Media-ondernemer Anna Nooshin heeft bijna een miljoen volgers op Instagram, schreef twee boeken, presenteerde programma’s als Holland’s Next Top Model en heeft verschillende bedrijven, zoals beautymerk Noosh en Instagram-museum The Upside Down.
In een vierdelige Amazon Prime-documentaire over haar leven is te zien dat Anna een roerige jeugd heeft gehad. Ze werd in 1986 geboren in Iran. Toen ze 7 was, besloten haar ouders te vluchten voor het Iraanse regime. Nadat het gezin in drie jaar tijd in dertien verschillende AZC’s had gewoond, streken ze neer in Aalsmeer.
Na de middelbare school ging Anna communicatiewetenschap studeren. En daar kennen Anna en ik elkaar van. Allebei sloegen we aan het bloggen. Maar toen ik even met m’n ogen knipperde, was Anna cumlaude afgestudeerd en dankzij haar toenmalige site NSMBL een mediapersoonlijkheid. Hoe heeft ze daar voor elkaar gekregen?
Anna Nooshin over haar jonge jaren
Je kunt het interview hieronder lezen of beluisteren op Podimo.
ERNST-JAN PFAUTH: Gefeliciteerd Anna, je bent de jongste gast ooit in Jonge Jaren.
ANNA NOOSHIN: Dat meen je?
ERNST-JAN PFAUTH: Echt waar.
ANNA NOOSHIN: Ik ben altijd de oudste overal, dus dat vind ik heel leuk dit.
ERNST-JAN PFAUTH: Ben je de oudste overal?
ANNA NOOSHIN: Ja, dat merk ik. Of nou ja, de oudste. Ik ben vaak wel echt van de oude garde, omdat ik natuurlijk in een wereld zit waar iedereen relatief jong is. En ik heb daar best wel lang, dacht ik echt van, wanneer wordt iemand nou dertig? Want het duurt een eeuwigheid voordat jullie allemaal dertig worden, maar ik ken ze dan natuurlijk al heel lang.
Want ik doe dit werk al twaalf jaar. Dus ik onthoud dan even voor het gemak dat toen ik ze ontmoette waren ze natuurlijk echt veel jonger dan ik ben. En nu gaan ze richting dertig en ik ga verder. Dus in dat wereldje ben ik altijd een van de ouderen.
ERNST-JAN PFAUTH: In het wereldje van Jonge Jaren ben je de jongste.
ANNA NOOSHIN: Dat vind ik leuk!
ERNST-JAN PFAUTH: We hebben hetzelfde geboortejaar, 1986. Alleen ik kom uit januari, jij uit december. En we zijn ook studiegenootjes geweest.
ANNA NOOSHIN: UvA.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, aan de UvA, communicatiewetenschap. Heb jij cum laude afgerond. Ik heb mijn master niet eens gehaald.
ANNA NOOSHIN: Nee, maar jij hebt hele mooie grote andere dingen gedaan.
ERNST-JAN PFAUTH: We begonnen allebei in die tijd met bloggen.
ANNA NOOSHIN: Ja, klopt. Ik mis dat.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik ben even het archief ingedoken.
ANNA NOOSHIN: Ach, wat dan?
ERNST-JAN PFAUTH: Nou, jij hebt op een gegeven moment geschreven voor dezelfde blog als ik, Spotlight Effect.
ANNA NOOSHIN: Ja! Oh, weet je, dat was zo oud al.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dat is 2010. Januari 2010. En jij begon voor die blog en je had een bio opgestuurd. Ga ik even voorlezen, oké?
ANNA NOOSHIN: Oh, wil ik het horen…
ERNST-JAN PFAUTH: Anna Nikbakht Nooshin, 1986, is student communicatiewetenschap met een passie voor alles wat met mode, muziek en films te maken heeft. Tijdens een stage in New York kwam zij erachter dat het schrijven over deze onderwerpen haar goed lag. Gedreven en gepassioneerd bezoekt zij daarom de leukste evenementen om hierover verslag te doen op Spotlight Effect.
ANNA NOOSHIN: Ik krijg daar een klein beetje zo’n emo-effect van omdat ik het ook wel weer zo lief vind. Ik vind het echt lief als ik het zo terug hoor.
ERNST-JAN PFAUTH: Vertel eens.
ANNA NOOSHIN: Omdat het echt nog steeds precies hetzelfde is. Dus nog steeds dezelfde passies en nog steeds gedreven. Maar ik heb dan… Ik krijg dan helemaal een nostalgisch gevoel over hoe bijna naïef en blind ik sprong in alles wat ik toen wilde.
En als ik dan hoor dat dit 2010 is, en in mei 2011 begon ik met NSMBL. Dan denk ik, wow, dat is… Ja, ik ben gewoon heel erg trots op dat meisje van toen. Dat ze het heel erg goed voor zich zag.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat zag je voor je in die tijd? Waar droomde je van?
ANNA NOOSHIN: Ik wilde gewoon heel graag vrij en onafhankelijk zijn. Dat is het enige wat ik wilde. Ik wist niet echt in welke vorm. Ik wist dat ik oprecht, ik dacht toen in die tijd helemaal niet echt na over geld of zo. Of over dat het iets, dat het op dat vlak heel erg een bepaalde kant op moest.
Maar ik wist wel van ik wil, ik wil gewoon dit doen in de mode. Ik wil gewoon met mode bezig kunnen zijn en met films en met muziek. En precies wat daar staat, dat was soort van de ambitie. Dat ik gewoon shows wilde zien en met die mooie merken wilde werken. Zo daar dacht ik toen over.
ERNST-JAN PFAUTH: En toen was je echt nog die wereld, je was hem echt aan het ontdekken. Ik ging ook een beetje lezen in de blogs die je toen schreef over de Amsterdam Fashion Week. Daar was je dan, daar deed je verslag van.
Met bijvoorbeeld “vijf dagen lang proberen we zo charmant mogelijk op onze dertien centimeter hoge hakken niet uit te glijden”.
Je had een stage ook in New York gelopen, schrijf je in die bio. Wat voor stage was dat?
ANNA NOOSHIN: Dat was bij Yigal Azrouël. Volgens mij bestaat het nog steeds. En dat was een Israëlisch modelabel. Hij was toen al een paar jaar bezig en hij… Dat was in die Twilight tijd. En toen had Kristen Stewart een jurk…
ERNST-JAN PFAUTH: Oh, die film.
ANNA NOOSHIN: Ja, die Twilight film…
ERNST-JAN PFAUTH: Vampieren enzo.
ANNA NOOSHIN: Vampieren. En zij, de hoofdpersoon, had dan… Bella had dan een jurk aan van… Zij heette Bella volgens mij, toch? Had een jurk aan van hem op de rode loper. Dus hij was toen heel erg aan het ontploffen.
En ik was dan intern, maar echt niemand wist mijn naam. Echt waar. Ik heb daar gewoon drie… Nou, wat was het? Drie volle dagen dat ik met Azrouël daar mocht zijn, heb ik daar gezeten.
ERNST-JAN PFAUTH: Hoe werd je geadresseerd? Hoe spraken mensen je aan als je…
ANNA NOOSHIN: Letterlijk gewoon niet. Gewoon, uhm, can you just...
ERNST-JAN PFAUTH: Hallo daar! [lacht]
ANNA NOOSHIN: Gewoon, ja. En dan… En af en toe… En op een gegeven moment wisten ze het, denk ik wel. Want ik had dan een baas, dat was Amanda. En dan had je, ik zal dit allemaal nooit vergeten ook, had je een ander, haar assistent. Ik dacht dat ze Joanna heette, maar ze heette Janna. Dus op een gegeven moment moest ik haar adresseren en ik was zo verlegen in die tijd.
Dus ik zei ‘uhm, Joanna’. En ze zei ‘uh, Janna.’ En toen corrigeerde ze me meteen en ging het door. Dus het was heel erg dat level. En ik had daar ook heel eerlijk negen van de tien keer niet zoveel te doen.
Ik zat gewoon clippings te maken en gewoon een beetje daar te zijn en op mijn computertje een soort van net te doen alsof ik aan het werk was ofzo. Maar ik weet wel dat ik dat wereldje heel interessant vond en dat ik dacht ‘oh ja, er is dus een soort hele mooie magische…’ Ja…
ERNST-JAN PFAUTH: Waar zat de magie in dan?
ANNA NOOSHIN: Ik denk deels doordat ik eigenlijk altijd toch een beetje gefascineerd ben geweest door mode. Wij hadden dan FashionTV thuis vanaf het moment dat we in Aalsmeer woonden. Ik had een soort obsessie met die modellen, maar ook elke keer als er shows kwamen, want de hele tijd werden er shows uitgezonden, en dan ging ik een spel doen met mezelf.
Misschien ook omdat ik niet zoveel had, dat ik gewoon in mijn fantasie het heel leuk vond om daarover na te denken. En dan dacht ik, van elke look die voorbij komt, mag ik één item in mijn hoofd uitkiezen.
Dus ik leefde in een soort droomwereld voor mezelf, waarbij dat het centrale punt was. En ik genoot er heel erg van. En het nam me een beetje weg uit de situatie waar ik in zat. En dat is een beetje blijven hangen. Dus misschien de magie van dat je zelf iets kan creëren, of de magie van kleding gemixt met het magische van New York. Ik weet niet wat het was.
ERNST-JAN PFAUTH: Of misschien dat je als meisje in Aalsmeer zat. Toch niet echt het hart van de wereld. En dat je die beelden op FashionTV zag. Dat heb je natuurlijk heel groot gemaakt, een droomwereld. En in New York stapte je daar letterlijk in.
ANNA NOOSHIN: Ja, alleen ook weer niet, Want je ziet natuurlijk, al die shows zijn letterlijk in een setting. Dus ik was helemaal niet per se met andere steden of zo bezig. Maar wel met het idee van creatie en hoe mooi dat kan zijn.
En hoeveel je kan teweegbrengen in iemands gedachten. Ik werd daar heel blij van als klein meisje, al vanaf mijn tiende of zo.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dus voor veel mensen zal mode gewoon zijn… weet ik veel, de kleren die je aan hebt. Of de modewereld kan je zien van mooie modellen die over de catwalk lopen.
