Vrijwel iedereen kent Nasrdin Dchar als Potlood uit Mocromafia, maar hij maakt ook eigen solovoorstellingen voor het theater.
Nasrdin brak in 2011 door met een Gouden Kalf voor zijn rol in de roadmovie Rabat. Zijn ontvangstspeech ging het land door:
“Ik ben een Nederlander. Ik ben trots op mijn Marokkaanse bloed. Ik ben een moslim en ik sta hier met een fucking Gouden Kalf in mijn hand.”
We spreken Nasrdin aan de vooravond van een episch theaterproject: de ‘Familiekronieken’. Daarin speelt Nasrdin zijn drie solovoorstellingen achter elkaar. 4,5 uur lang in zijn eentje op het podium.
Een geweldige prestatie, zeker als je je bedenkt dat Nasrdin zich in zijn jeugd een leven als acteur nooit kon voorstellen. Hij stortte zich in plaats daarvan op een studie bedrijfseconomie. En toen hij eenmaal al zijn voorstellingsvermogen en moed bij elkaar geraapt had voor tóch een auditie, werd hij keihard afgewezen.
Hoe kom je zo’n klap te boven?
Hoe kun je ondanks angsten moed tonen op cruciale momenten?
Nasrdin geeft daar in dit gesprek aan zijn keukentafel heel mooi inzicht in.
Nasrdin speelt vanaf september 2021 door het hele land met zijn oeuvre-voorstelling Familiekroniek. Tickets koop je hier.
Het volledige interview met Nasrdin Dchar
ERNST-JAN PFAUTH: Nasrdin, dankjewel dat we hier bij jou aan de keukentafel mogen zitten.
NASRDIN DCHAR: Alsjeblieft, gezellig! Leuk eigenlijk ook om het een keer zo te doen, dat ik niet ergens naartoe hoef, maar dat jullie gewoon naar mij toe komen.
ERNST-JAN PFAUTH: We gaan het hebben over je jonge jaren, dus de jaren voordat eigenlijk iemand wist wie Nasrdin Dchar was. En ik heb veel over jou gelezen de afgelopen week, en er is één moment waarvan ik dacht ‘daar wil ik gewoon meteen over horen hoe dat was’.
Je bent geboren en getogen in Steenbergen. Als je negentien jaar bent ga je commerciële economie studeren. Je zus studeerde dat ook, maar je hart zat in acteren. Ik ben benieuwd naar hoe lang dat al was en hoe die liefde voor acteren eruitzag, daar komen we zo op. Aan het begin van je studie merk je al dat je hart er niet helemaal in zit, dat je niet helemaal tevreden bent. Dan gebeurt er iets heel ergs. Een goede vriend van jou, Tom, komt op zeventienjarige leeftijd om bij een verkeersongeluk. Dat maakt natuurlijk een enorme indruk op je, daar heb je heel veel verdriet over, en je realiseert je eigenlijk dat je je dromen moet waarmaken. Dus je brengt de moed op om te stoppen met commerciële economie en je gaat je aanmelden voor de toneelschool.
Dat moment vond ik al dapper. Er zijn genoeg mensen die dat niet durven. Maar dan, word je afgewezen. Dus ik dacht ‘holy shit, dan ben je negentien, heb je zo’n besluit genomen in zo’n emotionele fase van je leven en dan wijst een autoriteit je gewoon keihard af’. Wat deed die afwijzing met je?
NASRDIN DCHAR: Wat denk je dat het met me deed? Het was verschrikkelijk. Het was wat je zegt, wat eraan voorafging was heel veel verdriet en rouw en pijn en daar zat ik eigenlijk nog steeds in toen ik die auditie deed. Dat heeft echt lang geduurd voordat ik dat een plek kon geven. Maar dat je dan eindelijk zeg maar de moed hebt gevonden om daarvoor te gaan, om ook met je ouders daarover gesproken te hebben, die je ook aanmoedigen van ‘doe dat dan gewoon, ga gewoon kijken wat eruit komt’. En dat je dan zo’n week meemaakt, zo’n auditieweek, waarbij steeds mensen af vielen. Volgens mij begonnen we met iets van honderdvijftig man en we bleven uiteindelijk met zo’n vijfendertig man over en daar kwam dan een klas uit. Nou heel die week doorlopen, dus elke dag dacht ik ‘yes yes yes’, en eigenlijk was ik heel erg hoopvol na die week. Ik dacht van ‘nou die heb ik wel te pakken gewoon’.
ERNST-JAN PFAUTH: Hoe werd het je medegedeeld dat je het niet geworden was?
NASRDIN DCHAR: Met een brief. Dat weet ik nog heel goed. Het was een brief met allemaal onvoldoendes. Onvoldoendes voor spel, onvoldoende voor weet ik veel wat allemaal. Nou dat moment dat ik die brief opende en zo die onvoldoendes zag, dat is een moment wat ik nooit meer ga vergeten.
ERNST-JAN PFAUTH: Was je alleen?
NASRDIN DCHAR: Ja ik zat op mijn kamer. Op mijn kleine kamertje gewoon bij mijn ouders. En dan moet je toch weer opeens helemaal opnieuw gaan… hoe zeg je dat… bijna een soort resetten, van ‘wacht even, dit is eigenlijk wel wat ik het liefste had gewild, maar nu moet ik toch maar weer een echt vak kiezen ofzo’.
ERNST-JAN PFAUTH: Dacht je toen ‘ik kan dit blijkbaar niet’?
NASRDIN DCHAR: Ja, maar dat denk ik nog steeds hoor. Ja, dat is nou eenmaal inherent aan, misschien ook wie ik ben, of aan dit vak. Ik weet nog dat Pierre Bokma, die heeft ook ooit een interview gegeven waarin hij dat zei. Toen ik dacht zag dacht ik: ‘Oh gelukkig, ik ben gelukkig niet de enige die dat gevoel heeft’, van elke keer weer bang zijn om door de mand te vallen.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik vind het wel fascinerend, je hebt het in je interviews veel over je angsten gehad, vooral voordat je vader werd had je heel veel angsten. En je zegt ergens dat ‘onzekerheid’ je middle name is. Ik vond het wel fascinerend dat je dus én zo’n afwijzing te verduren krijgt en tegelijkertijd dus eigenlijk bang was, hoe het je dan toch gelukt is. Want je hoorde dus dat slechte nieuws, hoe lang zat ertussen totdat je weer langzaam begon na te denken over ‘ik ga toch weer acteren’?
NASRDIN DCHAR: Niet lang. Nee, want dat is weer het mooie van het lot ofzo. Dat er zich dan toch weer mogelijkheden aandienen. Dat ik opeens terwijl ik dus aan het studeren was in Rotterdam, want ik was uiteindelijk toch beter met cijfers, dus ik ben bedrijfseconomie gaan studeren. En dat ik eigenlijk van de vriendin van het broertje van Erik, Mark dus, en Erik was een van mijn beste vrienden. Erik was degene die altijd de hoofdrol speelde in de musicals op de basisschool en de middelbare school. Daar keek ik naar op van ‘ohhh maar die rollen zou ik willen spelen’. En precies de vriendin van zijn broertje geeft mij een gele flyer en die zegt van: ‘Hé ik kwam dit tegen. Het is een auditie voor een theatergroep Rotjong.’ Ik zeg ‘Ja, wauw’. Theatergroep Rotjong staat voor ‘Rotterdamse Jongeren’. En dat ben ik gaan doen.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar dacht je toen niet ‘weer een auditie…’, net een week van mijn leven gegeven.
NASRDIN DCHAR: Ja tuurlijk wel. Maar dat is ook weer, bij elke auditie heb je dat. Dat is de ellende van dit vak.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat kan ik me voorstellen, maar dan is het onderdeel van je vak. Terwijl toen was je nog op een punt dat het helemaal niet je vak was.
NASRDIN DCHAR: Nee precies.
ERNST-JAN PFAUTH: Wist je meteen toen je die flyer kreeg van ‘ik ga het gewoon weer doen’?
NASRDIN DCHAR: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat was echt een gevoel in je? Hoe zou je dat gevoel omschrijven?
NASRDIN DCHAR: Poeh, als iets waar je ongeacht hoe je je ook voelt, onzeker, angst, whatever, je wordt erdoor getrokken. Je wordt er naartoe getrokken. Echte aantrekkingskracht. Bijna dat gevoel van dat podium. Terwijl ik kende dat podium eigenlijk helemaal niet. Ik heb in schoolmusicals gespeeld en daar heb ik dat podium gevoel ervaren. Nou dat heeft blijkbaar zo’n impact op mij gehad en dat vind ik zó gaaf dat ik dus ongeacht die afwijzing van de toneelschool of de onzekerheid of de angst, dacht ‘dit moet ik gewoon doen’.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik wil zo meer horen over de gele flyer, maar ik ben wel benieuwd naar die aantrekkingskracht. Wat is je vroegste herinnering eraan? Want je zegt eigenlijk dat het acteren je zo aantrekt dat al die onzekerheid en angst aan de kant werden gezet, zelfs na zo’n brute afwijzing. Wat is je allervroegste herinnering aan die aantrekkingskracht? Wanneer dacht je ‘acteren, dat is iets voor mij’?
