Sterrenchef Soenil Bahadoer kookt in het Brabantse Nuenen al 28 jaar in zijn tweesterrenrestaurant De Lindehof. Het ligt op vijf minuten van zijn ouderlijk huis.
Soenil is geboren in Suriname en op zijn achtste verhuisde hij met zijn ouders naar Nederland.
In zijn jeugd had jij twee culinaire invloeden: de Surinaams-Hindoestaanse gerechten van zijn ouders én de tv-programma’s van de iconische Franse chef Paul Bocuse.
Hij begon in een pannenkoekenrestaurant en runt nu een van de beste restaurants van Nederland, hoe heeft Soenil dat voor elkaar gekregen?
Soenil Bahadoer over zijn jonge jaren
Je kunt het interview hieronder lezen of beluisteren op Podimo.
ERNST-JAN PFAUTH: Soenil, welkom.
SOENIL BAHADOER: Dankjewel.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik vind het eigenlijk een klein wonder dat jij hier zit als sterrenchef, want ik begreep dat in je jeugd de keuken jouw strafhok was.
SOENIL BAHADOER: Ja, het is altijd een strafhok geweest vroeger, door mijn moeder natuurlijk. En dat heeft het zo mooi gemaakt. De straf die mijn moeder mij gaf, is mijn beroep en mijn toekomst geworden en mijn passie.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dat is toch wonderlijk? Het had ook anders kunnen lopen. Je had ook kunnen denken: ik moet altijd in de keuken zitten omdat ik straf heb, dus dat is de plek waar ik later weg wil blijven. Maar voor jou was het anders?
SOENIL BAHADOER: Ja, weet je wat het is? Op die momenten denk je niet na en dan zet je het uit natuurlijk, wat je moeder zegt. Maar ja, het was ook vaak mooi weer en dan denk je: al die kinderen spelen en ik hield er van, voetballetje te spelen of knikkeren of weet ik veel wat. Zaterdagmiddag, jong en dan was je daar in die keuken! [Lacht] Maar hoe mooi was dat eigenlijk? Dan zie je van alles wat zij doet en dat inspireert je wel.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat deed ze, wat maakte ze daar?
SOENIL BAHADOER: Ja, weet je, dat ze specerijen aan het branden waren of aan het malen en dan dacht je: waarom maak je het niet heter? Maar het was 60 graden, weet je. En koken is sowieso een scheikunde. En dan zie je hoe dat gaat. En ook tomaten ontzuren. En later besefte ik: shit, dit heb ik allemaal al meegemaakt. Dit heb ik allemaal gezien, toen andere chefs dat voordeden. Professionele chefs, weet je wel.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want je moeder was geen professionele chef.
SOENIL BAHADOER: Nee, het is gewoon lekker koken, goed koken en ambacht. Maar die technieken, die mooie technieken, die zaten er al in. En in die periode had ik helemaal geen besef wat ze allemaal aan het doen was. Maar later kreeg ik een bepaalde film in mijn hoofd. En toen ging ik alles op een rij zetten. En toen dacht ik: fuck, dit heb ik al meegemaakt.
ERNST-JAN PFAUTH: Wauw, en hoe wist je moeder dit dan?
SOENIL BAHADOER: Mijn moeder is opgegroeid, 14 jaar, koken met oma samen, Suriname. Mijn moeder was al met 14 jaar getrouwd, toen ze 14 was. Had ze al 15, toen had ze haar eerste zoon al. Mijn broer. En in die tijd en in Suriname was dat niet anders. Toen werd je gekoppeld en trouwen en: “Hier ga je je leven mee opbouwen.” En als klein meisje moest je al leren koken. Dus daar werd al haar hand gepakt: “Kom we gaan koken voor de familie.” En toen wisten ze al, natuurlijk werkte ze zo erbij, maar op die moment, ja, je moet voor je gezin zorgen, je moet leren koken. En zodoende heeft zij die kennis ook doorgebracht naar mij toe.
ERNST-JAN PFAUTH: En toen jij acht was, toen kwamen jullie naar Nederland via een omweg, naar Nuenen.
SOENIL BAHADOER: Ja, hebben we in Rotterdam gewoond toen, Katendrecht. Tolhuisstraat daar. Toen ik vanuit Suriname kwam.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat een overgang.
SOENIL BAHADOER: Ja, dat was de Chinese buurt, Chinatown noemden ze dat. Al die matrozen kwamen daar, dat was de rosse buurt ook.
ERNST-JAN PFAUTH: Het is er nu heel hip en mooi, maar toen…
SOENIL BAHADOER: Prachtig! Ik had gehoopt dat oma dat huis nooit verkocht had in Tolhuisstraat. Dat is nou goud waard daar. Maar ja, als we alles van tevoren weten, dan was het leven nog iets makkelijker geweest, denk ik. Of niet. [Lacht]
ERNST-JAN PFAUTH: En je moeder ging dus ander werk doen, maar in de weekenden was ze dus alleen maar aan het koken.
SOENIL BAHADOER: Ja, weekenden.
ERNST-JAN PFAUTH: En dan zat jij daar voor straf bij.
SOENIL BAHADOER: Doordeweeks werd er ook top gekookt hoor. Want mijn vader kwam eerder thuis, die begon al. En dan gingen ze allebei nog de rest afmaken en dan zaten we aan tafel en eten. En ja, een keer werd er een vis gemaakt, een keer vlees of groente. We hadden twee dagen vegetarisch. Dus dat was toen al, nu is vegetarisch natuurlijk hip, maar bij ons was het twee dagen, bam. Beseffen wat je doet met levens, dit dat. En dan werd er gewoon twee dagen, maandag en dinsdag, werd er geen vis of vlees of eieren, ook niet. Dat vinden ze ook, dat was echt bijna veganistisch.
ERNST-JAN PFAUTH: En beseffen dat wat je eet leeft, dat zat er sowieso al in…
SOENIL BAHADOER: Ja, dat krijg je al mee bij ons.
ERNST-JAN PFAUTH: …want ik begrijp dat je moeder ook thuis slachtte, toch?
SOENIL BAHADOER: Ja, soms gebeurde dat. Dan gingen ze kippen bij de boerderij halen en dan deden ze dat en dan mochten wij de kippen plukken.
ERNST-JAN PFAUTH: En wat voor gerechten maakte je moeder dan met die kip bijvoorbeeld?
SOENIL BAHADOER: Met de kip maakte ze bijvoorbeeld, dan vijzelde ze uien, knoflook en pepers. En dan even aanzweten in een pannetje met zonnebloemolie, dat weet ik nog. En dan de kip goed wassen, drie keer met azijn. Dat doen Surinaamse vrouwen en gezinnen altijd. Voor de smaak weg te halen van dat kip, weet je wel. En daarna gingen ze hem bakken. Dan maakten ze er één keer gestoofd met curry. Dan een keer in de oven, voor bami of nasi. Of dan maken ze voor de roti anders. Dus elke bereiding is weer anders en dan zie je hoe mooi dat is.