ANNA NOOSHIN: Oppervlakkig.
ERNST-JAN PFAUTH: Oppervlakkig, maar voor jou is het dus echt een vorm van creativiteit, een uitingsvorm, iets waar je mee kon spelen. Wat bijvoorbeeld kunst of muziek bij mensen ook los maakt, heb jij met mode.
ANNA NOOSHIN: Maar dat vind ik ook nog steeds. Ik vind het ook nog steeds best wel dat mensen proberen dat vaak in hokjes te plaatsen. En het wordt niet echt als acceptabel gezien als je heel erg van mode houdt, maar ook van literatuur en dat je ook van Russische schrijvers kan houden, maar tegelijkertijd kunt genieten van een heel commerciële film. Dat vinden mensen vaak een beetje lastig. Ik weet niet wat het is waar mensen dan zo erg tegen staat, als je van al die dingen kan houden.
ERNST-JAN PFAUTH: Snobisme?
ANNA NOOSHIN: Ik weet niet of dat het is. Ik weet het niet. Ik probeer heel erg te bedenken waarom je niet het fascinerend en mooi zou kunnen vinden dat iemand gewoon meerdere interesses heeft en waarom het dan zo bijzonder is of zo erg een soort hekelpuntje wordt, waardoor je moet zeggen ‘Ja, maar ik geloof het niet. Voor mij voelt het nep aan.’
‘Dus het zal wel niet zo zijn. Het zal wel een act zijn dat je dan ook nog daarvan houdt.’ Of ‘Waarom zou iemand moeten kiezen?’
ERNST-JAN PFAUTH: Probeer je mensen dan te bekeren? Probeer je ze te overtuigen van het tegendeel?
ANNA NOOSHIN: Nee, helemaal niet. Maar ik ben zo’n dromer. Ik ben negen van de tien keer in mijn eigen hoofdje. Nee, maar ik heb dat natuurlijk wel in die twaalf jaar dat ik dit werk doe, wel kunnen observeren. Dat dat gewoon vaak, en niet alleen bij mij, maar gewoon bij heel veel mensen, dat is vaak wat er gebeurt. Dat mensen het gewoon fijn vinden om te kaderen.
ERNST-JAN PFAUTH: Je zei dat je heel verlegen was in New York?
ANNA NOOSHIN: Ik was überhaupt echt heel verlegen vroeger.
ERNST-JAN PFAUTH: Nu niet meer. Als je hier nu binnenkomt maak je geen verlegen indruk.
ANNA NOOSHIN: Nou, nog steeds wel een beetje. Want ik vind dan nog steeds, als je echt goed op me zou letten. Kijk, het duurt even voordat ik iemand echt lang aankijk. Dus ik heb wel een paar dingetjes wat ik wel nog moeilijk vind. En van nature, het hangt heel erg van de setting af en hoe comfortabel ik me voel.
En ook een beetje wat voor mental health day ik heb, om het even heel irritant te zeggen. Dus ja, als ik bijvoorbeeld heel vrolijk ben, dan ben ik al wat meer oké. Maar als ik, zoals vandaag had ik heel eerlijk, ik had gewoon echt een beetje een hele moeizame ochtend ofzo.
En dan ben ik al iets meer in mijn eigen hoofd en dan heb ik er meer moeite mee. Dan ben ik alweer een beetje wat meer gereserveerd of zo.
ERNST-JAN PFAUTH: Oké, dat wetende. Maar de staat van zijn waarbij je hier binnenkomt, in de studio, iedereen gedag zegt en zo. En ook hoe ik je zie in het publieke leven maak je natuurlijk geen verlegen indruk meer. Ik geloof dat je nog steeds…
ANNA NOOSHIN: Nee, nee, nee, zeker.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat verlegenheid altijd onderdeel van je blijft. Maar het lijkt alsof je het ook een soort van overwonnen hebt of zo. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?
ANNA NOOSHIN: Door op een gegeven moment te beseffen… Dat je die maakbaarheid zelf in de hand hebt. En dat als ik iets wilde, dat ik wel moest ofzo. Kijk, ik heb niet… Ik heb niet ouders gehad die me echt konden helpen.
Toen ook met jou en met de jongens van Overdose en met Slaven [Mandic] enzo van Wayne Park Kent. Ik ben echt heel erg in mijn eentje met hun allemaal begonnen. Dus ik had niet 101 contacten buiten mijn eigen wereldje om.
Dus ik moest op een gegeven moment wel. En ja, tijdens die stage ook. Ik vond het verschrikkelijk. Ik vond het vreselijk om daar elke dag te moeten zijn. En elke dag maar soort van hoi te moeten zeggen.
Ik moest dan echt mezelf preppen van oké, je gaat nu naar boven, er gaat een lift open… Oké, dan doe je drie, twee, één en dan zeg je ‘Hi guys‘.
Nee, misschien gewoon ‘good morning‘. Of weet je zo, ik ging helemaal analyseren in mijn hoofd. Maar ik deed het wel, omdat ik ook wel… En ik zeg je ook eerlijk, het komt omdat… Ik vind het vaak moeilijk als andere mensen niet zo vriendelijk en…
Lief vind ik ook een heel stom woord, maar ik gebruik het heel veel in mijn leven. Ik vind het zelf heel vervelend als iemand een beetje onaardig of lelijk of niet lief tegen mij doet. Dus ik probeer dat dan andersom nooit te doen bij een ander.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat een fascinerend beeld dat je dus in die lift staat en jezelf aan het preppen bent van… Ik moet zo weer aan de sociale interactie.
ANNA NOOSHIN: Dat doe ik nog steeds wel.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik herken het ook een beetje…
ANNA NOOSHIN: Weet je wat ik ook het allerergste vind? Als ik dus weleens zo mezelf gedag hoor zeggen en dan zeg zo… ‘Hi!’ En dan denk ik, dan hoor ik hem zo terug in mijn hoofd.
‘Hi!’ En dan denk ik, kan ik mezelf wel een soort van… Oh, ik kan het… Ik vind het ook heel onprettig om dingen terug te luisteren en zo.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar als we dan nu met jonge mensen luisteren die hier last van hebben. Naast dat je dus alvast kunt visualiseren hoe je goeiemorgen gaat zeggen… in het kantoor waar je stage doet.
ANNA NOOSHIN: Ja, dat deed ik.
ERNST-JAN PFAUTH: Heb je nog meer tips voor hen?
ANNA NOOSHIN: Ja, niet te veel druk op zichzelf zetten, want ik weet gewoon… Kijk, vroeger werd ik ook nog eens, dat weet ik nog… Ik had een danslerares, Marlene. En dansen was sowieso echt niks voor mij.
Ik had heel erg podiumvrees. Dat was de grootste flater al, dat ik daarop ging. Maar goed, ik deed het met mijn beste vriendinnetje. Proberen. En als Marlene iets tegen mij zei in de klas… Ik werd gewoon zo rood. Dat bloed ging zo… Ik kreeg zo’n bezweet rood hoofd… Dat ik gewoon niet echt meer iets terug kon zeggen, waardoor ze ook daarmee is gestopt op een gegeven moment.
Dus ik weet hoe het is om dat echt oprecht vanuit je tenen te voelen. Het is verschrikkelijk, het is een heel naar gevoel. Dus niet te veel druk van het moet nu nu nu veranderen, maar wel met kleine beetjes proberen om elke dag misschien een kleine overwinning voor jezelf te behalen.
Al is het dus wel om een keer op straat te glimlachen naar iemand die je niet kent. Gewoon in plaats van naar beneden kijken, dat je omhoog kijkt en dat je een kleine knik doet en dan even kijkt wat eruit komt. Of dus inderdaad preppen in je hoofd van oké, ik ga nu naar binnen.
Wat ga ik zeggen? Ga ik hoi zeggen? Ga ik mijn hand uitsteken? Kleine, praktische, haalbare momentjes waardoor je het misschien wat makkelijker maakt voor jezelf.
ERNST-JAN PFAUTH: En weet je waar je verlegenheid vandaan komt?
ANNA NOOSHIN: Ik weet het niet zo goed, maar ik denk… Als je best wel een dromer bent of een grote fantasie hebt, dan is mijn vermoeden dat het vaak gepaard gaat met verlegenheid.
ERNST-JAN PFAUTH: Waarom dan?
ANNA NOOSHIN: Omdat je daardoor heel… Of laat ik in ieder geval voor mezelf spreken. Omdat je heel vaak echt in je eigen wereld zit. Waar je ook graag zit. Ik ben graag daar. Ik hou van wat hier in mijn hoofd zit. Ja, ik ben comfortabel en dat is prettig.
Maar daardoor ben je ook niet helemaal present. Dus je bent ook niet altijd heel erg bewust van de omgeving. Wat ook heel fijn is, maar als je er dan wel weer middenin wordt gegooid…
En je bent gevoelig voor prikkels, je bent gevoelig voor energieën… Dat dat misschien dat introverte kan aanwakkeren of zo. Of dat het nog extra binnenkomt of zo. Ik weet het niet zo goed.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus je moet schakelen?
ANNA NOOSHIN: Ik ben geen psycholoog. Ik weet niet waar verlegenheid überhaupt vandaan komt. Ik weet het niet.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik vind het best wel een mooie verklaring. Alsof je eerst moet schakelen van de binnenwereld naar de buitenwereld.
ANNA NOOSHIN: In tegenstelling tot wat veel mensen denken, dat je dan dus heel erg jezelf aan het voorbereiden bent om een soort van… personage neer te zetten, ben je, denk ik, juist dat verlegen mensen juist heel erg proberen om… Niet om zich anders voor te doen, maar om gewoon juist op dat moment überhaupt eventjes weer present te zijn.
Zonder dat ze dus een cartoon karakter aannemen, maar gewoon überhaupt eventjes iemand in de ogen aan kunnen kijken. Dat is vaak voor mensen die dat echt heel eng vinden, is ook echt een groot ding. Die kijken dan vaak even weg of zo.
