Categorieën
Interview

Jandino Asporaat

De comedian over hoe hij zijn eigen speelveld creëerde

Jandino Asporaat is wat ze in Amerika een media mogul noemen. De comedian verkoopt niet alleen de grootste zalen van Nederland uit, maar heeft voor elke film die hij maakte een Gouden Kalf ontvangen. Hij is presentator van grote tv-programma’s als De Dino Show en Dance Dance Dance, succesvol ondernemer én bouwt aan een nieuwe stad in zijn thuisland Curaçao.

Kortom, Jandino heeft het goed voor elkaar. Maar dat is niet altijd zo geweest. De rasentertainer vertelt in dit gesprek met Ernst-Jan over zijn gelukkige jeugd op Curaçao die zwaar werd toen zijn moeder naar Nederland vertrok en hij op zijn negende moest werken. Over hoe hij werd mishandeld en eenmaal in Nederland in een internaat belandde omdat zijn moeder ziek werd.

Hoe koos hij ondanks die loodzware tijd voor het onbevangen beroep van entertainer? En hoe gaat Jandino om met de weerstand? Want hoewel hij geliefd is bij het grote publiek, worden zijn films gekraakt door recensenten en ook zijn collega’s blijken hem soms in de weg te zitten. Kritiek negeren is één ding, maar hoe heeft Jandino vervolgens zijn eigen speelveld gecreëerd?

Een gesprek over slechte recensies, chips eten in een rond waterbed en thuis horen op het podium.

📖 Lees de autobiografie van Jandino (affiliate of via je lokale boekhandel)

🏝 Trailer van Bon Bini Holland

⭐️ De recensie over Jandino’s theatershow in het Parool

📺 Een aflevering van FC Kip

🎩 Jandino staat nu in het theater met zijn show Perspectief

Het volledige interview met Jandino Asporaat

ERNST-JAN PFAUTH: Jandino, welkom bij Jonge Jaren. Het idee van dit programma is om jonge mensen inzicht te geven in hoe mensen hun carrière hebben gemaakt, welke keuzes ze hebben genomen, deels om ze te inspireren, deels om gerust te stellen. Ik heb de afgelopen weken natuurlijk helemaal in jouw universum geleefd, om me voor te bereiden…

JANDINO ASPORAAT: Hahaha, sorry voor alles!

ERNST-JAN PFAUTH: Nee, ik vond het heel vet. En je boek, ik vond je boek ook… Ik had natuurlijk een beeld van jou, als comedian, en je comedian-stijl enzo. Maar er schuilt heel wat achter ben ik achter gekomen. Ik denk dat één van de belangrijkste dingen die mensen van jou kunnen leren, en waar ik naar hoop te vragen, is hoe je je eigen speelveld kunt creëren. Want je hebt best wel wat tegenstand gehad, je bent hier en daar ontmoedigd, maar je hebt toch echt je eigen plek gecreëerd. En daar ben ik heel benieuwd naar, hoe je dat gedaan hebt.

JANDINO ASPORAAT: Ik ook soms hè. Ik zeg ook heel vaak ‘ik ben echt verbaasd dat ik het heb gered’. Het is echt een wonder. Ook niet helemaal maar ik sta soms wel eens te denken van ‘ik heb alle ingrediënten om te mislukken’, als ik zeg maar ga op de bestaande regels van hoe dingen zouden moeten gaan enzo. Dus je moet eigenlijk gewoon de kaders negeren en gewoon gaan. Maar als ik de kaders had gevolgd dan was ik mislukt.

ERNST-JAN PFAUTH: Misschien kunnen we dat illustreren met twee leraren uit jouw verleden. Eentje die om je moest huilen en de ander die je uitschold. Laten we beginnen met degene die om je moest huilen. Dat was een lerares die naar je voorstelling Blackout was geweest…

JANDINO ASPORAAT: Aaaah! Je hebt je huiswerk gedaan joh!

ERNST-JAN PFAUTH: Jazeker. En ze kwam na afloop huilend naar je toe. Waarom?

JANDINO ASPORAAT: Nou, dat was in groep acht. Dat was juffrouw Van het Hof. En zij heeft mij VBO gegeven als advies, na de CITO, en dat kwam voornamelijk omdat ik te druk was in de klas. En wat je in die tijd kreeg, misschien nu ook van ‘ga nou maar wat doen met je handen…’. Ik weet ook dat in groep acht, dus in het laatste jaar, kreeg je zo’n school musical, en wij kregen geen tekst. We speelden een bejaardentehuis…

ERNST-JAN PFAUTH: Wie is ‘wij’?

JANDINO ASPORAAT: Ibrahim, de Turk, en ik. En wij kregen geen tekst, wij hadden in de musical, we waren wel dokters, we speelden een bejaardentehuis, en dan hadden wij twee witte jassen aan en banjo zonder snaar en stonden we de hele voorstelling zo te pingelen. Omdat we waarschijnlijk geen tekst konden onthouden. 

En boven dat kregen wij als advies, of ik dan, VBO. En jaren later, als je dan kijkt naar alle andere leerlingen, ben ik toch wel heel erg succesvol geworden. En zij [de juffrouw] zei toen tegen mij na het zien van mijn voorstelling waarin ik heel veel tekst zou moeten onthouden: ‘Ik bedenk me nu, hoeveel andere kinderen heb ik de kans ontnomen om te zijn wie ze konden zijn omdat ík ze niet begreep’. En dat raakte haar, en dat raakte mij ook. En was ook een mooi moment. Ik vond het ook moedig van haar om dat toe te geven. Ik denk ook dat ze niet anders kon, en ik denk dat het haar overrompelde, want daar stond iemand waarvan zij zeker wist van ‘nou die moet maar wat met z’n handen gaan doen want voor de rest lukt het niet’.

ERNST-JAN PFAUTH: En die andere leraar waar ik het over wil hebben is een leraar, meneer Romeinse heet ‘ie volgens mij, die schold jou uit op je dertiende voor klootzak. Dat klinkt heel negatief, maar dat was voor jou eigenlijk een heel belangrijk moment. Kan je vertellen wat daar gebeurde?

Op een gegeven moment schreeuwde meneer Romeinse naar mij: ‘Wat ben je nou voor klootzak!’.

Jandino Asporaat

JANDINO ASPORAAT: Ik was schilder. Ik wilde binnenhuisarchitect worden en de bedoeling was dat ik een paar jaar zou gaan schilderen en kennis krijgen van kleur. Binnenhuisarchitect was te ver gegrepen omdat ik dus VBO had, dan had ik zeg maar twaalf, vijftien jaar moeten gaan studeren, omdat je van ver komt. Dus kennis van kleur en daarnaast zou ik interieuradviseur opleiding gaan doen en dan zou je ook een soort van een certificaat-architect kunnen zijn, weet je wel.

Maar in die lessen liep ik wel de kantjes ervan af. En op een gegeven moment, midden in de les, schreeuwde meneer Romeinse naar mij: ‘Wat ben je nou voor klootzak!’. En de hele klas was stil en iedereen schrok. Ik schrok ook. En toen zei hij tegen mij: ‘Je hebt alle kansen van de wereld, maar je loopt alle kantjes ervan af godverdomme’, hij was heel boos op mij. Maar wat er bij mij gebeurde was, wat ik hoorde… Kijk die ‘klootzak’ was even een snap van ‘huh wat zeg jij nou?’. Maar wat hij zei wat heel belangrijk was, was ‘jij hebt alle kansen van de wereld’. Tot die tijd las ik bijvoorbeeld in de kranten altijd iets negatiefs over Antillianen, mensen uit Curaçao. Hetgeen wat niet goed ging, dat werd naar voren gebracht, breed uitgemeten. ‘Risicojongeren in Zuid’, ‘jonge kinderen zonder vader’, dus in mijn beleving deed ik niets anders dan passen in het kader dat voor mij werd geschetst.

En voor het eerst in mijn leven zei iemand tegen mij, nou niet voor het eerst maar wel op zo’n manier, ‘jíj, hebt alle kansen van de wereld’. En dat hoorde ik. Ik hoorde ‘ík heb alle kansen van de wereld’. Dus als dit niet goed gaat, ligt het aan mij. Dus ik kan het ook omdraaien. En dat was een enorme wake-up call voor mij, dat ik dacht ‘wacht even, ik heb alle kansen van de wereld, dat heb ik! Dus ik ga nu ook anders lopen.’ Dus dat is echt een moment geweest.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus op dat moment in de minuten daarvoor, voordat je met je neus op de feiten werd gedrukt dat je wel kansen had, dacht jij ‘ik ben…’

JANDINO ASPORAAT: Een teringjong.

ERNST-JAN PFAUTH: ‘…ik heb geen kansen’

Ik verdiende eigenlijk supergoed voor een jongen van negen.