En dan zag je haar daar gewoon eigen masala’s maken. Dus specerijen bij elkaar brengen. En dan was het chutney masala of er was dan doksa masala, dat is eend. Of dan maakten ze de gewone masala’s. Dus dat mixen, dat zat erin. Of tandoori kon je ook zo mixen, want tegenwoordig is tandoori een beetje rood. Maar bij mijn moeder was dat een beetje grauw van kleur. Ik denk dat ze daar ook een beetje kleurstof bij doen, nu tegenwoordig. Maar op die manier, ja. En elke bereiding was anders. En dat was mooi om te zien wat ze deed, weet je. En ja, dat deed ze dan. Maar nog veel meer andere dingen. Allemaal snacks, bara’s, rotis, phulauri. Al die lekkere snacks maakte ze.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik krijg er honger van, man. Dus jij zat in die keuken in het strafhok te kijken hoe je moeder het allemaal maakte. Meehelpen, dus de kip plukken. Maar er diende zich op een gegeven moment in jouw jeugd nog een andere culinaire invloed aan. Want je keek een keer tv, en toen kwam er iemand voorbij en toen dacht je: oké, wauw, dit wil ik.
SOENIL BAHADOER: Ja, ik was tv aan het kijken en dan zag ik een meneer met een grote koksmuts. De toque, noemen ze dat in het Frans, hè? En een hele stijl, weet je wel, met een Franse vlag op de kraag, zo. En dan had hij een kip vast, zo, weet je wel. En toen zei ik al: “Ik wil net als hem worden.”
ERNST-JAN PFAUTH: Hoe oud was je toen ongeveer?
SOENIL BAHADOER: Ik denk een jaar of 11, 12 of zoiets was ik. En later besefte ik, Paul Bocuse… Paul Bocuse, dat is dé restaurant in Lyon. En meneer is al gestorven. Maar hij heeft prachtige gerechten neergezet. Gelijk bladerdeeg met een truffelbouillon. En zeebaars, allemaal signature dish van hem. En dan de poularde de Bresse, weet je wel. Dat zijn allemaal een mooie… En wel klassiek, hè. Hij is echt klassiek. Nog met die zware sauzen en die beurre blancs. En ja, ik wilde dat ook leren. Ik wil dat zien en ik wil dat leren.
ERNST-JAN PFAUTH: Waarom dan? Wat zag je dat je dacht…
SOENIL BAHADOER: Ja, ik vond dat mooi. Ten eerste, wat ik bij mijn moeder zag, dacht ik: ja, koken is heel leuk. En later dacht ik, ik had geen zin om te leren. Ik denk: ja, als ik een goede kok ga worden, hoef ik niet meer te leren. Maar ja, dan ging ik naar school, dan kreeg ik ook wiskunde, godsdienst, aardrijkskunde, biologie en alles. Oké, dat is gewoon zo, zoals het is. Maar we kregen ook acht uur praktijk. En in die zin kregen we kookles, soep maken, bouillons maken, broodjes maken, slagerij en alles. Dat vond ik echt mooi om te doen. En ja, ik had daar gewoon een passie. En dan kwam ik thuis, om drie uur uit of zoiets. En dan was ik in de keuken al babbelaars aan het maken. Of ik was uit het kookboek aan het maken. Ik maakte rommel thuis, kreeg ik een pak slaag ook nog. Maar toen zei mijn vader: “Ja, het is wel lekker.” Weet je wel?
ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Dus die kon je wel overtuigen?
SOENIL BAHADOER: Ja, die kon ik wel overtuigen. Ik maakte van alles, maar ik maakte veel rommel. Kon ik dus weer gaan opruimen.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar ik begrijp wel dat je ouders niet echt fan waren van het idee dat jij kok werd, toch? Om het mild uit te drukken.
SOENIL BAHADOER: Nee, helemaal niet. Kijk, in de Hindoestaanse gemeenschap, hoe je het draait of keert ja: een man die hoort niet in de keuken, weet je? Terwijl ik er niks van begrijp. Want mijn broer en mijn vader kookten op feesten van 500 personen. Dus als er een feest was, dat noemen ze nauta. En dat was een feest of een verjaardag of zo. Dan ging de familie bij elkaar koken. En dan gingen de mannen koken vaak.
ERNST-JAN PFAUTH: 500 man?
SOENIL BAHADOER: Ja, 500, 300. Dan gingen de mannen koken. En dat deden ze gewoon met de hele familie en het gezin. De andere was pompoen aan het schoonmaken. Die andere was kousenband aan het snijden. Daar waren ze de rotis aan het maken. Dus het was ook gezellig. Het was bij elkaar. De familie was bij elkaar. Iedereen gezellig koken, weet je? En dat deden mijn vader en moeder, deden dat ook altijd. Toen dacht ik: jij kookt toch ook?
ERNST-JAN PFAUTH: Ja.
SOENIL BAHADOER: Ja, en toen waren ze het er niet mee eens dat ik dat deed. En dan zeggen ze: “Je moet advocaat worden, dokter worden.” Ik zeg: “Ja, maar ik wil gewoon doen wat ik leuk vind.” En toen ging ik op school. En dan nog niet echt besef dat ik echt kok wilde worden natuurlijk. Maar dat ik wel die opleiding wilde doen. En ik vond het gewoon leuk. En op den duur zijn ze het later gaan accepteren natuurlijk.
ERNST-JAN PFAUTH: Want je zegt: “Ik wist nog niet zeker dat ik kok wilde worden, maar ik ging wel die opleiding doen.”?
SOENIL BAHADOER: Ja, of ik het mocht nog, weet je? Ze waren het er nog niet mee eens. Ik, voor mij, ja, sorry dat ik zo zeg, maar ik bedoel, voor mezelf wist ik het wel. Maar toen dacht ik: die opleiding is breed, weet je? Je kunt nog altijd een accountant worden of zo.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus jij wist eigenlijk precies wat je wilde, namelijk die Paul Bocuse achterna. En je kon dus ook een culinaire opleiding volgen. Maar richting je ouders liet je het nog zo’n beetje in het midden dat je dat daadwerkelijk zou doen?
