Categorieën
Interview

Aaf Brandt Corstius

De schrijver over waarom wachten op inspiratie voor amateurs is

Aaf Brandt Corstius is een van de meest toonaangevende columnisten en podcastmakers van Nederland. Ik vind het mooi hoe ze heel slim schrijft over alledaagse dingen. Want dat is zeldzaam in Nederland. 

In dit gesprek deelt Aaf al haar tips voor iedereen die wil schrijven. Ze vertelt waarom op inspiratie wachten voor amateurs is. Waar een goede column aan moet voldoen. Wat de meest gemaakte fouten zijn in columns. En hoe je ontdekt wat je waarden zijn. 

Hoe ontwikkelde Aaf haar schrijfstijl en wanneer lukte het haar van het schrijven te leven?

Aaf Brandt Corstius over haar jonge jaren

Je kunt het interview hieronder lezen of beluisteren op Podimo.

Foto door Pauline Niks

ERNST-JAN PFAUTH: Welkom Aaf, wat fijn dat je er bent, bij Jonge Jaren. 

AAF BRANDT CORSTIUS: Vind ik ook.

ERNST-JAN PFAUTH: Je hebt best veel over je jonge jaren geschreven. Er is een toneelstuk over gemaakt.

AAF BRANDT CORSTIUS: Is er een toneelstuk over gemaakt?

ERNST-JAN PFAUTH: Welkom bij mijn zielige jeugd. [Lacht]

AAF BRANDT CORSTIUS: Oh! Ja, dat vind ik niet echt een toneelstuk. [Lacht] Dat is gewoon een soort non-fictie verhaal, maar goed, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Je hebt op een podium gestaan in een theater.

AAF BRANDT CORSTIUS: Zeker, dat is waar.

ERNST-JAN PFAUTH: En ik dacht: ik vat de belangrijkste dingen even samen, want dat heb je al zo vaak gezegd. Dan hoef je het niet nog een keer te doen.

AAF BRANDT CORSTIUS: Nee, dat is fijn.

ERNST-JAN PFAUTH: Je moeder overleed aan huidkanker toen je zes was. En je vader was een beroemde wetenschapper en schrijver. En die wist zich niet echt raad met de drie kinderen waar hij die zorg voor kreeg. Dus die sloot zich op in zijn zolder om te gaan schrijven.

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, hij kwam ook wel vaak naar beneden hoor. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Het is zo’n beeld dat ik altijd onthouden heb. 

AAF BRANDT CORSTIUS: Hij zat wel veel op zolder, maar hij was ook vaak bij ons. 

ERNST-JAN PFAUTH: Als ik zelf te lang ergens in mijn hok zit te schrijven, dan denk ik aan dat beeld. Dan denk ik: ik moet weer even terug. Ik heb dit jou tien jaar geleden horen zeggen.

AAF BRANDT CORSTIUS: Dat is heel goed. Dat moet je ook wel denken, af en toe.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat me opviel is dat hij eigenlijk kort na het overlijden van je moeder besloot naar Minnesota te verhuizen. Daar had hij een aanstelling. Jullie allemaal mee. Maar het was ook wel een harde vader in de zin van dat je op je achttiende het huis uit moest. Je moest gewoon vertrekken. Toen maakte jij een keuze, die zag ik dan op zo’n CV’tje, weet je wel, zo’n tijdlijn.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja?

ERNST-JAN PFAUTH: En toen dacht ik: nou dat verbaast me, dat je toen zelf besloot naar Minnesota weer te gaan.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, dat was eigenlijk niet mijn… Ik wilde heel graag naar Amerika om te studeren, een jaar. Maar ik kreeg een beurs voor Minnesota. Dus dat was een enorme bummer voor mij. Want van alle staten van Amerika wilde ik niet naar Minnesota. Want daar had ik al gewoond.

ERNST-JAN PFAUTH: Wauw, wat erg.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Ik dacht: je ging daar nog iets zoeken of zo…

AAF BRANDT CORSTIUS: …je ging terug? Nee, nee. Ik wilde helemaal niet!

ERNST-JAN PFAUTH: Dit was gewoon, van alle 52 staten…

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, is bizar dat je dan in Minnesota terechtkomt. Nou, ook weer niet zo bizar, want dat programma waar ik in zat, dat had natuurlijk niet veel New York en Californië enzo. Ik bedoel, dat was te moeilijk om naar mensen te plaatsen. En ik kreeg bovendien een alles betaalde beurs, wat wel echt heel fijn was. Dus om die te weigeren, dat was ook wel een beetje stupide geweest. Maar ik baalde wel, ja. Ik dacht: kom ik nou verdomme… Want je hebt twee steden, die zitten aan elkaar vast. Minneapolis en Saint Paul, dat heet ook Twin Cities. Dus ik had al in Saint Paul gewoond en nu woonde ik dan in Minneapolis. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Echt een soort… In een roman zou je denken: ja, dit ligt er een beetje te dik boven.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, waarom gebeurt dit? Maar ja, weet je, het leven is wel heel anders als je zeven bent en als je achttien bent en ineens op jezelf student bent op een campus. Dus uiteindelijk maakte het natuurlijk helemaal geen flikker uit. En ik moet zeggen, ik ben wel heel blij dat ik het echte Amerika daardoor goed ken. Want ik heb later ook nog in New York gestudeerd, maar dat is helemaal niet hoe het echte Amerika eigenlijk is. Tenminste, New York is wel heel apart. Dus daardoor heb ik wel een goed beeld van Amerika gekregen en van de Amerikanen.

ERNST-JAN PFAUTH: Want waarom wilde je graag naar Amerika?

AAF BRANDT CORSTIUS: Dat kwam denk ik wel door die tijd dat we er woonden. Ik had altijd wel een soort verlangen terug naar, gewoon de cultuur en de blauwe luchten, het extreme weer, wat je in Minnesota heel erg hebt. Super landklimaat. 

ERNST-JAN PFAUTH: Dus heel erg heet in de zomer. 

AAF BRANDT CORSTIUS: Héél koud ook in de winter. Dat is echt heel extreem, dat weer. Dus dat vond ik ook leuk. En mijn vader die had ook veel tijd in Amerika doorgebracht, ook gestudeerd daar. Dus ik had denk ik ook zoiets van: ja, dat hoort dan gewoon of zo. Dat moet je gewoon gaan doen. Dat is gewoon cool. 

ERNST-JAN PFAUTH: Het lag in de lijn der verwachting.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, dus ik wilde dat gewoon ook wel echt graag. Ja, het was hartstikke leuk ook. Dus ik ben blij dat ik het heb gedaan.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat deed dat met jou? Het lijkt me gek om op zo’n bepaalde leeftijd, als je er bent opgegroeid, op een middelbare school natuurlijk, met allemaal vrienden en vriendinnen, en dan opeens op een totaal nieuwe plek wordt gezet op zo’n cruciale leeftijd. Wat deed dat met je?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, veel goeds moet ik eigenlijk zeggen. Want je kan jezelf dan eigenlijk opnieuw uitvinden, weet je. Je bent helemaal blanco. Mijn vader had me bijvoorbeeld verteld dat ‘ie, hij ging op een gegeven moment ook naar Amerika. En toen, zijn ouders waren vegetariër, toen dacht hij ineens: nou, vanaf nu ga ik vlees eten. Dus in het vliegtuig had hij een hamburger gegeten. Want er was geen toezicht meer. Daar werd hij heel ziek van. [Lacht] Want als je voor het eerst in je leven vlees gaat eten, is dat natuurlijk nogal heftig. 

Maar wat bij mij veranderde, was dat ik dacht: ik ga nou eens niet de kat uit de boom kijken. Want ik had altijd de neiging, bijvoorbeeld op de middelbare school, om eerst vier maanden een beetje in een hoek te zitten observeren en dan pas mezelf te worden. Dus gewoon met een grote mond en lachen. En ik dacht: dat hoef ik eigenlijk niet te doen. En deze mensen weten ook helemaal niet dat ik altijd eerst de kat uit de boom kijk. Dus ik kwam daar meteen zo binnen van: hier ben ik! En dat kon ik doen, omdat niemand mij daar kende. Dus later zei zelfs een vriendin die ik daar had gemaakt, van: “Ja, ik vond jou wel heel luidruchtig die eerste dag.” [Lacht] Daar was ik heel tevreden over. Want ik dacht: nou, dat was dus precies wat ik verder nooit deed. En wat ik dus bleek te kunnen doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat grappig dat je dat zo met intentie deed. Dus je vader die at een hamburger in het vliegtuig. En jij schreef op een briefje, bij wijze van spreken, van: ik ga super extravert zijn.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, ik ga gewoon niet… Want ik vond het ook een vervelende eigenschap van mezelf. Ook omdat ik daarna altijd wél los kwam. Dus ik wist, dat moment gaat toch wel komen. En ik moet hier wel vrienden zien te maken. Ik ben hier helemaal alleen. Dus ik kan niet een beetje gaan zitten verlegen doen. En dat blijkt dus te kunnen.

Ja, en ook bijvoorbeeld feesten. Dat was ook, op de middelbare school, was ik, ja, ik denk ook wel gewoon een beetje door mijn opvoeding en zo, vond ik dat heel eng of zo, van uitgaan en drinken. En toen dacht ik in Amerika van: ja, ik ga er gewoon voor. Dus toen ging ik heel veel drinken en uitgaan. Of tenminste, we hadden heel veel feestjes op die campus. Het was ook eigenlijk heel veilig natuurlijk. Wat kan je gebeuren op een campus? Nou ja, ook veel. Maar je hoefde niet eens je gebouw uit. Ja, ik brak wel los. Dat was wel goed voor mij.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik wil het graag met je hebben over de tijd van voor je doorbraak. En je doorbraak markeer ik dan als het moment dat je een dagelijkse column kreeg bij NRC.next. Wat voor de jonge luisteraars toen een heel veelbelovende krant was. Het was echt the hot ticket in town.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, het was heel nieuw.

ERNST-JAN PFAUTH: Je doet nu veel meer, maar laten we het dan eens focussen op het schrijven. Want dat is hoe je de krant in kwam. Wanneer kwam je erachter dat je wilde schrijven?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, dat was eigenlijk al op de middelbare school. Toen zei mijn Nederlands leraar, meneer Kunst, die zei: “Je moet bij de schoolkrant gaan.” Nou, dat vatte ik gewoon op als van: nou, ik vond het eigenlijk wel een compliment eerlijk gezegd. En toen ben ik bij de Vulpes gegaan. Dat was de schoolkrant van het Vossius Gymnasium, de school in Amsterdam waar ik op zat.

ERNST-JAN PFAUTH: Op basis waarvan zei die Nederlands leraar dan dat je bij de schoolkrant moest?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ik denk dat hij mijn opstellen leuk vond. En ik denk ook wel dat hij in mij zag dat ik iets nodig had om op te richten. Ik werd er bij hem ook heel vaak uitgestuurd. Maar wij hadden wel een soort humor klik, zeg maar.