Jandino Asporaat

JANDINO ASPORAAT: Ik was gewoon een teringjong, ik was gewoon vervelend in de klas. Ik was niet zeg maar een onbeschoft kind ofzo, maar ik was echt een klier. Omdat ik ja, waarom moet ik gaan leren joh? Ik ga toch ergens gewoon werken voor iemand. Ja, het hoeft allemaal niet. Dat was het eigenlijk.

ERNST-JAN PFAUTH: Is dat hoe je je leven voor je zag? Een baan waar je geen zin in had, werken met je handen, omdat mensen geloofden dat je niet anders kon. Is dat hoe je je leven visualiseerde?  

JANDINO ASPORAAT: Het gekke was dat ik stiekem wel droomde van een eigen bedrijf. Stiekem droomde ik van heel veel, maar nooit hardop. Eigenlijk remde ik mezelf. Kijk toen ik negen was bijvoorbeeld, begon ik al te werken bij een groot warenhuis.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat zeg je heel casual, maar toen je negen was, dat is extreem jong.

JANDINO ASPORAAT: Ja, mijn moeder was toen naar Nederland gegaan om te gaan werken voor de tickets voor ons. Dus wij bleven achter, mijn zusje en ik, en mijn broertjes die gingen mee, die waren toen nog superjong. En ik dacht ‘nou als ik ook nu ga werken en geld ga bijdragen, dan ben ik sneller bij mijn moeder.’ Het enige probleem was, dat geld wat ik kreeg werd niet doorgegeven aan mijn moeder. Die dame bij wie ik bleef, dat was geen goede periode. Maar omdat ik klein was en men dacht vroeger dat ik een lilliputter zou zijn, ik wilde niet groeien. Mijn hoofd was eigenlijk al op niveau maar mijn lichaam bleef nog even achter. Inmiddels is het goed gekomen, voor de mensen die nog geen beeld hebben van mij. Maar dus ik was zeg maar wel een beetje charmant, dus ik kreeg wel best veel geld. Per dag kreeg ik ongeveer tussen de zeventig en tachtig gulden, iets van veertig euro ofzo. Dus ik verdiende eigenlijk supergoed voor een jongen van negen. Maar ik was daar heel bewust in van ‘laat me dingen gewoon aanpakken’, zo was ik.

Maar toen ik in Nederland kwam, door al die negatieve verhalen rondom wie ik was qua achtergrond, begon ik het ook een beetje te geloven. Dus het is niet zo dat meneer Romeinse iets tegen mij zei wat ik nog nooit had gehoord. Het zat al wel in mij, alleen ik zag het niet meer, dus ik begon het zelf ook niet meer te geloven. Ik ging het andere verhaal geloven.

ERNST-JAN PFAUTH: Hij hielp je eigenlijk weer even je focus schetsen. Er zijn natuurlijk genoeg kinderen waartegen hij dit ook gezegd heeft en die waarschijnlijk er niets mee hebben gedaan, die er niet uit kwamen, uit dat zelfbeeld en het gebrek aan kansen.

JANDINO ASPORAAT: Kijk we hebben het wel allemaal he. Elk kind heeft dit. Dat is ook zo mooi, dat de grootste dromers en denkers en mensen die heel succesvol zijn, zijn allemaal gegaan naar hun kindertijd, met hele kinderlijke oplossingen. Als kind, Superman, Wonder Woman, brandweer… van ‘nu is er hier brand, ‘oh we spelen nu lava’, ‘er is nu zee, oversteken’ hele avonturen, dat kan je allemaal bedenken. Dus als je kind kan je in je eentje spelen. Volledige gesprekken kan je voeren met je onzichtbare vriend of vriendin. Nu ben je gewoon gestoord als je bij de bushalte zulke gesprekken zou voeren. Maar wat gebeurt er als je dertien bent, veertien, vijftien, je gaat steeds ouder worden, dan wordt er om je heen gezegd, in je omgeving: ‘Doe niet zo kinderachtig, doe even normaal’. En langzamerhand word je weer geknipt naar dat kader om daarin te passen.

Alle kinderen hebben eigenlijk van nature dat ze weten dat ze heel bijzonder zijn. Gaandeweg wordt dat zeg maar geknipt, gevormd door het leven waardoor ze dat vergeten. Ik was net op tijd. Meneer Romeinse was net op tijd.

Af en toe kijk ik terug en denk ik ‘oh jeetje, dat ik het gered heb.’

Jandino Asporaat

ERNST-JAN PFAUTH: Want je omschrijft nu kinderen in het algemeen, die op een gegeven moment telkens te horen krijgen ‘doe normaal, word volwassen’. Maar jouw jeugd is verre van algemeen geweest. Je omschreef net al dat je op negenjarige leeftijd werkte, om geld te sparen om achter je moeder aan te reizen naar Nederland. Dat geld werd afgenomen door de vrouw bij wie je logeerde, maar je lag daar ook op de betonnen grond en als ze ’s nachts naar de wc ging dan trapte ze je. Nou dat lijkt me traumatisch voor een kind van negen of tien. 

Toen je later naar Nederland kwam en je weer herenigd was met je moeder werd je moeder op een gegeven moment ziek en toen moest je naar een internaat. Daar moest je je zusje letterlijk met een mes verdedigen omdat ze anders aangerand zou worden. 

Dat zijn superheftige en misschien wel traumatische gebeurtenissen en ik vind het fascinerend aan jou dat je uiteindelijk… – daar nog bijkomend het slechte imago wat Antillianen hadden – je daar een soort van aan ontworsteld hebt en uiteindelijk een onbevangen beroep als entertainer hebt gevonden. Hoe verklaar je dat zelf?

JANDINO ASPORAAT: Nou dat bedoelde ik ook aan het begin dat ik af en toe terugkijk en denk ‘oh, jeetje dat ik het heb gered’. Dat op de grond slapen en die trappen te krijgen elke avond, dat kwam overigens na de derde keer in mijn bed te hebben geplast. Ik had een onwijze heimwee als negenjarig jongetje, ik miste gewoon mijn moeder, dus ik begon gewoon in bed te plassen. En de derde keer vond ze het genoeg en zei ze ‘jij slaapt nu voortaan gewoon op de grond, zonder deken en al’ en zij had de behoefte om elke avond als zij ging plassen mij te trappen als een hond. 

Ik heb mezelf gewoon kunnen afsluiten en gezegd ‘dit is niet mijn realiteit op dit moment. Op dit moment moet ik me focussen, hou je mond. Je moeder komt terug dus geld sparen zodat je moeder terugkomt.’ Eenmaal in Nederland, mijn moeder wordt ziek en ik beland in een internaat dan was het even ‘Dino, opkomen voor je broertjes, voor je zusje’. Ik heb altijd mezelf in die zin op een ander plekje neer kunnen zetten. Daardoor heb ik de pijn niet kunnen voelen, heb ik ook de boel een beetje geromantiseerd. Maar de gave is denk ik dat ik kan transformeren om even te kijken van ‘wat is nu belangrijk op dit moment, wat heb ik nu op dit moment nodig?’ Dus heb ik nu op dit moment nodig dat iedereen zegt van ‘oh wat zielig voor jou’? Nee, eigenlijk heb ik daar niks aan. Ik moet sterk zijn voor de mensen om me heen.

Ik moet overigens wel eerlijk zeggen, dat ik járen later toen ik met mijn zoontje terug was op Curaçao dat ik daar wel de eerste keer geconfronteerd werd met dat het kleine jongetje, dus die Dino, onbeschermd daar rondliep. Dat vond ik wel heftig omdat mijn zoontje heel graag naar mijn ouderlijk huis wilde gaan. En die zei op een gegeven moment, we reden langs de 77 [warenhuis], dus waar ik werkte, La Curaçao, dus ik zei ’ja daar werkte papa’, en hij zei ‘oh werkte je daar? Waarom moest je werken?’ Dat vond hij wel raar, dus ik zei ‘nou oma helpen’ enzo, maar omdat ik dus heel klein was en een lilliputter-achtig kind was als kind, weet je wel, niks ten nadele van lilliputters, all lilliputters matter, maar wat er aan de hand was, was dat mijn zoontje op zijn vijfde even groot was als ik toen ik negen was.

ERNST-JAN PFAUTH: O, je kon jezelf herkennen.

JANDINO ASPORAAT: Ik zag mij. Ik zag hem dus naar zijn werk gaan, ik zag hem huppelen naar huis, en ik zag hem uiteindelijk ’s avonds slapen en niemand daar voor hem. Dat zou nooit gebeuren met mijn kind, want ik ben daar. Dus toen dacht ik van ‘hé maar wie was er eigenlijk voor mij?’. Maar ik was er dus blijkbaar voor mij. Op één of andere manier, wat wij moeten leren is: niemand komt jou redden.

ERNST-JAN PFAUTH: Want je weigert jezelf als slachtoffer te zien toch?

