Het lijkt alsof het Erik Scherder, de charismatische hoogleraar klinische neuropsychologie, allemaal komt aanwaaien. Maar het succes dat hij nu beleeft in de collegebanken en op televisie kwam niet vanzelf.
Zijn carrière kwam laat en moeizaam op gang. Heel lang werd van hem verwacht dat hij in de voetsporen zou treden van zijn vader, een zakenman. Terwijl zijn vrienden nog op de middelbare school zaten, moest hij op zijn zestiende al aan het werk.
Toch schopte hij het uiteindelijk tot hoogleraar, maar daarvoor legde hij een pad af die naar eigen zeggen van geluk en van doorzettingskracht aan elkaar hangt. Hij durfde pas na vijf jaar toe te geven dat de handel niets voor hem was en begon toen aan een opleiding tot tennisleraar. Daar kwam hij in aanraking met fysiotherapie en langzaam maar zeker vond hij de weg naar zijn grote liefde: de neurowetenschap.
Op een naar eigen zeggen dwangmatige manier besteedde hij elk vrij uurtje aan leren over de hersenen. Zijn belangrijkste les: je hoeft niet meteen van je passie je baan te maken. Dat deed Erik in ieder geval niet. Hij kon pas op zijn vijftigste leven van zijn werk in de neurowetenschap.
Een gesprek over met zweetoksels voor een groep studenten staan, op dubieuze manieren binnenkomen bij de HBO-opleiding fysiotherapie en dingen durven doen.
Erik Scherder over zijn jonge jaren
Je kunt het interview hieronder lezen of beluisteren op Podimo.
ERNST-JAN PFAUTH: Nou heel veel dank dat je er bent Erik, bij Jonge Jaren. Jij bent zo enthousiast in je vak en zo overtuigd, dat ik in mijn hoofd een soort beeld had dat jouw carrière één lange aanloop ernaar toe is. Maar ik kwam er in mijn voorbereiding achter dat je eigenlijk een laatbloeier bent.
ERIK SCHERDER: Ja, een laatbloeier.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dat er een heel ander carrièrepad voor je uit was gestippeld en dat je je daar eerst aan moest ontworstelen. En waar ik dan zo benieuwd naar ben is of dat er aanwijzingen waren in je jonge jaren voor het pad dat je nu uiteindelijk gekozen hebt.
Dus daar wil ik je heel graag naar vragen. Maar voordat we daarheen gaan toch eerst even: wat was dat carrièrepad dat voor je uitgestippeld was, en door wie?
ERIK SCHERDER: Eigenlijk van het huis uit. We hadden drie jongens. We waren met zijn drieën. Mijn oudste broer is helaas overleden. Maar mijn vader had een zaak in papier en agenturen. Die vertegenwoordigde grote fabrieken die aan de rol leveren. Dus niet al kant-en-klare producten maar gewoon aan de rol. Papier en plastic. Dat werd in Nederland verwerkt tot wat dan ook.
We hadden het goed thuis. Dus mijn vader zei: ‘Drie jongens. Alledrie in de zaak.’ Dat was zijn wens. Die middelbare school en dergelijke had daar mee te maken, snap je. Ik kon naar het HBS of gymnasium gaan, maar hij zei: ‘We gaan eerst naar de handelsdagschool.’ Want dat had mijn oudste broer ook gedaan. Ik ben de middelste van de drie. Nou ja, dat was het pad.
ERNST-JAN PFAUTH: En dat was zolang als je kan herinneren het idee.
ERIK SCHERDER: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Het is je niet een keer medegedeeld van: ‘Zoon ga zitten. Ik moet je wat vertellen over je carrière.’
ERIK SCHERDER: Nee. Dat was prima. Waarmee je bent opgegroeid. Dus wij gingen naar de handelsdagschool en daarna aan het werk. Dus ik ben vanaf mijn zestiende gaan werken. Dat was gewoon fulltime. Bij een firma hier in Amsterdam, die papier verkocht. Al die papiersoorten leren kennen enzo. Ja, dan was je zestien hè. Ik had nog vrienden die zaten nog op school gewoon. Die gingen naar de middelbare school nog.