NASRDIN DCHAR: ‘Radio Flierefluiter op zes-en-een-halve meter. Het radiostation dat zo veel pep in zijn pop heeft.’ Dat was het eerste monoloogje dat ik had, in groep 8, de eindmusical. Waar ik in eerste instantie niet in zou spelen, maar doordat een ander kindje toentertijd dacht ‘nee dit wil ik toch liever niet doen’, toen kwam ik opeens in aanmerking voor die rol. En dat was de rol van Jack de Schijvenschieter, dj.
ERNST-JAN PFAUTH: Klinkt als een grote rol.
NASRDIN DCHAR: Nou het was echt best een oké rol ja. En dat ging over de ‘Hitstoppers’, zo’n band en die mocht ik dan steeds aankondigen. Ook daar had Erik de hoofdrol. Maar ik had toch wel een mooie rol als Jack de Schijvenschieter. Ik opende de voorstelling dus het doek ging open en dan was het ‘Hierrr radio Flierefluiter, op 126!’ Ik denk dat dat voor mij wel het begin was van dat gevoel wat ik heb met het podium. En niet alleen met het podium maar ook gewoon met überhaupt de vibe rondom het maken van een voorstelling, ook al hebben we het over groep 8, basisschool, maar de energie die los kwam tijdens het monteren, tijdens het spelen, zo met dat ensemble, zo achter de coulissen en die spanning.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus samen iets maken en je daar helemaal in onderdompelen. Want ik denk dat heel veel mensen zich kunnen voorstellen dat het fantastisch is om op een podium te staan en dat je een prestatie geleverd hebt en dat mensen dan gaan applaudisseren. Ik vraag me altijd af hoe dat voelt, maar ik denk dat dat fantastisch voelt. Die aantrekkingskracht, daar kan iedereen zich wel aan relateren, maar dat is vast te plat. Dat is het vast niet alleen toch?
NASRDIN DCHAR: Nee, want ik merk dat ik met prestatie niet echt aan ga ofzo. Maar misschien komt dat door de jaren heen, heeft dat zich zo ontwikkelt door de manier van verhalen vertellen die ik heb ontwikkeld. Mij gaat het niet zo zeer om presteren maar eerder om mensen mee te nemen. Om mensen dingen te laten vergeten. Mensen kopen een kaartje, komen in die zaal, gaan zitten en vergeten hopelijk even alles wat er buiten die zaal gebeurt. En neem ik hen hopelijk mee in dat verhaal en hebben ze even anderhalf uur iets meegekregen wat misschien voor heel veel mensen heel nieuw is. Andere prikkels gekregen. Dat gaat voor mij niet zozeer om prestatie van ‘kijk eens hoe goed ik kan acteren’, helemaal niet. Voor mij is het verhalen vertellen echt mijn doel nu.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat is je veertigjarige zelf die dat nu zegt. Hoe voelde de twaalfjarige zelf, denk ik als je zo’n musical doet, of elf, hoe voelde het toen? Had je toen ook zoiets van ‘ik neem mensen ergens mee naartoe’, als Jack?
NASRDIN DCHAR: Nee, zeker niet.
ERNST-JAN PFAUTH: Hoe voelde het dan, hoe was het dan op dat moment?
NASRDIN DCHAR: Ja dat is gewoon de kick van toch ook wel… Nou ja, in the end toch óók, want je hebt een publiek voor je en je bent bezig met een verhaal vertellen met een musical en daar ben je onderdeel van en je voelt ook als twaalfjarige wat het doet met het publiek. Krijg je een applaus, wordt er gelachen, zijn mensen stil…?
ERNST-JAN PFAUTH: Heb je daar een specifieke herinnering aan, het moment dat je dacht van ‘een blik van iemand’, of iemand die lacht.
NASRDIN DCHAR: Ja mijn ouders natuurlijk die in de zaal zaten. Die voorstelling speel je volgens mij twee keer hè, je speelt hem ’s middags voor je medescholieren en ’s avonds speel je het voor je ouders en that’s it. Maar toch, die twee keer hebben dan zo’n impact gehad.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik had een klein rolletje, ik moest me verslikken op het podium met een mitella om geloof ik.
NASRDIN DCHAR: Oh echt? Maar je weet het nog wel!
ERNST-JAN PFAUTH: Ik weet het nog wel, maar ik kan me niks herinneren van de voorstelling. Het is grappig wat voor verschil dat kan zijn daartussen en jouw roeping daar.
NASRDIN DCHAR: Ik weet zelfs nog dat Kleine Jopie, gespeeld door Froukje van Eekelen, die een goede vriendin van mij was en nog steeds is, en die was helemaal vergeten op te komen. Dus ik weet nog heel goed dat ik een leraar heb horen zeggen achter de coulissen ‘Kleine Jopie! Kleine Jopie!’ Nasrdin trommelt op de tafel.
En dit gegeven heb ik ook gewoon meegemaakt bij de grote acteurs van Nederland. Ik heb nog in Avenier gezeten met de grootste acteurs…
ERNST-JAN PFAUTH: Met een ‘Kleine Jopie-moment’?
NASRDIN DCHAR: Met een ‘Kleine Jopie-moment’ ja, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: En op dat moment toen je die musical speelde, dacht je toen: ‘Dit wil ik gaan doen. Dit is het’?
NASRDIN DCHAR: Ja kijk toen was ik daar niet op die manier mee bezig maar ik weet wel dat het podium en ook een camera, dat ik dan gewoon aan ga. Kijk ik leefde niet in een wereld waarbij acteren nou eenmaal een weg was om te kiezen. Ik had niemand om me heen die acteur was geworden of die naar de toneelschool was gegaan of whatsoever. Dat is iets wat je er gewoon naast deed.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat deed je tijdens de middelbareschooltijd, musicals.
NASRDIN DCHAR: Ook, toen heb ik ook musicals gedaan.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus het was eigenlijk iets waar je je gewoon als tiener toe aangetrokken voelde, gewoon een hobby, net zoals ik Age of Empires speelde, had jij een iets spannendere hobby. Was het daarom dat je ook commerciële economie ging studeren, omdat je dacht ‘dit is helemaal geen optie verder’?
NASRDIN DCHAR: Ja. Helemaal geen optie.
ERNST-JAN PFAUTH: En wat veranderde er dan rond dat overlijden van Tom? Dat je dacht ‘dit is wel een optie’?
NASRDIN DCHAR: Omdat het leven is ‘dit’ Nasrdin knipt met zijn vingers. Het is zo voorbij. Dus beter haal je er alles uit. En beter kies je dan iets wat je het liefste zou willen doen. En ik was al gelijk doodongelukkig toen ik begon bij commerciële economie. En dat heeft ook mede te maken met het overlijden van Tom, want dat gebeurde letterlijk de zaterdag na mijn introductieweek. Dus ik had mijn introductieweek gehad en die zaterdagochtend toen is hij verongelukt. Dus ik begon die studie al met rouw en met verdriet en ja ik kon er gewoon helemaal niet inkomen.
Zo terugdenkend is dat ook weer… Ik heb me heel vaak afgevraagd ‘wat was er gebeurd als Tom niet was overleden?’ Dat is verschrikkelijk natuurlijk. Ik bedoel ik had gehoopt dat ‘ie er nog was. Maar als hij er nog was, wat zou er dat dan betekenen? Als ik dan gewoon commerciële economie was gaan doen, had ik dat afgemaakt, had ik nu ergens op een kantoor gezeten. Of had ik dan toch…?
Alleen zijn dood heeft dus zo’n impact op me gehad, ik ben daardoor zo ongelukkig geweest, waardoor iedereen om mij heen ook zei ‘Nas, zo kan je niet leven, dus doe iets met de gedachtes die nu in je hoofd rondgaan en met het gevoel wat je nu hebt.’ Een heel belangrijke gedachte was ‘acteren’. Ik wil het gewoon proberen, ik wilde weten wat ik in me heb en of daar iets uit voortkomt.
ERNST-JAN PFAUTH: En je zei dat je er met je ouders over ging praten. Hoe ging dat gesprek? Wat was de insteek van dat gesprek?
NASRDIN DCHAR: De insteek was als ik daaraan terugdenk, dan ging dat vooral over een soort van je geluk weer terugvinden, weer even op aarde landen ofzo. Ik kan gewoon niet zo goed omschrijven hoe ik me toen dus voelde. Behalve dus wel echt heel ongelukkig. En ook heel bang, bang voor de dood, bang voor… En ja je ouders willen toch ook gewoon het liefst dat je enigszins gelukkig bent en dat haalde ik niet uit mijn opleiding, dus ja wat dan wel? En o ja, wat ook belangrijk is geweest is dat ik via mijn opleiding heb ik zo’n test gedaan met allemaal vragen…
ERNST-JAN PFAUTH: Zo’n carrièretest.
NASRDIN DCHAR: Zo’n carrièretest inderdaad. Nou daar kwam dus uit: Je moet iets doen in de culturele sector.
ERNST-JAN PFAUTH: Ze werken dus wel die dingen!