JANDINO ASPORAAT: Ik ben geen slachtoffer. Ik ben supersterk. Kijk, alles, nee, ik moet het goed uitleggen. Hetgeen wat mij is gebeurd had mij never nooit mogen gebeuren, maar blijkbaar ben ik zó sterk dat ik het heb kunnen handelen. Het heeft mij niet gesloopt, het heeft me alleen maar sterker gemaakt. Ik vergelijk het met sporten, spieren moeten breken en dan worden ze steeds sterker als ze eenmaal terug groeien. Ik ben ook geen slachtoffer, ik heb dat meegemaakt. Het zijn allemaal lessen. Ja, ik had liever ook zeg maar een vader en een moeder in een gelukkig huwelijk gehad en zeg maar alles prima, maar dan had ik ook weer heel veel dingen niet ontdekt in het leven. En het leven is niet een rooskleurige plek, dat is het niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik snap dat je dit als een soort overlevingsmechanisme met succes hebt ingezet, ook al zou een kind van negen die gedachten nog helemaal niet hoeven hebben al van ‘we moeten uitzoomen en dit is even een fase waar ik doorheen moet’. Je gunt een kind van negen zoals je je eigen kinderen gunt, onbevangenheid. Maar daarom vind ik het contrast zo groot, dat iemand die op zo’n jonge leeftijd dus bezig was met zo overleven op zo’n onbevangen beroep komt als entertainer. Want je ging eerst als schilder aan de slag, hoe is die stap naar entertainment, hoe heb je die gezet?

JANDINO ASPORAAT: Joh ik ben na negen keer als je ontslagen wordt, ik ben zo vaak ontslagen joh. En daarna zat ik in de bouw en toen zei iemand ‘hé we zijn op zoek naar een amateur acteur’ en toen ben ik naar SKVR [amateur-theatergroep] gegaan, maar daarvoor… 

Ik ben bijvoorbeeld ontslagen op verschillende manieren. Ik deed werkend-leren, met schilderen. Een keer kwam mijn voorman aan, en dit was om kwart over negen en ik was aan het ontbijten. Nee, het was kwart over acht, en ik was aan het ontbijten met het gezin waar ik eigenlijk moest schilderen. Dus ik was echt voor zover een kind aan tafel, wat helemaal niet mocht want ik begon dus zeg maar om zeven uur in de ochtend en dan zat ik om kwart over acht met die mensen aan tafel. Maar wat zij hadden was namelijk walnotenbrood. Brood, daar zaten walnoten overheen en daar kreeg je twee stukjes kipfilet bij. 

Maar besef, ik ben ook werken-leren gaan doen om thuis mee te helpen omdat we het niet breed hadden. Heel vaak kunnen wij niet bevatten dat armoede in Nederland zo ontzettend sterk is, en als je op de rand leeft, wij gingen nooit op vakantie, we hadden geen dure spullen. Dus mijn moeder, kijk als je één rekening krijgt van dertig gulden, of euro te veel, dat stapelt zich op. En dat wordt weer een boete van veertig, en dan zit je eigenlijk heel ver achter. Iemand denkt van ‘nou betaal het dan die dertig’, maar dat is heel moeilijk.

ERNST-JAN PFAUTH: In je boek omschreef je dat als je moeder je een briefje van vijfentwintig gulden vond, dat jullie zoiets hadden van ‘yes dan hebben we vanavond lekker eten’.

JANDINO ASPORAAT: Het was feest! Dat was echt letterlijk feest.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus die twee stukjes kipfilet, dat was een enorme luxe.

JANDINO ASPORAAT: Ja, dat was echt… Dus ik zat daar te denken van ‘let’s go!’. En toen kwam die voorman binnen van ‘wat is hier aan de hand?!’ En toen moest ik even naar buiten en hij zei van ‘ben je gestoord ofzo? Je kan toch niet bij die mensen aan tafel!’ En ik zit van ‘hallo, gast, het is walnotenbrood met kipfilet, twee plakjes hè!’ Dus thuis kregen we één plakje, als we überhaupt kipfilet hadden. Dus dat was één moment dat ik was ontslagen.

Maar ik was ook op een ander moment, dat vind ik eigenlijk nog steeds een heel goed verhaal zelf, om te zien hoe onbevangen ik was. Ik was zeg maar de ramen aan het schrappen, een heel mooi herenhuis bij Gerdesiaweg, heel mooi. Ik was aan het schrappen zo, schrappen met föhn, dan blaas je eigenlijk het verf en dan schrap je het eigenlijk en dan kreeg je allemaal van die verf splinters overal. En ik kom binnen, zag ik een waterbed, zo’n rond bed. Ik heb nog nooit een waterbed [gezien]. Een waterbed! Ik heb wel eens water op een bed laten vallen ofzo, maar waterbed! Ik denk ‘nou dáár moet ik op liggen!’, dat is wat mijn hoofd zei, ‘jij gaat daarop liggen’. Dus ik ben naar binnen gegaan, maar wat ik heb gedaan, ik heb beneden gewoon chips gepakt en cola, en toen ben ik boven As the World Turns…

ERNST-JAN PFAUTH: Haha je pakt even chips en cola uit de keuken daar? Gewoon van die mensen waar je aan het schilderen was?

JANDINO ASPORAAT: Dat kwam ook omdat die mensen hadden gezegd van ‘ja je kan gewoon pakken hoor’, maar dat zei de voorman niet tegen mij, maar op dat moment dacht ik ‘oké cola kan ik pakken, zakje chips mee naar boven’, en toen ben ik As the World Turns gaan kijken. Dat was toen helemaal hip met Holden en Lily.

ERNST-JAN PFAUTH: Vanuit een rond waterbed.

JANDINO ASPORAAT: Dus ik denk twee dagen later, kwam de voorman. Weer een andere voorman. Die zei van ‘ben jij in het huis geweest?’ En eerst zei ik ‘nee’. Hij zei ‘iemand is op het waterbed gaan liggen van hen’. Ik zeg ‘nee joh, dat kan niet, dat ben ik niet geweest’. ‘Jawel dat ben je wel geweest, want hoe verklaar je anders van die verfschilfers, onder de deken?’ Dacht ik ‘o ja, dom!’ Ik was iets van zestien ofzo en ik ben onder de deken gaan liggen. Het was raar geweest als ik mijn overall had uitgetrokken en gewoon in mijn onderbroek… Dat was pas raar geweest! Dus eigenlijk vond ik mezelf wel… Maar goed in ieder geval, ik vaak werd ik ontslagen.

Het was ook gewoon niet mijn wereld. En toen zei een vriend tegen mij ‘hé ze zoeken een amateur acteur voor een gezelschap’, en ik wist dat met theater kon ik mensen bereiken. Ik denk dat het tweeledig is. Enerzijds is het de mensen een goede tijd geven. Ik denk als persoon wil ik altijd van ‘oké iedereen heeft een fijne tijd’. En anderzijds was het voor mij eigenlijk achteraf therapie. Want het was het enige moment dat het even om mij ging. Ik was even centraal. Omdat ik al vanaf kleins af aan al bezig ben met mijn moeder aan het helpen en mijn broertjes en mijn zusje.

Bij de eerste auditie wist ik wel, als ik hier word aangenomen, dan word ik een ster.

Jandino Asporaat

ERNST-JAN PFAUTH: En op je elfde je zusje aan het verdedigen op het internaat. Maar Jandino, als ik het goed begrijp… Ik zit de hele tijd te vissen van ‘hoe kan je zo’n weg ingeslagen hebben? Zulke heftige dingen meegemaakt te hebben en dan zo’n onbevangen beroep als entertainer vinden’. 

Maar eigenlijk uit jouw verhalen blijkt dat toen je ontslagen werd, was dat die onbevangenheid toen wel nog steeds had. Dat je uit onbevangenheid mee gaat ontbijten, of dat je uit onbevangenheid in een rond waterbed As the World Turns gaat kijken. En je gaf net aan, ik hoorde over amateuracteurs, en je gaf twee hele mooie redenen waarom dat bij je past. Namelijk je bent iemand die altijd aanvoelt ‘heeft iedereen het naar zijn zin’ en als dat niet zo is, dan ga je er wat aan doen. En aan de andere kant is het een soort therapie dat jij nu eindelijk in de spotlight mocht staan. Is dat met de kennis van achteraf?

JANDINO ASPORAAT: Achteraf.

ERNST-JAN PFAUTH: Oké, en hoe trok het je dan toen je hoorde van ‘amateuracteurs gezocht’? Waarom dacht jij ‘dat is iets voor mij’?

JANDINO ASPORAAT: Ik denk, maar wel mijn fantasie, dat wist ik al vanaf kind al, ik heb wel een fantasierijk hoofd. Dus dat vond ik wel spannend, van ik ga wel even dat doen. Maar bij de eerste auditie wist ik wel, toen zei ik tegen God, daar had ik een gesprek mee, ik zei ‘als ik hier word aangenomen, dan word ik een ster’, zei ik zo. En toen werd ik aangenomen en toen ben ik het eigenlijk gaan aanpakken echt alsof dit echt een hele dure opleiding was. Het was eigenlijk echt om jongeren van de straat te houden. Het was voor jongeren door jongeren. Maar ik nam het bloedserieus. Ik nam extra danslessen en zanglessen. Ik had bijvoorbeeld hele goedkope zangles, volgens mij zong ik nog beter dan de lerares. Ik betaalde iets van acht gulden, het was echt gewoon… Ik dacht achteraf, deze lerares, die zocht ook gewoon een vriend. Zij zocht mensen. Want wie geeft er nou voor acht gulden les? In India zouden ze zelf zeggen van ‘ja jongens, even serieus, nee nee nee.’ 