Dat is dan te intens of zo. Misschien komt het te veel binnen. Ik weet het niet. Ik weet niet of dit mambo jambo is, maar dat is hoe ik het zelf beleef.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, het getuigt ook wel van een heel groot zelfbewustzijn. Nou, wat je net zei, dat je dan iemand gegroet hebt… En dat je dat dan terug aan het afspelen bent in je hoofd, van hoe ging die groet?
ANNA NOOSHIN: Ja, doe jij dat nooit?
ERNST-JAN PFAUTH: Ja nee, ik moet dit altijd editen na afloop. Denk je dat dat leuk is om te doen?
ANNA NOOSHIN: Nee, dat lijkt me helemaal niet leuk!
ERNST-JAN PFAUTH: Dan hoor je dit altijd zelf terug. [lacht]
ANNA NOOSHIN: Maar heb je dan niet wel eens als je op straat iemand tegenkomt en je zegt ‘hé’. En dat je dan in je hoofd terugdenkt van… ‘Hé, wat klonk dat lelijk wat ik net zei’. Heb je dat nooit?
ERNST-JAN PFAUTH: Dat heb ik wel, maar ik ben ook verlegen. Wij hebben dezelfde docent gehad bij sociale psychologie.
ANNA NOOSHIN: Wie hadden we?
ERNST-JAN PFAUTH: Aart Veldhuijsen.
ANNA NOOSHIN: Ja, ik weet het allemaal niet meer. Wat weet jij dat nog goed!
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, deze man heeft veel indruk op mij gemaakt. En toen… Die vertelde op een gegeven moment je een onderscheid hebt tussen verlegenheid en bashfulness.
ANNA NOOSHIN: Oe!
ERNST-JAN PFAUTH: Er is geen woord voor bashfulness in het Nederlands.
ANNA NOOSHIN: Wat is bashfulness?
ERNST-JAN PFAUTH: Maar een soort bescheidenheid en jezelf niet te veel op de voorgrond willen stellen in sociale interacties.
ANNA NOOSHIN: Oh, wow.
ERNST-JAN PFAUTH: En daar kon ik wel weer met die definitie leven. Ook omdat het een soort paradox is omdat jij en ik allebei wel een heel zichtbaar beroep hebben gekozen… Is het wel in sociale interacties ben je dan heel erg bewust van jezelf.
ANNA NOOSHIN: Nou, vooral in grote groepen. Heb je dat ook?
ERNST-JAN PFAUTH: Als je op een borrel binnenkomt.
ANNA NOOSHIN: Ja, dat je…
ERNST-JAN PFAUTH: Maar dat heeft toch iedereen, ik wel. Dat is toch gewoon heel vervelend. Je hebt natuurlijk een paar van die charismatische types die binnenkomen, de hele borrel draait meteen om hen.
ANNA NOOSHIN: Ja. Maar ik heb ook niet dat ik het heel fijn vind om dan bij een grote verjaardag, als het wel wat wilder is, op een tafel te staan met iedereen. Ik voel me heel content bij gewoon toekijken. Een beetje van een afstandje kijken.
ERNST-JAN PFAUTH: Muurbloempje?
ANNA NOOSHIN: Nee, ik ben ook weer, niet geen muurbloempje. Dat ben ik ook weer niet.
ERNST-JAN PFAUTH: Meer een observant?
ANNA NOOSHIN: Ja, ik vind observeren heerlijk. Ik kijk altijd heel graag en ik… Ik durf wel te zeggen dat ik veel zie, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar het is ook jezelf een beetje buiten de groep plaatsen dus?
ANNA NOOSHIN: Ja, met liefde. Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Hoe bedoel je met liefde?
ANNA NOOSHIN: Ja. Omdat ik de rol van observeren veel leuker vind. En soms ook wel heel leuk. Kijk, het is ook…
ERNST-JAN PFAUTH: Het is geen beschermingsmechanisme tegen je verlegenheid.
ANNA NOOSHIN: Vast wel, vast ook misschien wel een beetje. Maar… Kijk, dat vind ik het lastige hè, want… Wij zijn vaak paradoxaal, dus dat is gewoon… Dat hoort denk ik bij wie ik ben, maar ook een beetje bij mijn beroep.
Negen van de tien mensen die je in dit vak gaat tegenkomen zijn zo. En ik vind dat je als mens ook echt die tegenstrijdigheden mag hebben. Dat vind ik ook mooi. Je hoeft niet zo gekaderd te zijn. Dat gezegd hebbende is het paradoxale aan dat ik mezelf graag buiten grote groepen graag een beetje als observant neerzet.
Het lastige daaraan is dat ik me ook wel eens buitengesloten kan voelen… terwijl ik dat zelf dan heb gecreëerd, eigenlijk. Maar als ik dan echt met mezelf weer in beraad ga en weer de situatie ga observeren en dan denk ik, ja, maar je wilde ook niet op die tafel staan.
Dus je hoeft je ook niet buitengesloten te voelen, omdat je nu buiten de groep staat. Dit is wat je wilde. Maar ik heb ook vroeger best wel moeite gehad. En dat werd dan op een gegeven moment, ik weet niet of dat echt zo was, of dat ik het weer had bedacht.
Dat dan had je op bepaalde evenementen, had je bijvoorbeeld één voorbeeld. Ik ging voor het eerst naar Coachella toen, ooit, toen ik NSMBL nog had, met een merk.
ERNST-JAN PFAUTH: Het muziekfestival in Californië.
ANNA NOOSHIN: Ja, het muziekfestival in Californië. En toen zaten we in een huis waar we ook moesten slapen met andere bloggers van over de hele wereld. En dat vond ik heel lastig. Maar goed, ik probeerde dan echt weer om… Dat werden dan allemaal groepjes die gevormd waren.
En ik weet nog dat ik twee of drie keer heb geprobeerd om me aan te sluiten bij zo’n groepje. Maar ik zweer het je, Ernst. Ik weet niet wat er gebeurde. Elke keer als ik dan met moed daarheen liep om me te mengen in het gesprek, dan liep dat gesprek, viel of dood of het liep uiteen ofzo.
Dus ik kwam erbij staan en die mensen gingen weer uit elkaar… Waardoor ik dus weer in mijn eentje eindigde. En dat zijn dingen die ik altijd heb onthouden. Ik weet niet waar dat doorkomt. Ik weet niet of het kwam omdat ze toevallig al wilden splitten als groep.
Ik weet niet of het gesprek geëindigd was. Ik weet niet of het wel wat met mij te maken had. Maar ik vind dat altijd heel… Dat blijft dan wel in mijn hoofd zitten. Dat ik denk ‘oh het lijkt wel alsof niemand met mij wil praten op zo’n event.’
Weet je wel, dat elke keer als ik erbij kom, dat dan de groepstelling weer weg gaat. En mensen weer nieuwe groepjes gaan vormen.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik vond het wel mooi dat je zegt dat je het voor jezelf organiseert.
ANNA NOOSHIN: Ik moet wel, anders gaat het niet lekker in mijn hoofd.
ERNST-JAN PFAUTH: Het kost dus ook superveel energie. Ik herken het wel hoor, als meega op groepsreizen… Dan ga je een boswandeling maken, daar gaat iedereen met elkaar kletsen. En ik loop dan, al die gozer die dan alleen loopt. Ik weet niet, het is deels onzekerheid denk ik, deels… gebrek aan interesse.
ANNA NOOSHIN: Nou, dat zeg je wel eerlijk.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik krijg er geen energie van, denk ik.
ANNA NOOSHIN: Ja, dat zeg je heel eerlijk.
ERNST-JAN PFAUTH: Van zo’n gesprek.
ANNA NOOSHIN: Ik denk ook dat dat gezegd mag worden. Ik denk dat we… Nou, we zeg ik. Ik ben gewoon goed alleen.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, ik ook. Zo grappig, want onze jeugd kan niet meer van elkaar verschillen dan die doet. Ik heb een zorgeloze jeugd gehad. En jij hebt natuurlijk ontzettend veel meegemaakt.
ANNA NOOSHIN: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar daar komen we zo vast nog wel op.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar het is dus misschien gewoon echt een karaktereigenschap waar je mee geboren wordt.
ANNA NOOSHIN: Ik denk het wel. En wat ik vooral moeilijk vind, is als mensen zeggen ‘hè, maar ik geloof dat. Ik kan dat helemaal niet geloven, want je doet dit werk. En je komt er helemaal niet verlegen over.’
Maar ja, ik wou dat het soms ook anders was. Maar aan de andere kant, dit zijn niet dingen die je verzint als mens. Weet je wel? Het is alleen, ik snap heel erg dat het dat het tegenstrijdig voelt voor mensen.
ERNST-JAN PFAUTH: En voor mensen die het herkennen kan het dus een advies zijn, accepteer het. Dat je dus die loner bent.
ANNA NOOSHIN: Ja, maar zie het ook wel als iets moois. Kijk, ik heb ook niet mega veel close, close vrienden. Dus bijvoorbeeld Mara en Marenne, die vanaf mijn tiende allemaal mijn allerbeste vriendinnen zijn. Die zijn dat nog steeds.
En ja, als het goed is, heb je, hoop ik in je leven, als je dus dit soort karaktereigenschappen hebt, ook een paar mensen die gewoon echt je door-en-door-en-door kennen. En bij hun ben je dan de allergrootste zonnestraal die je maar kan zijn. Maar ik denk dat het oké is dat je soms in andere settingen dat niet bent. Dat dat oké is.
ERNST-JAN PFAUTH: Het is wel grappig hè, waar je dan kiest wel tegen te vechten is bijvoorbeeld de verlegenheid. Want dat hindert je gewoon in waar je wil komen. Maar dat je af en toe de observant bent, de buitenstaander. Dat is iets wat je kunt accepteren zonder dat het schade oplevert. Integendeel. Het kan ook mooie dingen opleveren, omdat je dingen ziet die je weer kan gebruiken.