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Je werd er lachend uitgestuurd?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, eigenlijk wel. Nou, wat hij heel vaak deed, want dat was eigenlijk ook wel grappig. Hij zei dan aan het begin van de les: “Aaf, ga jij er maar alvast uit. Want anders moet ik je er straks weer uitsturen. Dat is gewoon gedoe.”

ERNST-JAN PFAUTH: Wat deed jij dan?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, ik praatte heel veel door de les heen. Daar heb ik later dus mijn beroep van gemaakt. En ik zat heel veel te lachen, de slappe lach, weet je wel, echt dat tienerachtige. Ja, weet je, mijn zoon had nu een paar jaar precies hetzelfde. Ik denk dat dat gewoon, ja, dat is gewoon een soort puberachtig gedrag. En ik snap het eigenlijk nog steeds heel goed.

ERNST-JAN PFAUTH: En blijkbaar wat je zei was zo grappig dat een Nederlands leraar er om moest lachen.

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, ik zag in hem altijd wel dat hij niet echt boos op me was, zeg maar. Hij had altijd wel een soort lach op zijn gezicht.Maar hij kon mij natuurlijk niet daar de hele boel laten verknallen de hele tijd. Dus wat ik grappig vond, was dat hij dan gewoon zei: “Ja, ga nu maar, want anders verstoor je de boel weer over een half uur en dan zit ik daar weer mee.” Dus ik denk dat hij dacht: ze moet een richting hebben in haar leven. En ze kan leuk schrijven, dus ze moet gewoon bij die schoolkrant. Maar dat liet ik me dus geen twee keer zeggen, ben ik toen me meteen wel gaan melden.

ERNST-JAN PFAUTH: Oké, en wat kan je je nog herinneren? De greatest hits van Aaf in de schoolkrant?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ik herinner me sowieso, onze leukste rubriek was Sub rosa. Dus dat betekent eigenlijk de geruchte rubriek. Dus dat waren uitspraken van leraren natuurlijk. Ik zie nu bij mijn kinderen bij hun schoolkrant vinden ze dat ook weer het leukste om te lezen.

ERNST-JAN PFAUTH: Gewoon juice?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, niet echt juice, want dat waren echte uitspraken. Dus het is eigenlijk gewoon wat je hebt opgevangen in de les. Dat konden mensen inleveren, dat deden ze dus ook. Van: “Euwe, dubbele punt” en dan een of andere uitspraak. Ja, leraren zeggen natuurlijk best wel vaak rare dingen. En ik heb een keer een heel kritisch stuk geschreven over de Romereis. Of gewoon een verslag van die reis. Maar wij moesten allemaal met de bus naar Rome in de vijfde klas. Dat was echt heel ver. En onze leraar Frans ging met het vliegtuig. En daar was ik echt woedend over. [Lacht] Dus daar heb ik een heel kritisch stuk over geschreven.

Wij moesten allemaal met de bus naar Rome in de vijfde klas. Dat was echt heel ver. En onze leraar Frans ging met het vliegtuig. En daar was ik echt woedend over. Dus daar heb ik een heel kritisch stuk over geschreven.

Aaf Brandt Corstius

ERNST-JAN PFAUTH: Over solidariteit? [Lacht]

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, en ik vond het geloof ik nog het ergste dat hij toen… Wij kwamen daar natuurlijk heel moe aan. En toen was hij meteen van: “We gaan tien kerken per dag bekijken.” En dat vonden wij natuurlijk wel verschrikkelijk. Ja, dit soort dingen hielden mij bezig. 

ERNST-JAN PFAUTH: En schreef jij de hele krant vol omdat je het leuk vond? Of had je het verantwoordelijkheidsgevoel van: er moet wel iets in staan?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nee, gewoon omdat ik het leuk vond. En hij kwam ook erg spaarzaam uit, herinner ik me nog. Het was ook echt met stencilapparaten. Het was echt… Dit is echt de middeleeuwen natuurlijk. Alias begin jaren negentig. Dus het was ook allemaal heel bewerkelijk, weet je wel. Maar ik was wel altijd trots als hij er was. Dat weet ik nog wel. Ik vond het echt leuk.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat voor reacties kreeg je van je medescholieren? Gaf het je status?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nee, volgens mij niet. [Lacht] Nee, ik denk het eigenlijk niet. Ik denk dat ze wel zeiden: “Oh, leuk.”  Maar nee, ik denk dat pubers echt niet heel erg daarop reageren of zo. Die hebben gewoon zoiets van: oh, ze hebben een krantje gemaakt, nou prima. Weet je, alles werd natuurlijk heel laconiek benaderd.

ERNST-JAN PFAUTH: En ondertussen dacht jij van: dit wil ik gaan doen, dit is mijn roeping dat schrijven?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, eigenlijk nog steeds niet. Want ik had eigenlijk nog niet echt bedacht… Want ik wilde toen nog heel graag naar de toneelschool. Ik was altijd met toneel bezig. Dus ik dacht: nou, misschien is dat wat. Maar toen in dat jaar Amerika moest ik echt een keus gaan maken natuurlijk. Want daarna was mijn tussenjaar voorbij. En toen heb ik eigenlijk een hele stomme keuze gemaakt. Want ik dacht: ik weet nog steeds niet wat ik wil. En toen ben ik vertaalwetenschap gaan doen. Dat bestond toen nog. Dan werd je dus opgeleid tot vertaler. Maar dat deed ik eigenlijk meer omdat ik goed in talen was. En mijn stiefmoeder gaf daar les, dus ik dacht: nou ja, dan weet ik een beetje al wat het is. Maar het was puur zo van, ik moet iets… Ik zie het nu bij heel veel mensen van die leeftijd. Ik denk: ja, je weet ook helemaal nog niet echt wat je wilt.

ERNST-JAN PFAUTH: De meeste mensen kiezen dan voor rechten.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, nee, dat was in mijn tijd nog echt zo van: dat ga je echt alleen maar studeren als je het helemaal niet weet. Terwijl nu studeert mijn stiefzoon het en  denk ik: oh, wat een superleuke studie. Maar goed, ik dacht: ik moet maar iets doen waar ik goed in ben. Dat is makkelijk.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar vertalen had je tot nog nooit gedaan?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nee, maar ik dacht: als ik een beetje uit Engels naar Nederlands en Nederlands naar Engels, dat moet mij wel lukken.

ERNST-JAN PFAUTH: Niet heel ambitieus nog?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nee, nee, nee, ik was helemaal niet zo ambitieus. Nee, ik dacht gewoon: ik moet wat. Ik wilde eigenlijk gewoon het liefst in Amerika blijven, maar dat zat er niet in.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh echt? Je wilde in Amerika blijven. Waarom dan?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, ik vond het universiteitsleven daar heel leuk. Je had die campus en de Amerikanen hebben dus veel meer dat liberal arts. En dan studeer je bijvoorbeeld aerobics, Italiaans, decorontwerpen en recensies schrijven. Nou, die vier vakken, dat vond ik heel erg leuk.

ERNST-JAN PFAUTH: Je zei het als voorbeeld, maar dat heb je letterlijk gedaan? [Lacht]

AAF BRANDT CORSTIUS: Dat deed ik letterlijk! [Lacht] Italiaans nee, dat was Russisch toen nog. Maar later ben ik nog Italiaans… Je kon daar alles kiezen wat je wilde en dat vond ik zo leuk.

ERNST-JAN PFAUTH: Begon je deze opsomming nou met aerobics?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, aerobics was ook een vak.

ERNST-JAN PFAUTH: Aerobicskunde?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, gewoon een uur lang aerobics doen. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Oh, echt? [Lacht]

AAF BRANDT CORSTIUS: Je kon ook bowlen kiezen. Mijn broer heeft daar duiken gedaan als vak. Ja, alles kon eigenlijk wel. Dus dat was natuurlijk fantastisch. Het was eigenlijk gewoon een soort zomerkamp. En dat campusleven is heel gezellig. Ik vind het ook heel stom dat je dat in Nederland niet hebt. Want ik denk dat het veel leuker is voor jonge mensen om met elkaar te leven dan ergens op een kamertje te zitten. 

ERNST-JAN PFAUTH: Je leeft echt even in een soort veilige bubbel.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, je eet samen, je slaapt samen op een kamer, je doet samen je kleine huishoudentje. Ik vond dat echt heerlijk. Dus ik wist gewoon van: hierna wordt het minder. [Lacht] Best jammer als je negentien bent. Dus ik had eigenlijk gewoon zoiets van: nou ja, ik moet wat gaan studeren. Maar eigenlijk wil ik het helemaal niet, denk ik.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus de vertaalwetenschappen, eigenlijk omdat je dacht: dat gaat me sowieso wel goed af.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar tijdens je studie gebeurde er volgens mij wel iets cruciaals. Namelijk: je kwam bij Folia terecht.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, dus dat was wel weer, daar ben ik dan vertaalwetenschap dan weer dankbaar voor. Dat ik denk van: ja, Folia was het universiteitsblaadje, anders was ik daar niet terecht gekomen. Dus doordat ik op de UvA zat, ja zag ik Folia heel vaak. Ik las dat ook al daarvoor, want mijn vader werkte aan de UvA. Dus ik las altijd al dat blaadje. Ook toen ik er nog helemaal niet zat. Ik vond het gewoon een leuk blaadje. Beetje ook een schoolkrant eigenlijk. En toen hadden ze ineens leerling redacteuren nodig. En toen dacht ik van: oh dat is best wel een leuke bijbaan eigenlijk. Ik kreeg er ook geld voor en zo. En toen voelde ik echt van ja, dat wil ik wel echt graag. Dus dat was wel iets in mij dat dat al, nou ja, misschien door die schoolkrant of omdat mijn vader schreef, ik denk gewoon dat ik dacht: nou dat moet ik gewoon gaan doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want even om Folia een beetje neer te zetten: het bestaat nog steeds, maar destijds was het echt een instituut toch? Van de Universiteit van Amsterdam.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, is het wel lang geweest. Ja, ja. Er hebben heel veel goede mensen ook bijgewerkt.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, met een betaalde redactie dus.

AAF BRANDT CORSTIUS: Een geheel betaalde redactie. Ook de leerling redacteuren kregen betaald. En ook echt goed. En je kreeg ook alle vakanties doorbetaald. Je mocht op kosten van de zaak uit eten. Het was echt een luxebestaan.

ERNST-JAN PFAUTH: Het geld klotste tegen de plinten?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, de UvA betaalde dat gewoon allemaal.