SOENIL BAHADOER: Ja, nee, maar toen ging ik naar de eerste, tweede klas. Vond ik het hartstikke leuk. Kregen we ‘serveren’. Derde klas, nog leuker. En de vierde klas, ja, vierde, middelbare school dan, heb ik het over, hè? Vond ik het zo leuk. En ik zeg, ja, toen ik geslaagd was, ik zeg: “Ik wil hier echt verder mee gaan.” Toen ben ik een andere opleiding gaan doen natuurlijk. Maar het was wel hard hoor, want het was een school waar je ook een bakkersopleiding kon doen. Je kon slager doen, koken, serveren kreeg je. Je kreeg van alles. En dan noemen ze ook, SKB was dat, dat is Strafkamp Brabant. Hele strenge school wel. En gewoon discipline en alles.
ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Want waar stond die SKB echt voor?
SOENIL BAHADOER: Nee, SKB is School voor Konsumptieve Beroepen.
ERNST-JAN PFAUTH: Oh, oké. [Lacht] En jij noemt het Strafkamp Brabant.
SOENIL BAHADOER: En wij noemen het Strafkamp Brabant. En dat is nou De Rooi Pannen geworden natuurlijk. Maar ik heb daar echt veel geleerd. En die discipline had ik echt nodig. Want, ja, weet je, je doet maar wat. En ik vond het wel, voor mij was het goed. Misschien niet op dat moment, maar later. Sommige dingen komen later pas aan de pas waarvan je denkt: oh jee, dit was wel goed voor mij geweest. Dat zeg ik tegen mijn jongens ook nu, hè. Ik leid heel veel mensen op. Ik zeg: “Besef dat.” Ik zeg: “Ik heb dit allemaal al meegemaakt.” Ik zeg: “Let op dat je dat anders gaat zien later.”
ERNST-JAN PFAUTH: Maar op het moment dat jij de SKB gaat doen, op dat moment kan je je ouders niet meer voor de gek houden, toch? Die hebben dan door, deze jongen wil, onze zoon wil de culinaire kant op. Had je toen al hun zegen?
SOENIL BAHADOER: Ja, nog niet, want toen ging ik die opleiding doen en ik had iets van, dat was één dag naar school en vier dagen werken. Maar dan moest je een baan hebben. Maar die had ik niet, ik kreeg geen baan. Ik had het echt zwaar om een baan te vinden. In die periode was er geen vacature meer over. Nu heb je natuurlijk een hoop, dat je overal kan beginnen, bij wijze van spreken.
ERNST-JAN PFAUTH: Dit was in de jaren tachtig.
SOENIL BAHADOER: Ja, dat was het niet man. Dan kom je op een stapel terecht, hè. Ik had zoveel sollicitaties, ik werd nergens aangenomen. Toen had ik het bijna opgegeven om die opleiding te gaan doen.
ERNST-JAN PFAUTH: En die medestudenten dan, konden die wel op plekken terecht?
SOENIL BAHADOER: Ja, die konden wel. Er stond Janssen, Timmermans, dit en dan kwam Bahadoer op een stapeltje. En ja, daar hadden ze geen aandacht voor.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, ik snap het.
SOENIL BAHADOER: Totdat ik een dag, op een woensdag, dat herinner ik me, dat ik gebeld werd. Er was een pannenkoekenhuis in Nuenen. Mevrouw en meneer Kop heette die. Dat waren ondernemers die ergens bij Den Haag, van die kant kwamen. En die hadden dat restaurant overgenomen. Allemaal van die grote Delfzijl borden met pannenkoeken spek, pannenkoeken appel, enzo. Maar wel ambachtelijk gemaakt. En daarnaast hadden ze ook een kaart met garnalen cocktail, salade met kalfstong, dat soort dingen allemaal. Gewoon schnitzel, dikke mooie schnitzel ambachtelijk gemaakt met een groentegarnituur en een saus en alles. Ik ging daar werken. Ik was zo blij dat ik dat werk had, twintig uur per week.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik vind het wel fascinerend, want je had dus twee grote culinaire invloeden in je jeugd. Die gerechten van je moeder uit de Surinaams-Indoestaanse keuken. En dus Paul Bocuse, het klassieke Franse hoog niveau koken. En jij begint in een pannenkoekenrestaurant. Je kon niet anders, dat is de enige die terug schreef. Maar toch, ik kan me voorstellen dat je dan denkt: ik ben zo ver verwijderd van waar ik wil zijn.
SOENIL BAHADOER: Ja maar weet je wat het is? Kijk, ik zeg maar wat, je ziet iemand waar je geïnspireerd door raakt en dan wil je daar naartoe. Je wilt daar naartoe. Maar dat wil niet zeggen dat je daar gelijk mee begint. Dat kan niet. Je hebt een droom, je hebt een bepaalde visie en je hebt een bepaald doel. Weet je? Ik besefte nog niet eens wat een ster was. Wist ik niet. Ik wist niet wat een top restaurant was, wist ik niet. Dus daarom ben ik daar begonnen, maar ik ben wel bij de bodem begonnen. Eerst ging ik, tussendoor heb ik nog veel meer gedaan. Eerst afwassen, dan ging ik bij de frituur, frituren. Ging ik frikandellen bakken, bij wijze van spreken, voor de mensen. Dat weet ik nog, in een dierentuin. Ik ging schoonmaken voor een paar gulden. Dus ik ging ‘heitje voor een karweitje’ doen.
Ik wilde werken, ik wilde geld verdienen, omdat ik weet dat mijn ouders het niet breed hadden. Om leuke dingen te doen, gelijk naar de kermis gaan of een keer in de gym, of weet ik veel wat doen. Dat wilde ik betalen. Mijn ouders konden dat niet betalen. Vijf kinderen, arbeiders, weet je wel. Die waren blij dat wij kleren aan hadden, dat wij eten kregen. En ik neem hen dat niet kwalijk. Met carnaval ook, dan zie je mensen een frietje eten. Ja, ik kan dat niet betalen op die moment. Dus ik moet ergens mijn geld vandaan halen. En ja, wij zijn goed opgevoed. Eerlijkheid en alles. Dus je gaat niet stelen of dit. Nee, je moet ervoor werken om iets te kunnen krijgen. Dat heb ik gedaan.
Toen ben ik bij Lambiek begonnen. En die mensen, na een jaar, vonden ze mij erg creatief. Dus die stuurden mij ook aan. En dan kon ik weer ergens anders gaan werken. Toen daarna wilde ik een niveau hoger. Toen ben ik naar een bistro gegaan, in Eindhoven werken. Daar heb ik ook weer anders leren koken. Toen daarna wilde ik weer iets anders doen. Dan ging ik naar een top van het blad Lekker bijvoorbeeld. Dat restaurant had geen ster, maar ze stonden wel op nummer 60. Dat vond ik al geweldig. En ja, die meneer… Ik ging geen brieven meer schrijven, omdat ik dat genoeg had [gedaan]. Ik zeg: “Ik ga echt geen brieven meer schrijven. Ik ga ze aanspreken. Ik ben brutaal, ik ga er naartoe.” Ik zeg: “Meneer, ik wil bij u werken.” “Wie ben jij dan?” En ja, dit en dit en… “Oh, leuk.” En hij vond mij heel enthousiast, dat ik dat durfde te vragen. Dat ik daar naartoe liep. En toen werd ik leerling daar.
