouw werk in aanraking gekomen dan dat ik wist. Hoe ging dat dan?
ELLEN TEN DAMME: Nou, het was leuk. Het was Saban Entertainment, dat is een productiebedrijf dat jeugdfilm series maakte. Ja, hoe ging dat eigenlijk? Op een gegeven moment kwam ik iemand tegen en die hoorde demo’s van mij. Die zei: ”Nou, wil je niet muziek maken?” “Ja, is goed.” En dan werd ik in zo’n hok gezet. En dan moest het de volgende dag klaar. Zeiden ze: “Maak iets. Doe iets.” En dan moest je dat componeren. En dat werd dan de volgende dag door andere muzikanten opgenomen. Gespeeld.
ERNST-JAN PFAUTH: Wauw.
ELLEN TEN DAMME: Dat was echt zo’n typisch Amerikaanse componiste.
ERNST-JAN PFAUTH: Dan zat jij in LA ergens in een bedompte studio dat te doen?
ELLEN TEN DAMME: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Hoe oud was je toen?
ELLEN TEN DAMME: Tussen 21 en 24 jaar.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat een bizar uitstapje.
ELLEN TEN DAMME: Ja, ik heb dus drie keer drie maanden daar in LA gezeten. En toen dacht ik: ik moet een green card. Want ik kon daar geen geld verdienen. Mijn geld ging naar de huisbaas waar ik een kamer huurde. Ik zei: “Dan krijgt hij dat geld.”
ERNST-JAN PFAUTH: Je gaf gewoon de cheque door.
ELLEN TEN DAMME: Ja, zo naar mijn kamer. Maar je kon toen wel een green card kopen. Alles is te koop. Dat kostte geloof ik 5000 dollar of zo. En dan had je een advocaat en die ging dat dan regelen. En op dat moment kreeg ik een film aanbieding in Duitsland. En toen vond ik het opeens zo leuk weer om in Europa te zijn. Ik vind dat Hollywood ook een beetje onzin allemaal. Toen dacht ik van: nee, ik vind toch Europa… ik blijf toch maar lekker hier. [Lacht] Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Afscheid genomen van de Power Rangers.
ELLEN TEN DAMME: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Waar voldoet een goed Power Rangers muziekstuk aan?
ELLEN TEN DAMME: Sorry?
ERNST-JAN PFAUTH: Waa voldoet een goed Power Rangers muziekstuk aan?
ELLEN TEN DAMME: Och, het moest gewoon energiek en uptempo. Het heet Turbo Time, geloof ik. [Lacht] Bijvoorbeeld.
ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] En heb je belangrijke mentoren gehad? Mensen die je verder geholpen hebben?
ELLEN TEN DAMME: Ik denk alle muziekdocenten. Ik zat op een gegeven moment met maar drie mensen in de klas. Op het atheneum kon je kiezen ‘muziek’ als eindexamenvak. Dat was nieuw. Niemand deed dat. En op de hele school waren er maar drie in het begin. Maar na onze klas waren het er opeens heel veel. Want wij hadden toen dat bandje, die Funky Fusion. En dan trad je daar mee op en dat was dan eigenlijk toch wel cool. Dus toen ging iedereen muziek… Ja, die mensen die daar toen les gaven, dat heeft mij wel vertrouwen gegeven of zo. Want dan… Ja, kreeg ik een tien op mijn eindexamen!
ERNST-JAN PFAUTH: Lekker.
ELLEN TEN DAMME: Ja. Dus dat was leuk. En later heb ik ook… Ja, van die stages moet je dan doen. Dan ging je met een cellist mee van het Noord-Nederlands Orkest. Een paar dagen meelopen en hoe dat leven fungeert in een orkest. Vond ik ook heel mooi. Dat was een man die ooit gevlucht was uit Hongarije in 1956. Die dan vertelde… Ja, die kon zo mooi vertellen over hoe… “Als je dit muziekstuk hoort, dan hoor je toch de zonsopgang in muziek.” En dat vond ik ook heel mooi hoe iemand zo gepassioneerd over zijn vak kon vertellen.
ERNST-JAN PFAUTH: En wat zie je als je persoonlijke definitie van een succesvol leven?