ERNST-JAN PFAUTH: Grappig.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, die wilde graag een onafhankelijk blad. Later zijn ze er wel een beetje van afgestapt. Maar we hadden ook advertenties, maar dat was natuurlijk mini. Maar we waren met z’n achten of zo. En dan zaten we echt op de Herengracht lekker…

ERNST-JAN PFAUTH: Op de Herengracht ook.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, Paulien Cornelisse is daar weer door mij aangenomen later. En toen hebben we ook weleens tegen elkaar gezegd: “We zijn gewoon verpest voor het leven.” Want we hadden een betaalde baan. Journalistiek, geheel vrij. We hoefden nergens om negen uur te zijn. We kregen super lekkere maaltijden. We maakten allemaal vrienden. Ja, daarna is het echt downhill.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dat is een groot verschil met 30 euro per uur krijgen bij DPG of een andere Belgische firma.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, en ik kwam ook later in een baan terecht waar mensen dachten: waarom ben je nu pas op kantoor? Dan had ik zoiets van: huh, maar je mag toch gewoon komen wanneer je wil? [Lacht] Als je je werk maar af hebt. Maar zo was het daar helemaal niet.

ERNST-JAN PFAUTH: En je was daar dus leerling redacteur, zei je dat nou?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Het was een soort traineeship voor journalisten.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, dus ik kreeg Arjen Fortuin, die nu bij NRC zit, ook al heel lang. Die kreeg ik als mentor, zeg maar. Dus die ging mij dan begeleiden. Ja die is, weet ik veel, twee jaar ouder dan ik, maar dat maakt natuurlijk niet uit. 

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, ik wou net zeggen ja!

AAF BRANDT CORSTIUS: Dat vond ik toen wel van: oh, die werkt hier echt en zo. En die heeft me trouwens ook… dat is namelijk een hele goede journalist, dus die heeft me wel veel geleerd. En dan ging je gewoon stukjes schrijven.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat zijn van die dingen die je je kunt herinneren uit die tijd, dat je leerde over schrijven? Ik dacht bijvoorbeeld toen ik bij NRC.next kwam te werken, toen dacht ik dat ik kon schrijven. Ik werd daar aangenomen als blogger. En toen leverde ik mijn eerste stukjes in bij mijn mentor toen. Ze hadden een andere blogger ernaast gezet die wel al heel lang schreef voor de krant. En die zei van: “Het is wel bloemrijk he, wat je schrijft.”

AAF BRANDT CORSTIUS: Oh ja? Oe! 

ERNST-JAN PFAUTH: “Ga maar eens even proberen stukken te schrijven van max 300 woorden. Kijken hoe je dan schrijft.” Heb je ook van die momenten gehad dat je dacht van: oh, ik vond het heel leuk, het schrijven, ik dacht dat ik het kon, maar nu leer ik het echt.

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, ik weet nog, het eerste wat Arjen tegen mij zei… Was natuurlijk wat het meeste indruk maakte. Ik had een stukje geschreven over een tentoonstelling in de bibliotheek. En daar was een tentoonstelling over een letterzetter. Dus zo iemand, een typograaf, zeg maar. En ik ging dat stukje zo beginnen van… nou, ik weet niet meer hoe die man heette, maar zeg maar: “Willem Jansen werd geboren in 1910.” Ja, dat is natuurlijk een super slecht begin. Dat snap ik nu ook wel, maar…

ERNST-JAN PFAUTH: Werkstuk begin.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, echt. En dan eigenlijk, ik denk dat mijn kinderen nog een beter begin voor hun werkstuk zouden kunnen verzinnen nu op de middelbare school. Maar Arjen zei: “Ja, dat is allemaal wel waar, maar dat is natuurlijk ontzettend saai.” En toen dacht ik: ja, je hebt het gewoon gelijk. Dus dat ging wel snel. [Lacht] En wat ik ook leerde, ik denk dat dat wel misschien het belangrijkste was, was: wat is een onderwerp? Weet je wel? We gingen gewoon altijd vergaderen, elke week op donderdag. En dan hadden we allemaal onderwerpen. En je merkte gewoon bij het één… Sjaak Priester was onze hoofdredacteur, die was later bij De Volkskrant, of hij keek zo van: nou ja, als jij denkt dat je dat kan waarmaken, doe maar. Of hij keek zo van: dit is helemaal niet boeiend. Weet je wel? Hij liet gewoon heel duidelijk… en daar had hij ook eigenlijk bijna altijd wel gelijk in. Dus je leerde heel goed denken over onderwerpen. 

ERNST-JAN PFAUTH: Was er een soort patroon in te herkennen van: wat is een goed onderwerp?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, hij vond het natuurlijk het leukst als wij een beetje, een soort van stoute plannen hadden. Ik ben een keer met Marieke Smit, die zit nu bij Trouw, ben ik dan undercover gegaan bij het corps. Dan gingen we kijken of we bij de ontgroeningen konden zijn. Of we gingen fietsdieven bespioneren. [Lacht] Die waren toen nog heel actief in het terrein bij rechten. Dus dat soort dingen vond hij heel leuk. Dat zag ik gewoon aan hem.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar best spannende onderwerpen om te doen.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, dat vond ik super leuk om te doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Kreeg je ook meer lef omdat je het voor het schrijven deed?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, ik denk wel dat ik makkelijker op mensen ging afstappen en zo. Want het was dan van: “Ik ben van Folia, dus ik moet jou nu spreken.” En we gingen ook wel vaak met z’n tweeën op pad. Dat was natuurlijk ook fijn. En er werkten ook veel wat ervarenere mensen. Dus dat was ook heel prettig, weet je wel. Dus ik heb ook voor Marieke, die zat gewoon de hele dag, die was echt onderzoeksjournalist. Die ging echt door tot de kern van de zaak. Die zag ik dan echt zo heel boos bellen en zo. Dacht ik: wow, ja, zo moet je dat doen! [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Maar undercover bij het corps, hoe ging dat dan bijvoorbeeld?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, dat is heel slecht afgelopen. Want ze zagen gewoon meteen dat wij veel te oud waren. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Waterdicht verhaal is dit!

AAF BRANDT CORSTIUS: Maar we waren er wel in gekomen. Daardoor ben ik tenminste één keer bij zo’n soort avond geweest. Alles kolkend en zuipend. Maar na een uur of zo was het van: “Dames, gaan jullie even mee naar buiten? Want jullie horen hier helemaal niet. Dat weten wij ook wel.” Dus wij: “Oh.” [Lacht] Dat was wel heel jammer.

ERNST-JAN PFAUTH: Heb je daar wel een verhaal over kunnen maken?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, ja, ja. Want we zijn ook nog bij het corps van de VU toen gegaan, weet ik nog. En die lieten ons wat langer rondhangen. Dus die gingen echt zo van: “Ja, als je hier komt, moet je echt veel zuipen.” Het ging toen al over comazuipen en zo. Dat dat gevaarlijk was. Nou ja, het is nog steeds niet voorbij. 

ERNST-JAN PFAUTH: Dat was de journalistieke urgentie achter dit verhaal?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, want er was toen volgens mij een dode gevallen. Dus wij gingen heel erg stiekem onderzoeken of dat werd aangemoedigd. Ja, dat vond ik echt superleuk.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, en die fietsendieven? Dat klinkt ook best wel link.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, volgens mij was dat dan dat we gingen doen alsof we een fiets gingen kopen van zo’n junk of zo. Maar ik weet nog dat we achter een… We gingen gewoon in een kantoor van de UvA achter een raam zitten zo, ze bespioneren. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Oh, je had wel veiligheidsmaatregelen getroffen.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, we hadden natuurlijk ook alle tijd van de wereld voor dit soort verhalen. Dus ja, het was niet van:”Je moet het over een uur af hebben.” Daar konden we dan de hele dag aan besteden. [Lacht]  Het was echt heel leuk.

ERNST-JAN PFAUTH: En je zei net dat je de halve schoolkrant had volgeschreven. Dat deed me denken aan iets wat een oud collega bij Folia over jou zei, die ik sprak. Die zei dat je “fucking en ongelooflijk snel werkte”.

AAF BRANDT CORSTIUS: Oh, dat zei Ward zeker? [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dat zei Ward Wijndelts. Nu hoofdredacteur van Vrij Nederland.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, die zei altijd: “Heb je het nou alweer af?”

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, maar hij zei dat het ook breder gedeeld werd door de rest van de redactie.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, ik schrijf nog steeds wel heel snel.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe verklaar je dat?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, ik weet het niet. Ik vind het gewoon heel saai om er heel lang aan te zitten. En ik weet eigenlijk altijd wel… Nou, niet altijd, maar ik heb meestal wel een plan, zeg maar, wat ik wil schrijven. Ik heb ook een korte concentratiespanne, dus dat is natuurlijk ook wel niet handig dan. En ik verdoe weinig tijd, weet je. Ik weet van sommige collega’s, die gaan dan bijvoorbeeld steeds weer scrollen. Of dan gaan ze weer op al hun social media kijken. Dat doe ik gewoon niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar dat doe ik ook weleens. Maar dat doe ik omdat het niet lukt om iets op papier te zetten. Of omdat ik nog niet weet wat ik wil schrijven.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, en dan ga je jezelf weer afleiden met andere dingen.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, in de hoop dat er ook iets komt. Maar jij hebt dus altijd al een idee voordat je begint met tikken?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, of het vormt zich gewoon tijdens het schrijven, hoor. Dat gebeurt ook heel vaak.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe doe je dat dan? Ga je dan gewoon… Want zijn de eerste paar alinea’s dan gewoon onzin, die je dan later gewoon…

AAF BRANDT CORSTIUS: Dat heb ik ook heel vaak gedaan. Ja, dus dan begin je gewoon lekker te schrijven. Dan denk je: nou, dit hoeft helemaal niet in de krant. Dit kunnen we gewoon weer weggooien straks. Maar dat zeg ik ook… Ik geef heel soms van die schrijfworkshops en dan zeg ik ook: “Ga nou gewoon beginnen met schrijven. Ga nou niet naar die cursus zitten kijken, want daar ga je echt niks mee opschieten.” Je kan beter gewoon… Ja, net als als je gaat hardlopen, ga je gewoon warm lopen. En dan op een gegeven moment ben je opgewarmd. En dan komen er betere zinnen. En dan meestal schrap je dan het begin.

 Ga nou gewoon beginnen met schrijven. Net als als je gaat hardlopen, ga je gewoon warm lopen. En dan op een gegeven moment ben je opgewarmd en dan komen er betere zinnen.

Aaf Brandt Corstius

ERNST-JAN PFAUTH: Je kan bij wijze van spreken gewoon opschrijven: “Ik zit nu achter mijn bureau. Ik weet nog niet waar ik over wil schrijven.” Gewoon als je maar begint?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja. Er zijn columnisten die dat ook afdrukken. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Die drukken ook af, ja. [Lacht]

AAF BRANDT CORSTIUS: Daar ben ik heel erg fel op tegen!

ERNST-JAN PFAUTH: Van jou geen meta columns?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nee, dat vind ik echt verschrikkelijk. Dan zeg ik ook altijd tegen Gijs, tegen mijn man, van: “Kennen ze die regel niet? Dat mag je helemaal niet doen.”