NASRDIN DCHAR: Ze werken absoluut. Die werkte in ieder geval. Dus ja ik had ook gewoon het bewijs van ‘kijk, kijk dan!’. Nou ze [ouders] hebben me gewoon aangemoedigd. Ja dat is… Daar ben ik ze ongelofelijk dankbaar voor. Ik heb geluk gehad met mijn ouders die altijd achter me hebben gestaan, met alle keuzes die ik heb gemaakt.
ERNST-JAN PFAUTH: Net noemde je de term ‘echt vak’. Zag je het dan niet als een echt vak?
NASRDIN DCHAR: Ja, want kijk Steenbergen is nou eenmaal een stadje waarbij je niet zo snel kiest om acteur te worden, of tenminste de bubbel waarin ik zat. Ook al speelde mijn beste vriend de hoofdrollen in de musicals, het is niet zo dat die ouders hebben gezegd van ‘Hé dat doe je wel goed, moet je niet…?’. Nee, die ouders hebben juist gezegd van ‘je gaat gewoon een echt vak kiezen’.
Dat is een beetje wat ik bedoelde, dat gevoel van acteren is een hobby, wat het eigenlijk nog steeds is. Er zijn politieke partijen die dat letterlijk zeggen over een vak als acteren. Dat was toen heel erg. Het kwam niet eens in je op om te denken ‘ik ga naar de toneelschool’. En dat kwam ook door afstand, weet je, Amsterdam, het was allemaal zo ver. Het is ook pas toen ik me een beetje ging oriënteren dat ik dacht ‘holy shit, er zijn gewoon vier toneelscholen.’ Utrecht, Maastricht, Arnhem, Amsterdam. Ik wist dat echt niet, ik was helemaal niet op de hoogte.
ERNST-JAN PFAUTH: En hadden je ouders je liever iets anders zien doen dan acteren?
NASRDIN DCHAR: Poeh. Dat vind ik een hele moeilijke vraag. Ik weet… Kijk nu zeg ik ‘nee, ze zijn heel blij met wat ik doe’. Maar toen… Nou, kijk wat wel speelde was een diploma. Ze zaten echt te hameren op het halen van een diploma. Wat ze superbelangrijk vonden omdat zij geen diploma’s hebben gehaald en omdat ze weten wat de waarde is van een diploma. Daarom hebben ze dat wel heel vaak herhaald. Ook omdat ik mijn bedrijfseconomie, daar heb ik heel lang over gedaan. Daar heb ik zeven jaar over gedaan, omdat ik tijdens die opleiding gewoon begon met spelen. En ik heb zelf ook altijd wel een die soort mind set gehad van ‘als ik ergens aan begin, dan wil ik het ook afmaken.’ En toen met bedrijfseconomie was dat ook heel erg het geval.
ERNST-JAN PFAUTH: Met acteren… Ik bedoel je kan ook een diploma halen bij de toneelschool. Had dat ook geteld?
NASRDIN DCHAR: Oh op die manier! Ja zeker, als ik was aangenomen. Maar ik dacht dat je wilde vragen ‘je had het jaar erop ook gewoon auditie kunnen doen zeg maar’. Maar dat heb ik nooit gedaan.
ERNST-JAN PFAUTH: Want uiteindelijk ben je toch teruggegaan de economische kant op, om het even heel concreet te zeggen.
NASRDIN DCHAR: Ja die auditie heeft wel echt impact gehad, op die manier dat ik dacht van ‘oké, dit heb ik nu gedaan, ik heb gecheckt of ik het kan. Nou blijkbaar niet want ik ben niet aangenomen. Dus nu ga ik gewoon vol voor bedrijfseconomie’. En toen speelde auditeren voor een toneelschool helemaal niet meer. Wat wel speelde was dus zo’n gele flyer, ik was toch gewoon weer na school gaan repeteren met een groepje en een voorstelling maken.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus je had de droom carrière-technisch afgeschreven eigenlijk, want je hebt gekozen voor bedrijfseconomie, alleen je kon het niet loslaten. Dat is behoorlijk uit de hand gelopen.
NASRDIN DCHAR: Dat is heel erg uit de hand gelopen. En langzaamaan daalde het ook het besef van ‘ja maar dit is wel wat ik wil’, vanuit dat amateurtheater clubje, wat een hele toffe voorstelling is geworden. En dat viel dan weer samen. Toen ik in première ging met Rouw Rouw, zo heette die voorstelling geschreven door Oscar van Woensel, die nu heel veel schrijft voor televisie en film enzo, en toentertijd heel veel schreef voor toneel. Die had toen de voorstelling geschreven naar aanleiding van de gesprekken die hij met ons had. En er waren toen vijf jongens gecast voor die voorstelling. Dat is een hele mooie voorstelling geworden en toen hij in première ging was ik stage aan het lopen bij Arthur Anderson, ik weet niet of je dat bedrijf kent.
ERNST-JAN PFAUTH: Klinkt heel corporate.
NASRDIN DCHAR: Was het ook. Het grappige is nadat ik daar stopte toen viel heel dat bedrijf [in elkaar]… Dus ik dacht ‘o mijn god, wat heb ik daar geflikt’. Nee, die ging toen onder in een ander bedrijf, maar ik zat daar op een soort belastingafdeling maar toen heb ik me ook een potje ongelukkig gevoeld. Zo elke dag naar kantoor en op kantoor zitten achter zo’n schermpje, vergaderingetjes, echt verschrikkelijk.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik zie het ook niet voor me eerlijk gezegd. Maar het klinkt alsof jouw studie dus zeven jaar lang je diploma halen was, maar daarnaast je een soort ‘leven bij dag, leven bij nacht’, alleen maar aan het acteren was. Was je ook al, want je hebt dan naar aanleiding van die flyer zo’n hele mooie eerste voorstelling gemaakt, maar daarna heb je ook heel veel dingen gespeeld die je verschrikkelijk vond begrijp ik. Je omschrijft het wel is als dat je ‘onderaan begonnen bent’. Wat is ‘onderaan’ in de wereld van het acteren? Wat moet ik me daarbij voorstellen?
NASRDIN DCHAR: Na Rouw Rouw bij theatergroep Rotjong, werd ik gezien door Rotterdams Lef. Rotterdams Lef was een soort semi professionele theatergroep die heel veel voorstellingen maakten voor scholen en waar je minimaal voor betaald werd. Minimaal. Maar maximaal werd uitgebuit.
ERNST-JAN PFAUTH: Wat is minimaal?
NASRDIN DCHAR: Pff, wat is het, driehonderd euro per maand ofzo.
ERNST-JAN PFAUTH: Onkostenvergoeding dus, reiskostenvergoeding.
NASRDIN DCHAR: Ja dat.
ERNST-JAN PFAUTH: En hoe ziet maximaal uitbuiten eruit?
NASRDIN DCHAR: Pff, honderden keren spelen per jaar zeg maar. Twee, drie keer op een dag, met workshops geven aan jongeren. Dus daar vallen heel veel mensen af. Degenen die het gewoon niet trekken, die vallen op een gegeven moment af. En ik dacht ‘let’s go, kan me niks schelen, als ik maar kan spelen’. Ah man, we speelden op plekken waar letterlijk gewoon de spijkers uit de vloer kwamen. Gewoon op scholen die ‘wel een soort van podium’ hadden, van ‘daar kunnen jullie wel op spelen’. Dan gingen we daar maar spelen. En dat waren voorstellingen met dans en heel veel beweging, maar ja dat doe je dan gewoon.
ERNST-JAN PFAUTH: Voor een publiek dat er niet altijd op zat te wachten?
NASRDIN DCHAR: Dat helemaal. Jongeren weetje. We gaan letterlijk naar hun scholen toe, naar hun plek toe, en zij hebben schijt gewoon van ‘what the fuck komen jullie doen’.
ERNST-JAN PFAUTH: Toen hadden ze nog geen smartphones waar ze naar konden staren.
NASRDIN DCHAR: Nee, toen waren het nog van die muziekdingetjes weet je wel. Oortjes in. Gooien met M&M’s.
ERNST-JAN PFAUTH: Serieus?
NASRDIN DCHAR: Ja joh, wij hebben echt dingen meegemaakt. Bij mij was het dan serieus, dan ging het echt om die ene persoon die dan na afloop naar me toe kwam en zei: ‘Ik vond het echt heel gaaf, dankjewel’. Of ‘ik wil ook misschien wel acteur of actrice worden’. Ja dan was mijn dag helemaal goed.
ERNST-JAN PFAUTH: Want dan had je weer het gevoel van ‘ik neem mensen mee in mijn verhaal’? Ook als het één persoon is van de honderd. Voor één is het al goed?
NASRDIN DCHAR: Ja en ik heb ook voor tien man gespeeld hè. Dat soort momenten zijn ook allemaal geweest.
ERNST-JAN PFAUTH: Heb je in die tijd ook gedacht met al die mensen om je heen die stoppen, van ‘ik geef er ook de brui aan’?
NASRDIN DCHAR: Nee.
ERNST-JAN PFAUTH: Nooit?
NASRDIN DCHAR: Nee.
ERNST-JAN PFAUTH: Nooit overwogen?