ANNA NOOSHIN: Ja, en omdat ik weet dat ik er niet gelukkiger op word als ik dus wel in die groep word betrokken op dat moment. Bijvoorbeeld als iedereen op een tafel danst en ik sta daar een beetje buiten. Het is niet dat ik het nooit heb gedaan.
Ik heb ook heus wel een keer op een bank of een tafel gestaan. Maar ik weet gewoon dat ik van binnen me daar veel te zelfbewust voor ben. En dat ik daar helemaal niet zo…
ERNST-JAN PFAUTH: ‘Ik sta nu op een tafel.’ [lacht]
ANNA NOOSHIN: Ja, maar zo denk ik dan echt. Wat doen we nou eigenlijk? Wat ziet dat er eigenlijk raar uit zo allemaal? En dan denk ik weer van ‘wat is dansen toch eigenlijk iets raars? Wie heeft dat ooit bedacht dat je dan als mens daar gaat staan en dat je dan je armen…’
Dan gaat mijn brein helemaal die kant op. Ik kan dus niet gewoon daar staan en gewoon niet ergens aan denken en denken… Oh, wat gezellig, wat hebben we het leuk. Tenzij ik echt ver heen ben, dus veel heb gedronken en veel heb gefeest.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja daar is alcohol zo’n beetje voor uitgevonden, toch? Om die stem…
ANNA NOOSHIN: Exact.
ERNST-JAN PFAUTH:… het zwijgen op te leggen.
ANNA NOOSHIN: Maar goed, als je dat dus niet altijd wil, dan weet ik… In essentie ben ik hartstikke blij om hier te staan en naar jullie te kijken en een beetje dom te klappen, mee te klappen en zo.
ERNST-JAN PFAUTH: Het is oké. Even terug naar 2010. Ik las in je boek dat je ging solliciteren en dat je eigenlijk werd afgewezen omdat je te ambitieus was.
ANNA NOOSHIN: Ja. Waar ik heel blij mee ben achteraf.
ERNST-JAN PFAUTH: Toen niet.
ANNA NOOSHIN: Nee, toen was ik heel depressief.
ERNST-JAN PFAUTH: Waar kwam die ambitie vandaan?
ANNA NOOSHIN: Ik denk heel arm zijn en niet meer arm willen zijn. En weten hoe moeilijk het leven kan zijn op dat vlak. En weg willen uit de situatie waar ik in zat. En gewoon denken van ja, ik zie geen andere optie dan het zelf gaan doen. En het heel groots en succesvol doen.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want je zegt nu een paar dingen. Het arm zijn en nooit meer arm willen zijn. Dat snap ik.
ANNA NOOSHIN: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar er zit ook iets in, want je werd dan afgewezen omdat die mensen die je afwezen dachten van ‘ja, over een half jaar word je gek hier, je wil gewoon je eigen zaak.’ Waarom is het dan zo belangrijk dat je het zelf deed?
ANNA NOOSHIN: Ik had helemaal geen idee wie het anders moest doen als ik het zelf niet deed. Ik had helemaal geen, maar nogmaals, ik had geen plan B, ik had geen… Ik had niemand die het anders voor me zou doen.
ERNST-JAN PFAUTH: Je had toch ook de corporate ladder kunnen beklimmen en daar gewoon…
ANNA NOOSHIN: Oh, dat wilde ik ook. Zeker. Het maakte me niet uit hoe ik er zou komen, ik wilde er gewoon komen. Daarom… Maar ik ben nog steeds heel goed met… Maar dit was iemand toen bij H&M. Ik wilde heel graag bij H&M werken.
Dat bleek mijn droom. In de corporate ladder van H&M. En dit was toentertijd die vrouw die dat tegen mij zei, die daar aan het hoofd zat. En daar ben ik haar echt nog steeds heel dankbaar voor. Want anders had ik het nooit…
Nou, niet nooit, maar anders had het altijd veel langer geduurd voordat ik daar was gekomen.
ERNST-JAN PFAUTH: En hoe denk je dat ze jouw onafhankelijkheid herkende? Waar zat hem dat in dan?
ANNA NOOSHIN: Ja, in een soort extreme streberigheid.
ERNST-JAN PFAUTH: Hoe kwam die streberigheid tot uiting? Hoe herkenden mensen dat?
ANNA NOOSHIN: Nou, in dit specifieke geval, omdat ik gewoon in plaats van een normale sollicitatiebrief sturen, gewoon de fucking Dam ben opgegaan en een hele middag heb gefilmd met mensen, met een soort vraagstelling van H&M op dat moment, en daar een video van heb laten editen, omdat ik zelf niet kon editen. En dat heb meegestuurd en een soort onderzoek ben gaan doen. Het is te veel, zeg maar.
ERNST-JAN PFAUTH: Dit was jouw sollicitatiebrief?
ANNA NOOSHIN: Dit was mijn sollicitatie en het is te veel. Maar ik wilde die assessment zo goed doen. Volgens mij was dit dan voor ronde twee of zo. Ja, ik snap dat het een beetje afschrikt. Het is als iemand dat nu… Nou, nee, ik moet je zeggen, als iemand dat nu bij mij zou doen zou ik als het goed in elkaar zat echt denken… ‘O, je bent geweldig, want dit is precies de extra mile die ik wil.’
Maar ja, dit was een kantoorfunctie waarbij ik als junior PR zou beginnen. Dan begrijp ik dat zij denkt, ja, dit is een beetje veel van het goede.
ERNST-JAN PFAUTH: Geweldig dat je die video maakte. Dus je ambitie kwam dus wel echt inhoudelijk tot uiting ook. Want je hebt natuurlijk ook ambitie die alleen maar het uitspreken, het doen en shortcuts willen nemen.
En ik kan me voorstellen dat dat ook deels aan je imago kleeft van… ‘Oh, is gewoon op Instagram groot geworden, gewoon mooie foto’s geplaatst.’ Maar dit voorbeeld laat wel zien dat je er echt keihard voor gewerkt hebt.
ANNA NOOSHIN: Ja, maar ik vind dat ook wel… Kijk, je hebt mij nooit echt horen zeggen van… ‘ik heb hier keihard voor gewerkt en ik verdien het allemaal.’ Ik weet gewoon, want ik ben daar heel zeker over. Daar waar ik op heel veel vlakken in mijn leven best wel onzeker kan zijn, heb ik superveel liefde voor mezelf op dit vlak.
En heel veel respect voor mezelf, omdat ik weet wat ik er allemaal voor heb gedaan. En dan is de gedachte wat bij andere mensen heerst, dat maakt me niet zo heel veel uit. Ik kan me ook oprecht wel voorstellen dat als je niet context hebt of je bent er niet in geïnteresseerd, dat je dan niet per se weet wat eraan vooraf ging.
Maar bij de meeste mensen die op een gegeven moment opeens, waarbij het lijkt alsof ze opeens succesvol zijn, dus ook vaak bij muzikanten, zit gewoon jarenlange werk aan vooraf. Overnight is vaak niet echt overnight natuurlijk.
ERNST-JAN PFAUTH: Laten we het daar eens over hebben, over die jaren dan. In 2010 begon je met bloggen. Toen heb je met drie studievrienden een eerste blog opgezet, Overdose.am.
ANNA NOOSHIN: Oh, ja…
ERNST-JAN PFAUTH: Daar kijk je zo te horen met warme gevoelens op terug. Dat was een Amsterdams cultureel blog.
ANNA NOOSHIN: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: En daar ging je weg, omdat je je commerciële creativiteit er niet kwijt kon.
ANNA NOOSHIN: Heb ik dat gezegd?
ERNST-JAN PFAUTH: Dat heb je in je boek geschreven. Wat is commerciële creativiteit?
ANNA NOOSHIN: Nou, ik ben altijd… Ik denk altijd dat ik… Kijk, mensen zeggen vaak ik ben perfectionist en zo. Ik ben dat helemaal niet. Ik ben echt geen perfectionist. Dus ik ben iemand die heel erg creatief kan zijn, maar tegelijkertijd heb ik ook een onwijze drang naar commercie en iets zo succesvol mogelijk neerzetten, waarbij het nog wel dicht bij mij ligt, maar wel revenue oplevert.
Daar hou ik van. Ik hou gewoon van cijfers en ik hou van iets zien groeien. Dus ik heb me daar nooit echt voor geschaamd. En ik weet al wel wat ik bedoelde. Kijk, Overdose was een heel erg independent, gewoon een heel onafhankelijk platform, waarbij ook de mannen waar ik het mee deed, wat geweldige jongens zijn nog steeds, maar die waren ook heel erg van ‘nee, maar we moeten journalistiek onafhankelijk zijn. En iets moet niet te commercieel zijn. En we moeten daar wel heel erg onderscheid in maken’, terwijl ik ben gewoon wel commercieel.
En ik hou wel van deals maken met bepaalde merken waar ik al graag mee wilde werken. En kijken hoe kun je elkaar verder brengen. En ik vind mezelf geen journalist. Dus ik heb die ambitie ook nooit per se gehad hoor. Dat ik dat wilde worden ofzo. Dus ik denk dat we daarin een beetje verschilden. En ik hou gewoon heel erg van het bouwen van bedrijven en het zien groeien.
ERNST-JAN PFAUTH: Waarom houd je er zo van?
ANNA NOOSHIN: Ik krijg daar echt een soort… Ik denk dat dat mijn roeping is. Gewoon ondernemen in welke vorm dan ook. Ik word heel erg blij van het creatieproces vooraf. Dus ik word heel erg blij dat er iets kleins in je hoofd zit wat er dan niet meer uitgaat, wat heel erg een verliefdheid wordt of een soort mini-obsessie.
En dat je dat dan vervolgens of wel alleen of met de juiste mensen kan omzetten in of een tastbaar product of een dienst of iets wat groter wordt dan jezelf en het dan nog schaalbaar maken, en elke keer proberen om daar meer aan toe te voegen zodat je daar hopelijk de rest van je leven voordeel aan hebt. Ja, ik hou daar heel erg van.
ERNST-JAN PFAUTH: Het commerciële komt dus deels omdat je vroeger in armoede bent opgegroeid, en daar nooit meer naar terug willen, maar dat is een soort angstmotivatie. Ik hoor ook heel erg een intrinsieke motivatie, dat je er echt heel veel plezier in hebt. Ik zie het ook aan je.