ERNST-JAN PFAUTH: En hoe heette dat restaurant?
SOENIL BAHADOER: Dat was D’n Doedelaer.
ERNST-JAN PFAUTH: D’n Doedelaer. En dat stond op 60 in de Lekker?
SOENIL BAHADOER: Ja, D’n Doedelaer. En van daar ben ik een stukje verder, twee, drie straten verder. En één ster. Dat was een Alliance Gastronomique Néerlandaise restaurant. En dat was zo’n, ja, dat was zo’n drempel om daar naartoe te stappen. Om te zeggen: “Ik wil bij u solliciteren en werken.”
ERNST-JAN PFAUTH: Want dat was dus voor het eerst dat je… Je had ergens onderweg ontdekt wat sterren waren. Dat was de eerste keer dat je naar een sterrenrestaurant liep?
SOENIL BAHADOER: Ja, en toen ben ik daar gaan solliciteren. En toen kreeg ik allemaal vragen van meneer Huisman: “Ja, en je bent toch geen crimineel? Je bent dit of dat…” En ik zeg: “Ja, nee, helemaal niet.” Ik zeg: “Ik wil graag bij u werken.” Het heeft ook iets met de huidskleur te maken.
ERNST-JAN PFAUTH: Was dat gewoon racistisch eigenlijk?
SOENIL BAHADOER: Ja, maar weet je, ik heb dat laten gaan. Ik wilde iets bereiken in mijn leven. Als ik overal bij stil moet blijven staan en bij iedereen moet klagen… Kijk, tegenwoordig kan dat niet meer. Dat kan echt niet meer. Maar ja, soms moet je dingen slikken en dan doorgaan, weet je. En je beseft dat niet. Ik was ook jong. En ik besefte niet wat ik nu weet en toen wist.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar jij zegt weleens in interviews: “Ik heb niet de lift genomen, maar de trap.”
SOENIL BAHADOER: Ja, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar nu je dit zo… Dat kwam mij een beetje abstract over. Maar nu je dit zo vertelt, snap ik wat je bedoelt. Want het zijn eindeloos veel tredens.
SOENIL BAHADOER: Absoluut. Maar weet je wat het is? Ik heb geleerd: als je iets wil bereiken, moet je ervoor werken en moet je ervoor gaan. Kunnen ze je ook niet gek maken, want je staat op bepaald… Stabiliteit heb je in je leven, weet je. Ik ben van afwasser naar pannenkoekenhuis, naar bistro, naar middenklasse restaurant, naar de sterrenzaak gegaan. Ik heb twee sterren gewerkt. Bij Parkheuvel Rotterdam. Ik werd daar aangenomen. Weet je, ik was fanatiek en ik had er zin in. Ik ben gepassioneerd. En dat wil ik laten zien aan de, wil ik de mensen laten voelen qua smaakbeleving en alles.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want die Paul Bocuse die je zag, was meer een soort richting die je in wil, maar zonder per se te denken dat je ooit op dat punt zou komen.
SOENIL BAHADOER: Absoluut.
ERNST-JAN PFAUTH: En je motivatie was dus in het begin geld verdienen? Ook voor je ouders, voor een beter leven. En wel zoveel mogelijk tijd doorbrengen achter de kachel dus?
SOENIL BAHADOER: Ja, en veel zien en leren. Veel zien en leren. Ik was zo gepassioneerd dat ik daar verder in wilde gaan. Zo langzaam heb ik allemaal topzaken bereikt en gewerkt. Waar ik nu ben natuurlijk. En daarna ja, totdat ik heel veel wist. En toen ben ik in Lindehof begonnen.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want dat is ook zoiets wat ik dan tegenkom: jij was 28 toen je mede-eigenaar werd van De Lindehof.
SOENIL BAHADOER: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar ook nog eens op vijf minuten van je ouderlijk huis. Hoe is dit gegaan?
SOENIL BAHADOER: Ik kende een echtpaar, zij hadden een restaurant in Deurne. Hof van Deurne. En ik ging daar vaak bijbeunen. Om extra geld te verdienen ging ik bij hen op mijn vrije dagen nog een paar keer werken. En toen op den duur, dan werkte ik in sterrenzaken in België. De top van België, toen de top van Europa. Dat was Scholteshof, Roger Souvereyns, gewoon een machtige man, zo veel van geleerd. En ja, ik had een broertje. Mijn broertje werkte ook met mij, maar op den duur, om elf uur kwam hij niet meer op de zaak. Het was allemaal B-wegen vanuit Weert naar België toe rijden. En opeens belde de politie van Maaseik op dat er een ongeluk is gebeurd. En ja, ze hebben nog niet gezegd wat, hoe, wat. Later hoorden wij dat hij, door het auto-ongeluk, dood is.
ERNST-JAN PFAUTH: Jeetje.
SOENIL BAHADOER: En toen heb ik nog een jaar daar gewerkt. Maar met best wel veel verdriet, want wij waren twee handen op één buik. En als je dan je broertje verliest, dat 24 jaar is en was net vader geworden, en zijn dochter was net zes maanden oud. En wij waren echt twee handen op één buik. En nu, als hij nog leefde, hadden wij samen een zaak, denk ik. Weet ik zeker.
ERNST-JAN PFAUTH: Want jullie werkten dus samen aan de Europese top al?
SOENIL BAHADOER: Ja, hij was gastheer en hij pakte de gasten in jongen, niet normaal. En hij heeft ook een paar dingen… Maar hij is mij gevolgd. Maar dan niet in het kookgebied, maar aan de voorkant, hospitality weet je wel. Die warme deken die je krijgt als je in een restaurant gaat, dat gaf hij. Maar ja, dat is dan gebeurd. Toen werd ik aangesproken door Frans en Carine. En hij zegt: “Soenil, wij gaan dit verkopen. Wij gaan een restaurant in Nuenen beginnen.” Ik denk: Nuenen? Ik zeg: “Dat is mijn… Waar ik opgegroeid ben.” Hoe mooi is het? Toen hadden ze twee keuzes, tussen twee panden. Eentje in het centrum en eentje buiten het centrum, net in de rand. Toen zei ik: “Als jullie daar gaan, ga ik mee.” Ik zeg: “Maar wel serieus, want ik wil ooit mijn eigen zaak beginnen. En ik ben, ik heb veel geleerd en gezien.” Toen werd ik chef-kok. En na een half jaar was ik mede-eigenaar.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar want er zijn… Ik heb hier heel veel vragen bij. Dus je was met je broertje, werkte je dus in de Europese top. Hij kwam te overlijden door dat noodlottige ongeval.