ERNST-JAN PFAUTH: Was je daar jaloers op?
ERIK SCHERDER: Ja… daar had ik toen altijd wel het idee: ‘Zij zitten gewoon nog op school en ik werk.’ Ja, dat gevoel herinner ik mij wel. Aan de andere kant was de handelsdagschool, was ik wel blij dat ik ervan af was. Het was een jongensschool, er werd gevochten in de klas. Met de docenten.
ERNST-JAN PFAUTH: Met de docenten?!
ERIK SCHERDER: Ja! Want er zaten jongens op die waren twintig.
ERNST-JAN PFAUTH: Zo… Die waren al heel oud vergeleken met zestien.
ERIK SCHERDER: Heel oud. Een frummel echt. Dorst niks. Ik keek erna van wat is dit voor leven hier? Dat was meer angst dan wat anders. Dus ja de prestaties waren ook niet geweldig. En dat kwam door allerlei factoren. Door alles wat je daar op die school doormaakte was de stimulans… Je zag dan jongens die deden gewoon niks.
ERNST-JAN PFAUTH: Ging je dan ook met angst naar school?
ERIK SCHERDER: Met een zekere voorzichtigheid. Terughoudendheid. Je zit natuurlijk middenin je puberteit. Ja… Ik herinner me het absoluut als geen prettige periode (lacht). Zacht uitgedrukt.
ERNST-JAN PFAUTH: Had je vader dat door?
ERIK SCHERDER: Weet ik niet… Daar werd niet zo over gesproken denk ik.
ERNST-JAN PFAUTH: Want wat voor man was je vader?
ERIK SCHERDER: Ja… Een man die het allerbeste met ons voorhad. Iemand die selfmade was ook. Die had het heel ver geschopt dus eigenlijk. Met talen was ‘ie verschrikkelijk goed. Had ook de lagere school en ik geloof paar jaar middelbare school, mulo gedaan. En daarna ook aan het werk.
Maar die had zich helemaal opgewerkt. Dus die was die route ook wel gewend denk ik. Er werd dus niet heel erg gevraagd naar ‘Wil je ook nog eens wat anders, of toch nog wat anders doen?’
ERNST-JAN PFAUTH: En was ‘ie streng?
ERIK SCHERDER: Het was wel een wat strengere man. Ik weet dat met mijn broer, dan gingen de schriftjes door de kamer als het huiswerk niet deugde. Ging het gewoon heen en weer hè, uit boosheid soms. Hij was niet gewelddadig, helemaal niet. Maar hij liet weten wanneer hij het er niet mee eens was.
ERNST-JAN PFAUTH: Jullie moesten wel presteren.
ERIK SCHERDER: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Wanneer kwam je erachter van: ‘Dit pad is niks voor mij?’
ERIK SCHERDER: Toen heb ik eerst dus nog in Nederland gewerkt en daarna was dan de route naar het buitenland. Mijn oudste broer die ging eerst naar België, dan naar Duitsland en toen naar Schotland. Ging in papierfabrieken werken daar. Gewoon om het vak nog beter te leren. Ja mijn broer was gewoon uniek daarin. Die ging ook aan de rol staan met al die mensen die aan die rol stonden.
ERNST-JAN PFAUTH: Die grote papieren…
ERIK SCHERDER: Ja énorm! En die kon dat ook heel goed. Die wist precies de goede toon, die dronk ‘s avonds met die jongens allemaal bier en die, weet je wel, wist precies: ‘Leuk, met die mensen optrekken!’. En ik weet dat ik achter hem aan kwam en die dachten allemaal: ‘Is dat één familie? Want die dat gozer is helemaal geen broer van zijn oudste broer’. Ik dan, hè.