ANNA NOOSHIN: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar waar zit het dan in? Als je iets creëert, als je iets in werkelijkheid maakt, wat is dan hetgene in de normale werkweek wat je dan die kick geeft?
ANNA NOOSHIN: Misschien mezelf het tegendeel bewijzen dat alles echt wel… Dat het echt lukt. Mezelf en anderen. En anderen.
ERNST-JAN PFAUTH: Bewijsdrang.
ANNA NOOSHIN: Ik heb echt erge bewijsdrang, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: En waar komt die vandaan?
ANNA NOOSHIN: Ik weet het niet. Ik weet het niet. Je hebt het moeilijke aan mij, omdat ik dus zelf veel therapie gehad heb in het leven. Maar ik vond altijd het stuk dat ze het weer gingen terugleggen bij je jeugd, vond ik altijd vervelend. Want ik dacht gewoon ‘ja, het zal wel. Tuurlijk komt alles uit je jeugd.’
Dat is logisch. Maar ik weet niet waar mijn… Ik heb altijd heel erg bewijsdrang gehad. Ik heb altijd een soort level van faalangst gehad. Maar ook wel een beetje een neppe faalangst. Want ik wist dan ondertussen wel dat ik hem echt dik had gehaald.
Maar echt iets in mijn hoofd zei van ‘nee, het is niet goed gegaan.’ Maar dan wist ik eigenlijk wel dat andere onbewuste stemmetje, die zei van, ‘jawel, je hebt echt wel een acht of hoger.’ Maar ik zeg je wel eerlijk in retrospect, als ik dan nu terugdenk, en ik kreeg mijn tentamencijfer terug en ik zag, weet ik veel, 7,8 of een 8,2 of zo, dan wist ik eigenlijk al wel dat ik dat ook had verdiend. Of dat ik daarvoor had geleerd.
Dus dat was een soort van valse faalangst. Maar ik heb ook nog steeds bijvoorbeeld mijn rijbewijs niet. Omdat het me niet lukt om een theorie te halen, wat echt idioot is. Ik snap niet hoe dat… Ik snap het niet voor mezelf.
ERNST-JAN PFAUTH: Hè, dus je bent cumlaude afgestudeerd, maar een theorie-examen voor je rijbewijs…
ANNA NOOSHIN: Theorie lukt me niet.
ERNST-JAN PFAUTH: Waar zit dat hem in?
ANNA NOOSHIN: Het zit hem denk ik in dat ik al zo erg ver in mijn leven ben en dit bijvoorbeeld iets is wat me gewoon niet is gelukt tot nu toe. Waardoor ik hier oprecht van denk van ‘ja, ik ga dit gewoon nooit halen’, denk ik.
ERNST-JAN PFAUTH: Hoe vaak heb je het geprobeerd?
ANNA NOOSHIN: Al zes keer of zo.
ERNST-JAN PFAUTH: Oh, wow.
ANNA NOOSHIN: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: En dan choke je gewoon of zo bij het CBR?
ANNA NOOSHIN:Ik weet het echt niet. Ik heb ook al privéles gehad. Het is gewoon niet gelukt bij mij.
Ik ben denk ik die ene procent die dus zo’n cursus doet en dan niet slaagt. Dus de eerste keer, zeg maar, ik heb het recentelijk nog twee keer geprobeerd. En de eerste keer was ik veel sneller klaar dan gedacht.
En toen had ik het dus niet goed. En de tweede keer, toen kreeg ik als advies van ja, maar je leest niet goed, lees gewoon de vragen heel goed. En toen vergat ik dat er een tijdslimiet op zat. Dus ik was pas halverwege toen die hele toets al klaar was. Ik had geen tijd meer. Dus ik weet niet wat dit is, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Fascinerend. Want het ligt niet aan intelligentie. Dat is overduidelijk. Het is gewoon een puur soort blokkade of zo.
ANNA NOOSHIN: Maar dit is dus die echte faalangst. Dus hierbij heb ik echt een soort ding gecreëerd in mijn hoofd, waarbij ik gewoon ben gaan denken van, ik kan dit helemaal niet.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat ben je jezelf gaan wijsmaken, omdat het maakt dat het niet lukt.
ANNA NOOSHIN: Ja, maar het is ook echt zo. Want ik heb hem nog steeds niet. Dus ik ga niet voor de lol daar heel vaak zitten.
ERNST-JAN PFAUTH: Nee, fair enough. Het is een vrij depressieve plek.
ANNA NOOSHIN: Ja, ja. Dus ja, ik weet dus niet waar dat vandaan komt en die bewijsdrang weet ik ook niet zo goed.
ERNST-JAN PFAUTH: En je wil, want ik vind het interessant dat je zegt, ik heb ook therapie gevolgd, daar zijn wij als publiek deels getuige van geweest.
ANNA NOOSHIN: Oh, ja, bij de docu.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, ik ging je docu kijken en die heet ANNA: STATUS. En ik dacht, ANNA: STATUS, oké, dat zal dan wel zo’n reality-achtige docu zijn waar we jou als media-ondernemer zien, waar het succes van afdruipt. ‘Oh, ik ga nu even naar Amerika.Oh ik ga nu even daarheen.’’ Dat is het cliché.
ANNA NOOSHIN: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: En ik dacht status, ‘oh dat zal over die status gaan.’ Maar het gaat over een heel andere status. Het gaat over dat je verwacht dat je statushouder kon worden als kind, toch?
ANNA NOOSHIN: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: En ik zei net, je bent de jongste gast ooit in Jonge Jaren. Maar als je kijkt naar wat je allemaal mee hebt gemaakt in je jeugd, ben je eigenlijk ook een oude ziel als je hier zit.
ANNA NOOSHIN: Ah, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Want je bent, ik zal het voor je samenvatten, je hebt het al honderd keer verteld. Als ik niet goed zeg, moet je het zeggen. Maar je bent in Iran geboren. Toen zijn je ouders gevlucht voor het politieke regime. Toen was jij negen?
ANNA NOOSHIN: Zeven. Maar in die docu’s zie je ook dat ik heb… Ik weet niet zo goed de jaartallen. Mijn moeder haalt ook nog wel eens dingen door elkaar. Dus goed, zeven volgens mij.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja. En toen heb je met het gezin in drie jaar tijd in dertien asielzoekerscentra gewoond.
ANNA NOOSHIN: Ja, ik denk meer, want in de docu’s zie je er volgens mij dertien. Wat we hebben kunnen vinden. Maar het systeem is ook wel zo slecht dat… Ik denk dat we er nog wel in meer hebben gezeten, hoor. Want we hadden lang niet alles op kunnen zoeken.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dus dan zien we jou in de klas in Zaandam bij een juf van vroeger.
ANNA NOOSHIN: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: En dan vertelt die juf: ‘Ja, je begon hier te wortelen en toen moest je alweer weg.’
ANNA NOOSHIN: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: En het was beleid van de overheid om mensen te ontmoedigen hierheen te komen. Te laten zien dat je… Ja, je kunt hier niet wortelen, je wordt verplaatst. Dat lijkt me al heel heftig als kind.
Vervolgens kwam je in Aalsmeer en daar had je eindelijk een huis. Dan had je de status waar de titel over gaat. Maar toen ging het helemaal verkeerd in je gezin. Toch? Je vader mishandelde je moeder en je zusje.
En ik zat echt met open mond te kijken naar die documentaire van… Wow, wat is dit ontzettend persoonlijk en dichtbij. Want we zien je letterlijk naar een psychiater, naar Glenn Helberg gaan.
Waarom dacht je van, voor iemand die niet van therapie houdt… Waarom dacht je van, laten we dit eens publiekelijk gaan doen?
ANNA NOOSHIN: Thanks dat je ‘m hebt gekeken.
ERNST-JAN PFAUTH: Tuurlijk.
ANNA NOOSHIN: Dat vind ik al heel fijn. Nou, omdat… Kijk, voor mij was het een beetje de reden dat ik… Ik doe al twaalf jaar lang dit werk. En ik ben… Ik heb een tijdje gevlogd… Waardoor mensen het gevoel krijgen dat ze je kennen.
Terwijl ik weet dat… Ja, door een vlog ken je iemand nog steeds niet helemaal door en door en door. En ik ben toen gestopt met vloggen. En ik heb toen heel erg bewust mezelf best wel langzaamaan naar de achtergrond gewerkt.
En deels omdat ik echt niet meer kon omgaan met hoe hatelijk het soms werd. Maar ook omdat ik gewoon dacht, ja…Blijkbaar moet Nederland mij gewoon niet. Dus laat me maar gewoon langzaam aan een klein beetje naar de achtergrond verdwijnen.
Want dan bescherm ik mezelf daarmee. En op een gegeven moment, als dan wel al die issues spelen… En ik had al heel veel gesprekken gehad met [Amazon] Prime dus ook over ‘Oké, wat zouden we dan willen maken?’ En ik wist al van ja, ik wil niet een soort standaard reality ding maken.
En ik was ook eerlijk daarover door te zeggen van ja, heel eerlijk… Ik ga eigenlijk de afgelopen twee jaar niet helemaal lekker in m’n hoofd. Ik ben niet super, super happy. En ik had heel erg moeite met voelen en überhaupt iets voelen. En in de zoektocht…
Dit was niet de bedoeling dat dit het uiteindelijk werd en dat het zo persoonlijk werd. Maar in de zoektocht naar een regisseur en de gesprekken die ik met Niki [Padidar] had… Niki is een fantastisch goede maker, kwam eigenlijk een beetje naar voren dat of het moest dit worden of ik moest het gewoon niet maken.
Want daar worstelde ik heel erg mee. Ik had heel erg het gevoel dat alles wat ik wel probeerde op de voorgrond dat dat overkwam als niet authentiek en onoprecht en zo. Terwijl nu achteraf gezien snap ik dat, want ik was de connectie met mezelf even kwijt. En dat is denk ik wat mensen voelen.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus je moest het uit handen geven?