NASRDIN DCHAR: Nee nooit. Het moment dat ik echt zo begon bij Lef, Rotterdams Lef, ik bedoel dit zijn aan de ene kant plekken waar ik bij voorbaat nu al zeg van ‘ja die hebben ons wel uitgebuit’ wat ook gewoon zo was, maar tegelijkertijd als ik eraan terugdenk was het gewoon een springplank. Dat zijn allemaal plekken die allemaal wegbezuinigd zijn. Die bestaan gewoon niet meer. Dus ik weet nou niet waar je als jongere terecht kan komen als je wil spelen. En dat was voor mij was dat mijn plek, Rotterdams Lef.
ERNST-JAN PFAUTH: Jouw verhaal leest al snel als een succesverhaal. Je had vrij snel je Gouden Kalf.
NASRDIN DCHAR: Nee man, dat is helemaal niet.
ERNST-JAN PFAUTH: Je was begin dertig toch?
NASRDIN DCHAR: Ja maar ik was wel al tien jaar bezig. En dat Gouden Kalf, dat is natuurlijk… Dat Gouden Kalf stelt helemaal niks voor joh. Als ik heel eerlijk ben. Ik bedoel het stelt wat voor omdat ik toen gezegd heb wat ik heb gezegd. Maar ja, je Jack Wouterse heeft er vijf, Carice van Houten heeft er weet ik veel hoeveel. Voor mij, dat Gouden Kalf, dat hoort bij mij, vooral vanwege wat ik heb gezegd op dat podium. Daar ben ik van overtuigd. Het is een ongelofelijke erkenning.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik kijk er nu naar. [Het Gouden Kalf staat op een boekenplank bij Nasrdin thuis].
NASRDIN DCHAR: Ik ben er echt heel blij mee en dankbaar voor, maar in the end stelt het…
ERNST-JAN PFAUTH: Maar wat ik wilde zeggen was: Het is dus eigenlijk geen snel succesverhaal. Je hebt gewoon afgezien.
NASRDIN DCHAR: Ik heb zeker afgezien. Afgezien, maar ook… Kijk waar ik echt trots op ben is dat ik echt een weg heb gekozen die vrij uniek is. Want de meesten gaan gewoon naar de toneelschool, en de weg die ik heb gekozen daarbij valt 99 procent af, want die trekken het gewoon niet. Die trekken het niet vanwege de afwijzingen, die trekken het niet vanwege…
ERNST-JAN PFAUTH: De M&M’s
NASRDIN DCHAR: De M&M’s inderdaad. En ook vanwege de energie die erin moet stoppen, de tijd die je erin moet stoppen.
ERNST-JAN PFAUTH: En toen je daarmee bezig was met dat afzien, was het dan afzien om de droom van een groot podium ooit, of was het ‘dit is geen afzien, dit is gewoon alles wat ik wil en elk uur dat ik kan spelen is goed, ook al krijg ik een M&M naar mijn hoofd’?
NASRDIN DCHAR: Ja, dat laatste. Absoluut, honderd procent. Want ik was bezig met mijn droom. Het was niet ‘ik werk naar mijn droom’, nee, ik was gewoon letterlijk bezig met waar ik van droomde: op het podium staan. Ook al kreeg ik een M&M naar mijn hoofd, ik deed wat ik het liefste wilde doen.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus in die zin is het eigenlijk wel snel een succesverhaal want zodra je die gele flyer in je handen had was de droom werkelijkheid.
NASRDIN DCHAR: Eigenlijk wel ja. Precies. Kijk, de vraag is ook heel erg: Wat is succes? Wanneer is iets een succesverhaal?
ERNST-JAN PFAUTH: Wat is succes Nasrdin?
NASRDIN DCHAR: Ja dat vind ik een hele goede vraag.
ERNST-JAN PFAUTH: Je hebt hem net zelf bedacht.
NASRDIN DCHAR: Succes is ook gewoon dat je gelukkig bent in wat je doet. Succes gaat voor mij helemaal niet gepaard met geld ofzo. Toen ik bezig was met de stappen die ik maakte van Lef, naar het Waterhuis, naar Made in the Shade, ik bedoel dat zijn allemaal stappen waar de meeste mensen niks van weten. De meesten kennen mij vanaf het Gouden Kalf, terwijl ik heb daarvoor tien jaar lang dus keihard gewerkt.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik heb hier een factsheet voor me, dat begint bij 2007: Jammer Man.
NASRDIN DCHAR: Hahaha ja precies. Jammer Man, oh wauw.
ERNST-JAN PFAUTH: Terwijl er daarvoor ook een hele hoop gebeurd is. Ik geloof best dat je niet dacht van ‘ik moet hiervan rijk worden’, maar ik kan me best goed voorstellen dat als je M&M’s naar je hoofd krijgt, ook al geniet je zo erg van het acteren zelf, dat je ook denkt van ‘stond ik maar op het podium van de Stadsschouwburg’.
NASRDIN DCHAR: Ja, ja zeker.
ERNST-JAN PFAUTH: Want hoe visualiseerde jij jouw toekomst? Zag je ‘ik maak dat bedrijfseconomie af, ik ga naar zo’n kantoor ergens aan de A4 en ’s avonds ga ik naar een amateur toneelgezelschap’?
NASRDIN DCHAR: Nee, want daarvoor was ik al ver genoeg met acteren. Want ik begon natuurlijk halverwege mijn opleiding met theatergroep Rotjong. En vrij snel kwam ik al bij Lef terecht. Dus het moment dat ik eenmaal mijn opleiding afrondde na zeven jaar, had ik gewoon ook al aan de weg getimmerd. Dus ik was tijdens die opleiding, die opleiding daar weet ik eigenlijk vrij weinig nog van. Als ik terugdenk aan die opleiding, ik weet daar echt helemaal niks meer van. Sowieso niks meer van al die vakken.
Dus die opleiding was meer een soort blok aan mijn been, van ‘die moet ik gewoon afmaken’. Maar mijn focus lag op een gegeven moment al helemaal bij het theater omdat ik de stappen aan het maken was. Want ik dacht van ‘oké, oké, ik ben in twee jaar tijd in het professionele circuit terechtgekomen. Dus A: kan ik wel wat, en B: vind ik het gewoon te gek’.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus je had genoeg positieve feedback om te geloven van ‘hier ligt iets voor mij’.
NASRDIN DCHAR: Ja maar daarnaast wat er ook speelde toen ik eenmaal was afgewezen voor de toneelschool en ik eenmaal begon met acteren, toen was ik ook wel realistisch naar mijzelf. Nou, ik weet niet of het realistisch was, maar in ieder geval had ik wel tegen mezelf gezegd van ‘oké die grote zaal, dat gaat hem gewoon niet worden want dat doen alleen de mensen die die toneelschool halen. Die kleine zaaltjes, waar ik veel speelde, dat is de plek waar ik gewoon lekker veel ga spelen.’ Tot dus 2007 volgens mij…
ERNST-JAN PFAUTH: Maar om even een platte vraag te stellen over 2007: Hoe dacht je dan geld te gaan verdienen?
NASRDIN DCHAR: Nou daarmee, want ik verdiende geld. Ik zat inmiddels al in een soort cao. Ik had gewoon mijn maandsalaris. Dat was wel wat anders dan die driehonderd euro bij Lef.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik vind het dus wel echt fascinerend dat je dus je grote liefde acteren al leeft, je krijgt er zelfs al voor betaald, je kan er al van leven, en dat je dan wel nog steeds naar die school gaat voor bedrijfseconomie.
NASRDIN DCHAR: Ja voor dat diploma. A quitter never wins, and a winner never quits. Dat is de poster die altijd bij mijn leraar Engels hing, die haal ik altijd aan. Maar ja, dat is gewoon een zin, het is een soort lijfspreuk.
ERNST-JAN PFAUTH: Kan je hem nog een keer zeggen?
NASRDIN DCHAR: A quitter never wins, and a winner never quits.
ERNST-JAN PFAUTH: Was het echt een kwestie van eer, van ‘ik ben het aan mezelf verplicht, want als ik het niet afmaak…’ Ik bedoel, je had toch ook prima kunnen zeggen van ‘deze droom die ik altijd al wilde waarmaken, die wordt nu waargemaakt, dus ik stop even hiermee’. Dat is toch logisch?
NASRDIN DCHAR: Nee. Want stoppen betekent: dan ga je het ook niet meer oppakken.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar prima toch, want je was acteur.
NASRDIN DCHAR: Nee, helemaal niet man. Come on, die tijd was ook nog eens dat als je stopte dat je dan met een mega schuld had… Dat speelde ook.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat was ook een negatieve incentive.
NASRDIN DCHAR: En daarnaast, de belangrijkste reden is echt naar mijn ouders toe. Mijn ouders zijn daarin superbelangrijk geweest dat ik gewoon altijd dacht van ‘al is het niet voor mezelf, dan maar voor mijn ouders, dat ik gewoon dat papiertje heb.’ Dat ik gewoon kan laten zien van ‘kijk eens pap en mam, ik heb hem!’ En dat was ook zo, want op het moment dat ik mijn diploma haalde, was ook voor mijn ouders van ‘zucht, nou ga vliegen, ga je ding doen’.