SOENIL BAHADOER: Ben ik daar weggegaan.
ERNST-JAN PFAUTH: Want wat maakte dat bij je los? Had je iets van ik wil, want het is best natuurlijk een stap van, in zo’n ontzettend goed restaurant, terug naar je dorp. En daarbij een nieuwe plek beginnen. Die natuurlijk in het begin nog bij lange na niet dat niveau haalt van die top waar je zat. Maar was het gewoon te emotioneel voor je om daar te blijven?
SOENIL BAHADOER: Je was daar in een groot team aan het werken. Je was maar een, je was wel, een nummertje wil ik niet zeggen, maar je was maar een persoon.
ERNST-JAN PFAUTH: Hoe groot was die ploeg dan?
SOENIL BAHADOER: 40 man koks of zo. Zaten zoveel stappen ertussen. En op den duur ben je zo creatief bezig, zo leuk. Je hebt zoveel geleerd. Dan wil je iets voor jezelf. En wil je je eigen eigenschap hebben. Je eigen gerechten creëren. Je eigen smaak ontwikkelen. En dat deed ik.
ERNST-JAN PFAUTH: Want wanneer was die droom ontstaan van je eigen zaak?
SOENIL BAHADOER: Nog niet. Ik wilde gewoon chef worden.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar je zei wel tegen dat echtpaar van: “Ik wil later wel mijn eigen zaak.”
SOENIL BAHADOER: Later ja. Maar dat was geen droom. Ik besefte wel omdat ik mijn eigen, ja ik wilde langzaam niet meer voor een baas werken. En dat was het eigenlijk. Ik wilde zelf mijn eigen restaurant creëren. Maar toen kreeg ik de kans om mede-eigenaar te worden. En daar heb ik heel veel te danken, aan die mensen. Want het pand was er, alles was er, weet je wel. En ik heb langzaam ook leren personeelsbeleid, tellen en calculeren, alles van hen geleerd.
ERNST-JAN PFAUTH: En kon je je inkopen?
SOENIL BAHADOER: Ja, heb ik een aandeel gekocht in die zaak. En 10 procent. En na een jaar…
ERNST-JAN PFAUTH: Want je had gespaard?
SOENIL BAHADOER: Ja, ik had gespaard.
ERNST-JAN PFAUTH: Je had toch geen tijd voor een ander leven buiten de keuken natuurlijk.
SOENIL BAHADOER: Nee, dat klopt ja. Weet je wat het is? Ik had gespaard en al het spaargeld ging daar naartoe natuurlijk. Ze wilden eigenlijk ophouden officieel. En toen zeiden ze: “Ja, het gaat slecht.” Maar op den duur zei ik: “Nee, dat gaan we echt niet doen. We gaan ervoor, ik heb nog wat geld.” En langzaam heb ik alles opgebouwd. Ik heb veel meer gepusht, weet je wel. En toen konden ze mij niet meer volgen.
ERNST-JAN PFAUTH: Jij was eigenlijk te ambitieus voor ze?
SOENIL BAHADOER: Ja, ik was echt ambitieus. Ik ging ervoor. Ik maakte mooie gerechten, ik maakte het nog ingewikkelder. Maar dat wilden ze niet.
ERNST-JAN PFAUTH: Want kan je je gerechten uit die begintijd herinneren, waarmee je echt je stempel drukte?
SOENIL BAHADOER: Ja, het was allemaal klassiek wat ik maakte.
ERNST-JAN PFAUTH: Paul Bocuse-achtig.
SOENIL BAHADOER: Ja! Een prachtige tournedos met een sjalot kapje gesneden, gegratineerd. Een mooie canard sauvage. En prachtige Dubarry gerechten, consommé célèstine. Dat soort dingen allemaal, maakte ik. Bouillon met flensjes, weet je wel. Met kruidenflensjes. Dat soort gerechten maakte ik. Crème brûlée maakte ik. Leuke desserts met chocolademousse, die zware met quenelle en chocolademousse, met quenelle en slagroom. Weet je, daar was ik mee bezig. En dan gewoon een mooi stuk kreeft met salade, weet je.
Het was te eten, was goed. Maar was echt nog niet creatief, maar wel goed. En ja, jongen, heel het dorp liep leeg. We hadden reserveringen en alles. En het ging echt goed. Het ging echt goed. Weet je, en daarna heb ik mijn eigen… Ja, het ging zo goed dat ik ook items maakte. Bijvoorbeeld een mooi dessert, soufflés ging ik maken. Een compote van ananas erbij. Een batonnet van ananas. Weet je wel, dat soort dingen ging ik allemaal maken. Ik werd steeds creatiever. Ik had er veel meer zin in. En ja, opeens kreeg ik een ster.
ERNST-JAN PFAUTH: Opeens kreeg je een ster. Na tien jaar toch?
SOENIL BAHADOER: Na tien jaar.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want het klinkt nu alsof het heel snel ging.
SOENIL BAHADOER: Maar ja, er is veel gebeurd daartussendoor. Oke, tien jaar. Maar ja, het was zo…
ERNST-JAN PFAUTH: Voor jou vloog het voorbij.
SOENIL BAHADOER: Ja, voor mij, weet je, die ster, ja. Het was maandagmiddag. Ik ga altijd naar Sligro toe om boodschappen te doen. Eigen inkopen, heel die auto vol laden. Dat deed ik tien jaar lang al. Alles inkopen zelf, alles mee naartoe halen. En dan ging je even internet drukken en dan online bestellen. En dan staat het klaar. Dat was het niet. Dan moest je zelf allemaal bestellen en halen. En ik kwam van de boodschappen en toen kreeg ik eerst de telefoon van een oude chef, van Doedelaer. Hij zei: “Je hebt een ster, man.” Ik zeg: “Ja…”
ERNST-JAN PFAUTH: Je oude mentor.
SOENIL BAHADOER: Ja. Ik zeg: “Nee joh.” Ik zeg: “Jij maakt een grapje.” Maar dat besef ging door.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat was echt een onmogelijkheid voor je in jouw hoofd?
SOENIL BAHADOER: Ja, in mijn hoofd wel.
ERNST-JAN PFAUTH: Waarom dan?