ERNST-JAN PFAUTH: Je hond begint ook te grommen. Die heeft er ook een hekel aan.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ze voelt echt hoe geagiteerd ik hierover ben, hè? Nee, dus dat… Ja, ik weet het niet. Het zal wel iets genetisch zijn. Mijn vader schreef ook heel snel. Het is gewoon… Mijn broer schrijft ook heel snel. Dat zit gewoon in de familie, denk ik.

ERNST-JAN PFAUTH: Herschrijf je veel dan?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, ik ga er wel… Kijk, als ik een column maak voor de krant, dan ga ik er echt nog wel een aantal keer overheen. Dus het is niet van… Mijn vader schreef gewoon van begin tot eind en dan duwde hij het door de fax. Zo ben ik echt niet. Hij had ook geen computer, dus dat was ook moeilijker om het te herschrijven. Maar nee, ik herschrijf wel. Ik zit wel steeds die zinnen wat beter te maken en zo. Maar ja, ik hou gewoon niet van die langgerekte processen. Dat is sowieso niet mijn beste…

ERNST-JAN PFAUTH: Maar heb je je daar ooit schuldig over gevoeld? Dat je dacht: ik moet er wel lang aan werken, want dan wordt het beter?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nee.

ERNST-JAN PFAUTH: Je hebt natuurlijk ook gewoon het voorbeeld vanuit huis gehad dat dat niet nodig is.

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou ja, en bij Folia was eigenlijk ook de leerschool… Je moest elke week dat blaadje maken. We hadden echt wel een flinke deadline. En vaak schreef je dan een aantal artikelen voor die week. Want we waren natuurlijk maar met z’n achten of zo. Dus je moest echt veel leveren. En daardoor werd je ook makkelijk, weet je wel. Dat is gewoon eigenlijk de beste manier. Gewoon heel veel… Ja, gewoon: het moet klaar zijn. Punt.

ERNST-JAN PFAUTH: Heb je weleens schrijfadvies van je vader gekregen?

AAF BRANDT CORSTIUS: Niet echt. Nou, hij vond het dus altijd raar als ik over persoonlijke dingen schreef. Dus mijn gezin, en zo. Dat vond hij echt heel raar. En dan zei hij van: “Ja, dat zou ik nou allemaal nooit hebben gedaan.” En hij vond het leuk als ik over politiek schreef. Want dat was natuurlijk… Dus dan zei hij: “Dit vond ik wel echt een heel leuk stukje.” Snap ik ook wel weer. Maar het fijne van hem was wel dat hij… Hij gaf eigenlijk helemaal niet zo veel advies en zo. Maar dat vind ik eigenlijk ook wel prettig, moet ik zeggen.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar ook niet in je jeugd? Las hij wat je voor de schoolkrant schreef? Of liet je het aan hem lezen?

AAF BRANDT CORSTIUS: Dat herinner ik me niet dat hij dat las. Ik denk dat Folia wel meer in zijn vizier lag. Maar ik checkte die dingen niet echt bij hem of zo. Nee. Ik was daar eigenlijk… Ik denk dat ik best wel onafhankelijk was. En ik denk ook dat hij die onafhankelijkheid heel erg stimuleerde. Dus dat was eigenlijk wel fijn, moet ik zeggen. Ja, ik zit nu op de kunstacademie, doe ik een opleiding. En dan zeggen al die mensen: “Ja, ik mocht nooit naar de kunstacademie van mijn ouders. En ik mocht dit niet van me…” En ik denk: jee, ik mocht dat allemaal wel. En niemand legde mij een strobreed in de weg. Dat is natuurlijk wel fijn.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat lijkt me de fijne kant eraan. Maar aan de andere kant, als je je nu voorstelt dat je eigen kinderen gaan schrijven, dan lijkt het me dat je dat heel leuk vindt om mee te kijken toch?

AAF BRANDT CORSTIUS: Oh ja, dan ga ik alles lezen! Ik lees wel als hij zijn proefwerk rond laat slingeren. Dan ga ik ook kijken wat ze hebben geschreven.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar vatte je het dan niet op als desinteresse of zo?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, ook wel. Ik denk dat hij gewoon dacht van: ah joh, komt wel goed. Weet je wel? Maar hij was niet altijd even geboeid door wat wij allemaal deden. Maar hij vond het bijvoorbeeld wel heel leuk dat ik de journalistiek inging. Dat vond hij wel heel leuk.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat ik bij jou altijd wel een soort van stoer vind. Ik weet niet of het stoer is, moeten we dan maar even gaan checken. Maar jij schrijft dus over onderwerpen die dan in krantenredacties als lichter worden gezien. Hard en zacht, is dan volgens mij het onderscheid dat ze bij kranten als NRC maken.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En jij schrijft daar, jij durft daar wel over te schrijven.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En je schrijft er ook op een manier over die ik in de Nederlandse pers niet zo vaak zie. Dus in de Amerikaanse pers zie je dit heel veel.

AAF BRANDT CORSTIUS: Veel normaler, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Over lichte onderwerpen heel slim schrijven.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, in Engeland ook.

ERNST-JAN PFAUTH: En jij doet dat wel. Maar je komt wel uit zo’n zwaar intellectueel milieu.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Met: veel op het spel moet er staan.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, precies.

ERNST-JAN PFAUTH: Vergde dat lef om daarvan los te komen?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nee, eigenlijk helemaal niet. Ik denk juist ook omdat mijn vader dus niet zoveel ons zat te dwingen in richtingen en zo. En ik denk juist dat ik dat makkelijker vond omdat ik niet een soort complex had van: ik moet me bewijzen als intellectueel of zo. Ik weet nog wel dat iemand bij Folia, dat was een van die ouderen die daar werkte, die zei op een gegeven moment: “Ja, jij bent niet zo’n dikke boekenmeisje, hè?” En toen zei ik: “Nee, dat ben ik ook helemaal niet.” En ik weet dat hij dat aanmatigend bedoelde, maar ja, ik hoefde me niet te bewijzen. Want ik dacht van: ja, ik ben heel slim, dat ga ik echt niet nu aan jou uitleggen. [Lacht] En ik vind nog steeds over hele harde opinies hebben en hele brute dingen schrijven, dat kan ook heel goed gedaan worden, maar het kan ook soms heel makkelijk zijn. En dat vind ik niet zo boeiend om te lezen.

ERNST-JAN PFAUTH: In welke zin kan het makkelijk zijn?

AAF BRANDT CORSTIUS: Mensen afzeiken is heel makkelijk. Zeggen dat dingen verkeerd of stom zijn is heel makkelijk. Heel zwart-wit denken is ook eigenlijk veel makkelijker dan genuanceerd denken. Dus ja, ik voel me daar niet toe aangetrokken, zeg maar, tot die manier van schrijven.

ERNST-JAN PFAUTH: En als het dan gaat over dat onderscheid tussen hard en zacht, of hoe je het ook wil noemen, voelde je dan wel op een gegeven moment de verplichting, van: daar moet ik ook over gaan schrijven?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nee, ik heb alleen wel, ik heb over heel veel verschillende dingen geschreven, maar in die columns wilde ik altijd graag het dagelijks leven behandelen, of gewoon mijn leefwereld. Dat staat nou eenmaal het dichtst bij me, maar ik schrijf bijvoorbeeld nu ook een column elke week vanuit de Tweede Kamer. Dat is natuurlijk veel minder mijn leefwereld, en is niet het dagelijkse leven. Maar daar heb ik ook weer heel veel plezier in. Maar dat was niet omdat ik dacht: ik moet nu ook over politiek schrijven. Maar meer omdat ik dacht: ik heb gewoon zin om weer op pad te gaan en wat is nou een leuk schouwspel waar ik me elke week zou kunnen melden? Het vragenuur, dat is hartstikke leuk. 

Dus het is meer wat mij op dat moment, en dat zei Hans Nijenhuis, die jij natuurlijk ook goed kent van NRC.next toen ook, van: “Als jij het boeiend vindt, vinden heel veel andere mensen het ook boeiend.” Dat geldt voor eigenlijk alle dingen waar mensen over schrijven. Als jij maar geboeid bent, dan komt het wel goed.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar het klinkt niet alsof hij dat had hoeven zeggen, want daar was je zelf blijkbaar ook al van overtuigd.

AAF BRANDT CORSTIUS: Daar was ik zelf toen ook wel achter, ja. Maar dat heb ik wel… Want ik luisterde net naar jouw interview met Matthijs van Nieuwkerk, en die was dan weer door Sytze van der Zee best wel beïnvloed. Die heeft mij ook beïnvloed, want die heeft een restyling bij Folia gedaan. En die zei toen tegen mij: “Jij moet een column gaan maken.” Wat ik ook nog nooit had gedaan. Het ging toen nog over restaurantjes, maar ja, het is fijn als iemand iets in je ziet en snapt waar jij interesse in hebt, waar je goed in bent, en dat ook alle ruimte geeft. Dat helpt natuurlijk heel erg.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je hebt je eigenlijk nooit hoeven losmaken van enige intellectuele bagage of zo?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nee, juist niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Misschien ook omdat je ook zo vrij werd gelaten door je vader?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, dat denk ik wel.

ERNST-JAN PFAUTH: En het klinkt ook een beetje alsof je dat campusleven waar je het net over had, zo’n bubbel, dat je dat uiteindelijk vond bij Folia.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, zeker. Dat was net, dat was inderdaad, stond heel dicht bij het leven wat ik in Amerika had gehad. Want we waren altijd met z’n allen. We waren ook ’s avonds vaak nog met z’n allen. Ja, het was een beetje een soort van Dead Poets Society-achtige sfeer. [Lacht] Allemaal hele leuke, slimme mensen bij elkaar die, ja, een baan hadden, maar dat was natuurlijk eigenlijk meer een soort verkapt, ja, arbeidstherapie-achtige situatie. Het was gewoon een vriendengroep. Het was gewoon hartstikke leuk. Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe, want het klinkt alsof de begindagen van jouw schrijversschap dus ook echt gevormd zijn door al die vriendschappen die je had?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, zeker. Want door Ward, dus met wie ik bij Folia zat, ben ik weer bij NRC.next beland. Dus dan weet je, ja, je kent al iemand en die denkt dan: hé, we kunnen haar wel vragen. Anders was ik daar weer niet beland.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar tussen dit moment, dat je dus bij Folia schrijft, even kijken wanneer leven we dan?

AAF BRANDT CORSTIUS: Daar heb ik heel lang voor geschreven.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar dus eind jaren ‘90 begon je daarmee en dat heb je tot 2006 volgehouden. En bij Next begon je in 2006. Maar daartussen, ik bedoel, dit is niet een succesverhaal met meteen een stijging in de lijn van: “Bij Folia ontdekte ik dat ik schrijver wilde worden…”

AAF BRANDT CORSTIUS: “…en toen stapte ik meteen over.” Nee, nee, nee. Nee, ik bleef heel lang hangen bij Folia.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar er waren nog veel meer plekken toch? De ELLE…

AAF BRANDT CORSTIUS: Ik heb een jaar nog voor de ELLE geschreven.