Want ik dacht: ‘Ja ik ga echt niet aan die rol staan. Ik denk er niet over.’ Ik zag mensen met vingers eraf. Die zaten er allemaal tussen. Dus ik vroeg of ik in het lab mocht werken. En dat kon. Ik kon op het lab werken daar. Maar, ja, ik viel toch een beetje uit de boot ook. Omdat ik totaal niet meer paste bij het beeld dat ze van mijn oudste broer hadden, die daar geweest was.
ERNST-JAN PFAUTH: Die had zijn verwachtingen lekker hoog, ja.
ERIK SCHERDER: Die hadden hele hoge verwachtingen. Ja dat is een leuke familie. Maar die Erik, dat is een aparte… Dat wordt niks met die jongen. Althans, niet hier. Ik was daar echt super eenzaam. Ik was daar in Duitsland. Liep daar ‘s avonds langs de weg en dacht ik: ‘Morgen weer om zes uur op…’ Moesten we om zes uur door de weilanden heen fietsen en dan naar de fabriek om zeven uur. Dus op een gegeven moment heb ik tegen thuis gezegd: ‘Jongens ik ben hier zo ellendig, haal me weg hier!’
ERNST-JAN PFAUTH: Hoe oud was je toen je dat durfde te bekennen: ‘Dit is niks voor mij’?
ERIK SCHERDER: Ik denk dat ik toch 21 was.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, dus dan ben je toch al een eindje onderweg.
ERIK SCHERDER: Ja en dan. Ja, wie wil je? Wat ga ik doen? Handelsdagschool is dan, zonder iemand iets tekort te willen doen, maar dat is gewoon niks. Daar had ik niets mee.
ERNST-JAN PFAUTH: Als je niet die richting in wil, dan sta je met lege handen. Ik ben heel benieuwd hoe je dan uiteindelijk toch je pad gevonden hebt, maar laten we eerst even terug gaan naar die vraag die ik in het begin stelde.
Ik dacht dus je hebt nu zo overduidelijk een carrière gevonden die bij je past. Die past als een jas. Sinds, wat is het, tien jaar ziet heel Nederland dat ook. Niet alleen je studenten maar heel Nederland.
Dus ik ben heel benieuwd of er nou aanwijzingen waren in jouw jeugd. Ik heb dus mijn onderzoek gedaan, ik heb denk ik vijf componenten van de formule Scherder. Ik zal ze even opnoemen…
ERIK SCHERDER: Ja, leuk! Leuk, ja…
ERNST-JAN PFAUTH: …en dan moet jij maar even kijken of het klopt. De eerste is dat je, willekeurige volgorde, altijd aan het werk bent en daarvan geniet. Ik kwam interviews tegen met jou op vakantieadres. Dat doen kranten dan in de zomer, en dan zit jij met een stapel studies op een terras. En met veel plezier.
Het tweede is, je moet natuurlijk intelligent zijn. Het is geen makkelijk vak. Het derde is dat je goed kan spreken voor groepen en mensen kan meenemen in je enthousiasme. Als ik jou als presentator zie, zie ik je ook met elke persoon die langskomt in je programma meteen een soort connectie. Mensen zijn ook meteen fysiek met je enzo. Slaan een arm om jou heen. Dus je kan mensen meenemen in je enthousiasme. Dat is nummer drie. Tot nu toe er mee eens?
ERIK SCHERDER: Ja!
ERNST-JAN PFAUTH: Oké! Ja het is ook wel een lekker lijstje zo natuurlijk…
ERIK SCHERDER: Haha, valt wel wat over te zeggen hoor. Over al die punten ook zo.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, oké. Nummer vier is dat je volgens mij altijd bezig bent met optimalisatie. Wat kan er beter. Zowel in je werk als met jezelf. En nummer vijf is een snufje ijdelheid.
ERIK SCHERDER: Zonder meer.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja. Klopt het zo een beetje, heb ik iets gemist?