SOENIL BAHADOER: Ja, ik weet het niet. Ik was er niet mee bezig. Ik was alleen maar bezig om een mooi gerechtje te maken en kwaliteit te leveren. Op die moment besef je dat niet. Want iedereen zegt: “Ja, naar een ster toe werken. Je moet dit doen, dat.” Nee, op den duur komt hetzelfde. Nu doen ze dat wel, he? Ze hebben de mooiste restaurants. Ze hebben de grootste investeerders. En ze hebben de mooie borden. Mijn borden waren nog van Ikea. Die haalde ik met aceton, haalde ik het merk weg.
ERNST-JAN PFAUTH: Oh, wow.
SOENIL BAHADOER: Ja. En dan ging ik er pas op koken. We hadden geen geld om prachtige borden te kopen van 100 euro per stuk. Dat ging niet. Weet je, je ging gewoon voor een paar euro’s bij Xenos of Ikea, Kwantum. En dan ging ik wat borden halen om leuke dingen te doen. Of creatief te zijn met een stukje hout. Of naar de bossen gaan en dan iets maken, weet je wel. Zo was ik. En dan groei je langzaam wel. En op die manier hebben ze ons ontdekt, qua smaken en alles erop en eraan.
En ik weet het nog tot op de dag van vandaag. Dat op een maandagavond, was hartstikke druk. En op tafel één zat een meneer. En die was van Michelin. Maar dat wisten we toen niet. Mooie avonden, de mooiste gerechten gingen door. Soufflé. Het was echt ambiance van hier. En dinsdag en woensdag zijn we altijd gesloten. Donderdag begint de lunch, maar dan komen alle producten binnen. Heel die tafel met mooie producten, alles. Komt die meneer binnen. “Ja, wie bent u?” “Ja, ik ben van de Michelin.” En die zegt: “Mag ik uw keuken zien?” En hij kijkt de keuken na, alles. Kastjes openmaken. Dat doen ze natuurlijk nu niet, dat weet ik niet. Maar toen was dat. “Welke leveranciers heb je? Waar haal je je producten vandaan?” Dat soort dingen allemaal. Toen zei die: “Ik ben van Michelin. U had het maandag veel te druk. Ik wou u niet storen.” Dat was wel goed, hè? En de volgende keer komt er nog een meneer. En die eet op een donderdag. Ja, en zo…
ERNST-JAN PFAUTH: Maar Soenil, je hebt dus twee keer een Michelin-inspecteur over de vloer gehad.
SOENIL BAHADOER: Misschien wel meer, maar dat weet ik niet.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat je het weet in ieder geval. Dan word je gebeld door je oude mentor die zegt: “Gefeliciteerd met je ster.” En het is voor jou gewoon op dat moment nog zo ver weg in je hoofd dat je ondanks al die gebeurtenissen het niet gelooft.
SOENIL BAHADOER: Ja maar ja, dat weet je niet op dat moment. Je kunt wel inspecteurs hebben en recensenten. Je weet niet hoe het loopt. Kijk, je gaat het pas geloven als je het hebt. Je kunt wel “Oh ja, morgen dit en dat!” roepen, je krijgt bij wijze van spreken de derde ster. Hoe vaak is dat gebeurd in Nederland? Vorig jaar ook nog zoveel naar restaurants toe. Als je het hebt en staat er, dan ga je het pas beseffen.
ERNST-JAN PFAUTH: Want wanneer besefte je het echt?
SOENIL BAHADOER: Toen meneer Van Eeghem belde van De Karpendonkse Hoeve en De Telegraaf.
ERNST-JAN PFAUTH: Je telefoon ging opeens heel vaak af.
SOENIL BAHADOER: Toen ging het keihard. Ik was zo blij. Het was niet normaal. Echt niet normaal. Het is echt het mooiste wat er is als je op die manier een ster krijgt.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar het verhaal is nog niet af. Want we hebben twee culinaire invloeden in je jeugd gezien. Die van je moeder en die van de Franse chef. Je hebt de Franse chef uitgespeeld, want je had een ster. Maar je had nog niet de keuken van je moeder.
SOENIL BAHADOER: Nee. Weet je? Na tien jaar kreeg ik een ster. Elfde jaar dacht ik: wat doe ik? Waarom ben ik aan het doen, hetzelfde als alle andere chefs? Weet je? Ik voelde me niet gelukkig erin. Ik denk: hoe kan dat, dat ik hetzelfde maak als de andere chefs? Mooie tarbot bakken, beurre blanc erbij. Maar hoe ga ik dit jaren volhouden? Dat dacht ik in mij. Want als je een restaurant in Amsterdam hebt en je gaat hetzelfde koken als de anderen, waarom zouden ze dan naar Nuenen komen, naar jou toe rijden om te eten? Nee, dan blijven ze liever hier. Dan gaan ze die omweg niet maken.
ERNST-JAN PFAUTH: Want die klassieke Franse keuken heb je in Amsterdam genoeg, dus waarom zou je naar Brabant komen.
SOENIL BAHADOER: Bij wijze van spreken.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik snap het.
SOENIL BAHADOER: Misschien voor de ambiance of net een ander ding dat je dan opzoekt. Maar oké, maar niet even zomaar: oké, omdat hij heel bijzonder is, dan ga ik daar naartoe. Nee, je moet juist wel bijzonder zijn om mensen te trekken. Want op den duur begin je een dorp. Dan heb je de regio. Dan heb je de provincie. En dan heb je het land. En toen dacht ik: als ik door wil gaan, dan moet ik wel iets gaan doen. En toen dacht ik in mijn eigen: shit, wat ben ik aan het doen? Ik zeg, toen dacht ik: shit, mijn moeder beheerst toch al die keukens? Ik heb heel mijn smaak omgegooid. Ik ben anders gaan koken. Weet je, ik heb een ster gekregen voor wat ik gedaan heb, niet voor wat ik ga doen. Ja, ik kan op mijn bek gaan of het kan het goed gaan. En op den duur, die smaken werden goed. Sommige mensen die begrepen er niks van.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat is best lef toch van je?
SOENIL BAHADOER: Maar je moet lef hebben. Koken is ook lef, dus durven. En mijn grootste chef, eigenlijk, is mijn moeder. Die ging dan thuis eten, de gerechten… Als je de hindoestanen hebt, de Chinezen, de Javanen, de Creolen, de Marrons, al die culturen in één land. Die brengt wat, die brengt wat, al die smaken. Hoe mooi is het om daar een ontwikkeling van te maken en te zorgen dat de gerechten op één mooi bord balans krijgen van al die smaken? En ik had het geluk dat ik Westerse opgegroeid ben en de Westerse cultuur heb. Dus was ik nog sterker. Ik wist wat ik met de bloemkool bij de Westerse deed, maar ik wist ook wel wat ik bij de bloemkool nu doe. Nu maken we een butter chicken van bloemkool. Dat is gewoon mooi om te doen en hoe die smaken zijn, weet je wel. Maar dan op een ander level.