En ik heb altijd mezelf een soort tijdsplan gegeven van ‘als ik voor mijn dertigste niet een plek heb gecreëerd voor mezelf…’. Dat is natuurlijk best lastig en een vrij naïeve gedachte realiseer ik me nu ik dit hardop zeg, omdat het zo’n onvoorspelbare wereld is. Maar ik dacht ‘als ik zo voor m’n dertigste niet een soort plek heb waarbij ik een soort vastigheid heb gecreëerd rondom dit vak, als in ik heb gewoon een maandsalaris, misschien zit ik wel bij een ensemble, dan moet ik echt iets anders kiezen’. Maar ja, dat speelde helemaal niet meer, want ik had gewoon al een plek. Ik had gewoon die plek. Ik speelde bij het Ro Theater en het gebeurde gewoon.
ERNST-JAN PFAUTH: En in je toneelvoorstelling vertel je over je vader die vanuit Marokko naar Nederland komt voor een beter leven. Eerst om te werken maar ook voor een beter leven. Als kind van je vader, had je dan een soort verantwoordelijkheidsgevoel naar hem van ‘mijn ouders hebben dit offer gemaakt, hebben huis en haard verlaten, voor mijn toekomst’, heeft het diploma daarmee te maken?
NASRDIN DCHAR: Honderd procent. Ja zeker, dat zeiden ze ook tegen ons. In onze opvoeding is het halen van een diploma gewoon heel vaak herhaald en gezegd. Hoe belangrijk ze dat vinden en daarnaast ook gewoon hoe belangrijk het is. Ze hebben ook gewoon gelijk gehad. Het halen van je diploma is ook gewoon belangrijk. Ook al doe ik er helemaal niks mee, ik ben super blij dat ik het heb.
ERNST-JAN PFAUTH: Waarom dan? Want je hebt het nooit nodig gehad.
NASRDIN DCHAR: Ik heb het nooit nodig gehad nee. Dat heeft dan te maken met niet opgeven, zeg maar. Dat ik dat kan vertellen aan mijn kinderen van ‘ik doe er niks mee, gelukkig niet, maar ik ben wel ergens aan begonnen en ik heb het wel afgemaakt.’ Daar zit gewoon een hele belangrijke boodschap. Natuurlijk, de boodschap ‘werken aan je droom’ is nog belangrijker, maar ik vind dat niet opgeven-verhaal, dat vind ik echt een hele belangrijke. Mijn dochter is zeven en ik merk dat ik dat nu al zeg tegen haar. Van ‘je kan niet in een keer iets kunnen’, weet je. Ze zit nu op dansen en soms dan werkt het niet ofzo, en dan zeg ik ‘ja je moet oefenen, je moet leren. Je kan niet alles in één keer.’
ERNST-JAN PFAUTH: Ja ik vind dat wel interessant want het klassieke droom-najagen-verhaal is alles laten vallen, zoals ik het vaak hoor. Maar dit is eigenlijk daarvoor gaan maar ondertussen wel ook nog je back-up regelen. Om te laten zien dat je…
NASRDIN DCHAR: Ik kon het me ook niet permitteren om het te laten vallen. Nee, dat kon gewoon niet.
ERNST-JAN PFAUTH: Het moet als een bevrijding hebben gevoeld toen je dat diploma had.
NASRDIN DCHAR: Ja man, dat was… Maar ja, dat is dan ook weer het lot van hoe dingen dan gaan en hoe dingen moeten zijn. Hoe dingen moeten gaan zoals ze moeten gaan… Hoe dingen op hun plek vallen. Ik bedoel, het moment dat ik mijn diploma haalde, dat was in dezelfde maand als dat ik werd gecast voor Deadline, dat is een serie voor BNNVARA, waarbij ik een van de hoofdrollen mocht spelen. En ik werd gecast voor de rol van Mohammed in De Geschiedenis van de Familie Avenier, van Maria Goos.
Kijk en omdat ik geen opleiding heb gedaan heb ik in die jaren van Rotterdams Lef en het Waterhuis en Made in de Shade, heb ik wel mijn eigen opleiding gevolgd, en dat was dus én heel veel uren maken op dat podium, vlieguren maken, maar ook heel veel lezen en kijken wie er allemaal in dat wereldje zitten.
ERNST-JAN PFAUTH: Je had gewoon je eigen studieprogramma opgesteld.
NASRDIN DCHAR: Ja ik moest gewoon weten van wie zijn de producenten, wie zijn de acteurs, wie zijn de schrijvers?
ERNST-JAN PFAUTH: En hoe deed je dat dan?
NASRDIN DCHAR: Door letterlijk naar de voorstellingen te gaan van de ensembles, of naar theatergroepen. Of dat nou het Ro Theater is of het Noord Nederlands Toneel, Toneelgroep Amsterdam, ik heb alles gecheckt. Al mijn geld [zat daarin], ik denk echt dat misschien wel tachtig procent van wat ik verdiende, want een groot deel van die eerste jaren woonde ik gewoon thuis, dus ik reisde heel veel. Ik wilde helemaal niet op kamers. Ik zat gewoon wel goed bij mijn ouders. Dus ik reisde bizar veel, en ja, heel veel van wat ik verdiende besteedde ik weer aan kaartjes kopen.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus vanuit je jongenskamer in Steenbergen naar schouwburgen door het hele land. En ik stel me dan nu zo voor dat je dan de programmaboekjes meenam en die ging doorspitten van ‘wie doet wat’. Had je op je jongenskamer dan een soort muur met een overzicht van de Nederlandse theaterwereld?
NASRDIN DCHAR: Nou niet op die manier.
ERNST-JAN PFAUTH: Zoals in Mocro Maffia de bende in beeld wordt gebracht.
NASRDIN DCHAR: Nee, niet op die manier, maar de programmaboekjes, die blijf ik tof vinden. Helemaal ook als het producties zijn waar ik zelf in zit. Maar ja, die las ik dan en ik ging gewoon op onderzoek uit van ‘oké, wie waren die acteurs, wie is dat nou, ik vond die wel super goed’. Nou dan ga je Googelen van ‘waar speelt hij, wat doet hij’ maar ondertussen ben je wel al bekend met de grote namen.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik denk dat best wel veel mensen hier met jaloezie naar luisteren, omdat je hebt zo duidelijk altijd voor ogen gehad wat je wilde doen. Heel veel mensen nu, heb ik zelf ook wel, hebben wel eens fases van op zoek zijn naar richting van ‘wat wil ik nou eigenlijk?’. Terwijl hoe jij het nu omschrijft, ik romantiseer het vast een beetje in mijn hoofd, maar hoe je dus aan de ene kant genoot van het spelen terwijl de M&M’s om je oren vlogen, en dan vroeger al die schouwburgen af ging en het allemaal verslond, dat moet wel een hele mooie periode zijn geweest, ook al was het afzien.
NASRDIN DCHAR: Ja zeker want ik had op geen enkele manier twijfel over ‘is dit wel de richting?’
ERNST-JAN PFAUTH: Ben je dat gevoel van richting wel eens kwijtgeraakt in de jaren erna?
NASRDIN DCHAR: Nee, het is juist eerder zoeken naar… Kijk je hebt die richting gevonden, dat vak gevonden waar je heel veel plezier en heel veel geluk en energie uit haalt. In dat vak ben ik wel gaan zoeken van ‘oké wat wil ik nou?’. Want ja ik heb gelukkig in een enorme luxepositie gezeten. Ik mocht spelen bij grote gezelschappen, bij Het Toneel Speelt, waar ik dus eigenlijk begon. Veel mensen denken dat ik daar begon maar ik had natuurlijk heel dat traject daarvoor ook gehad, maar dat ik daar op het toneel stond naast Gijs Scholten van Aschat en Peter Blok en Carine Crutzen, voor mij de kanonnen van het Nederlandse toneel.
ERNST-JAN PFAUTH: Het is alsof je meteen al mag voetballen met Ajax.
NASRDIN DCHAR: Ja het is gewoon Champions League. En in het Ro Theater naast Jack Wouterse. Dus ik kreeg al die mogelijkheden en in die mogelijkheden ga je dan toch kijken van ‘oké is dit wat ik wil?’, zeg maar het spelen bij ensembles, stukken waar ik soms iets mee heb, vaak helemaal niks, maar toch wel bij een groot ensemble zitten, groot publiek bereiken. Of wil ik iets anders? Dat andere dat had ik al een keer een beetje van geproefd bij Rotterdams Lef, daar mochten we op een gegeven moment ook onze eigen producties maken. En ben ik veel gaan schrijven ook.
ERNST-JAN PFAUTH: Het andere betekent dus je eigen voorstelling maken.
NASRDIN DCHAR: Ja een soort van eigen… Met eigen teksten. En dat was toen, shit hoe heette dat, Overbelast heette die voorstelling, samen met Tjon en Mike, Mike Tina. Daar toen veel voor geschreven en zo dat zelf maken, daar had ik al wat van geproefd waarvan ik dacht ‘ah dat vind ik eigenlijk wel leuk’. En toen kwam ik bij Like Minds terecht, en Like Minds die stuurde mij ook een beetje die kant op, want bij Like Minds maakten we de voorstelling zelf. Daar heb ik ook veel voor geschreven. En de leider daarvan die zei op een gegeven moment van: ‘Wordt het niet eens tijd dat je iets van een solo gaat maken?’. Ik dacht: ‘Solo? Fucking alleen op het toneel? Nee man, kom nou. Alleen? Nee! Kom nou!’.