ERNST-JAN PFAUTH: De pabo nog een tijdje geprobeerd…

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, ik ben nog in de uitgeverijwereld gaan werken.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, toch ook drie boeken uit het Engels vertaald.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, uit armoede toch ook maar wat vertalingen gemaakt.

ERNST-JAN PFAUTH: De Elegance, de Cosmopolitan, de Glamour, VT Wonen…

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, dat waren meer freelance klussen hoor. ELLE was de enige waar ik echt ook in vaste dienst kwam.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, maar een zeer zoekend bestaan klinkt het.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, nou ja weet je, Folia was zo’n luxe baan eigenlijk dat het heel moeilijk was om daar weg te komen. Je had gewoon, je had heel veel vrij. Ik was toen inmiddels gewoon redacteur. En het was heel gezellig. Ja, ik weet niet, ik ken nog steeds twee mensen die er nog steeds zitten. Dus het is echt een soort luxe gevangenis, weet je wel.

ERNST-JAN PFAUTH: Nog steeds van die tijd?

AAF BRANDT CORSTIUS: Van toen, ja. Dus die zijn echt heel lang gebleven. Wat ik ook snap. Ja, het was wel moeilijk om mij eruit te krijgen, denk ik. Tenminste…

ERNST-JAN PFAUTH: Klinkt wel alsof je het geprobeerd hebt. Met al die dingen daarnaast.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, op een gegeven moment heb ik gewoon bedacht van: ik blijf die column gewoon schrijven. Dat mocht ook. Die vond ik heel leuk. En dan ga ik gewoon daarnaast freelancen. En toen ben ik dus ook weer bij de ELLE beland. Want ik wilde ook heel graag een keer voor een glossy iets gaan doen. Dat leek me heel erg leuk.

ERNST-JAN PFAUTH: Waarom?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, ik hield wel van mode en ik hield van glossy’s. En ik dacht dat is vast heel wervelend en dan mag je de hele tijd naar Parijs. [Lacht] En naar New York, en zo. Nou, dat viel nogal tegen. Toen ben ik na een jaar vertrokken.

ERNST-JAN PFAUTH: Daar moest je wel om negen uur binnenkomen?

AAF BRANDT CORSTIUS: Daar werd je absoluut gecontroleerd op je werktijden. Dat vond ik heel stom. En ja, een glossy, had ik ook wel kunnen bedenken, bestaat voor heel veel deel uit foto’s. Dus ik had een deadline van een maand. En dan hoefde ik maar één of twee stukken af te leveren. Ja, ik dacht: wat moet ik hier?

ERNST-JAN PFAUTH: Met jouw schrijftempo ben je dan in de middag klaar.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ik heb het allemaal al af! Ja, en dan moest je weer komen ’s morgens om negen uur. En dan dacht ik: ja, wat zit ik hier te doen?

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je verveelde je gewoon de pleuris toen?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, ik vond het echt heel saai. 

ERNST-JAN PFAUTH: En was het dan zo dat je bij Folia ontdekte van: columns, dat ligt mij. Ik wil columnist worden. En dat je zoekende was naar een manier om dat voor elkaar te krijgen?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, nee, want bij ELLE had ik geen column. Maar ik vond dat wel het leukste deel van mijn werk. Hoewel, ik vond dus ook dat op pad gaan voor stukken wel heel erg leuk. Dus het was niet zo, maar ik wist wel van: ik wil wel in die bladen, krantenwereld blijven. Dat wilde ik wel graag. Maar ik moet eerlijk zeggen, ik had niet echt een plan of zo. Nee, ik deed ook maar een beetje wat zich aandiende.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja. En raakte je ontmoedigd daarvan? Want het klinkt alsof desillusie op desillusie zich stapelde.

AAF BRANDT CORSTIUS: Nee, maar nee, ik zag het meer gewoon, ja, weet je, ik was ook gewoon heel druk met het leven en relaties en gedoe en reizen. Dus ik was niet zo ambitieus, of niet zo gericht. Ik was meer zo van: nou ja, je moet gewoon een baan hebben en het liefst een beetje een leuke. Maar ik geef wel toe dat die jaren dat ik dus bij ELLE ging en toen daarna in die uitgeverijwereld, terwijl de uitgeverijwereld eigenlijk best wel heel leuk is hoor, maar zat ik toch niet helemaal goed. Dus dat voelde ik wel. Ja, maar ik deed er ook niet bar veel aan om dat te veranderen. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Wanneer werd je wel ambitieus dan?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, ik denk door die column in NRC.next. Dus die werd mij toen min of meer aangeboden of ik mocht op proef. En toen dacht ik ineens: ja, dit wil ik wel echt heel graag.

ERNST-JAN PFAUTH: Want Ward Wijndelts, met wie je bij Folia had gewerkt…

AAF BRANDT CORSTIUS: Die kende ik van Folia. Ja, die was naar NRC gegaan.

ERNST-JAN PFAUTH: Die was daar volgens mij bij Next plaatsvervangend chef…

AAF BRANDT CORSTIUS: Zoiets, hij was chef volgens mij.

ERNST-JAN PFAUTH: En die zei: “Ik ken nog wel een goede columnist.”?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, die kwam gewoon met mij. En dus ik, ja, ik kreeg eigenlijk gewoon dat aanbod. 

ERNST-JAN PFAUTH: Want deze krant werd met heel veel bombarie gelanceerd. Die was ook in heel korte tijd heel succesvol. Volgens mij hadden ze in twee jaar 80.000 abonnees of zo.

AAF BRANDT CORSTIUS: Dat was fantastisch. Ja, dat was hartstikke leuk.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus moest je auditie doen, solliciteren, proef columns inleggen?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ik moest een proef column schrijven en ik moest… Dat was echt heel genant, maar goed, ik zal het toch maar vertellen. Ik kreeg een dummy of een soort, ja, een soort krantje wat ze even hadden gemaakt. En daar stond al een column in. Dus daar stond van alles in. En dat liet Hans Nijenhuis, die toen dus de hoofdredacteur was, aan mij zien. En toen zei ik: “Ja, ik vond het wel heel leuk dat krantje. Alleen ik vond die column heel erg slecht. Ik weet niet wie die heeft geschreven.” Die had hij toen geschreven. [Lacht]

Hans Nijenhuis, die toen dus de hoofdredacteur was, liet een soort dummy aan mij zien. En toen zei ik: “Ja, ik vond het wel heel leuk dat krantje. Alleen ik vond die column heel erg slecht. Ik weet niet wie die heeft geschreven.” Die had hij toen geschreven.

Aaf Brandt Corstius

ERNST-JAN PFAUTH: [Lacht] Wow, je toekomstige baas. Of opdrachtgever.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, oh! Het pleit wel voor hem dat hij daar ook wel een beetje om moest lachen, hoor. Maar dat was niet zo’n hele goede binnenkomer voor mij. Maar ja, ja, ik vond het wel. [Lacht] En hij had ook weleens van die tips dat ik dacht: ja, ga ik gewoon niet doen. Dus wij, ja, hij moest een beetje aan mij wennen en ik aan hem, maar…

ERNST-JAN PFAUTH: Maar hij ging er wel over. Hij was degene die moest besluiten wie die column kreeg.

AAF BRANDT CORSTIUS: Hij besloot wel om het te doen. Dus dat was wel weer fijn.

ERNST-JAN PFAUTH: Waar ging je proef column over?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ik weet het helemaal niet meer. Ik weet het echt niet meer.

ERNST-JAN PFAUTH: Echt niet? Het lijkt me een super belangrijke column in je leven.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, was het ook eigenlijk wel. Maar ik ben ook heel slecht, hè. Dit soort dingen onthouden. Ik archiveer ook niks en zo. Dus ik weet het echt niet meer. Maar ik weet nog wel, ik moest voor die column ook echt op pad. Dus het was een beetje anders dan wat ik nu doe. 

ERNST-JAN PFAUTH: Een beetje ‘Bril-iaanse’ columns werden er verwacht.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, die kwam ik ook vaak tegen, Martin Bril, want die ging natuurlijk naar dezelfde dingen toe. Dus het was vrij arbeidsintensief. Het was echt wel vijf dagen per week op pad en deadline halen. Maar dat vond ik ook heel erg leuk.

ERNST-JAN PFAUTH: En wanneer merkte je van: oh, dit gaat eigenlijk wel heel lekker? Want je zei: “Daar werd ik ambitieus.” Dus ik ben wel benieuwd…

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou ja, dat hele idee, al van tevoren dacht ik: oeh, dit is mijn kans. Dit moet ik doen. Dus ik voelde wel ineens van, er ging wel een bel rinkelen in mijn hoofd.

ERNST-JAN PFAUTH: Want je kon ook van deze column leven, neem ik aan?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, ik denk het wel min of meer. Het was waarschijnlijk niet heel veel, maar gewoon prima. En ik had ook niet zo’n duur leven in die tijd. Dus ik heb ook meteen mijn baan bij die uitgeverij opgezegd. Het was echt van: ja, nu moet ik gewoon vol voor dit gaan. Dus zo ben ik wel vaker dat als dan iets op mijn pad komt, dan ineens denk ik van: oh, maar dit is iets goeds. Ik plan niet alles zo bewust.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar je herkent het wel als er iets voorbij komt?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ik herken het wel. Ja, dat denk ik wel. En ik initieer zelf ook wel dingen, hoor. Maar het is ook wel vaak dat ik denk: oh, ja, leuk. [Lacht] Zo moet je ook een beetje zijn.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je herkende van: oh, dit is eigenlijk super leuk, die Next column. Dus nu ga ik ervoor zorgen dat ik het ook houd en goed doe.

AAF BRANDT CORSTIUS: Dat ik het goed kan doen en dat ik het houd. Misschien vond ik dat toen normaler dan nu. Want nu denk ik: jezus, dat had ook allemaal zomaar kunnen mislukken. En dat krantje had het niet kunnen worden. Maar op de ene manier lifte ik heel lekker mee op dat succes van die krant. En mensen vonden mijn stukjes leuk. Het kwam allemaal gewoon helemaal samen, ineens.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe vond je het om een publiek van tienduizenden opeens te hebben? Of wel meer, want de krant werd natuurlijk ook doorgegeven. Dus honderdduizenden.