Nee, maar door die commitment wat wij hadden… We waren in die tijd ook een jongensgroep, waren we net daarvoor een jongensgroep begonnen. Dus we begonnen om zeven uur in de ochtend, dan kwamen wij bij elkaar en gingen wij zingen. Vals hoor! Elke dag. Kwart voor acht gingen we dan naar huis, spullen pakken en dan naar school. En dan na school weer oefenen. Maar die commitment heeft gezorgd dat wij het hebben gered. Ik en die andere vriend van mij, Marcel, die heeft het ook gered. Uiteindelijk belandde hij in The Lion King als Simba. Terwijl hij daarvoor niet kon zingen, hij kon echt niet zingen.

Ik had zoiets van ‘ik heb gewoon een verhaal dus ik moet op het podium staan.’

Jandino Asporaat

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je nam het bloedserieus en je investeerde er ook echt in, daar wil ik het zo nog over hebben. Maar wat trok je er zo in aan, de eerste keer dat je op dat podium stond. Voordat je op dat podium stond had je dus al je eigen boy band, wat trok jou aan op het moment dat je aan het zingen was met Marcel en die andere vrienden? Was het de aandacht? Of dat mensen erom moesten lachen?

JANDINO ASPORAAT: Ik had zoiets van ‘ik heb gewoon een verhaal dus ik moet op een podium staan.’ Maar pas toen ik de eerste keer auditie deed dacht ik ‘ik hoor hier echt thuis. Dit is voor mij.’ Maar dat wist ik pas toen ik daar eindelijk stond. Dus het was aandacht, en ik heb een verhaal te vertellen.

ERNST-JAN PFAUTH: En welk verhaal had je te vertellen?

JANDINO ASPORAAT: Dat weet ik dus niet. Ik denk ‘ik’ ofzo, van laten zien wie ik ben weet je wel.

ERNST-JAN PFAUTH: Je had op die leeftijd op zich al een bijzonder levensverhaal. Was dat het of was het niet per se je levensverhaal?

JANDINO ASPORAAT: Nee ik denk dat gewoon mijn aanwezigheid, soms voel je van, dit klinkt misschien een beetje te groot, maar van ‘ze hebben mij nodig’. Ze hebben iemand nodig zoals ik, dat hebben ze gewoon nodig. Dat is wat ik dacht.

ERNST-JAN PFAUTH: Om licht te brengen of om…?

JANDINO ASPORAAT: Nee, gewoon gedacht van ‘ja ze hebben Dino nodig’. Ik draaide het om, want ik kreeg ook te horen van ‘wie denk jij wel wie jij bent? Waarom ga jij er naartoe? Wie zit er op jou te wachten?’. ‘Ze zitten op mij te wachten. Ik zie niet zo’n Dino nu op televisie of in het theater. Nou zo’n Dino hebben ze nodig.’ Want ik ben me wel bewust hoe ik overkwam bij mijn vrienden. Dus ik dacht ‘nou zo iemand hebben ze nodig’.

ERNST-JAN PFAUTH: Je kan bijna zeggen: De rest is geschiedenis. Ik wil niet je carrière stap voor stap gaan uitpluizen daarover heb je namelijk al heel mooi een boek geschreven. Dat boek heet trouwens Dino, dromen met je ogen open. Maar iets wat me in je boek opviel, er zijn een aantal rode draden maar er is één een soort van negatieve rode draad, is dat je te horen krijgt van ‘wat je doet is niet goed genoeg’. En dat zit hem nu bijvoorbeeld in de recensies van je films. Je films hebben meer dan 1,5 miljoen bezoekers getrokken. Je hebt voor elke film die je in de Bom Bini-reeks hebt gemaakt een Gouden Kalf van het publiek ontvangen. Maar ik heb ook een paar recensies teruggezocht en het zijn gewoon kut recensies, laat ik het zo maar zeggen.

Maar dat begon al vrij vroeg. Ook op cruciale momenten dat je in Toomler speelde, comedy club, geboortegrond voor heel veel comedians, en je speelde daar dan elke avond de zaal plat met de humor die we nu van jou kennen, relatable jokes enzo. Maar tegen jou werd gezegd door een aantal comedians daar van ‘nee je moet het serieuzer gaan doen, je moet de politiek gaan bespreken ofzo’. Hoe ging dat Jandino?

JANDINO ASPORAAT: Dat ging niet goed, zeker die ene keer in Toomler toen ik ging luisteren, niet naar mijn eigen stem maar naar die van iemand anders. Ik weet nog, ik weet nog heel goed, we deden de late night, dus eerst de normale avond en daarna de late night. Die begon ongeveer om twaalf uur, en ik speelde iets van half twee. En dan ging ik grappen maken. En dan zeiden ze tegen mij na de eerste van ‘gast je moet even meer inhoudelijk, meer politiek, dit is allemaal te makkelijk weet je wel.’ Toen had ik ook heel veel grappen over mijn achtergrond enzo en achteraf gezien dacht ik ‘ja Toon Hermans of Herman Finkers, dat is ook zijn eigen materiaal uit het westen’.

Een recensie is jouw perceptie op mijn realiteit. Dat is niet mijn realiteit. Mijn realiteit is die 1,5 miljoen mensen die naar mijn show komen.

Jandino Asporaat

Maar ik luisterde. Dus wat deed ik, ik ben snel de krant gaan lezen en toen was er iets met Zalm, dat weet ik nog, Gerrit Zalm, de toenmalige Minister van Financiën. Toen ben ik een soort van een grap gaan verzinnen, totaal niet mijn hoek. En ik kwam op en ik begon heel politiek. En ik zag mensen, ze lachten zo van ‘wat doet hij nou? Het is Dino, dit kennen we helemaal niet van hem’. Maar ik begon vast te lopen en toen begon ik ook duizelig te worden, ik ging eigenlijk hyperventileren. Dus ik pak een stoel en ik zet hem op het podium, en ik zie mensen ook lachen van ‘oh hij is nu absurdistisch iets aan het doen ofzo’, maar langzaamaan ging dat lachen ook een beetje weg van ‘wat is dit nou…?’ En toen zei ik: ‘sorry dames en heren dit is niet mijn avond’ en toen liep ik weg. En dat was echt een nachtmerrie voor mij. En heel veel van die comedians die dat zeiden, die moesten zelf heel erg erom lachen. En daar kwam het eigenlijk van.

ERNST-JAN PFAUTH: Die moesten lachen omdat jij afging?

JANDINO ASPORAAT: Ja, dat was dus uiteindelijk wat erachter zat. En toen zei Hans Sibbel tegen mij: ‘Wat in hemelsnaam heb jij net gedaan?’ En ik zei ‘ja ze zeiden tegen mij van weet je, politiek’. Hij zegt ‘het is half twee, het is late night, hierbij willen we poep, pies. Wat ga je opeens inhoudelijk doen?’. Toen dacht ik ‘oh het was gewoon een set up’, ook weer een wijze les wat ik ook heb meegenomen in hoe ik naar recensies kijk.

Een recensie dat is een perceptie van jouw realiteit op mij. Het is niet mijn realiteit. Dus mijn realiteit is zeg maar die 1,5 miljoen mensen die komen naar mijn show. En soms willen wij heel graag acceptatie hebben van mensen die wij eigenlijk macht hebben gegeven van ‘jullie mogen bepalen wat goed is’.

ERNST-JAN PFAUTH: Je bedoelt poortwachters zoals recensenten bijvoorbeeld.

JANDINO ASPORAAT: Ja. En toen ik er eenmaal vroeg in mijn carrière achter kwam dat dat ook gewoon mensen zijn die… Nou ik ga het niet gemeen zeggen, het zijn gewoon mensen.

ERNST-JAN PFAUTH: Je slikt iets in.

JANDINO ASPORAAT: Ja, dus ik mag ook gewoon kiezen of ik zeg maar ontvang wat zij mij geven, als een cadeautje. Jij mag kiezen of je het openmaakt of niet. Ik heb een keer een recensie gehad in het Parool, die man kwam in eh… niet de Meervaart, die andere in Amsterdam, groot theater, ook met de ‘M’. DeLaMar ja. En die kwam daar en die zaal was fantastisch en hij schreef in zijn recensie dat hij op een gegeven moment in een orkaan zat, dat de zaal van links naar rechts ging. Hij had nog nooit zulke bulderende lach gehoord. Maar alsnog kreeg ik drie sterren. En zijn ding was dat het ook ergens makkelijk was. Toen dacht ik ‘drie sterren maar je hebt nog nooit zo’n lach gehoord?’. Toen ben ik even gaan kijken naar andere recensies van hem, en de mensen die vijf sterren hem kregen waren van ‘ja het kraakte, het schuurde, hij raakte vaak het publiek kwijt maar alsnog deed hij het’. Ja dan denk ik ‘pleurt op’ ja sorry, dat mag je goed vinden, maar dit is ook goed. Maar voor iemand anders zeggen ze ‘ja Jandino, dat is makkelijk’.