ERNST-JAN PFAUTH: Want hoe deed je dat dan? Je had dan de Franse keuken, met die ster. Toen dacht je: nou, tijd voor de keuken van mijn ouders. Wat was het gerecht dat je aan ging pakken?
SOENIL BAHADOER: Ik ging een, oh ja, dan ging ik zeebaars maken. Zeebaars, mooi gebakken, maar wel de cuisson van de Fransen he! Dat sappige, dat mooi, dat glans wat erin zit. Niet dat droge. En daar de garnituur. En dan zie ik appels in de buurt groeien en zo. En dan denk je: ja, oké, appel. Mijn moeder maakt dat met mango. Mango’s groeien hier niet. Wat ga ik met die appel doen? Ik ga een Granny Smith pakken, mooi fris van smaak. We gaan daar appel curry saus van maken. We gaan die pompoen die mijn vader en moeder maakten voor een feestje, voor 500 man die zijn vinger aflikken bij de handen eten. Hoe mooi is dat om daar neer te zetten? En dan verfijnd, en dan selder, pompoen, een mooi knolletje erbij. Dat soort dingen ging ik maken.
ERNST-JAN PFAUTH: En hoe reageerden je gasten?
SOENIL BAHADOER: Ja, fantastisch. Sommigen denken: wat ga je doen? Maar op den duur werd ik gewoon ontdekt, omdat ik iets bijzonders aan het doen was.
ERNST-JAN PFAUTH: Was het love it or hate it in het begin?
SOENIL BAHADOER: Ja, ja, ja. Maar koken is ook revolutie voeren. Een keer anders doen, hè. Een keer die tarbot marineren met Vadouvan specerijen, en dan afspoelen en dan bakken. Hoe andere smaak heb je dan? Begrijp je? Het is niet alleen maar dat en dan arroseren en dan serveren. Nee, het is anders.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar revoluties verlopen nooit geruisloos. Was er een moment dat je dacht van: shit, wat heb ik gedaan? Of dat de Michelin gids zei van: “Dit kunnen we niet waarderen?”
SOENIL BAHADOER: Ja, dat er soms geen balans zat in de specerijen en kruiden.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat was over de top volgens hen?
SOENIL BAHADOER: Ja, ja. Maar daar heb ik wel jaren over gedaan. Weet je, vaak zie je ook dan dat soort smaken, dan zie je chefs, die maken mooie beurre blanc. Die denken: ja, we pleuren wat mespuntjes kerrie erin. Dan hebben we die saus ook. Nee, zo werkt dat niet. Dat moet veel intenser, gaat veel dieper, gaat veel meer in balans, gaat veel meer in smaak. En als je dat niet beheerst… En dat kun je niet vandaag of morgen. Nee, dat heeft tijd nodig, jaren.
ERNST-JAN PFAUTH: Hoeveel jaar heb je erover gedaan?
SOENIL BAHADOER: Ik heb daar 20 jaar over gedaan.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dat is best lang. [Lacht] En hoe lang duurde het voordat je een tweede ster kreeg?
SOENIL BAHADOER: Tien jaar weer.
ERNST-JAN PFAUTH: Tien jaar weer? Ongelooflijk.
SOENIL BAHADOER: Maar dat is doorzetten. Koken kan iedereen, echt, meen ik echt. Uit mijn hart. Iedereen, al die chefs zijn goed. Passie hebben ze. Maar dat doorzettingsvermogen, daar moet je ballen voor hebben. Die uren, uren in de keuken staan. Elke keer proberen, vandaag, morgen. Morgen heb je tegenslag. Vandaag doe je iets goeds en morgen staan die gasten weer te klagen. Dan krijg je alles aan te horen. Het feestje gaat door thuis. De kinderen groeien op. Weet je, komt veel meer bij kijken, om zoiets te bereiken. En het gaat niet om geld. Echt niet. Als ik geld wilde verdienen, had ik iets anders gedaan.
ERNST-JAN PFAUTH: Waar ging het je wel om? Waar haalde je dan op die dieptepunten je energie vandaan, of doorzettingsvermogen vandaan?
SOENIL BAHADOER: Gewoon omdat ik iets wilde bereiken. Ik wilde ergens naartoe. Ik wilde iemand zijn. Iets neerzetten. En op den duur, ja, dan krijg je dat. Dan word je gewaardeerd door Michelin ten eerste. Want die zet je op je landkaart en dat is media. Media kan je groot maken. En dan komen er andere dingen. Dan kom je internationaal aan de beurt. Dan kom je in een lijst terecht. Begrijp je?
ERNST-JAN PFAUTH: Waarom wilde je iemand zijn?
SOENIL BAHADOER: Gewoon omdat ik… We waren met vijf kinderen. Mijn ouders werkten altijd hard. We maakten thuis eten en zo. Maar ik weet niet, ik had passie voor dit. En ik wilde het hoogst haalbare bereiken. Die heb ik nog niet. Daar niet van. Maar ik wil het hoogst haalbare bereiken voor mijzelf. Kijk, als ik het niet haal, dan haal ik het niet. Maar ik heb wel een drive om naar de top te gaan. Weet je? Ik zeg altijd, als je denkt dat je er bent, moet je het ophouden. En dat ben ik niet.
Ik leer elke dag. Ik leer met jou, dat ik met jou een gesprek heb. Hier leer ik van. Ik leer elke dag van mijn medewerkers, leer ik van de jeugd van tegenwoordig. Weet je? Hun doen het op een andere manier. Dat begrijp ik wel. Het hoeft niet altijd, alles wat er vroeger gedaan werd, dat het goed is. Nee, dat hoeft niet. Ze hebben een eigen visie. Tegenwoordig willen ze iets meer vrij zijn dan vroeger. Ze willen meer vrije tijd en liefst drie dagen werken. Oké, als je in drie dagen de Champions League kan winnen, dan moet je het lekker doen. Begrijp je?
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, ik snap het. Maar je zei: “Een van de vijf kinderen, en ik wilde de top bereiken.” Klinkt ook een beetje alsof je in je jeugd, niet om hier nou therapie van te gaan maken, maar minder gezien werd en dacht: ik zal eens laten zien wat ik kan.