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, ik weet nog wel dat ik reacties op internet, dat was voor mij nieuw, heel moeilijk vond. Ik heb ook gevraagd toen of ze dat wilden uitzetten. Want onder elk stukje konden mensen gewoon reageren. Dat is nu natuurlijk al vaak helemaal niet meer zo. Maar dat vond ik, dat trok ik gewoon echt niet. Ik dacht: ja, als ik alle kritiek van al die mensen moet gaan lezen, dan ben ik verloren. Dus dat vond ik heel moeilijk. Maar ik vond het wel heel leuk als mensen zeiden: “Oh, ik lees je column altijd heel graag.” Dat vond ik hartstikke leuk.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar vond je het intimiderend? Want je hebt zo lang een beetje in de luwte geschreven en dan opeens op zo’n nationaal podium.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, maar dit was toch ook nog wel best wel in de luwte hoor. Het is toch, hoe zichtbaar je bent als krantenjournalist is ook wel beperkt.

ERNST-JAN PFAUTH: Je stond op pagina twee met je hoofd.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, en dan nog viel het best wel mee. Ik ging dan op pad voor de krant. Frits Abrahams, die had ik om advies gevraagd, die werkte voor NRC en die zei: “Je moet heel erg zorgen dat niemand je ooit kent. En heel erg fly on the wall. En zo. Maar dat was eigenlijk heel makkelijk. Als je gewoon niet heel sparkling overal binnenkomt, maar gewoon een beetje rustig in een hoekje gaat zitten met je opschrijfboekje, dan letten mensen helemaal niet zo op je. Ik was geen Martin Bril, weet je wel. Die daar echt met al zijn présence zo binnen kwam lopen.

ERNST-JAN PFAUTH: Die zelf het verhaal werd bijna.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, die was ook vaak zelf het verhaal. Zo deed ik niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Oké, nou we weten nu hoe je bij je doorbraak bent gekomen. Dus ga ik nu graag met het educatieve gedeelte van de podcast beginnen.

AAF BRANDT CORSTIUS: [Lacht] Grammatica les.

ERNST-JAN PFAUTH: Voor de jonge schrijvers. Martin Bril noemde je net al. Die had allemaal van die wijsheden die hij debuteerde over het columnschap. Volgens mij “move the product” is een bekende uitspraak van hem. “Move the product” betekent dat je columns…

AAF BRANDT CORSTIUS: …eindeloos her-cycled.

ERNST-JAN PFAUTH: Je hebt net een bestseller uitgebracht die uit columns bestaat, Gun iedere kabouter zijn eigen muts.

AAF BRANDT CORSTIUS: Precies, daar zou Martin Bril trots op zijn geweest.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik las dat een van de belangrijkste lessen die je vader jou geleerd heeft, is dat je moet altijd betaald krijgen voor je werk.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, zeker.

ERNST-JAN PFAUTH: Heb je daar tot nu toe naar geleefd?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, best wel. Behalve als het voor liefdadigheid is of zo. Maar ik vind het ook echt totale onzin dat mensen dat niet zouden doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Voor de exposure, Aaf.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, dat is zo’n onzin.

ERNST-JAN PFAUTH: Vertel, waarom is dat onzin? Want dit wordt heel vaak gedeeld als advies. “Je moet wel gratis werk doen in het begin.”

AAF BRANDT CORSTIUS: Zeker, mensen in alle creatieve beroepen krijgen dit te horen. Maar misschien komt dat ook omdat ik bij Folia begon, waar ik gewoon best een vorstelijk salaris kreeg voor een leerlingfunctie. Dat ik ook een beetje vanuit die ivoren toren heb gedacht: ja, maar dan ga ik niet terug naar een of ander lulbedrag. Dat ga ik gewoon niet doen. Dus dat hielp misschien wel. Dat ik gewoon geheel per ongeluk op een vrij goed betaald… want in de journalistiek valt helemaal niet zoveel geld te verdienen. En ook mijn vader inderdaad. Dat ik gewoon zag van: ja, hij moest er ook gewoon van leven. Dus ja, je kan niet voor niks dat werk gaan doen. Dat kan gewoon niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar voor een jonge columnist is het toch een heel goed idee om een paar keer gratis wel ergens een column te komen voordragen? Om een beetje bekendheid te krijgen?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nee, vind ik helemaal niet. Ik vind die optredens in bibliotheken, daar krijg je trouwens wel geld voor, maar dat gaat je echt niet verder brengen, nee. En ik weet ook gewoon zeker dat mensen je gewoon serieuzer nemen als je geld vraagt voor wat je doet. Want dan denken ze van: ze is blijkbaar al iemand. En anders denken ze: oh, ze wil zo graag, haha. Dan ben je gewoon, ja…

Misschien is dit heel makkelijk gezegd hoor. Natuurlijk, stages en zo heb ik wel gratis gedaan. Ja, ik vind op een gegeven moment moet je echt geld verdienen met dingen die je doet. Dat vind ik gewoon heel logisch. Daar ben ik nogal rechtlijnig in.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik vond het altijd moeilijk tot iemand tegen me zei: “De mensen die het licht en geluid doen worden ook betaald.”

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, tuurlijk.

ERNST-JAN PFAUTH: “En degenen die het organiseren worden ook betaald.”

AAF BRANDT CORSTIUS: Dus waarom jij dan niet? Dat is heel gek.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, maar ik snap de FOMO ook wel van: misschien dat je dan net die ene kans mist, of zo.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, maar daar geloof ik nooit zo in. Nee, dat is misschien ook wel omdat ik inderdaad heel lang ook allemaal wat onzinnige dingen heb gedaan en zo. Ik denk: ja, het moet ook maar allemaal net zo rollen. Dus het gaat echt niet liggen aan één optreden in een kerk in Bussum of zo. 

ERNST-JAN PFAUTH: Wat is dan wel belangrijk om… Stel je voor dat jij het nu opnieuw zou moeten doen, in dit tijdsgewricht?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, ik zeg altijd van: “Ga dus schrijven voor iets à la Folia.” Weet je wel, en tegenwoordig kan je ook een blog maken. Je kan op Instagram, je kan overal iets laten zien van jezelf. Weet je wel, dat is eigenlijk juist makkelijker geworden. Er is ook meer, dus het is ook weer moeilijker om je te onderscheiden. Maar ja, zorg gewoon dat je op een plek komt waar je veel deadlines hebt en veel output kan leveren, zeg maar. Want je kan niet gaan zitten wachten op goddelijke inspiratie en één keer per jaar een gedicht schrijven. Ja, het kan, maar dan wordt het denk ik geen carrière. Daar komt het eigenlijk op neer.

Je kan niet gaan zitten wachten op goddelijke inspiratie en één keer per jaar een gedicht schrijven.

Aaf Brandt Corstius

En ik zie bijvoorbeeld bij Tonny, dat is dat podcastbedrijf waar ik werk, dat… Zij hebben heel veel stagiairs. En de goeie, die blijven vaak hangen, weet je wel. Dat talent komt wel boven drijven. Dus je moet zorgen dat je in zo’n bedrijf komt waar je misschien een nederige functie uitoefent, maar daar moet je dan, dat heb ik bij Folia ook gedaan, laten zien van: hé, hé, ik ben echt onmisbaar voor jullie. Ik ben hier heel belangrijk. En dan, toen mocht ik ook blijven. Want zo’n leerlingredacteur ging in principe na een jaar weg. Maar ze hielden natuurlijk ook vaak mensen vast. En dat zie ik nu ook weer bij Tonny. Dan denk ik: oh ja, die kan echt goed filmpjes maken. Oh, ik hoop dat ze diegene houden.

ERNST-JAN PFAUTH: En deadlines zijn dus eigenlijk cruciaal.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, vind ik wel. Ja, van buitenaf.

ERNST-JAN PFAUTH: Je moet eigenlijk een leven, als je wilt schrijven, moet je een leven organiseren met zoveel mogelijk deadlines zodat je leert produceren. 

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, zeker. Zeker. Ik heb ooit in Amerika voor de lol een workshop gedaan: How to make $100,000 a year as a freelance journalist. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Dat klinkt inderdaad heel Amerikaans. [Lacht]

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, op zich een mooi streven. In Nederland nog net wat moeilijker. Maar dat ging ook om: je moet alles aanpakken. Dus je moet gewoon voor de Reader’s Digest en het tuinierblad en ik heb ook voor de malste bladen… ik heb voor het blad Nautique geschreven over zeilen. Nou, dat is wel het laatste waar ik iets vanaf weet. Ik heb voor Audi Magazine een column gehad. Ik kan niet eens auto rijden. Ik bedoel, ik heb mezelf echt… I’ve put myself out there, zeg maar. 

Ik heb voor Audi Magazine een column gehad. Ik kan niet eens auto rijden.

Aaf Brandt Corstius

ERNST-JAN PFAUTH: In welke fase was dit dan, dat je voor Nautique en Audi Magazine schreef?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, Nautique was in die fase dat ik zeg maar tussen Folia en NRC.next freelancete. En Audi, ja, toen was ik al columnist bij NRC.next, maar die vonden mijn schrijfstijl gewoon leuk. Toen zei ik: “Ja, maar ik kan geen auto rijden.” “Nee, dat maakt niet uit.” [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Maar waarom was het op dat moment dan belangrijk voor jou als auteur om die column aan te nemen?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, omdat met van dat soort commerciële bladen je natuurlijk wel wat beter verdient.

ERNST-JAN PFAUTH: Gewoon geld. Dat had je in die cursus meegekregen. [Lacht]

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, dus ik dacht van: nou, kan ik nog wel gebruiken. Ja, vond ik wel leuk.

ERNST-JAN PFAUTH: En op welk punt in je carrière besloot je die cursus te volgen van hoe je 100.000 dollar verdient?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, dat was meer toen ik nog, toen ging ik terug naar New York toen ik eind twintig was. Dus toen was het meer een beetje om mezelf bezig te houden, zeg maar. Ik dacht: ik ga gewoon die cursus doen. Het was best wel leuk, hoor. Ik bedoel, ik heb er toch wel wat van geleerd. Namelijk, je moet niet je neus ophalen voor allerlei opdrachtgevers. Tuurlijk moet je er geld voor vragen, maar je moet ook niet denken: ik ben hier… ik ben te goed voor Arts en Auto of zo. Gewoon schrijven. Ja, gewoon een portfolio, zeg maar, opbouwen.

ERNST-JAN PFAUTH: En ik kan me ook voorstellen dat mensen denken: nee, dan moet ik, bijvoorbeeld op het moment dat ze NRC.next columnist zijn, ik moet “nee” zeggen tegen Audi Magazine want ik moet al mijn creatieve aandacht kunnen richten op die vijf columns per week.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, nee, ik wist wel van: dit kan ik er wel bij doen. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Oké.

AAF BRANDT CORSTIUS: Nee, voor NRC.next was het heel tijdsintensief. Dus ik was inderdaad soms een hele dag op pad. Maar ik wist wel van: ik heb ook ergens nog wel een uur over om iets voor Audi Magazine te verzinnen.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik merk dit ook wel, die deadlines. Ik probeer nu gewoon maar kunstmatige deadlines voor mezelf te creëren.