ERNST-JAN PFAUTH: Waarom denken ze dat het makkelijk is?

JANDINO ASPORAAT: Mensen willen soms heel moeilijk, geëngageerd zijn. Dan is het bijna niet te bevatten hoe iemand het heeft gedaan. Maar je mond open maken en iemand dan eigenlijk iets zeggen wat jij ook had kunnen zeggen en iemand reageert daarop met een hele grote lach, dan denk je ‘ja, dat kan ik ook’. Maar nee, het is niet alleen dat. Het is niet alleen zeg maar wat je zegt, het is hoe je het zegt, het is de timing, het is waar het vandaan komt, het is best wel ingewikkeld. Dat mensen denken ‘oh het is makkelijk’, totaal niet. Want als het makkelijk was dan had iedereen zo veel bioscoopkaartjes of theaterkaartjes verkocht.

ERNST-JAN PFAUTH: Dan hadden we een hele hoop Jandino’s gehad.

JANDINO ASPORAAT: Ja, het is dat niet. Het is echt wel authentiek. Maar omdat ze het niet kunnen uitleggen, vinden ze het makkelijker om te zeggen ‘nee ja, tuurlijk lachen mensen. Tuurlijk vinden ze het leuk’. Dan schuift het naar ‘volkstheater en een beetje laag’ weet je. Maar zij gaan dan naar hele ingewikkelde opera’s luisteren en dan zijn ze heel erg interessant denk ik. Terwijl dat ook heel mooi kan zijn, maar ja goed…

ERNST-JAN PFAUTH: Ik moet even aan de opera’s in Bon Bini Holland denken…

JANDINO ASPORAAT: Haha ja dat zat er ook in.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is een personage die denkt dat hij naar Oprah gaat… Maar je zegt zelf ook wel eens dat mensen naar jouw shows zijn geweest, je stand-up comedy en dat ze na afloop anderhalf uur keihard gelachen hebben maar dat ze dan niet weten waarom, wat je nou precies gezegd hebt. En dat vind ik wel grappig van iemand die zegt… En dat omarm je ook hè.

JANDINO ASPORAAT: Ja zeker.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar je zegt net ook van ‘ik wil wel een verhaal vertellen’. Hoe gaan die twee dingen samen dan voor jou?

JANDINO ASPORAAT: Misschien niet op dat moment. Het hoeft niet altijd. Mijn leven is eigenlijk al een verhaal en elke avond heeft een betekenis voor iemand. En misschien soms voor duizend mensen, maar misschien voor één iemand. Ik speelde ooit een keer in Zwolle, dat was nog aan het begin van mijn carrière. En toen zat er een vrouw op een kussen en ik had haar al gezien met een slangetje door haar neus, dus je zag dat ze best wel vermagerd was. En aan het einde van de show zei ze tegen mij, ze had gewacht tot iedereen weg was, ze zegt: ‘Ik heb nog drie maanden te leven, ik heb ontzettend veel pijn, ik heb dus zo’n apparaatje bij me’, waar stoffen naar binnen moeten want ze kan niet meer eten, ‘maar ik hoorde jou op de radio en ik kreeg zoveel zin om te kijken dus ik heb anderhalf uur gezeten en ik ben mijn pijn vergeten en ik heb geleefd’.

Nou voor iemand die bewust is dat ze er over drie maanden niet meer zal zijn, ze is inmiddels al overleden, dat ik een onderdeel mocht zijn van haar leven dat was zo een cadeau voor mij. Dus dat is ook weer een verhaal. Het werd niet eens mijn verhaal, het was op dat moment dus haar verhaal. Haar moment. Mijn grappen kregen een andere lading in een keer. Voor de een is het gewoon een stom grapje, maar voor haar was het ‘ik ben nu aan het leven, ik ben nu aan het lachen’. Dus daarom vind ik het ook niet erg als iemand naar mijn show is geweest en zegt ‘Dino, ik heb geen idee wat je hebt gezegd maar ik heb me vermaakt’. Dan is dat het wat ik heb gekregen. Soms moeten wij blij zijn met wat je hebt in plaats van met wat je had willen hebben.

Wat had ik willen hebben? Dat je deze lijn en de onderliggende gedachte en de puurheid had moeten vangen maar ben je geroerd en heb je ook gehuild en was je ook onbevangen en weet ik veel. Dan ben je moe. Nee ‘ik heb gewoon gezeten en ik heb gelachen en ik dacht niet aan mijn schoonmoeder en stop.’ Snap je.

Mijn enige twijfelmoment in mijn carrière is De Lama’s.

Jandino Asporaat

ERNST-JAN PFAUTH: Want de vrouw die terminaal ziek is en nog maar drie maanden te leven had, dat is natuurlijk een soort hyperbool voor andere mensen in de zaal die misschien langer te leven hebben maar die misschien depressief zijn of die inderdaad een hele vervelende schoonmoeder hebben. En waar jij dan verlichting brengt.

JANDINO ASPORAAT: En dat weet ik ook niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus een paar recensenten kijken daar blijkbaar op neer. En daarvan denk je nu dan van ‘fuck you ik heb je niet nodig’. Maar ik kan me ook voorstellen dat ook in het begin bij Toomler en dan later met die recensenten, dan heb jij je pad gevonden en dan wordt er gezegd ‘dit is volkstheater, dit is niet echt, dit is maar twee ballen’. Heb je wel eens momenten van twijfel gekend daardoor?

JANDINO ASPORAAT: Nee mijn enige twijfelmoment in mijn carrière, als ik goed terugga, is De Lama’s. De Lama’s was voor mij een waardevolle les. Ik keek niet naar de Lama’s toen ik net cabaret deed. Het was echt het populairste comedyprogramma, ze scoorden boven de miljoen ofzo.

ERNST-JAN PFAUTH: Vijftien jaar geleden was dat echt het hoogst haalbare toch?

JANDINO ASPORAAT: Ja dat was echt het hoogst haalbare voor comedians. En ik keek het gewoon niet. En toen deed ik meer cabaret en toen werd ik gevraagd door BNN ‘wil je meedoen?’. En mijn manager zei ‘dat moet je doen, want dan ga je nog beroemder worden, en geld’. Nooit doen, nooit voor dat gaan.

ERNST-JAN PFAUTH: Nooit voor de roem en nooit voor het geld.

JANDINO ASPORAAT: Nee, nee, nee, maar daar kom je vanzelf uiteindelijk wel achter. Het liefst heel snel. Als je er laat achter komt in je carrière dan heb je eigenlijk een probleem. Ik zei ja, maar ik klopte niet binnen de Lama-formule. Ik was een ander soort jongen en zij waren op elkaar ingespeeld. Er waren een paar Lama-fans die mij daar niet graag wilden hebben. De blogs waren toen net helemaal hip. Je had één Lama-fan, Linda88, die was het ergste. Maar ik kreeg echt van alles naar mijn hoofd.

Elke dag ging ik zoeken ‘wat hebben ze over Jandino geschreven?’

Jandino Asporaat

ERNST-JAN PFAUTH: Dat je haar naam nog weet vijftien jaar later zegt een hoop.

JANDINO ASPORAAT: Ja dat was ook haar Hyves-naam. De ergste dingen die ik kreeg was gewoon van ‘hij moet kanker krijgen, hij moet een kogel door zijn kop, hij moet gewoon weg’. Ze waren vicious. Ik moest gewoon sterven. En Linda88 maakte elke keer een topic over mij en daaronder 300, 400 reacties. Het is toch een beetje de hedendaagse twitter.

ERNST-JAN PFAUTH: Een soort van haatcampagne om je uit het programma te krijgen.

JANDINO ASPORAAT: Ja en ze gingen ook gewoon… Maar wat ik deed dus, omdat ik nog niet helemaal wist wie ik was, ging ik mij in die tijd ontlenen aan hun gedachten. Dus ik paste in dat kader. Dus ik ging dat elke dag lezen. Elke dag ging ik zoeken ‘wat hebben ze over Jandino geschreven’. En het werd in mijn hoofd groter. Linda88 en al die haat werden groter en groter en groter, en ik loop buiten en ik denk dat iedereen mij nu haat. Ik speelde in Tilburg nog mijn laatste show. Het was eigenlijk een hele goede show want toen begon ik eigenlijk voor mezelf op te komen. Mensen hadden heel goed om mij gelachen. En toen had ik tegen BNN gezegd: ‘Ik stop ermee.’ Ik ga zelf beroemd worden, ik ga mijn eigen weg gaan.