ERIK SCHERDER: Ja, ja… Ja, het is niet specifiek een mooie lijst maar het klopt wel denk ik. Waarbij wel nodig wat kanttekeningen nodig zijn ook.
ERNST-JAN PFAUTH: En wat zijn de belangrijkste kanttekeningen?
ERIK SCHERDER: Nou dat intelligent zijn is natuurlijk een vaag begrip ook een beetje. Want kijk, er is verschil tussen mensen. Dat weet ik gewoon dat het zo is. Dus ik moest er altijd heel hard voor werken. Dat is zeker de reden dat ik ook heel hard werd. En dat is al meteen een belangrijk punt wel. Want het laatste wat ik zou willen is dat over zou komen, in de zin van die man weet alles. Dat denken mensen wel vaak maar dat is niet zo.
En er is verschil. Er zijn echt briljante mensen, die doorzien heel veel dingen veel sneller. Of die hebben een groter overzicht over dingen. Nou dat geldt niet voor mij. Ik moet er echt heel hard voor werken om alles goed te doorzien. Het heeft dan wel weer als voordeel dat altijd als ik dat weer uit moet leggen, dat ik weer een beetje mijn eigen route loop. En dat vinden andere mensen daardoor ook weer prettig. Want ik neem de feiten, de stappen door, die ik met een ander ook doorneem. Snap je?
ERNST-JAN PFAUTH: Dat is misschien ook de basis van je tv-succes dat je dus die stappen zou goed kan uitleggen waardoor mensen ook makkelijk in kunnen stappen.
ERIK SCHERDER: Nou, die [stappen] moet ik ook maken om er zelf ook iets beter inzicht in te krijgen. Dus ik denk dat die bescheidenheid, die past heel erg daarop. Dus dat is zeker een ding daarvan.
ERNST-JAN PFAUTH: Nog meer belangrijke kanttekeningen?
ERIK SCHERDER: Nou even kijken, wat was die eerste dat je zei?
ERNST-JAN PFAUTH: Dat je altijd aan het werk bent.
ERIK SCHERDER: Ja dat heeft er dus mee te maken. Je kunt zeggen dat heeft ook te maken met het feit dat ik natuurlijk laat gestart ben. Want ik ben dus echt pas gaan studeren toen ik 24 was. Hè, want mijn vader zei wel toen ik wegging: ‘Je krijgt vier jaar de tijd. Kijk maar.’ Dat was natuurlijk op zich tof…
ERNST-JAN PFAUTH: Vier jaar de tijd om wat…
ERIK SCHERDER: Om het uit te zoeken.
ERNST-JAN PFAUTH: Oké, en wat zou er aan het einde van die vier jaar gebeuren dan?
ERIK SCHERDER: Nou ja, ik dacht: ‘Nou over vier jaar, dan moet ik het dus wel weten wat ik ga doen. Anders moet ik terug.’ Nou ja, ik had die stap genomen om…
ERNST-JAN PFAUTH: Terug die zaak in?
ERIK SCHERDER: Ja, terug de zaak in. Ja, ja. Ja dat was op zich tof. Dan weet je oké ik heb in ieder geval altijd een living. Maar ik dacht ook: ‘Nee dat zal niet meer gebeuren.’ Dus ik ben als tennisleraar toen doorgegaan. Ik had niets. Dus je kon als tennisleraar nog een kleine opleiding doen. Twee kon je er doen. Daar werd ik al meteen heel, heel fanatiek. Omdat ik dacht… Die moest je voorspelen, dat ging allemaal wel. Ik weet niet of ik te vaag ben hoor, maar dat was opleiding A. Voor die vervolgopleiding moest je nog beter tennissen. Daar werd ik voor de eerste keer afgewezen.