ERNST-JAN PFAUTH: Als een soort next level in het acteren.
NASRDIN DCHAR: Voor mij voelde dat echt als een soort next level in het acteren ja. Maar goed, dus toen kwam ik zo bij de gezelschappen, ensemble werk en in 2010 dacht ik: ‘Ja misschien is dit wel een moment. Misschien moet ik nu gewoon dat gaan doen’. En toen ben ik gaan schrijven aan een solo, en dat werd toen De titel is focking lastig. Wat gewoon letterlijk de titel is zeg maar. En dat kwam voort uit de artistiek leider die belde me met ‘Nas, je hebt een voorstelling gemaakt, ik moet hem verkopen. Wat is de titel?’. Ik zeg: ‘Man, de titel is focking lastig, man. Ik weet het echt niet’. Toen zei hij: ‘Nou dat is de titel’. Ik zeg: Wat? Hoezo?’.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat is ook het jaar van Rabat toch? Dus je hebt eigenlijk al heel vroeg de kiem gelegd voor hoe je carrière er nu uit ziet, dat je zelf voorstellingen maakt, dat je alleen op het podium staat. En aan de andere kant heb je een carrière die zich in de film- en tv-wereld afspeelt. En als je op straat loopt noemt iedereen je Potlood.
NASRDIN DCHAR: Nu wel ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar ik kan me ook voorstellen dat… Het klinkt alsof die voorstellingen die je maakt, dat dat voor jou hetgeen is waar je het meeste uit haalt.
NASRDIN DCHAR: Ja. Ik wou dat net zoveel mensen dat ook zouden zien. Ik bedoel, ik ben super blij en dankbaar voor alle rollen die ik heb mogen spelen voor televisie en film, maar wat ik op toneel doe, dat… Als je mij zou vragen: ‘Je moet kiezen’, dan kies ik honderd procent voor het toneel.
ERNST-JAN PFAUTH: Dan worden heel veel mensen boos als je dat doet. De fans van Mocro Maffia.
NASRDIN DCHAR: Misschien.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik wilde het even over een ander deel van jouw carrière hebben. Want je bent bekend als acteur, maar je bent ook iemand die zich heel vaak uitspreekt voor empathie en verdraagzaamheid. Je had het net al even over het Gouden Kalf, die prijs stelt niet zo veel voor, maar wat daar gebeurd is, de speech, die kennen we natuurlijk allemaal. Sprak je je vroeger in je jonge jaren ook al uit over onrecht en riep je op tot verdraagzaamheid? Kan je je dat herinneren?
NASRDIN DCHAR: Nou, ja ik ben natuurlijk… Het is grappig dat dit nu… Misschien komt het omdat het zo precies tien jaar geleden is, maar deze vraag komt weer veel terug waardoor ik daarover ben gaan nadenken en toen kwam ik wel uit op het feit dat ik als jonge jongen, of het nou op de basisschool of de middelbare school was, mijn spreekbeurten al over deze thema’s deed. Bijvoorbeeld op de basisschool een spreekbeurt over Marokko. Dat heeft niet zozeer te maken met verdraagzaamheid of empathie…
ERNST-JAN PFAUTH: Je speelt in je theatervoorsteling DAD die spreekbeurt over Marokko ook na.
NASRDIN DCHAR: Ja precies, maar het ging wel over de vraag ‘wie ben ik?’. En kijk toen was ik daar helemaal niet op die manier mee bezig, maar nu met terugwerkende kracht denk ik wel van ‘o ja, dat zijn wel zaadjes geweest’. Het is toch dat ik indirect mensen iets wil vertellen over een deel van wie ik ben. En dat doe ik nu natuurlijk ook. Alleen nu wil ik er een boodschap achter zetten.
ERNST-JAN PFAUTH: Je hebt ooit een paar jaar geleden een mars georganiseerd Ieder1, door Amsterdam van de Bijlmer naar Museumplein met duizenden mensen. Deed je dat als tiener ook al? Want een spreekbeurt over Marokko is dan deel van je identiteit, maar vrij neutraal.
NASRDIN DCHAR: Vrij neutraal ja. Maar daarna op de middelbare school een spreekbeurt over rassenhaat.
ERNST-JAN PFAUTH: Iets minder neutraal. Hoe kwam je daarbij? Hoe dacht je ‘dat wordt het onderwerp’?
NASRDIN DCHAR: Ja, ik wou dat ik het wist man. Maar het is blijkbaar iets wat mij heel erg aansprak, dat onderwerp, wat me waarschijnlijk ook bezighield, wat ik interessant vond. Als ik denk aan films enzo denk ik toch ook wel American History X en noem maar op. Dat waren volgens mij films van die tijd.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar het is best een bijzondere keuze…
NASRDIN DCHAR: En het is natuurlijk ook iets wat ik meemaakte. Meemaak, meemaakte, toen al. Weet je in DAD [voorstelling Nasrdin Dchar] komt letterlijk dat moment naar voren van ‘Vieze stink Turken, ga terug naar je eigen land’.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat dat op de schuur was geschreven van je ouderlijk huis en dat je dat je vader zag schoonmaken…
NASRDIN DCHAR: Ja precies. En dat is basisschool, toen was ik tien ofzo.
ERNST-JAN PFAUTH: Heb je in de jaren daarna last gehad van racisme in het waarmaken van je dromen?
NASRDIN DCHAR: Nee. Op geen enkele manier gelukkig. Ik heb het wel meegemaakt, de keer dat ik iets moest inspreken waarbij er aan mij gevraagd werd van ‘kun je het op zijn ‘allochtoons’ doen?’, bijvoorbeeld. Dat zijn momenten die ik gewoon nooit ga vergeten. En wat voor mij heel erg daarmee te maken heeft, voor die persoon was het heel erg onbewust en had ‘ie waarschijnlijk geen idee, maar zo’n vraag is natuurlijk… Dat kun je je gewoon niet voorstellen.
ERNST-JAN PFAUTH: Word je vaak getypecast?
NASRDIN DCHAR: Nee, maar dat komt ook omdat ik daar zelf heel erg mee bezig was en dat zelf ook niet wilde. Kijk die beginjaren, in de beginjaren heb ik echt wel veel aangepakt. Gewoon alle mogelijkheden wat films betreft, die pakte ik aan. Ik werd gewoon… Alle audities die ik deed, was het gewoon ‘nee’, gewoon ‘nee’, continu ‘nee, nee, nee, nee’.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus wat je kon krijgen, daar ging je voor?
NASRDIN DCHAR: Wat ik kon krijgen daar ging ik voor. Ik heb bijvoorbeeld voor Rotterdam Rijnmond, was er op een gegeven moment een soort soap, Voor Elkaar heette dat, o mijn god haha!
ERNST-JAN PFAUTH: Je bent een soapie geweest?
NASRDIN DCHAR: Ja ik ben meermaals een soapie geweest.
ERNST-JAN PFAUTH: Staat dit ook ergens op YouTube?
NASRDIN DCHAR: Ik hoop het niet, hahaha.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar je pakte alles aan, maar niet als er werd gevraagd om weet ik veel, een stelende Marokkaan spelen.
NASRDIN DCHAR: Nee dat deed ik niet.
ERNST-JAN PFAUTH: Voelde dat toen als een gewaagde keuze? Van ‘ik moet elke kans aangrijpen dus desnoods ook maar deze’?
NASRDIN DCHAR: Ja, vast. Ik moet nu opeens denken aan Staatsgevaarlijk, dat was dan wel een film…
ERNST-JAN PFAUTH: Toen was je ontvoerder toch? In 2004.
NASRDIN DCHAR: Ja precies ja, een ontvoerder. Hmm… dit spreekt mijn verhaal wel een klein beetje tegen maar dat is ook de énige énige rol. Wat best een grappig verhaal heeft want ik dacht ‘ik heb een rol in een film, ook als is het maar een kleine rol, ik heb een rol. Kleine rollen bestaan niet, ik heb een rol in een film.’ Toen had ik de draaidag en toen ging ik naar de set en toen moest ik die scène spelen, en kreeg ik mijn kleding aan, zo’n beetje donkere kleding, en toen vlak voordat we de set op gingen was het ‘ja je moet ook nog dit aan’. Was het een fucking bivakmuts. Dus je zag echt alleen maar mijn ogen, je zag me gewoon helemaal niet… Dus ja, ben ik ook tegelijkertijd ook weer heel blij mee want daarom denk ik ook nooit meer aan die rol, wat dus eigenlijk wel een beetje een stigmatiserende rol was. Maar ik heb dat altijd ook aangegeven dat ik dat niet wilde.
ERNST-JAN PFAUTH: Gewoon puur uit interesse hoor, want dit gaat niet over je jonge jaren, maar waarom heb je dan wel ja gezegd tegen Mocro Maffia?