Dus dat was al zeg maar wel een triomf voor mij. Alleen het beste kwam toen ik mijn laatste avond. We hadden een soort meet & greet met allemaal fans enzo, die gingen meestal naar die andere Lama’s, dus ik stond daar ook heel vaak jassen vast te houden ofzo. Toen was iemand aan het roepen ‘Linda, Linda, Linda’. Nog niks aan de hand. Een toen zei dat andere meisje, die riep haar bij haar Hyves-naam omdat ze niet reageerde ‘Linda88!’. Bro. Ken je dat? Dat je ineens een donkere wolk met onweer en alles, maar dan binnen? Mijn hart, ik kreeg het warm en koud. Want hier is dat monster wat mij al een half jaar aan het treiteren was. In mijn hoofd nogmaals. Ik heb haar die macht gegeven. Ik kijk naar iemand, zij stond nog omgedraaid naar mij. Een grote bubble coat, witte bubble coat, zo heel groot zo. Vissershoedje. Die draait opeens om en ik zie dat hoofd en ik wil niet zeggen dat God fouten maakt, maar hij was wel moe.

Het punt is dat ik er ineens achter kwam dat Linda had geen hekel aan mij, Linda had een hekel aan haarzelf en ik was een afleiding, en ik was waarschijnlijk nog met andere mensen. Daarom ging zij zo hard op mij, want hoe harder zij op mij ging, hoe minder er op haar werd gelet. En zij was nu opeens de heldin. En toen heb ik besloten dat ik nooit meer iemand anders de macht ga geven over mijn leven, over wie ik ben. Dus ook dat heeft mij geholpen.

De eerste keer was dat ik depressief ging worden, maar ik kwam er nog goed uit omdat ik dacht ‘ik stop hiermee’. Maar ik denk dat ik nog schade had ondervonden als Linda, als mijn monster niet in één keer op klaarlichte dag verscheen en dat ik dacht ‘oh je bent helemaal geen monster, je bent gewoon een hele kleine zielig, of eigenlijk een mens die zelf heel veel pijn heeft’. Ik had gewoon medelijden met haar ofzo.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus het ging meer om haarzelf dan om jou.

JANDINO ASPORAAT: Maar dat is altijd he. Als mensen iets over jou zeggen dan gaat het heel vaak over hen. Het is hun perceptie op jou, vaak. Als ze met jou gaan praten dan kom je er vaak achter van ‘ik bedoelde het niet zo, ik ben eigenlijk niet zo’. ‘Oh dat wist ik helemaal niet’. Het is nooit dat.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus als jonge makers met haters te maken krijgen moeten ze gewoon Linda voorstellen en dan denken ‘het gaat meer over die haters dan over mij’. Maar ik hoor je ook iets anders zeggen. Dus elke keer dat jij tegen je intuïtie in toch luistert naar die comedians bij Toomler of toch naar de manager die rijkdom en roem als beeld schetste, elke keer als je dat deed werd je dan keihard afgestraft eigenlijk.

JANDINO ASPORAAT: Ja, als je jezelf verloochent.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat snap ik, maar dan moet je wel nog steeds iets. En nu kom ik eigenlijk bij iets wat ik heel bijzonder aan jouw carrière vind dat je je eigen speelveld moet creëren. En ik heb een lijstje hiervan gemaakt want ik zat dus je boek te lezen en er viel me gewoon een paar dingen op. Net zei je ook al dat je zangles ging nemen terwijl je bij de toneelschool zat, dat je acht gulden daarvoor betaalde, wat heel veel geld was in die tijd voor jou. Maar ook dat je had je eerste tour en dan krijg je misschien honderd euro per avond of zo voor, gewoon beloning voor jou. En daar kocht je geen eten van, of weet ik veel Nikes ofzo, maar die stak je in een brassband die je dan inhuurde. Waarom in hemelsnaam?

JANDINO ASPORAAT: Nou kijk, de brassband was… Jij moet als persoon, zeker in deze business, ben je gewoon een merk aan het opbouwen. En je moet het allerbeste bij je klant achterlaten. En niet een beetje, van oké ik geef je nu een beetje en volgende keer smaakt het eten ietsje lekkerder. Nee nee, het beste wat ik nu heb, dat geef ik nu aan jou. En dat is meer dan waar je eigenlijk voor hebt betaald. Want dan kom je terug. Dus de brassband was dus, ik had soms acht mensen, tien mensen op het podium. En met die grote drums in een hele kleine zaal. Ik speelde in hele kleine zaaltjes, schuurtjes.

ERNST-JAN PFAUTH: Dit was je allereerste tour toch dit? Met de bus erheen.

JANDINO ASPORAAT: Ja, bus, trein. Maar dan kwamen, dan moet je voorstellen, ik weet nog in het Pepijn Theater in Den Haag, een kleine zaal en dan kwamen die jongens ‘brrrapatapbrapatap’. De stóf kwam naar beneden vallen. Die mensen moesten lachen want dat hele pleuris dak tyft in elkaar zo meteen. Maar dat [de stof] zakt dan naar beneden maar er bleef een enorme indruk achter, want die Jandino, die komt met een hele band. Ik heb gewoon even betaald voor een beginnende comedian maar ik krijg een hele band. Bravoure weet je wel.

En op basis daarvan kon ik nog meer shinen want het was meteen- iedereen was wakker. Het heeft mij geholpen dat mensen dachten van ‘oké ik ben benieuwd, waar komt hij volgende keer dan mee?’. Dus die twintig mensen werden veertig, veertig mensen werden tachtig en die werden honderd-zoveel, dus zo heb ik mijn carrière altijd kunnen bouwen met ‘ik geef jou hoe ik morgen ga zijn’. Ik geef je niet iets van gisteren, ik geef jou morgen. De Dino van over een jaar, die krijg jij nu.’ Zo zie ik mezelf.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar ook dus door je eigen geld erin te steken. Vanaf het prille moment. Dus eerst met die zangles, toen met de brassband, maar het groeit natuurlijk met je mee. Op een gegeven moment wilde je je eigen talkshow. Dat willen wel meer mensen, daar droom ik ook wel eens van. Maar wat jij vervolgens hebt gedaan…

JANDINO ASPORAAT: Nou, jij stelt veel betere vragen dan ik, dus er houd jou niks tegen. Je hebt al een talkshow.

ERNST-JAN PFAUTH: Nou oké maar jij had dat op dat moment niet. Dat heb je toen gedaan. Toen heb je het lokaal cultureel centrum afgehuurd in Rotterdam en ging je flyeren op het Afrikaanderplein zelf. En dan kwamen er drieëntwintig man kijken en dan zat jij daar met een prostituee, of een priester, voor slechts drieëntwintig mensen. Dat andere comedians zeiden van ‘wat ben jij in hemelsnaam aan het doen voor zo weinig mensen?’. Of dat mensen in de zaal zaten die dachten ‘hé die gast die nu presenteert is ook de gast die aan het flyeren was’.

JANDINO ASPORAAT: Ja dat is ook werkelijk gebeurd!

ERNST-JAN PFAUTH: Waarom dacht je van ‘ik investeer hier gewoon zo weer in’? Is dat ook weer van ‘ik geef ze de Dino van morgen’?

JANDINO ASPORAAT: Ja maar eigenlijk investeer je dus in jezelf. Wij investeren eigenlijk in allerlei dingen maar we vergeten te investeren in het allerbelangrijkste en dat is in jezelf. Dus als ik ga studeren, is het eigenlijk investeren in mezelf. Het gesprek met jou aangaan is leuk voor jou maar ik ben weer aan het leren dus ik investeer weer in mezelf.

Ik wacht niet op goedkeuring van iemand anders om mezelf te zijn.

Jandino Asporaat

Kijk, Oprah Winfrey heb ik gezien en Oprah had een show, Good Morning Chicago, en daarna ging zij haar eigen talkshow doen en toen zei iemand tegen haar ‘je moet zorgen dat de talkshow jouw naam krijgt en dat je de helft bezit’. Nou, dat werkt in Nederland iets anders met dat bezitten, maar wel de naam. Dus ik wist: ik moet gewoon een talkshow hebben.