ELLEN TEN DAMME: Als je niemand tot last bent geweest en tevreden terug kan kijken. Dat zou mooi zijn.
ERNST-JAN PFAUTH: Niemand tot last bent geweest?
ELLEN TEN DAMME: Ja, je kan natuurlijk ook een heel leuk leven hebben, maar ten koste van andere mensen of zo… Dat zou toch niet fijn zijn? [Lacht] Nee, je moet gewoon een beetje lol hebben. Een beetje plezier, een beetje lachen. Voor mij kan het leven heel simpel zijn. Ook met lekker eten en iemand om te knuffelen. Dan ben ik al tevreden.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dat zeg jij wel, maar tegelijkertijd heb je zo keihard gewerkt.
ELLEN TEN DAMME: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Of werk je nog steeds keihard.
ELLEN TEN DAMME: Ja, dat vind ik gewoon leuk. Ik heb een huis in Frankrijk en als ik daar kom, dan zegt iedereen: “Leuk, dan kan je lekker uitrusten.” “Uitrusten? Nee.” Als ik daar kom, dan ga ik heel verwoed in de tuin… [Lacht] Weet je wel? Andere dingen doen. Maar dat vind ik dan weer heel leuk. Handenarbeid is echt…
ERNST-JAN PFAUTH: Gewoon lekker aan de bak?
ELLEN TEN DAMME: Lekker bezig.
ERNST-JAN PFAUTH: Heb je nooit dat je tegen jezelf zegt: “Nu moet je even ontspannen?” Of vind je dit juist ontspannen?
ELLEN TEN DAMME: Ja, dat is hetzelfde. Ik snap dat turnen heus wel, wanneer je te ver gaat qua spieren of zo… Als ik de eerste dag in Frankrijk ben, heb je onmiddellijk blaren van harken of wat dan ook. Van gereedschap. Dus dat… Nee, ik denk dat ik mij vrij snel makkelijk kan ontspannen eigenlijk.
ERNST-JAN PFAUTH: En als je nu jonge artiesten spreekt, wat adviseer je hen dan? Ik kan me voorstellen dat wat jij doet, is echt uniek in Nederland. Dus ik kan me ook voorstellen dat er mensen naar je toe komen die dat ook willen. Die denken van: ik wil ook zo autonoom kunnen werken en zo het land doorgaan met zo’n show. Wat vertel je hen als ze naar je toe komen?
ELLEN TEN DAMME: Ten eerste: gewoon doorgaan. Je moet je niet snel uit het veld laten slaan bij tegenslagen. Of als mensen je proberen te ontmoedigen. Als je zelf denkt dat je een goed idee hebt, gewoon doen. En oefening baart kunst. En ja, volgens mij doen heel veel mensen wel wat ik doe, dus gewoon een theatershow maken. De grap is dat ik overal een beetje verstand van heb, denk ik. Dat komt toch door… Ik heb ook een paar jaar bij Nederlands gezeten. Ik heb een jaar conservatorium gedaan, kleinkunst gedaan. Aldoende leer je gewoon. Dan kan je je beter aansturen naar wat je wil.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, daar moet je ook het geduld voor hebben. Wat je net eerder zei: “Op mijn zestigste ben ik op mijn best.” Dat betekent dat je niet de haast voelt van: ik moet nu wat kiezen. Maar gewoon alles eens uitproberen.
ELLEN TEN DAMME: Ja, je moet gewoon iets doen. En je niet laten verlammen door dat je denkt: dit moet de beste keuze zijn. Want die bestaat niet. Het maakt niet zoveel uit. Linksom of rechtsom komt het dan wel op de plek waar het moet zijn, denk ik.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus ook niet te lang over nadenken of filosoferen, of theorieën bedenken: wat zou ik moeten gaan doen?
ELLEN TEN DAMME: Nee, want dan doe je niks.
ERNST-JAN PFAUTH: Gewoon aan de bak. En dan kijken we wel waar het schip strandt.
ELLEN TEN DAMME: Ja, gewoon je best doen. Meer kan je ook niet doen.
ERNST-JAN PFAUTH: Dank je wel voor dit gesprek, Ellen.
ELLEN TEN DAMME: Graag gedaan.
Lees hier de interviews met artiesten Wende Snijders, Typhoon en Faberyayo.