NASRDIN DCHAR: Dat is een ander verhaal. Ook met Mocro Maffia heb ik die gesprekken gehad met Achie [Achmed Akkabi]. Gewoon letterlijk wat wij nu bespreken van over het stigma, over het mee willen werken aan het beeld van Marokkanen, ik bedoel ja, je weet hoe ik daarin sta. Toen ik die rol aangeboden kreeg toen vond ik dat echt heel moeilijk. En Achie die verzekerde mij van ‘maar Nas, dit gaat over veel meer dan dat hè.’
ERNST-JAN PFAUTH: Het was geen stereotype.
NASRDIN DCHAR: Het was geen stereotype, maar tegelijkertijd is Mocro Maffia zo veel meer dan alleen maar dat. Het doet me best wel pijn dat mensen… Er zijn nog steeds mensen die dat zeggen: ‘dat beeld van Marokkanen maken jullie alleen maar groter nu.’ Terwijl Mocro Maffia gaat over veel meer dan… Eigenlijk gaat Mocro Maffia helemaal niet over het stereotype. Het gaat over een nachtmerrie. Over hoe gezinnen kapot worden gemaakt door die wereld en hoe makkelijk je naar die wereld toe gezogen wordt, hoe makkelijk je erin wordt getrokken. Dus eigenlijk vooral die nachtmerrie. En ja, daarnaast is het gewoon te gek om in zo’n serie te spelen.
Het is voor mij een volledig andere soort rol. Dus nadat gesprek en na het lezen van dat script met de hele groep, dat die serie al ging leven tijdens die lezing, toen dacht ik van ‘O man, ik ben echt blij dat ik niet ben gebleven bij ‘het stigma, het stigma’’.
ERNST-JAN PFAUTH: En zag jij een verband met dat maatschappelijke bewustzijn als veertienjarige? Volgens mij deed ik als veertienjarige mijn spreekbeurt over ruimtevaart ofzo, en jij over rassenhaat…
NASRDIN DCHAR: En hiphop heb ik ook gedaan trouwens.
ERNST-JAN PFAUTH: En hiphop, oké, dat je dat maatschappelijk bewustzijn al had en tegelijkertijd dat acteren. Zat daar een soort verband tussen voor je? Voedde het één het ander?
NASRDIN DCHAR: Ja. Ja tuurlijk. Kijk op dat moment ben je er niet mee bezig maar met terugwerkende kracht denk ik alleen maar…
ERNST-JAN PFAUTH: Het is voor jou heel zelfsprekend, je zegt ‘tuurlijk’, kan je uitleggen hoezo dan?
NASRDIN DCHAR: Omdat het… omdat ik denk ik al van kleins af aan bezig ben met die plek hier in Nederland, wat mijn plek is. En hoe ik me verhoud tot anderen en wat ik heb meegekregen van mijn ouders weet je. Ik heb ook heel erg het gevoel meegekregen van ‘hou je maar rustig, wees de ‘gast’’, tussen aanhalingstekens. Gastarbeider is hoe mijn papa hier naartoe is gekomen. Dat gevoel van ‘gast’ zijn, dat neemt ook iets met zich mee. Het extra netjes zijn tegen mensen, nederigheid. Nederigheid heeft iets heel moois maar ook iets, vind ik als je daar te ver in door drijft, wat ik naar mijn gevoel heb gedaan, dan belemmert dat ook ofzo. En zo, zeker ook van kleins af aan al dat gevoel hebben van ‘ik ben de goeie’, dat willen laten zien. Dat betekent dat je gewoon bewust bent van iets, van een grotere zaak. En dat bewustzijn dat zit er altijd in. Dat heb ik meegenomen in mijn werk, daar maak ik voorstellingen over.
ERNST-JAN PFAUTH: Nu is dat inderdaad, als ik naar jouw voorstellingen kijk, dan snap ik dat tuurlijk. Het gaat er letterlijk over. Maar in je jonge jaren, was het toen ook al een zoektocht naar identiteit?
NASRDIN DCHAR: Honderd procent, ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar toen had je nog niet de mogelijkheid om zelf te schrijven waar je aan wat je wilde vertolken. Hoe vond het dan toch in het acteren terug? Bij wijze van spreken voor die soap.
NASRDIN DCHAR: Ja maar dat gaat dan niet over identiteit. Dat gaat dan niet over die zoektocht.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus het vak acteren is er niet inherent aan, het is niet per definitie altijd onderdeel van een zoektocht naar identiteit.
NASRDIN DCHAR: Nee. Ik bedoel acteren gaat niet voor mij alleen maar over die zoektocht naar identiteit. Acteren gaat natuurlijk ook over het vak acteren, over verschillende rollen spelen, of het nou is in Süsskind dat ik een Joodse verzetsstrijder speel of in Wolf een broer die ongeneeslijk ziek is. Daar ligt natuurlijk ook heel erg de uitdaging, van hoe ga je dat spelen? Dus de zoektocht naar het personage, dat speelt natuurlijk ook heel erg.
Maar zoektocht naar identiteit in de dingen die ik maak is wel een hele belangrijke rode lijn in mijn werk geworden. En in een film ben je natuurlijk heel erg afhankelijk. In het theater natuurlijk ook, toen ik in een ensemble speelde. Maar nu ik zelf theater maak en mijn eigen voorstellingen maak en zelf mijn verhalen vertel, is dat gewoon inherent aan mijn verhaal. Omdat het voor mij niet alleen gaat over mijn eigen zoektocht.
ERNST-JAN PFAUTH: Het staat voor…?
NASRDIN DCHAR: Onze zoektocht. Dat vind ik belangrijk. Wat ik probeer met mij en mijn verhalen, is vanuit dat kleine verhaal, voorstelling JA gaat letterlijk over de liefde tussen mij en Amy [zijn vrouw], maar in the end gaat het niet over die liefde tussen die twee mensen maar gaat het over de liefde tussen ons, weetjewel, Nederland.
Ik bedoel: Wat hebben wij voor elkaar over? Hoe staan we tegenover elkaar? Wat denken we over elkaar? De verschillen, weet je wel, pff, ja daar zat voor mij een hele mooie metafoor over hoe we in Nederland omgaan met verschillen, zeg maar.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik snap nu ook waarom dat zo’n belangrijk moment voor je was destijds, dat je zelf kon gaan schrijven. Dat je deze verhalen dus door middel van het acteren kan gaan brengen en deze zoektocht eigenlijk publiekelijk kan uitvoeren. Dat dat het vak voor jou echt rond maakte, dus niet alleen het ambt van het daar op het podium doen, maar ook de mogelijkheid hebben om het hele verhaal te creëren en daar mensen in mee te nemen.
NASRDIN DCHAR: Ja het moment dat ik dat eenmaal gevonden had, dat ik dacht van ‘wauw, ik kan gewoon op dit podium, kan ik los van de liefde voor het vak personages schieten, een verhaal vertellen, acteren. Kan ik gewoon mensen serieus laten nadenken, opnieuw prikkelen, soms zelfs gewoon dingen meegeven die ze nooit wisten en misschien ook wel zodat ze anders gaan denken.’ Ik vergeet nooit meer het bericht van een vrouw, ik weet nog heel goed, toen zij kwam kijken was ze zwanger, dat was in Carré. En ik sprak haar toen en toen zei ze van ‘als je in IJmuiden speelt, dan neem ik mijn ouders mee.’ Toen speelde ik daar, en toen kwam ik haar tegen en toen was ze al bevallen, maar toen was ze met haar ouders en toen heb ik nog even met haar ouders gesproken. Die nacht kreeg ik een Facebook bericht van haar, een privé bericht, met: ‘Nou, ik denk dat mijn vader nu ook wel een ‘Iedereen’-shirt wil’. Nou! Want haar vader was eigenlijk een ‘Harry’. Harry in de voorstelling is een…
ERNST-JAN PFAUTH: Die met het spandoek van ‘geen hoofddoeken’ toch?
NASRDIN DCHAR: Precies, eigenlijk staat hij voor de PVV’er of zoiets, om even te chargeren. Maar dus die man die eigenlijk in eerste instantie een ‘Harry’ was, die wilde nu een iedereen-shirt. En het ‘iedereen’-shirt staat natuurlijk voor diversiteit, voor gelijkwaardigheid. Dat is op microniveau iets voor elkaar kunnen krijgen met datgene wat ik het liefste doe.
ERNST-JAN PFAUTH: En je hebt dus ook ontdekt op een gegeven moment, per ongeluk volgens mij, door de Gouden Kalf speech, dat je ook meerdere middelen daarvoor hebt dan alleen het podium. Dat je ook zo’n mars hebt georganiseerd.
NASRDIN DCHAR: Ja dat was de eerste keer dat ik wist dat ik een stem heb.
ERNST-JAN PFAUTH: In die speech zei je ook iets anders. We kennen de regels van: ‘Ik ben een Nederlander. Ik ben heel trots op mijn Marokkaans bloed. Ik ben een moslim. En ik heb een fucking Gouden Kalf in mijn hand’. Dat is onderdeel van het Nederlandse canon geworden zo ongeveer. Maar daarvoor zeg je ook nog iets anders, daar begin je mee, namelijk dat je je tot jonge mensen richt en zegt dat ze ervoor moeten zorgen dat ze geen spijt krijgen van de dingen die ze niet gedaan hebben. Waarom wilde je dat zo graag zeggen? Dat was het eerste wat je zei.