AAF BRANDT CORSTIUS: Als freelancer?

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, ik kan nu zelf bepalen wat ik doe. En dan merk ik dan als je dan, zo’n lege agenda is waar je van droomt. En dan is het er en dan is het heel intimiderend.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, is helemaal niet per se fijn.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus dan probeer ik nu… en dat heb je natuurlijk ook in het begin van je carrière als je nog studeert en je staat ernaast.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, dat is ook een hele ongestructureerde tijd.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja. Dus wat ik nu dan vaak doe, is dat ik zeg tegen iemand: “Ik heb een idee en…”

AAF BRANDT CORSTIUS: “Zullen we dat gaan doen?”

ERNST-JAN PFAUTH: Ja. Of: “Ik lever het idee voorstel bij jou volgende week donderdag in!”

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, dat is heel goed.

ERNST-JAN PFAUTH: En dan is het eigenlijk uit mijn duim gezogen.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, maar je moet er een tijdslimiet aan opleggen.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja.

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, dat vind ik bijvoorbeeld heel fijn dat ik nu die podcast maak en zo. Dat is gewoon echt, dat kan je niet zomaar een week overslaan. Dat is niet de bedoeling natuurlijk. En er zijn al advertenties gepland en dan komen mensen kijken of je een nieuwe online hebt geplaatst. Ik hou daar wel echt van. Ja, ik vind dat echt wel heel fijn.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar je bent nu wel wat kritischer geworden met hoe je je tijd besteedt. Want ik kwam een soort keuzemodel tegen in jouw boek Gun iedere kabouter zijn eigen muts – levenslessen waarvan je niet wist dat je ze nodig had.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En één daarvan is: poen, prestige en plezier.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Kan je dit keuzemodel even toelichten?

AAF BRANDT CORSTIUS: Die heb ik van mijn vriendin Machteld van Gelder. Met haar heb ik het Handboek voor de moderne vrouw geschreven. En zij is ook wel een voorbeeld van mij over werkende mensen die hun werk goed inrichten, zeg maar. Zij zei: “Poen, prestige en plezier. Die heb je bijna nooit alle drie. Maar je moet er altijd twee van de drie hebben.” Eén van de drie is niet goed genoeg. Dus iets alleen maar doen voor de poen is… Ja, je kan het een keer doen. Maar liever niet. En dit werkt voor mij eigenlijk gewoon heel goed. Want als freelancer moet je heel vaak beoordelen: ga ik deze klus doen of niet? Ja, soms is er amper poen, maar wel veel prestige en plezier. Dan doe je dat lekker, weet je. Maar ik had laatst bijvoorbeeld een klus en dat was eigenlijk alleen maar poen. En toen dacht ik: ja, nee, dat moet dan maar niet. Ja, het is eigenlijk heel simpel.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dus je bent nu wel kieskeuriger geworden? Want Audi Magazine was alleen poen.

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, daar had ik ook wel plezier in, moet ik eerlijk zeggen. Want die mensen waren heel aardig. Ik vond het ook weer heel grappig dat ík van alle mensen voor een auto-magazine schreef. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Oké, redelijk plezier. Mag ik zo vrij zijn om een vierde P te suggereren?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja. 

ERNST-JAN PFAUTH: Op basis van dit gesprek.

AAF BRANDT CORSTIUS: Graag.  

ERNST-JAN PFAUTH: Het is wel een Engelstalige P, want ik weet even niet het Nederlands woord hiervoor. Maar: practice.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, gewoon doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, om jezelf… “Ga ik hier wat van leren van deze opdracht?”

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, dat is heel belangrijk. Ja, dat zie ik dan ook wel een beetje als plezier. Want als je leert dan heb je meestal ook wel plezier ergens aan. Maar ja, dat is heel erg van yoga. “Thank you for showing up to your mat today, for this practice.” Dat zeggen ze altijd bij de yogaschool, in het Engels. Dat is inderdaad ja, ongeveer de helft van het hele gebeuren. Gewoon: showing up.

ERNST-JAN PFAUTH:  Ja, want volgens mij schrijf je ook ergens dat op inspiratie wachten…

AAF BRANDT CORSTIUS: Nee, dat moet je gewoon niet doen. 

ERNST-JAN PFAUTH: …is voor amateurs.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, want als iemand zegt: “Je moet om acht uur een stukje inleveren”, dan kan je echt niet wachten. Kan gewoon niet. Dat zie ik nu ook op die kunstacademie. Zeggen mensen: “Ja, ik weet het nog niet, ik weet het nog niet.” En dan denk ik: nee, gewoon, ga maar iets maken nu. Weet je wel? Misschien is het wel slecht, maar dan heb je iets. Je gaat niet niks inleveren.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dat is volgens mij zo’n citaat, ik weet niet eens meer van welke schrijver dat is. Een of andere Amerikaan die zei: “Ik schrijf alleen als ik geïnspireerd raak. Gelukkig is dat elke dag om negen uur stipt.”

AAF BRANDT CORSTIUS: Precies. Zo kun je het ook zien. Ja, en dat is natuurlijk ook helemaal niet waar. Die zal ook weleens zo zitten van: oh, maar ja…

ERNST-JAN PFAUTH: Maar het idee klopt wel. 

AAF BRANDT CORSTIUS: Het klopt wel, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: En je maakt in je boek ook onderscheid tussen leven volgens wetten en volgens waarden.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Kun je dat uitleggen?

AAF BRANDT CORSTIUS: Van wie had ik die? Van Bregje Hofstede, geloof ik, had daar iets over geschreven.

ERNST-JAN PFAUTH: In haar burn-out boek.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, precies. Ik ken haar verder niet, hoor. Maar ik vond het gewoon wel heel aansprekend dat, nou ja… Dat gaat inderdaad over: ga je leven omdat je denkt ik moet zo en zo veel geld verdienen of ik moet sowieso veel prestige vergaren? Of ga je leven volgens: ik vind het heel interessant om stukjes te schrijven of ik vind het, het lijkt mij heel erg leuk, om naar de Tweede Kamer te gaan? Dan leef je volgens waarden. En wat zij eigenlijk zegt, en ook wel heel logisch is, als je alleen maar volgens die wetten leeft dan kom je sneller in zoiets als een burn-out of een crisis terecht. Want dan heb je het helemaal niet uit jezelf gehaald. Het gaat ook erg over intrinsieke en extrinsieke motivatie. Het is op zich heel logisch.

Maar ik ben nog steeds vaak aan het denken: doe ik dit nou omdat ik vind dat ik dit moet doen of omdat ik het cool vind? Of omdat mensen op me zitten te wachten? Of omdat mijn vader het leuk had gevonden? Weet je wel, zoiets. Dus dat is best moeilijk soms nog om te onderscheiden. Dat je niet gewoon klakkeloos aan die wetten die je dan eigenlijk ook gewoon elke dag moet voldoen, maar meer echt moet denken: wat is voor mij veel waard?

Ik ben nog steeds vaak aan het denken: doe ik dit nou omdat ik vind dat ik dit moet doen of omdat ik het cool vind? Of omdat mensen op me zitten te wachten? Of omdat mijn vader het leuk had gevonden?

Aaf Brandt Corstius

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe ben je erachter gekomen wat je waarden zijn? Hoe doe je dat? Als je nu luistert als jonge luisteraar en je denkt: oké, dat klinkt goed?

AAF BRANDT CORSTIUS: Dat verandert natuurlijk ook weer in je leven.

ERNST-JAN PFAUTH: Het klinkt heel zwaar ook, toch? Van [zet zware stem op]: ”Ontdek je waarden, en leef ernaar!” 

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, dat klinkt ook alsof het bijna niet mogelijk is. Maar kijk, je leven is natuurlijk ook een optelsom van een heleboel voorwaarden. Dus als je bijvoorbeeld kinderen krijgt, dat weet jij ook, dan veranderen je waarden ook wat betreft je werk. En als die kinderen weer groter worden, die van mij zijn nu 13 en 14, dan kan je ook weer veranderen want dan kunnen ze bijvoorbeeld zelf naar huis fietsen. Om maar wat te noemen. Ja, het heeft ook met een heleboel praktische zaken te maken. Dus ik kan nu weer vrijer denken over mijn werk, dan toen zij heel klein waren. Toen was het gewoon van: de kost verdienen, naar de crèche fietsen, ophalen. Ja, dan ben je niet zo van: goh, zal ik eens een musical gaan schrijven? Weet je wel? [Lacht] Ik had er gewoon geen ruimte voor!

ERNST-JAN PFAUTH: Toen was gewoon de waarde: providen voor mijn familie.

AAF BRANDT CORSTIUS: Precies, op de manier die mij wel past, gelukkig. Maar het was niet van: ik ga terug naar school. Nee, dat zat er gewoon echt even niet in. En dat was ook prima. Want mijn gezin is ook een hele grote waarde. Dus dat vind ik ook heel belangrijk. Of dat vind ik het belangrijkst.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar is dit iets wat jij dan af en toe bewust doet? Dat je denkt van: wat zijn nu mijn waarden? Want het klinkt alsof je, als je op basis daarvan keuzes wil maken, moet je ook een duidelijk beeld hebben van wat je waarden zijn.

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, wat ik soms merk, nu ik ouder word, soms loop je gewoon een beetje zo tegen iets aan. En je denkt: het loopt allemaal niet lekker, ik ben heel stroperig en ik zit eigenlijk altijd een beetje met lange tanden te werken. En ik heb dan bijvoorbeeld, wat was het? Anderhalf jaar geleden heb ik drie maanden vrij genomen van de krant. En toen dacht ik van: wat wil ik nou met die column? Moet ik hem om de dag blijven doen? En dan kan je toch, doordat je het een tijdje niet doet, beter voelen van: oh ja, ik wil nog wel column schrijven, maar ik wil eigenlijk liever op pad. Nou, toen kwam ik met dat idee en dat vonden ze ook meteen heel erg leuk. Dus gelukkig. Soms moet je jezelf dan misschien even vrijgeven of zo?

ERNST-JAN PFAUTH: Als je merkt dat het een beetje begint…

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, soms merk je dat het begint te… Dat je er tegenaan begint te hikken.