SOENIL BAHADOER: Precies. En dat wilde ik. Ik wilde dat. Ik heb zoveel tegenslagen gehad. Kijk, ik moet niet gaan janken nu, of weet ik veel wat. Het is allemaal gebeurd. Maar dat zijn wel dingen die je meemaakt. Het maakt niet uit wie je bent of wat je bent. Ik denk, als je iets wil bereiken, door doorzettingsvermogen, door hard te werken en door passie, bereik je het wel. Toen ik de tweede ster kreeg, in een volle zaal met 600 ondernemers, chefs en alles. En op het laatst werd ik genoemd. Ik ging het podium op, ik barstte in tranen. Waarom? Toen zei ik tegen hen: “Kijk wat je met een bordje eten kan bereiken.” En ik werd zo, ja, weet je, het vloeide gewoon, tranen in mijn ogen, omdat ik het best wel pittig heb gehad. Ik zat ook zondagavond thuis op de bank huilend hoe ik mijn personeel moest betalen. Weet je, je had het niet altijd breed. Maar uiteindelijk ging het allemaal, door hard te werken en door dingen te doen, heb ik dit bereikt. Doordeweeks ging ik ook op mijn vrije dagen kooklessen geven of andere dingen doen om een beetje geld te verdienen om leuke dingen te kunnen doen.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat klinkt ook wel alsof jij er extra hard voor hebt moeten werken, omdat je medestudenten allemaal overal terecht konden en jij 60 afgewezen brieven had. Omdat als je ergens aanbelt, mensen vragen: “Ben je een crimineel?” Dus je hebt ook wel echt harder moeten lopen dan de rest.
SOENIL BAHADOER: Ja, maar ja, als je harder loopt, zie je ook meer. Ja, zo is het.
ERNST-JAN PFAUTH: Dan kom je verder. En je ouders, hebben die ooit gezegd dat ze het wel een goede keuze vonden dat je kok bent geworden?
SOENIL BAHADOER: Ik zie mijn vader nog, tranen in de ogen. Op den duur werd er in de lokale krantjes geschreven en toen waren ze zo trots dat ik dat bereikt heb. Mijn moeder helpt me nog steeds. Mijn vader is dan overleden. Jammer dat hij niet van mijn succes heeft kunnen genieten, maar hij vond het ook mooi.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat heeft hij nog mee kunnen maken?
SOENIL BAHADOER: Dat ik De Lindehof overnam. Ik woonde schuin tegenover hem en dan ging hij altijd zwaaien. Hij werd wel boos dat ik niet op feestjes kwam of de verjaardagen. “Jij hebt altijd haast!”, weet je wel, maar later besefte hij het wel.
ERNST-JAN PFAUTH: Hij heeft je wel laten weten dat hij trots op je was?
SOENIL BAHADOER: Ja, hij heeft het me laten weten. Mijn moeder al helemaal. Maar iedereen. Ik bedoel, als je ziet de Hindoestaanse en Surinaamse gemeenschap, die zijn zo trots. Hij zegt: “Wat jij gedaan hebt met eten, dat jij onze smaken op de wereldkaart hebt gezet. Misschien visueel niet, maar de smaken raken mij. Mijn haren gaan overeind als ik dingen proef. Ik proef de jeugd en de beleving van thuis.” Hoe mooi is dat om mensen zo blij te maken? Met een stukje vis of vlees of groente. Hoe mooi is dat als mensen dat raken? Vakantiegevoelens. We raken ze. En daar gaat het voor mij om. Dat ik mensen aan het verwennen ben.
ERNST-JAN PFAUTH: En die Paul Bocuse, heb je die nog ontmoet?
SOENIL BAHADOER: Jazeker, ja. Dat was mijn jeugdidool. Dus toen ik het kon betalen, toen ik ook een stukje, iets bereikt had, dan kon ik naar die man toegaan. Prachtig hoe die rondloopt. Dan zie je ook, een stukje verder was er een klein hondje, dan had die het mooiste stuk vlees voor dat hondje. Dat was zo’n persoon. En later ben ik nog een keer terug geweest. Ik heb daar gewoon goed gegeten. Maar wel heel zwaar. Het is eigenlijk een museum bijna. Een prachtig kleurrijk pand met allemaal koks met van die toques op. Zoals ik het vertelde in het begin.
ERNST-JAN PFAUTH: Zoals je als twaalfjarige had gezien.
SOENIL BAHADOER: De kaaswagen, de dessertwagen. Het is wel mooi om te zien. Aan tafel prepareren, aan tafel dingen, kip fileren en zo. Het is mooi om te zien.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar wat een verhaal, man. Je zat dus in dat strafhok. En je zag op tv Bocuse. En je hebt zowel de gerechten van je moeder, als die keuken van Bocuse samengebracht.
SOENIL BAHADOER: Ja, de keuken van Escoffier Ja, klopt.
ERNST-JAN PFAUTH: En je zei: “Het hoogst haalbare heb ik nog niet bereikt.” Dat is dan de derde ster?
SOENIL BAHADOER: Dat weet ik niet. Kijk, ik ben ergens aan het toewerken. En ik zeg al, als je een bokser bent wil je winnen. En dat is ook zo. Als ik zeg: “Oké, twee is genoeg.” Weet je, ik zeg altijd, we moeten beter ons best doen dan best. Je moet verder gaan. En dat is voor mij hetzelfde. Want als ik zeg: “Ik ben nu klaar. Ik heb mijn tweede ster gehaald.” Nee, ik wil mijn tweede ster houden om de derde te halen. Begrijp je? Dan weet ik dat ik mijn best aan het doen ben.
ERNST-JAN PFAUTH: Anders ga je verslappen?
SOENIL BAHADOER: Anders ga ik verslappen. En ik wil niet verslappen.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar die erkenning heb je wel gehaald toch?
SOENIL BAHADOER: Ja, ik heb die erkenning gehaald. Kijk, ik heb zoveel bereikt in mijn leven. En ik bedoel, wat ik nog niet eens van gedroomd had. Weet je, en meesterkok, al die ranglijsten. En gewoon mooie dingen meegemaakt. Natuurlijk ook heel veel minder mooie dingen. Maar de mooie dingen die ik meegemaakt heb, wat ik bereikt heb, daar ben ik gewoon trots op. En vaak is dat misschien niet voor jezelf te zeggen. Maar als je van zo ver komt en dat geduld hebt. En dat doorzettingsvermogen. En gepassioneerd bent. Kijk, een topvoetballer is klaar met dertig. Maar wij moeten nog doorgaan. Een topchef is niet klaar. Sommigen gaan door tot zestig, vijfenzestig, vijfenzeventig. Kijk naar Bocuse. Kijk, misschien stond hij niet elke dag aan de kachel. Hij had wel een tien. Hij was wel het gezicht. Voor die man ging je naar het restaurant.
ERNST-JAN PFAUTH: Dankjewel dat je dit verhaal wilde vertellen.
SOENIL BAHADOER: Nee, jullie bedankt.
Lees ook de interviews met sterrenchefs Sergio Herman en Margo Reuten.