NASRDIN DCHAR: Ja. Ik denk, ik bedoel wat wij nu allemaal besproken hebben, dat is dat, dat gaat daar over. Terwijl ik nog steeds helaas toch heel veel jongeren zie kiezen voor zekerheid. Maar voor mij zit daar zo’n belangrijke kern in. En dat gaat natuurlijk ook over Tom ergens. Ja man, kies…
Ja het is misschien makkelijker gezegd dan gedaan ofzo, maar het is een… Ik vind het gewoon een belangrijke levensles. Weet je, als je straks tachtig bent en terugkijkt op je leven dat je dan in ieder geval alles uit je leven gehaald hebt en geen spijt hebt van de dingen die je niet gedaan hebt. Dus haal alles uit je leven, dat is het vooral. Ja, ik zou niet weten hoe ik daar nog verder woorden aan zou moeten…
ERNST-JAN PFAUTH: Ik ben wel benieuwd hoe je dat… Volgens mij zijn jouw ouders echt ontzettend belangrijk voor je. Nu, maar ook in je ontwikkeling. Wat hebben zij gedaan dat je… Ik bedoel toen jij die Gouden Kalf won en de speech zo veel veroorzaakte toen was je begin dertig en toen ben je een paar dagen naar je ouders toe gegaan om daar bij te komen. Wat hebben jouw ouders je gebracht dat ze zo belangrijk voor die ontwikkeling als acteur zijn geweest?
NASRDIN DCHAR: Ja, het klinkt echt fucking corny, maar het is gewoon echt liefde gewoon. Liefde in alles. In mij de tijd gunnen om uit te zoeken wat ik wil, maar ook er zijn voor me. Kijk mijn ouders zijn niet super ontwikkeld, als in, algemene ontwikkeling. Ze hebben geen opleiding genoten, maar ze hebben wel gevoel gegeven en ze weten heel gewoon heel goed wie ik ben en wat ik nodig heb. En wat ik bij hen vind is troost en die deken van liefde en geborgenheid, vertrouwen.
ERNST-JAN PFAUTH: Kan je je herinneren toen je afgewezen werd, door de toneelschool, hoe je dat aan je ouders verteld hebt en hoe ze reageerden?
NASRDIN DCHAR: Nee dat weet ik niet zo goed meer. Het was verder ook niet echt een hele big deal. Ik kan me best wel voorstellen dat mijn ouders hebben gedacht van ‘ach, nou gelukkig’ haha. Kan ik me echt best wel voorstellen. Nee weet ik echt niet. Dat zou je aan hen moeten vragen.
Ik weet alleen nog heel goed dat moment van het openscheuren van die envelop, het waren volgens mij twee vellen papier. Nee, nou ja, mijn ouders zijn gewoon superbelangrijk voor me. En misschien heeft dat ook met tweede generatie ding te maken, dat je je heel erg vasthoudt ook aan hen. Of juist het tegenovergestelde: juist helemaal los te rukken van je ouders. Maar ja, geloof. Ik denk dat geloof daarin ook echt belangrijk is. Ik ben islamitisch en voor mij is mijn geloof echt belangrijk. Ook naarmate ik ouder word merk ik wat het voor mij betekent en daarbij zijn je ouders heel belangrijk. Die hebben een belangrijke plek daarin. En ik heb gelukkig ook ouders die dat verdienen, die plek. Dat is het eigenlijk.
ERNST-JAN PFAUTH: Het klinkt ook alsof je altijd gevoeld hebt dat je ouders in jou geloven. En dat je ook fouten mocht maken.
NASRDIN DCHAR: Jazeker. Ja honderd procent. Ze zijn ook streng geweest en zo, tuurlijk.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja kan ik me voorstellen, je doet niet voor niks zeven jaar lang…
NASRDIN DCHAR: Weet je, ik ben ook niet zo’n puber geweest. Ik heb ook helemaal niet gepuberd, ik heb het ze helemaal niet moeilijk gemaakt. Nee, als ik kijk naar vrienden van me, hoe moeilijk zij het hun ouders hebben gemaakt, nee ik was eigenlijk best wel een voorbeeldig kind, een saai kind misschien, er viel weinig met mij te beleven. En misschien had dat weer te maken met de angsten, dat ik gewoon te bang was om dingen te doen. Omdat ik altijd weer bezig was met het gevolg.
ERNST-JAN PFAUTH: Behalve dan het belangrijke besluit te maken om wel voor acteren te gaan.
NASRDIN DCHAR: Ja kijk dat soort dingen, ja daar ben ik super trots op. En dat zijn die besluiten die mij en hebben gevormd maar ook echt wel ervoor hebben gezorgd dat ik sta waar ik sta.
Het feit dat ik in Avenier zat, de grootste productie die we op dat moment kenden in Nederland in de toneelwereld, met de grootste acteurs, en dat ik daar als groentje bij zat. Ik blijf die productie nog steeds als een soort stage zien van de grote zaal, want ik dacht ‘ik zal nooit in de grote zaal terecht komen’. Maar opeens stond ik daar in een grote zaal en leerde ik hoe Gijs en Peter en Carine omging met tekst en met timing weet je, en met grap en met je publiek, met achthonderd mensen in de zaal. Maar tegelijkertijd was daar ook een situatie waarbij in deel drie mijn personage er met het familiekapitaal vandoor ging, van die Brabantse familie waar Mohammed terecht kwam. En ik dacht alleen maar: ‘Maar dit kun je toch niet menen? Je kan toch niet mijn vader,’ want ik koppelde dat personage direct aan mijn vader, ‘je kan mijn vader er toch niet met het familiekapitaal vandoor laten gaan? De eerste generatie… Wat de eerste generatie wel niet heeft gedaan voor dit land!’ Dus ik koppelde het gelijk aan het hele grote stigma, van ’nee maar fuck, dan zijn we tóch dieven?!’ Weetje wel.
En toen heb ik een brief geschreven en heb ik gezegd ‘ja sorry maar dit kan ik niet doen’. Als groentje. Terugdenkend denk ik alleen maar ‘wat? Hoe heb ik dat gedurfd?’. Dus heb ik een brief geschreven naar Maria van luister, zo voel ik me hieronder, dit kan ik niet spelen hier en hier en hier om en ik denk dat ik eruit stap. En toen heeft zij mij teruggeschreven van ‘wow, heftig’, maar liet ik hen ook blijkbaar iets zien waar zij helemaal niet bij stilstaan. Ook de andere acteurs. Ik weet nog heel goed dat we allemaal aan tafel zaten en dat ik jankend aan tafel zat tijdens de lezing. En aan het einde van lezing dat ze me vroegen van ‘hé whatsup?’, dat ik er niks uit kon krijgen en dat ik gewoon naar huis ben gegaan en dat ik toen de brief ben gaan schrijven.
ERNST-JAN PFAUTH: En wat heeft Maria toen gedaan?
NASRDIN DCHAR: Toen heeft ze gezegd: ‘Met dit gevoel gaan we iets doen’. En uiteindelijk werd dat Oumi [de eerste solovoorstelling van Nasrdin], snap je. Dus dat heeft allemaal zo… Ik krijg er echt kippenvel van.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik heb een week met jou doorgebracht, tenminste alleen maar over je gelezen en zo, en wat ik daar echt uit mee neem wat ik heel inspirerend vind is dus dat je heel angstig was, en bent vast nog angstig en onzeker, maar dat je dus op die momenten je wel het lef hebt gehad voor een paar hele grote besluiten. Dit laatste verhaal kende ik überhaupt nog niet eens. Maar dat je dus op het moment dat je de Champions League betreedt, de speelwijze aan de kaart durft te stellen vanuit een overtuiging. En dat je dus het besluit hebt genomen om te stoppen met commerciële economie. Vervolgens werd je afgewezen maar dat doet er helemaal niet toe, want het besluit was wat het belangrijkste was. Dus dankjewel daarvoor.
Heb je die mensen van de toneelschool ooit nog gesproken?
NASRDIN DCHAR: Sterker nog, in 2012, 2013, werd ik gevraagd door de toneelschool in Utrecht om daar een workshop te geven. Dus toen heb ik elke dag tegen die scholieren gezegd: ‘Ik ben hier ooit afgewezen en nu sta ik hier voor de klas’. Ja man, dat was wel een kick, dat was wel vet. Nee maar verder heb ik die mensen… ik heb geen idee wie mij toen heeft afgewezen.
ERNST-JAN PFAUTH: Nou je hebt je revanche.
NASRDIN DCHAR: En de wereld is veranderd wat dat betreft.
ERNST-JAN PFAUTH: Dankjewel voor dit gesprek.
NASRDIN DCHAR: Super dank man, ik vond het echt te gek. Het was voor het eerst echt weer een ander gesprek.
Interview met de mentor van Nasrdin
Maria Goos werkte met Nasrdin in De Geschiedenis van de Familie Avenier en later schreef zij Oumi voor Nasrdin.