Dus die culturele centra huurde ik af voor, volgens mij, veertig, vijftig euro. Ik heb een camera bij Kijkshop gekocht voor 125 euro, en ik ben gewoon gemeenten gaan bellen van ‘hé luister eens, heb je een gast?’ En ik weet nog toen had ik één aflevering gewoon een ambtenaar die kwam praten over problemen in de wijk. Niemand wilde luisteren maar hij vond het heel leuk. Ambtenaren vinden het heel leuk om te praten. Ik had een buikdanseres. Het enige wat ze had was een dikke buik, voor de rest helemaal niks anders. Ik had een prostituee van Keileweg, die miste behoorlijk wat tanden, en die wilde de Keileweg terug. Keileweg was onze tippelzone toen. En een priester, die zaten dus naast elkaar. En ik had daarvoor op Afrikaanderplein, ging ik flyeren en zei ik ‘nou er komt straks echt een hele fantastische gast in de Dinoshow’. Ik denk dat ik wel 500 flyers heb uitgedeeld en dan kwamen ze. En dan zaten er 23 mensen en dan dachten ze ook van ‘hé dat is diezelfde gast!’. Maar op dat moment, dat was zeg maar de Dinoshow van jaren later. Dus ik begon daarmee. Wat ik niet doe is ik wacht niet op permissie, op zeg maar goedkeuring van iemand anders om mijzelf te zijn. Ik ben die persoon, nu al. En jij komt er misschien later achter, maar je moet beginnen. Want heel vaak wachten wij totdat iemand anders ons een kans geeft, maar dat hoeft niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja want genoeg mensen zagen Oprah op tv en dachten dan ‘dat wil ik ook, maar dan wacht ik tot het moment dat ik ook een crew heb en vijf cameramensen’. En jij dacht gewoon, dit is nog voor het tijdperk van vloggen, dus dat maakt het extra bijzonder, van ‘fuck it ik ga nu zelf die show maken’.

JANDINO ASPORAAT: Ja want kijk, als je dát wil, die hele crew en alles, dat gaat niet. Dat krijgt bijna niemand.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus dan gebeurt het nooit.

JANDINO ASPORAAT: Dan gebeurt het nooit. Maar als je denkt van ‘hé maar wacht even, ik heb een camera, mensen en een zaal, dat is gewoon mijn show.’ Gewoon van het internet een deuntje geplukt, en ik had toen wel Alpha Oumar Barry, die jongen van de koffiespot in FC Kip en die was mijn assistent. Maar onze boulevard gedeelte, dus dan hadden wij knipsels geknipt en die hadden we gewoon op tafel, en dan gingen we naar het volgende item van ‘wat staat er hier op tafel’. Maar mijn punt is namelijk: gewoon beginnen.

ERNST-JAN PFAUTH: Was je nooit bang om voor gek te staan? In die ruimte met 23 mensen?

JANDINO ASPORAAT: Weet je, de vraag is: wat is gek? Wat is eigenlijk… Wanneer sta je eigenlijk voor gek? Ik denk dat je eerder voor gek staat als je dus wegloopt van wie je moet zijn en dan uiteindelijk een ander beeld gaat zetten van jezelf om iemand anders te pleasen. Bij mij gaat het altijd zo fout. Als ik mijn hart volg, zeggen mensen heel vaak tegen mij ‘je bent gek, gaat niet lukken’. Maar het lukt altijd. Het gaat bij mij altijd mis als ik weg stap van mezelf.

ERNST-JAN PFAUTH: En dan maakt het niet uit dat er in het begin 23 mensen zitten, want uiteindelijk vormde dit de basis voor jouw talkshow ervaring. Toen kwam er een mogelijkheid voorbij dat de publieke omroep op zoek was naar nieuwe programma’s en jij had een pilot. Je nam die pilot op en iedereen had zoiets van ‘waarom kan deze jongen zo goed presenteren?’ Omdat jij in het lokaal cultureel centrum had geoefend.

JANDINO ASPORAAT: Twee dingen wat daar heel belangrijk is wat je zegt. Eén: die 23 mensen. Je moet begrijpen dat 23 mensen als je een verjaardag hebt en je hebt 23 mensen in je huis, dat is echt reteveel in je huis. Dat is echt veel. Dus ik ben dankbaar voor ieder die komt. Twee: is het ervaring opdoen, dus investeren. En op een gegeven moment ben je meters ver. Het is een stappenplan hè. Als je het helemaal terug redeneert waar ik dan begin, wat ik altijd doe is: Ik zet altijd onderaan mijn lijstje wie ik ben en bovenaan zet ik wat ik wil worden. En daartussen komen alle dingen die ik nodig heb. En stap voor stap ga ik het creëren.

ERNST-JAN PFAUTH: Een contract.

JANDINO ASPORAAT: Echt een contract met mezelf en met alle dingen die ik doe. De Kuip was daarvoor al begonnen. Dus als ik helemaal terugga, dan is voor de Kuip, voor die 40.000 mensen, waarvan iedereen zei ‘hoe gaat dat dan gebeuren, is niet het beste’. Maar voor de Kuip deden wij shows in de ZiggoDome, acht shows in de ZiggoDome. Voor de ZiggoDome, deden wij shows in Ahoy. Voor Ahoy deden wij shows in Heineken Music Hall, 4000 mensen. Voor 4000 man waren shows in theaters, bijvoorbeeld Luxor Theater. Daarvoor, als je dan weer teruggaat, Zuidplein Theater voor 500 man, daarvoor de kleine zaal van Zuidplein Theater…

ERNST-JAN PFAUTH: Met je brassband.

JANDINO ASPORAAT: Die was nog daarvoor in de kleine zalen in de buurthuizen, dat cultureel centrum. Daarvoor schoolplein, vriendjes entertainen. Daarvoor in de woonkamer gek doen. Daarvoor in de badkamer voor de spiegel. Snap je? Dus het begint daar. Voor de spiegel heb ik al paar keer ‘Goedenavond! Blabla’ dat heb ik allemaal al een keer gedaan. Dus de Kuip zou niet na de badkamer gelukt zijn, snap je. Maar je moet het beseffen, ik heb een hele historie. Alles wat ik doe, heeft een stap daarvoor. Het is stap voor stap voordat ik dingen bereik.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat elke stap kenmerkt is dat investeren in jezelf.

JANDINO ASPORAAT: Ja. En: wat wil je halen? Want ik weet nog dat de Kuip, het ging bij mij niet om dat we het uit gingen verkopen. Ik wist dat het uit ging verkopen. Maar daar ging het niet om. Ik weet nog op donderdagavond, toen het decor al helemaal was opgebouwd en de show was zaterdag. Het decor was helemaal gebouwd, en mijn broertje was daar, Kenneth, en die was met de walkietalkie en een helm en allemaal spullen. En met hoogwerkers, mensen waren nog aan het bouwen. En ik werd zo geëmotioneerd want ik zag mijn broertje en ik moest huilen. Hij vroeg ‘is er iets niet goed?’ en ik zei ‘nee het is precies goed’. Want wat ik zag: ik zag mijn broertje en ik heb zijn luier nog gewisseld. Ik zag vanuit mijn raam de lichtmasten van de Kuip, dat is het enige wat ik zag.

ERNST-JAN PFAUTH: Vanuit jouw jongenskamer.

JANDINO ASPORAAT: Ja van mijn jongenskamer. En nu stond ik in de Kuip. Dus al zou de show zaterdag niet gelukt zijn, of niet door was gegaan, het was al gelukt omdat ik mocht dromen om te staan in de Kuip. En daar gaat het om. Dat is wat heel veel mensen vaak missen. Het gaat niet om die avond en als er 40.000 mensen staan de juichen en te lachen. Nee, het gaat erom dat jij, wat je droom ook is, kan bedenken en jezelf gunt om te dromen en te ervaren. Mensen zeggen heel vaak ‘oh het moet lukken en ik moet heel rijk worden’. Daar zit niet de rijkdom. De rijkdom zit in het proces.

ERNST-JAN PFAUTH: Jij had je droom op donderdagavond al behaald, terwijl je zaterdag pas zou spelen. Net probeerde ik als rode draad te zien – en volgens mij terecht – dat je er telkens voor koos om terug te investeren in jezelf. De andere dingen op mijn lijstje die ik nog niet had was naast Ahoy wat je had afgehuurd, waarvan mensen niet dachten dat je het vol zou krijgen, was je ook bereid vier ton in je eerste film te steken. Dus dat is aan de ene kant waar mensen van kunnen leren. Dus stop die eerste honderd euro niet in schoenen maar in een brassband, in jouw equivalent van een brassband.

Het andere wat je zegt eigenlijk is het gaat om de reis er naartoe. Het was al geslaagd. Je doet het eigenlijk voor de reis zelf voor het mogelijk maken met je broertje Kenneth, daarom was het op donderdag al een succes terwijl je op zaterdag moest spelen. En dat maakt waarschijnlijk ook alle tegenslagen, daar hebben we het nu niet over gehad, de moeite waard. Want je had een financieel directeur van de Kuip die er niet in geloofde, die het een gestoord idee vond. Je had ergens juridisch conflict, je kan natuurlijk niet zeggen wat het was want het was juridisch, maar je werd nog enorm genaaid vlak voordat de kaartverkoop begon. Maar om even het idee weg te nemen dat het je allemaal is aan komen waaien, het is ook wel echt no pain no gain in dit verhaal.