ANNA NOOSHIN: Ik moest het uit handen geven, want ik kon niet. En kijk, ik vind echt, ik kan bijvoorbeeld zelf deze documentaire moeilijker terugkijken, omdat ik nu op zo’n betere, mooiere plek ben in mijn hoofd dan ik toen was.
Dus ik heb nu heel veel zelfliefde versus anderhalf jaar geleden dat dit werd gemaakt, dat ik echt nul zelfliefde had, bijna nul. Maar dat betekent wel dat hij veel echter dan dit kon die voor mij zijn.
Dus dat was ook voor mij een reden dat ik dacht, oké, ik zie het niet als een soort afscheidsdocument, maar ik zie het wel als iets wat twaalf jaar lang carrière bij elkaar brengt. En echter dan dit kon het voor mij gewoon niet worden. En als dan nog iemand zegt van ‘oh, maar ik moet haar niet, of ik vind haar stom en ik vind haar nep’, dan weet ik gewoon van ja, meer dan dit kan ik je echt niet geven. Dus dat…
ERNST-JAN PFAUTH: En waarom had je het gevoel, want je zegt meer dan dit kan ik niet geven. Waarom wil je het überhaupt geven?
ANNA NOOSHIN: Nou, omdat in die gesprekken toen we net met Niki begonnen, ging het heel erg over, eigenlijk alleen maar over het AZC-stukje en over het vluchtelingenproces en waar mensen nu doorheen gaan.
En het is al jaren, helaas nog, een heel actueel onderwerp, omdat het gewoon nog steeds niet goed gaat. Dus we begonnen daar een beetje mee en we begonnen van oké, hoe kunnen we licht schijnen op een onderwerp wat voor heel veel mensen toch wel redelijk onbekend is.
Misschien ook wel, als je heel eerlijk bent, als saai wordt ervaren, want ja, niet iedereen heeft zin om een docu weer of een… Dat vind ik ook weer de paradox van de maatschappij. Ze zeggen vaak van ‘ja, maar ik wil diepgang.’ Maar ja, als die diepgang eenmaal wordt gegeven, zijn reality shows de best bekeken programma’s en die scoren het beste.
Dus diepgang is politiek correct om om te vragen, maar uiteindelijk wordt er het meeste ingetuned naar reality wat totaal op de oppervlakte is. Dus wij wilden heel erg een verhaal kunnen vertellen wat oprecht voor mij heel belangrijk was, namelijk hoe gaat het in het vluchtelingenproces, wat weet je er niet van, hoe kun je ze een gezicht geven, hoe kun je zorgen dat misschien bepaalde organisaties net anders gaan kijken naar de functionele manieren waarop ze vluchtelingen kunnen helpen.
En gaandeweg werd het meer dit, werd het steeds persoonlijker, persoonlijker, persoonlijker. Het is dus niet dat ik van nature dacht ‘oh, ik moet dit gaan geven.’ Maar toen ik er eenmaal in zat, dacht ik, oké, als je dan toch dit gaat maken, maak dan ook het allermooiste wat je kan maken.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik vond het heel functioneel dat het zo persoonlijk was, omdat het liet zien, het liet een aantal dingen zien wat mij betreft. Dus wat je oorspronkelijke doel was, dus hoe het is om hier aan te komen in Nederland, als asielzoeker.
En deels wat voor kloteberoep het is om zo publiekelijk aanwezig te zijn. En wat voor, hoe oppervlakkig het beeld is dat mensen van je hebben. Wat je die mensen niet kwalijk neemt, want ja.
ANNA NOOSHIN: Nee, tuurlijk. Dat doe je ook zelf.
ERNST-JAN PFAUTH: Als je gewoon een Instagram-profiel voorbij ziet komen, dan is dat je interpretatie. Het medium leent zich ook niet om te laten zien wat er echt achter staat.
ANNA NOOSHIN: Nou, misschien leent het zich er nog wel voor, maar ik heb dat gewoon niet goed genoeg gebruikt daarvoor.
ERNST-JAN PFAUTH: Had je dat met de terugwerkende… Als je er nu naar kijkt, dat je dat anders kon doen.
ANNA NOOSHIN: Ja, heel erg. Maar nu.. Maar kijk, dat is dus wat ik bedoel met die zelfliefde.
ERNST-JAN PFAUTH: Je was toen nog niet in staat.
ANNA NOOSHIN: Ik kon dat helemaal niet doen. Ik kon dat echt niet. Ik was helemaal niet in staat om dat stukje van mezelf überhaupt te delen, omdat ik het zelf ook helemaal niet wist. Ik was helemaal niet connected of zo. Ik voelde amper al iets. Ik was elke dag alleen maar bezig met… ‘Waarom voel ik nou helemaal… Ik ben zo vlak.’
Wat is dit? Daar was ik mee bezig. Maar achteraf gezien was het veel sterker geweest om dat wel te doen. Alleen, dat is ook weer het paradox, dan was ik pas nep bezig geweest, want ik wist het echt niet.
ERNST-JAN PFAUTH: Snap ik. En je zei, op een gegeven moment dacht je, Nederland houdt blijkbaar niet van me, of moet me niet. Zoiets zei je.
ANNA NOOSHIN: Nou, ik ging wel een beetje geloven dat mensen me gewoon stom vonden.
ERNST-JAN PFAUTH: En waarom dacht je dat dan?
ANNA NOOSHIN: Ja, omdat het zo toch best wel vaak werd gezegd ofzo. Dat is wat in mijn hoofd gewoon heel erg begon te leven. Van ‘Oh, misschien ben ik dat dan ook. En misschien ben ik dan ook de binding verloren met mijn kijkers, omdat ik niet meer vlog en omdat ik veel meer op de achtergrond ben enzo.’
ERNST-JAN PFAUTH: Ik zag een scène in de documentaire dat je een livestream hebt gedaan. En dat je daarna bij je moeder…
ANNA NOOSHIN: Heel erg moet huilen.
ERNST-JAN PFAUTH: Je moet huilen omdat er zoveel haters in de chat zaten.
ANNA NOOSHIN: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: En daarna ga je toch weer een livestream doen.
ANNA NOOSHIN: [lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: Maar gelukkig zie je dan de comments niet meer.
ANNA NOOSHIN: Ja, dan hebben ze het schermpje omgedraaid voor me.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar ik dacht wel, ik moest denken aan wat de Britse filosoof Alain de Botton een keer in een boek heeft geschreven over roem. En dat over mensen die graag beroemd willen worden. Dat dat ook vaak een soort antwoord is, of een soort zoektocht is naar liefde omdat je die liefde zelf niet hebt. Wat je ook letterlijk zegt.
ANNA NOOSHIN: Tuurlijk, tuurlijk.
ERNST-JAN PFAUTH: ‘Ik had geen zelfliefde’. En dat is echt een hele vervelende cocktail. Want je hebt geen zelfliefde en vervolgens krijg je ook wat bij iedereen die beroemd is, ook nog eens heel veel haat over je heen. Heb je wel spijt gehad van je beroepskeuze?
ANNA NOOSHIN: Nee, nooit. Nee.
ERNST-JAN PFAUTH: Nee?
ANNA NOOSHIN: Nee. En al zou ik het twintig keer opnieuw moest doen, zou ik precies ditzelfde pad weer kiezen.
ERNST-JAN PFAUTH: Dit was het waard, al die zooi?
ANNA NOOSHIN: Ja, omdat ik nu… Kijk, uiteindelijk de cliché… Wat cliché waar bleek te zijn, is dat het echt gewoon… Het begint gewoon bij mezelf en hoe ik in het spel sta. Nu ik na twaalf jaar echt op een goede plek ben, omdat ik dus zo veel therapieën erop heb zitten en zo veel zelfreflectie heb kunnen doen en eindelijk echt kan zeggen dat ik echt, echt, echt hou van mezelf…
Omdat dat er altijd al wel zat. Want je hebt ook een ego als je dit werk doet. Dus het is een beetje naïef om te denken van ‘Oh, ik heb nul zelfliefde en ik hou helemaal…’. Tuurlijk, je houdt… Tuurlijk hou je van jezelf. Je laat jezelf zien, weet je wel.
Maar in de core, dat ik kon zeggen van ‘Oh, ik ben super trots op mezelf’ of zo, dat zei ik liever niet. Want dat vond ik al… Dat kwam al te dichtbij of zo, dat vond ik moeilijk. Maar goed, nu ik hier op deze plek sta…Ben ik, gek genoeg, helemaal niet meer zo veel bezig met die met de narigheid ervan. Ja, het is anders. Het is anders.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar laat ik het anders vragen. Als je nu terugkijkt naar die beginjaren. Ik sprak gisteren Romana Vrede voor Jonge Jaren. En zij vertelde dat er een Japans vloek bestaat, en die gaat ongeveer zo: ‘dat je maar jong succesvol mag zijn’. Dat is een vloek.
ANNA NOOSHIN: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Omdat je dan nog niet klaar bent voor de roem.
ANNA NOOSHIN: Zeker, zeker.
ERNST-JAN PFAUTH: Als er nu jonge mensen luisteren, die gaan sowieso naar je luisteren, want je bent een groot voorbeeld en die willen ook die roem. Wat heb je geleerd over roem in die jonge jaren, wat je hen zou willen meegeven?
ANNA NOOSHIN: Oh, ik heb zoveel geleerd, maar… Ik zou ze heel graag willen meegeven dat alle validatie die ze krijgen, op basis van hun uiterlijk of hun werk, of alle roem en alle lof die je krijgt dat je die net zo makkelijk van je af moet laten glijden als alle haat die je gaat krijgen.
Omdat het uiteindelijk, als je dus zelf op een goede plek bent effent het elkaar een beetje uit en heb je waarschijnlijk iets meer lof dan haat en kan je dus heel goed verder werken en vooruit.
Maar als je alle lofzang heel erg tot je neemt en dat als vanzelfsprekend gaat ervaren en dan ook nog heel veel haat krijgt op een gegeven moment want er komt altijd een keerpunt. Ik bedoel, je kan vijf jaar lang heel leuk gevonden worden.