ERNST-JAN PFAUTH: En dan moet je dus even bij jezelf te raden gaan wat je waarden zijn.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, maar ik zeg erbij, dat is natuurlijk wel een beetje luxe. Want toen ik nog minder verschillende gigs had en daardoor ook minder geld verdiende, had ik gewoon niet de luxe om te zeggen: “Nou, ik stop hier maar eens mee.” Dat kon gewoon niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Nee, maar dan is je waarde dus anders.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, dan is het gewoon van: het gaat nu even ook om gewoon geld verdienen.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, en als het gaat over gewoon geld verdienen… Volgens mij, veel mensen zitten aan het begin van hun carrière, moeten ze dingen doen om gewoon maar geld te verdienen. Dat is nou eenmaal nodig. Maar daarnaast hebben ze ook creatief of vrij werk of autonoom werk waar ze hun tijd in willen steken. Hoe was die verdeling voor jou in die zoekende jaren? Hoe deed je dat?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ik heb nooit… Ik bedoel, het was allemaal voor geld, zeg maar. Maar sommige dingen vond ik wel leuker dan andere. Maar het is niet zoals met een kunstenaar, bijvoorbeeld dat je echt autonoom werk maakt waar je echt helemaal niets mee verdient. Dat is in de schrijverij, of zoals ik ‘m doe in de journalistiek toch minder aan de hand. Je hebt natuurlijk mensen die romans gaan schrijven…

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, bijvoorbeeld.

AAF BRANDT CORSTIUS: Die gewoon vier jaar aan een roman… Maar zo ben ik dus gewoon niet ge-wired. Ik denk dan: A, vind ik veel te veel werk en B, kan ik niet. C, krijg ik geen geld voor. Dat vind ik ingewikkeld.

ERNST-JAN PFAUTH: Het heeft ook wel iets ambachtelijks, hoe jij het hebt aangepakt.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, het is gewoon wat praktischer, zeg maar. Ja, ik denk dat ik wel best wel praktisch ben.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar was je niet een nog creatievere schrijver geworden als je jezelf meer vrije experimenten had toegestaan? In je jonge jaren?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nee, ik denk het echt niet. Ik gedij eigenlijk niet zo heel goed bij veel vrijheid. Daar komt het eigenlijk wel een beetje op neer. Ik heb nu echt een week, die is dan van maandag tot en met vrijdag redelijk vol gebeiteld met allerlei dingen die ik vast moet doen. Dat vind ik echt heel fijn. Ja, dat vind ik echt heel prettig.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus lekker lijkt me dat, om dat van jezelf te ontdekken.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, want ik dacht altijd: ja, maar ik ben een freelancer. En dat ben ik nog steeds. Alleen nu ben ik een freelancer met allemaal snoeiharde verplichtingen. [Lacht] Ja, ik weet niet. Ik vind zo’n dag die zo structuurloos voor je ligt… Ja, ik zal een beetje ADHD hebben of zo, maar ik kan daar eigenlijk gewoon helemaal niet zo goed mee om gaan.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar jij wordt dus creatiever onder druk? 

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, ik denk het wel. Ja, en ik stel dingen niet meer uit en zo. Dat kan ook gewoon echt niet. Dat is best wel fijn, vind ik.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat heb je voor jezelf georganiseerd? 

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, en dat had ik natuurlijk al bij Folia. Daar was het gewoon donderdag allemaal inleveren. Ja, dat vond ik fijn. Ik denk dat Ward dat ook aan mij zag. Dat ik gewoon lekker zo: hup, afmaken! Dat vond ik gewoon fijn. Terwijl ik had ook weleens, zo zwetend en rokend – dat mocht toen allemaal nog binnen – zo net niet te halen. Nee, dat is toch lekker? We hebben die deadline. Dat is lekker duidelijk.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar ik denk dat het wel belangrijk is om te horen voor jonge luisteraars, omdat het ideaal dat vaak wordt voorgespiegeld is…

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, dat is veel romantischer.

ERNST-JAN PFAUTH: …dat je wel zeeën van tijd voor je hebt, aan je bureautje…

AAF BRANDT CORSTIUS: En dan ga je heel erg experimenteren. Nou, en ik denk ook dat er zeker mensen zijn die zo het beste werken.

ERNST-JAN PFAUTH: Tuurlijk, maar er kunnen ook mensen nu luisteren die daarvan dromen, terwijl eigenlijk veel beter het model bij hen past dat bij jou past.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja precies. Ja, nou ja, dat staat ook in mijn boek. Je hebt dingen die je wil willen. En je hebt dingen die je gewoon wil. En ik denk dat heel veel mensen willen wel zo’n soort kunstenaar zijn. Maar dat zijn maar weinig mensen.

Je hebt dingen die je wil willen. En je hebt dingen die je gewoon wil.

Aaf Brandt Corstius

ERNST-JAN PFAUTH: Ja.

AAF BRANDT CORSTIUS: Het zijn maar weinig mensen die puur op eigen motivatie en zonder prikkels van buiten werk maken wat goed is. Het is echt moeilijk.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja. Om deze podcast even praktisch af te sluiten: je zei net al dat je dus had geleerd dat je nooit een column of een verhaal moet beginnen met een feitelijke constatering.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Tenzij die heel spannend is.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, het kan wel.

ERNST-JAN PFAUTH: Welke fouten heb jij in het begin veel gemaakt, in je columns waarvan je nu weet: dat moet je niet doen?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ik gebruikte wel heel veel verkleinwoorden. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Ik kwam ook een studie tegen, of een heel lang artikel…

AAF BRANDT CORSTIUS: Die daar een keer onderzoek naar hadden gedaan, he? [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, naar jouw gebruik van verkleinwoorden, zat een hele theorie achter.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, ik gebruikte echt veel verkleinwoorden. En een vriend van mij zei op een gegeven moment: “Jij doet heel vaak zo het cirkeltje rond redeneren.” Weet je wel? Dus dan begin je met ‘het lampje ging aan’ en dan aan het eind van het verhaal knippert het lampje nog of zo, weet ik veel. Toen dacht ik: oh, wat erg! Oh, wat erg. Dan voel ik me echt betrapt. Dus dat soort dingen blijven mij dan wel bij. 

Ja, ik denk dat het het beste is om gewoon zo eigen mogelijk te schrijven. En ik denk dat ik toen in het begin nog gewoon dacht van: het moet allemaal heel degelijk, het moet heel erg kloppen en zo. En nu denk ik gewoon veel meer van: nou, het moet gewoon leuk zijn om te lezen. Dat is veel belangrijker.

ERNST-JAN PFAUTH: En heb je een soort checklist in je hoofd van hier moet een goede column aan voldoen?

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, nou ja, ik heb dus allemaal regels waarvan ik dan vind dat ze heel logisch zijn.

ERNST-JAN PFAUTH: Kun je er eens eentje noemen? Of twee, drie?

AAF BRANDT CORSTIUS: Je mag dus nooit zeggen: “Ik weet niet wat ik moet schrijven.” Want dan wil ik het dus niet meer lezen.

ERNST-JAN PFAUTH: Dan ben je af.

AAF BRANDT CORSTIUS: Je mag nooit schrijven over het column schrijven, als het even kan. Of over het zijn van columnist of over het te gast zijn bij jou of bij iets.

ERNST-JAN PFAUTH: Oh, dat ook niet?

AAF BRANDT CORSTIUS: Mag ook niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Oké.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus er zijn columnisten die een hele oeuvre hebben gebouwd op een regel die er bij jou niet doorkomt.

AAF BRANDT CORSTIUS: Absoluut. En dan denk ik steeds: waarom weet jij deze regels niet?

ERNST-JAN PFAUTH: Het zijn wel succesvolle columnisten soms! [Lacht]

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, zeker! Dus ik weet ook helemaal niet of de regels kloppen, maar ik vind ze heel duidelijk. Ja, nou ja. En je mag van mij ook niks verzinnen, bijvoorbeeld. En daar zijn ook heel veel verschillende meningen over. Ik bedoel, Carmiggelt verzon heel veel. Maar dat vind ik stom. Dus…

ERNST-JAN PFAUTH: Dat mag allemaal niet.

AAF BRANDT CORSTIUS: Nee.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat moet er sowieso in?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, ja. Er moeten gewoon… Ja, dat klinkt een beetje esoterisch of zo, maar er moeten gewoon zinnen in die zeg maar eruit poppen, om het zo maar even te zeggen. Dus er moet iets zijn waarvan je denkt van: oh, nou nu… Dat is net als met een film of een kunstwerk. Maar dat is bijna niet… Dat kan je bijna niet echt omschrijven. Maar dat gevoel moet je gewoon zelf hebben.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik las een interview met een Amerikaanse schrijver, Morgan Housel, en die operationaliseerde dit volgens mij.

AAF BRANDT CORSTIUS: Oh ja?

ERNST-JAN PFAUTH: Hij heeft van die boeken als The Psychology of Money geschreven. En dat heb je misschien gelezen voor je podcast?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nee, nee, maar dat moet ik dan wel doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is echt een aanrader. Die zegt: “Mensen onthouden geen boeken of hoofdstukken, mensen onthouden zinnetjes.”

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: In die zin is jouw boek daar een goed voorbeeld van. 

AAF BRANDT CORSTIUS: Is waar, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus de metric die hij in zijn hoofd heeft is: hoe vaak gaan mensen deze zin highlighten als ze het lezen op een Kindle?

AAF BRANDT CORSTIUS: Nou, dat vind ik… Dat is eigenlijk wel grappig want mijn tante die nu overleden is, toen ik begon bij NRC.next – zij was wel een hele trouwe lezer van mij – dus wat mijn vader dan niet deed, dat deed zij wel. En dan knipte ze hem elke dag uit, mijn column, en dan, zij noemde dat dan ‘dan geelde ze het aan’. Zij was zelf ook schrijfster. Dus dan maakte ze één zinnetje geel. En vaak was ik het ook eens met dat zinnetje. Dat ik dacht: oh ja, dat was wel… En dat is denk ik wat er bij mij is gebleven. Dat je denkt: er moet wel iets aan te strepen zijn. Ja, dat is eigenlijk wel een hele goeie van hem. Ja, je onthoudt inderdaad geen boeken.

ERNST-JAN PFAUTH: Nou ja, je had hem zelf al bedacht, want je had dus je tante in je hoofd.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, maar gek genoeg nu je dit zegt, komt dat ineens bij me terug. Dat zij al die plakboeken, echt heel erg lief, vol met stukjes van mij met die zinnetjes had gedaan. Ja, dat is natuurlijk wel heel motiverend. Vooral als iemand het ook echt snapt, als ze met jou op één golflengte zit. Ja. 

ERNST-JAN PFAUTH: Mooi.

AAF BRANDT CORSTIUS: Ja, dus zo erg is mijn leven nou ook weer niet. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Nou, met die woorden sluit het af, Aaf.

AAF BRANDT CORSTIUS: Dat is altijd goed om even te benadrukken. [Lacht]

ERNST-JAN PFAUTH: Dankjewel.

AAF BRANDT CORSTIUS: Jij bedankt.

Lees hier de interviews met frontman van De Staat Torre Florim, toneelregisseur Ivo van Hove en sterrenchef Sergio Herman.

Wil je geen aflevering missen?

Geef je dan op voor de persoonlijke nieuwsbrief van presentator Ernst-Jan Pfauth. Hij mailt je nieuwe interviews en de belangrijkste lessen uit de gesprekken.

Kom naar Jonge Jaren Live op 27 november in Amsterdam