JANDINO ASPORAAT: Ja want dat denken mensen heel veel. Ik denk soms als ik met mensen praat, dat doe ik soms, bijna nooit, maar heel soms is het nodig, dan neem ik mensen wel eens mee in het falen. En dan schrikken ze zich helemaal een hoedje en denken ze van ‘hoezo ben jij dan nog doorgegaan?’. Omdat falen voor mij niet bestaat.. Het zijn allemaal levenslessen. Ik vier het leven de hele tijd. Dus jij kan mij down meemaken, wellicht vier minuten. Wellicht. Het kan zijn dat ik nog iets langer down ben, maar in het bijzijn van andere mensen, vier minuten op z’n max en dan ‘boem stop met klagen, nu’. ‘Wat leer ik? Wat zegt dit moment tegen mij? Wat moet ik, wat mis ik? Let’s go. Omdraaien. Oké, dan zo proberen.’ En dit is de waarheid.

Ik heb heel veel klappen gehad maar ik kan het mij niet permitteren om te blijven zitten en huilen. Wat voegt dat toe aan de situatie? Het is gewoon een les van ‘deze kant moet je niet op gaan’. Oké, dan ga ik die andere kant blijkbaar op.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus daarom zeg je ook tegen je lezers in je boek ‘zie jezelf niet als een slachtoffer. Kijk naar wat je kan doen’. Ben je dan nooit bang dat je al die dingen weg stopt of zo? Als je vier minuten negativiteit doorlaat en daarna ga je weer knallen. Ben je dan niet bang dat het een opeenstapeling wordt? Het lijkt me dat het wel iets met je doet als je juridisch genaaid wordt bij de belangrijkste show, op dat moment, van je leven.

JANDINO ASPORAAT: Nou kijk, dat was zeg maar wel… Die heeft wel langer geduurd, omdat ik toen dat gebeurde ik kon het niet geloven dus toen ben ik naar een hele donkere plek gegaan. Er kwam iets uit mij wat ik nooit had gedacht. Ik ben nooit zo belazerd. Dus ik was ook zeg maar bijna klaar om… ik moet altijd goed nadenken want ik mag juridisch bepaalde dingen niet zeggen, maar ik was bereid om echt op een plek te komen waar ik niet graag wil zijn. 

En het heeft effect gehad, drie maanden, op mij, omdat ik dacht ‘zo wil ik me nooit meer voelen’ en ik ben ook niet die persoon dus zoveel kwaadheid dat is niet… Dat is eigenlijk de enige keer waarbij het best wel lang duurde waarbij ik achteraf dacht ‘Dino…’, want mijn plezier ging weg. Dat was tijdens het proces van het maken van de show en ik deed alles wat ik moest doen, maar daarbij dacht ik ‘als ik mensen niet kan vertrouwen en als mensen zo slecht zijn, dan waarom doe ik het?’. En toen dacht ik ‘huh wacht even, je bent nog steeds in charge. Dus waarom laat je iemand anders dat beslissen voor jou? Get out of it’.

Dus dat was toen gebeurd, maar wat je zegt klopt wel van stop je dan dingen niet te veel weg. Het is wel een proces van ventileren, dus de kleine Dino af en toe ook de ruimte te geven om te huilen, om teleurstellingen toch te ervaren ergens, om te laten zijn. Dus dat leer ik ook steeds beter te doen, alleen ze krijgen bij mij niet de overhand. Ik denk dat ik het toch wel goed kan, steeds beter, dat ik met teleurstellingen kan dealen. Dat ik ze af en toe iets langer laat zijn maar

vaak doet het gewoon niet zoveel voor mij. Dus dan ik bekijk het, ik verwerk het, en dan ga ik door.

ERNST-JAN PFAUTH: Zoals je op negenjarige leeftijd op die betonnen grond al deed. Dat je naar die situatie keek, je hebt het later verwerkt, maar toen op dat moment dacht je ‘ik moet nu gewoon door’.

JANDINO ASPORAAT: Ja het heeft nu op dit moment helemaal geen zeg maar… Ik heb er niks aan op dit moment.

ERNST-JAN PFAUTH: En eigenlijk als afsluiting; Ik las een passage in je boek op bladzijde 187 om precies te zijn. Zal ik het voorlezen of wil je het zelf voorlezen? Het is één alinea.

JANDINO ASPORAAT: Ja ik kan het wel voorlezen maar ik ben wel dyslectisch als de pest hè, dus op een gegeven moment onder spanning gaan dingen zwaar.

ERNST-JAN PFAUTH: Oké het gaat om dit stukje.

JANDINO ASPORAAT: ‘Elijah zegt nu al uit zichzelf: ‘Ik ga niet werken voor een baas. Ik ga werken voor mezelf. Papa, jij hebt ook gewerkt vanaf je negende, dus dan kan ik het ook.’ Amy-Lee wil later de baas van mijn bedrijf worden. Daar moet ik nog een beetje om lachen want ze is pas vier en weet niet wat ik mijn bedrijf doe. Maar zijn ze zijn allebei nu al op zoek naar een opportunity en niet naar een baan en dat is voor mij een van de grootste complimenten als vader’.

ERNST-JAN PFAUTH: Dit zijn je kinderen. Twee, je hebt inmiddels drie kinderen. Maar waarom is het voor jou als vader één van de grootste complimenten dat je kinderen niet op zoek zijn naar een baan maar naar een opportunity?

JANDINO ASPORAAT: Omdat zij dan vertrouwen op zichzelf. Kijk, werken voor een baas is niet een probleem. Uiteindelijk voor iemand werken is niet een probleem. Maar voor dat je daar bent moet je uiteindelijk kunnen realiseren wat jouw kracht is, wat je zelf kan. En al werk je zelf maar het Belastingkantoor maar in het weekend maak jij hondenkoekjes, omdat dat jou heel gelukkig maakt, dan is dat iets wat van jou is. Dat is jouw talent. 

Wat je vaak ziet is dat we worden grootgebracht ‘ga leren en ga werken voor een baas’ en dat is zeg maar goed. En je ziet nu dat dat een probleem is omdat de wereld aan het veranderen is. En je moet een huis kopen, dat wordt al heel moeilijk voor mensen nu al, nou over een paar jaar nog erger. Dus dan is het nog belangrijker: Wie ben jij en wat kan jij? En dat mijn kinderen nu, als je met mijn kinderen spreekt, Elijah bijvoorbeeld, ja die is helemaal een gekke dromer, maar Amy-Lee eigenlijk ook en ik hoop dat voor Nío ook. Ja dan ben ik wel blij.

Ik leer mijn kinderen vloeibaar zijn, omdat de wereld heel erg vast is dus dan moet je allemaal vast, maar de wereld is heel erg vloeibaar. Ik bedoel het schoolsysteem is vaste kaders van ‘zo moet je zijn’ en dan kom je opeens in een hele vloeibare situatie en dan kunnen ze niet improviseren. Dus ik heb altijd zoiets van ‘oké, luister, wees vloeibaar. Improviseren betekent dat wat er op je leven afkomt, op je pad komt, je kan het handelen en dan pas je je aan.’ Vloeibaar als water, dan kan je alle vormen aannemen.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus dat zij niet opzoek zijn naar een baan maar naar een opportunity staat voor jouw symbool voor dat ze geloven in zichzelf, ze geloven dat ze zelf een realiteit kunnen vormgeven.

JANDINO ASPORAAT: Dat is het inderdaad. Mooier had ik het niet kunnen brengen, maar dat is wat is het is. Kijk weet je, als je je eigen realiteit vormt en je komt ergens… Ik kan binnenkomen en ik kan denken van ‘o wat een lelijke plek en het is niet leuk en gezellig’ en iemand anders kan binnenkomen en kan denken ‘o my god het is fantastisch’ en dat is dezelfde plek alleen andere emotie. De één is heel gelukkig met hetgeen wat daar is, maar de andere niet. Maar degene die heel gelukkig is die ziet allemaal mogelijkheden en die krijgt energie daarvan en denkt ‘let’s go’ en die ander denk ‘ja maar hoe dan?’. Dus je moet je kinderen leren kijken en opportunities leren begrijpen van wat is dat dan? Wat betekent dat eigenlijk? Wat zijn mogelijkheden? Wat kan ik? Dus ik ben blij dat ik zo’n gesprek al kan hebben met mijn kinderen.

ERNST-JAN PFAUTH: En dankjewel voor dit gesprek, waar niet alleen je kinderen van profiteren maar ook heel veel jonge luisteraars over hoe zij hun eigen realiteit kunnen creëren.

JANDINO ASPORAAT: Zijn we al voorbij joh? Zo snel? Dankjewel!

Lees hier de interviews van auteur Ilja Leonard Pfeijffer politicus Neelie Kroes en presentator Matthijs van Nieuwkerk terug.

Wil je geen aflevering missen?

Geef je dan op voor de persoonlijke nieuwsbrief van presentator Ernst-Jan Pfauth. Hij mailt je nieuwe interviews en de belangrijkste lessen uit de gesprekken.

Kom naar Jonge Jaren Live op 27 november in Amsterdam