Er komt altijd een moment dat iedereen denkt… ‘oef, nu ben jij even aan de beurt.’ Als je al die jaren heel veel liefde hebt kunnen ontvangen en dan bij het kleinste, minste, geringste haat dan al denkt van ‘oef..’.
Wat ik dus had, want dat gebeurde bij mij een beetje… Ik dacht meteen van ‘Oh, wat gebeurt mij nou? Wat vreselijk en dit raakt me tot op mijn ziel.’ Dan gaat het op de langere termijn niet goed. Dus net zoals dat je al die liefdesdingetjes hoort, moet je ook al die haat die tot je komt allebei, zou ik adviseren, neem het met een korrel zout en gooi het een klein beetje zo over de schutting.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik weet niet meer waar ik het gelezen heb, maar ik las een keer wat een vader tegen zijn zoon had gezegd. ‘Je bent nooit zo goed als ze zeggen, maar je bent ook nooit zo slecht als ze zeggen.’
ANNA NOOSHIN: Dat denk ik ook. Dat vind ik echt een hele goeie. Dat denk ik echt. En ik denk dat je voor jezelf heel erg iedere keer als het je jong overkomt, moet proberen om zoveel mogelijk in te klokken bij je hart. En te denken van ‘Hoe voel ik me vandaag? Ben ik nog gelukkig? Doe ik nog wat ik leuk vind? Of hoeveel tegenzin heb ik om ergens heen te gaan?’
En zolang je maar met je hart kan blijven inchecken, denk ik dat het oké is. En denk ik ook dat het heel veel mooie kansen kan brengen. Maar zodra je die connectie met je hart verliest, en dat gebeurde bij mij een beetje, dan denk ik dat het echt een heel slecht idee is om roem na te streven.
Ik zeg wel roem tussen aanhalingstekens, want ik vind nog steeds ‘we zijn in Nederland en zo’. Zo beroemd zijn we niet, of ben ik niet, zeg maar. Dus zo zie ik het wel. Maar alles wat met een groot publiek te maken heeft op jonge leeftijd, kan best pittig zijn.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, en het klinkt ook alsof je misschien nog niet die connectie met je hart überhaupt had gelegd.
ANNA NOOSHIN: Ik had hem helemaal niet, nee.
ERNST-JAN PFAUTH: Nee.
ANNA NOOSHIN: Ik dacht wel dat ik het had, maar ik had het nog niet echt, hoor.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, als je er over dat advies nadenkt, zou het ook het advies kunnen zijn ga dat alvast onderzoeken. Stel het niet uit, begin alvast met onderzoeken waarom je beroemd wil zijn.
ANNA NOOSHIN: Nee, maar ik weet niet of dat kan. Ik weet niet of je die honger daarnaar kan verklaren. En ik weet ook niet of je… Kijk, ik weet ook niet of je alles in het leven moet willen verklaren. Ik weet niet of het voor een romanticus en een creatief handig is om alles maar te willen onderzoeken tot het… Want dat gaat je weer houden ook van heel veel keuzes.
Dus ik heb nooit heel veel willen verklaren. Alleen op een gegeven moment, toen het teveel werd, dacht ik wel ik moet gewoon weer ergens een manier vinden om te kunnen connecten met mijn hart. Want die ben ik even kwijt.
ERNST-JAN PFAUTH: Zelfonderzoek kan ook te ver gaan. Het kan ook de brandstof weghalen die jou zover gebracht heeft.
ANNA NOOSHIN: Vind ik wel, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Dan is het onvermijdelijk dat je de hard way achterkomt welke nadelen het heeft.
ANNA NOOSHIN: Ja, maar dat vind ik ook mooi terugkijkend nu. Ik had het niet willen missen. Ik had dan altijd gedacht dat de staat waarin ik nu ben een soort normale staat is. Terwijl ik weet hoe ellendig het kan zijn.
Zeg maar het feit dat ik toen, twee jaar geleden, wakker werd en zo weinig kracht had voor de dag en zo erg dacht van ‘oh, ik heb zo geen zin, ik ben zo moe, ik ben zo moe, waarom voel ik niks, ik ben zo vlak’.
Het feit dat ik nu wakker word en eigenlijk gewoon echt veel blijer ben en veel liever ben voor mezelf. Dat onderscheid had ik nooit kunnen maken als vandaag mijn startpunt was geweest. En het is ook dat ik ruimte had, want ik was toen voor het eerst alleen, mijn relatie ging uit, dus ik was…
Voor het eerst was ik echt eventjes solo, waardoor ik echt maandenlang ook in mijn eentje daaraan kon werken.
ERNST-JAN PFAUTH: Iets heel anders. Laten we nog even teruggaan naar je jeugd. Op een gegeven moment zat je in een asielzoekerscentrum in Zaandam. En daar kwam je je eerste zakenpartner tegen. Je noemde net al zijn naam, Slaven Mandic.
Hij was gevlucht uit toenmalig Joegoslavië. Wat kan je je nog herinneren van die tijd? Want jullie zijn later NSMBL samen begonnen. Wat kan je je herinneren van die tijd uit Zaandam samen?
ANNA NOOSHIN: Het was niet zo heel erg lang. Maar gewoon meer dat we als kinderen op de gangen speelden. En gewoon kind waren. Gewoon zoals ieder ander kind dat is. Dat kan ik me herinneren.
Zijn zusje kan ik me nog goed herinneren. Zijn ouders. Misschien iets meer concreet die gangen en hoe de kindjes bij elkaar kwamen en het voetballen en het skaten buiten.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar tien jaar later belde hij jou van laten we samen een publicatie beginnen?
ANNA NOOSHIN: Nee, hij had mij gevonden op Facebook. Ik was een wereldreis aan het maken. Hij had mij gevonden op Facebook en we gingen afspreken. We gingen koffie doen. En ik was dus terug van een wereldreis met nul euro en werd nergens aangenomen.
En hij had net Wayne Parker Kent gestart. Hij had net Froot gelanceerd, dat was een mannenwebsite. En hij zei van, ja, maar oké, dit werkt super goed voor mannen. Waarom gaan we dat niet voor vrouwen doen? Dus hij heeft me daar eigenlijk een beetje uitgehaald en de keuze gegeven.
ERNST-JAN PFAUTH: Uit die zoektocht van, nou, wat wil ik eigenlijk?
ANNA NOOSHIN: Ja, om dat dan zo te doen.
ERNST-JAN PFAUTH: Waar merkte je van, dit werkte echt goed? Want je zei net, het lijkt alsof het succes er zomaar was. Ik kende je toen een beetje en we waren natuurlijk studiegenoten. En voor mijn gevoel knipperde ik met mijn ogen en was je opeens een soort nationale persoonlijkheid.
ANNA NOOSHIN: Oh ja?
ERNST-JAN PFAUTH: Ja. Het ging echt best wel rap.
ANNA NOOSHIN: Ja, vijf maanden ofzo.
ERNST-JAN PFAUTH: [lacht]
ANNA NOOSHIN: Mei 2011 en volgens mij konden we in november, kon ik stoppen in ieder geval met het werk wat ik toen deed. Want ik zat toen bij een I Love Fashion News, waar ik vijf dagen in de week moest werken. En in de nachten schreef ik dan een NSMBL. Dus ik overleefde met die ene baan en mijn passie deed ik dan in de nacht.
ERNST-JAN PFAUTH: En dan, wanneer sliep je dan?
ANNA NOOSHIN: Ja, niet genoeg.
ERNST-JAN PFAUTH: Van drie tot zeven?
ANNA NOOSHIN: Ja, serieus, zoiets. Van drie tot nog wat.
ERNST-JAN PFAUTH: Oké, dus je hebt vijf maanden ’s nachts aan je eigen imperium gewerkt.
ANNA NOOSHIN: Ik heb heel veel ’s nachts eraan gewerkt, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: En wat was de formule dat het zo aansloeg, denk je?
ANNA NOOSHIN: Ik denk waar Wayne Parker Kent, briljant in was, was het herkennen van de gedragspatronen van potentiële consumenten. Dus wat zij al zagen was dat Froot… Het was een soort Buzzfeed was het in Nederland.
En Froot deed dat heel goed door hele korte behapbare artikelen te delen waar mensen behoefte aan hadden tijdens hun werk of zo, tijdens het scrollen in de pauze of… En dit was in 2011, dus het was ook nog niet zo erg een soort Instagramcultuur, want 2012 kwam volgens mij Instagram, had ik in ieder geval Instagram.
Dus zij speelde heel erg in op wat de markt wilde. En dat waren gewoon korte artikeltjes, bijna geen tekst, heel veel foto’s. ‘Twaalf keer de leukste katten’, ‘Dertien keer de grappigste attracties’, ‘Twaalf keer Ryan Gosling die vandaag je beeldscherm opleukt’. Dat soort artikelen, die totaal niks journalistiek.
ERNST-JAN PFAUTH: Schreef jij die dan?
ANNA NOOSHIN: Ja, ik ging altijd al die fotootjes erbij zoeken en de tekstjes schrijven. En zo begonnen we.
ERNST-JAN PFAUTH: En hoe lukte het jou dan op een gegeven moment om jezelf daar ook in dat in dat verhaal te krijgen. Want dertien kattenfoto’s of Ryan Gosling foto’s, dat zegt niks over jou als persoonlijkheid. Terwijl jij werd wel die persoonlijkheid.
ANNA NOOSHIN: Dat was denk ik wel intuïtie. Ik wist gewoon van, ik moet, ergens gaat het voor de site ook beter zijn als er een gezicht aan verbonden is. Dus laten we mij als co-founder positioneren, wat ook zo was. Dus dan werd het opgericht door Anna. En dat is toch vaak zo. Het werkt altijd wel goed als je een founder hebt waar je het gezicht van kent.
ERNST-JAN PFAUTH: En wat merkte ik als lezer van een NSMBL daarvan? Was je dan ook in beeld?
ANNA NOOSHIN: Ik was wel veel in beeld. Ik maakte heel veel content. Ik schreef newsletters. Ik schreef persoonlijke artikelen. Ik deed diaries van mezelf. Ik deelde… Op een gegeven moment begon ons YouTube-kanaal. Dus we maakten YouTube-video’s. Ja, we deden van alles.
ERNST-JAN PFAUTH: En wanneer merkte je, volgens mij ben ik groter aan het worden dan een NSMBL?
ANNA NOOSHIN: In 2014, richting 2015.
ERNST-JAN PFAUTH: Hoe bespeurde je die omslag?
ANNA NOOSHIN: Nou, ik voelde gewoon heel erg de markt ook veranderen, waarbij de focus van websites een beetje aan het shiften was naar personalities. En ik voelde al van ‘Oeh, er komen best wel veel aanvragen binnen die dan echt op mij gericht zijn’, waarbij de klant zegt ‘Ja, maar ik wil wel echt dat Anna het doet.’
Op een gegeven moment ga je met jezelf concurreren. Snap je? En dat is… Want ik was aandeelhouder in NSMBL, maar ik was natuurlijk… Dat ben je voor een deel, maar ik ben 100% aandeelhouder in mezelf, in het merk Anna Nooshin.
Dus ja, als er dan een campagne binnenkomt, ga je hem verdelen voor het grote goed, maar je moet wel nog heel veel van de campagne dragen. Hoe ga je dat dan verdelen? Dat wordt op een gegeven moment een soort ongezonde concurrentie die je ook niet moet willen, omdat ik houd heel veel nog steeds van NSMBL.
Ik ben echt… Ik ben heel trots op wat we hebben gedaan. Maar toen besefte ik me wel van, oké, dit is niet meer zo houdbaar. En ja, dan wil je ook niet elke keer de discussies van… Dan wordt het een soort kip-en-ei-verhaal.
ERNST-JAN PFAUTH: Je werd wederom belemmerd in je commerciële creativiteit.
ANNA NOOSHIN: Nee, nee, nee, want NSMBL was ook heel commercieel. Maar ik denk dat ik zelf bedacht, oké, als ik mijn eigen carrière verder wil laten groeien dan moet ik op een gegeven moment los van NSMBL kunnen opereren.
ERNST-JAN PFAUTH: Waarom dan? Je had toch ook…
ANNA NOOSHIN: Omdat NSMBL onderdeel was van Wayne Parker Kent en ik was onderdeel van NSMBL, maar ik was niet onderdeel van Wayne Parker Kent als groter geheel. En ik, nogmaals, ik ben commercieel. Dus ik weet dat als op een gegeven moment het grotere plaatje van Wayne Parker Kent gaat vliegen, dat ik daar geen belang bij heb en ik heb daar geen aandeel in.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, het is later verkocht aan Mediahuis. Het is verkocht voor een heel groot bedrag. Daar had je dan niks aan gehad.
ANNA NOOSHIN: Dus daar had ik niks aan gehad. Terwijl op dat moment dacht ik van, oké, ik kan ook nu, ik heb nu vijf jaar lang, of ja, vijf jaar, een geweldig mooi platform opgezet. Ik kan ook mijn aandelen terug verkopen, want ik weet dat er geen kans is dat ik in Wayne Parker Kent ga zitten, want dat is gewoon al gesetteld. It’s been done.
Dus ga ik mijn energie steken in het groter maken van iets wat onder een groter publishinghuis valt, of ga ik het voor mezelf doen?
ERNST-JAN PFAUTH: Is dat een moeilijke keuze?
ANNA NOOSHIN: Nee.
ERNST-JAN PFAUTH: Je wou net zeggen, de keuze is makkelijk gemaakt. Dus je hebt het antwoord al gegeven, maar… Je kent de Slaven natuurlijk ook al, wat is het, vijftien jaar of zo. Hoe hou je dat persoonlijk en zakelijk gescheiden?
ANNA NOOSHIN: Dat heb ik sowieso geleerd. Zakelijk is altijd gescheiden van persoonlijk.
ERNST-JAN PFAUTH: Hoe heb je dat geleerd?
ANNA NOOSHIN: Op de hele harde weg. Net zoals dat het voor hem misschien ook wel makkelijker was geweest om bij het begin te zeggen van… ‘Ann, je moet eigenlijk geen aandelen krijgen in NSMBL, maar aandelen krijgen in WPK. Want we zijn net begonnen’, weet je wel. Dat had ik toen zelf moeten bedenken. Maar hij had het ook kunnen bedenken.
Ik denk, ik moet altijd… Ja, toch gewoon… Het is strictly business. Dat is gewoon wat het is. Ik probeer me dat niet meer persoonlijk aan te trekken. Maar dat betekent andersom ook dat ik daardoor heel veel keuzes maak die zakelijk op dat moment beter zijn. En dan is het niet persoonlijk gericht naar iemand.
ERNST-JAN PFAUTH: Je ziet in de documentaire ook een scène dat je onderhandelt met de regisseur, of de regisseur onderhandelt met jou, over de legal gedoe van de documentaire. Er staat dan een clausule in het contract van de documentaire dat jij uiteindelijk zeggenschap hebt over wat erin komt.
ANNA NOOSHIN: Nee, dat is niet helemaal waar.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat wordt in die scène gesuggereerd. Dat zegt zij dan van ‘ja, jij hebt dan het final say.’ En dan zeg jij ‘Ja, ik moet dat wel hebben. Ik ga je alle vrijheid geven. Je moet me geloven op mijn mooie ogen.’
ANNA NOOSHIN: Op mijn woord, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Op mijn woord, maar… Ik moet wel mezelf kunnen beschermen. Dus als er iets in staat wat mij zakelijk zou kunnen schaden waarvoor je aangeklaagd zou kunnen worden. En toen dacht ik, maar goed, je hebt wel echt een schild moeten ontwikkelen.
ANNA NOOSHIN: Ja, maar ik heb ook echt al, weet ik veel, zoveel rechtszaken en zo erop zitten. Dus ik moet wel. Ik moet.
ERNST-JAN PFAUTH: Want wat heb je dan, bijvoorbeeld je zei, ik heb het echt op de harde manier ondervonden. Wat heb je dan, veel van die dingen zijn zo juridisch, daar kan je niks over zeggen. Maar kan je iets meer beeldend maken wat je dan hebt ondervonden?
ANNA NOOSHIN: Nou, dat is het voorbeeld wat ik je net gaf. Dat je aandelen had kunnen hebben in een publishing huis, maar eigenlijk aandelen tekent bij een bedrijf wat daaronder valt, wat eigenlijk alleen maar iets waard is met het publishing huis erbij, zeg maar. Dat is al een voorbeeld.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat had nooit los verkocht kunnen worden?
ANNA NOOSHIN: Nee, het zit hem eigenlijk vooral in dat je, dat is nog steeds mijn grote motto, wat ik van mijn toenmalige advocaat heb geleerd. Dat mensen pakken de ruimte die jij ze geeft. Dat is heel erg menselijk. Dat doen ze niet omdat ze slecht zijn.
Ze doen het niet omdat ze kwade bedoelingen hebben, maar iemand pakt altijd de ruimte die er wordt geboden vanuit jou om zichzelf te settelen in een betere situatie. Dus net zoals dat mensen dat bij mij zullen doen, zal ik dat ook andersom altijd doen.
En dus ook bij die docu inderdaad. Kijk, ik ben echt Iraanse. Wij zijn heel erg… Je woord is alles. Dus ik ben heel erg van mijn woord. Maar ik ga er wel forever voor zorgen dat alles zakelijk en wettelijk gedekt is, zodat ik nooit meer mijn neus zo ga stoten zoals ik dat wel eens in het verleden heb gedaan.
Door bepaalde rechtsnamen niet te checken, door mijn kaders niet te weten, door mijn rechten niet te kennen binnen een organisatie. Dat gaat me nooit meer overkomen. Dus mensen krijgen altijd wel heel ruimte om te spelen, net zoals bij de docu.
Nkki had honderd procent vrije ruimte. Anders had zij het ook nooit willen maken. Maar geloof me dat ik wel ga zorgen dat ik wettelijk en legaal gedekt voor iets wat mij zakelijk schade kan toebrengen.
ERNST-JAN PFAUTH: Toen ik net die bio voorlas uit 2010, zei je van, ik word hier echt een beetje emo van.
ANNA NOOSHIN: Ja, werd ik ook echt. Ik kreeg echt traantjes ervan.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar is dat ook omdat je… Ik kan me ook voorstellen dat het toen nog zo onbevangen was.
ANNA NOOSHIN: Was het ook.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, en dat is het nu natuurlijk helemaal niet meer. Je bent nu gewoon een keiharde zakenpersoon.
ANNA NOOSHIN: Nee, het is niet meer onbevangen. Maar dat mis ik ook heel erg. Ik mis überhaupt… Dit hele wereldje is niet meer onbevangen. Er is bijna niemand meer die start met een soort hele lieve onbevangen vrijheid. Kan bijna niet meer nu.
ERNST-JAN PFAUTH: Wil je die onbevangenheid weer ergens anders gaan zoeken dan?
ANNA NOOSHIN: [denkt na] Nou, die heb ik denk ik heel erg gevonden in mijn leven, omdat ik best wel vrij leef. Ik vind ik best wel kaderloos. Ik ga en sta waar ik wil, weet je wel. Ik ben heel erg… Ik ben heel erg… Ik volg echt heel erg mijn hart.
Ik denk dat je echt veel over me kan zeggen, maar het feit dat ik echt mijn hart volg, dat weet ik van mezelf. Dus ik weet dat ik, ja, ik ben al best wel oud, ik heb nog steeds geen kindje, weet je wel. Ja, ik weet dat ik heel erg mijn pad bewandel zoals ik het voor ogen zie. En daar vind ik mijn onbevangenheid nu in.
ERNST-JAN PFAUTH: In het leven, niet in het werk.
ANNA NOOSHIN: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik vond het superleuk je na al die tijd weer te spreken.
ANNA NOOSHIN: Ik jou ook, dankjewel.
Lees ook de interviews met acteur Romana Vrede, schrijver Francine Oomen en Urgenda-directeur Marjan Minnesma.