Toen herinnerde ik mij al dat ik dacht: ‘Oh nee, nee… Dit is de kans! Ik ga die commissie nog een keer bij elkaar halen’. ‘Ja…’, zegt die commissie, ‘we komen toch niet voor jou alleen?’ Ik zeg: ‘Ja, want dit is wat ik wil. Dus u komt nog een keer voor mij alleen. En dan ga ik eerst trainen en dan komt u terug.’ En dat lukte ook in die tijd al een beetje. Gewoon dat je liet zien: nee, niet genoegen nemen met nee. Doen!
Het was nu of nooit. Niet een beetje. Het was echt nu of nooit. Dus ik dacht: ‘Nee, nee, nee. Nee. Nee. U gaat nog een keer terugkomen.’ Dat deden ze ook. En toen haalde ik het ook. Maar tijdens dat clubles enzo merkte ik wel: ‘Oh nee, dat is heel leeg toch eigenlijk.’ Want die mensen komen helemaal nooit trainen, doen hun best niet. Ik wil dat ze vooruitgaan. En zo begonnen het een beetje te spelen.
Dus die punten van altijd doorwerken komt vooral ook omdat ik het idee heb gehouden dat ik het niet meer kan inhalen die tijd die ik verloren heb.
ERNST-JAN PFAUTH: En had je dat daarvoor dus niet. Niet als weet ik veel, als twaalfjarige, dat je maar bleef…
ERIK SCHERDER: Nee.
ERNST-JAN PFAUTH: Lezen… Of…
ERIK SCHERDER: Nee die tijd van de handelsdagschool was een nietse tijd.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar daarvoor nog, als kind?
ERIK SCHERDER: Op de lagere school was ik heel fanatiek!
ERNST-JAN PFAUTH: Ja?
ERIK SCHERDER: Had ik ook allemaal negens en tienen.
ERNST-JAN PFAUTH: Oké, ja. Maar dat is dus wel al aanwijzing dat één van die vijf onderdelen van de formule Scherder, zoals ik die nu maar noem, die was dus al aanwezig als kind dat je het echt heel erg naar je zin had als je kon leren en kennis kon vergaren. Wanneer kwam je erachter dat je goed voor groepen kon spreken?
ERIK SCHERDER: Ik denk bij die tennisopleidingen, ja. Want daar moest je dus les geven aan clubs. Aan groepen in clubs. Dat ging al hartstikke leuk. Dat vond ik ook heel leuk om te doen. En je krijgt natuurlijk een beetje feedback. Van het is wel of niet duidelijk. Dus denk dat daar wel een beetje de basis lag van: ‘Nou ik maak me daar niet heel druk over. Ik ben er niet ziek van als ik daar voor die groep moet staan.’
ERNST-JAN PFAUTH: Je vond het ook niet spannend?
ERIK SCHERDER: Ik weet nog de eerste keer dat ik dus voor een groep van vierhonderd studenten kwam. En dan heb je een deur, daar kan je zo de zaal mee ingaan. En een deur aan de andere kant. Nog een deur. En daar heb je dan die vierhonderd studenten die dan zo…
ERNST-JAN PFAUTH: Steil oplopende…
ERIK SCHERDER: Steil oplopend hè. En toen dacht ik bij mezelf, dat weet ik nog: ‘Je kan twee dingen doen. Of ik stop in het midden en begin met het college. Of ik loop in een keer door de andere kant uit en ik kom ook nooit meer terug.’ Ja… Dat was echt een gedachte die ik heb gehad.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus dat vond je wel echt spannend?
ERIK SCHERDER: Jaaa… Superspannend. En ook dat je dacht: ‘Oh God’, studenten die dan vroegen: ‘Mag ik iets vragen?’, en dan zei ik: ‘Ja!’, ‘Wilt u misschien niet zo heen en weer lopen?’ Dat ik dacht: ‘Hoe reageer ik daarop?’
ERNST-JAN PFAUTH: Oh wauw…
ERIK SCHERDER: Dus het was super zweetpartijen, maar ja, niet meer mee gestopt.
ERNST-JAN PFAUTH: Het is dus grappig dat je bij tennislessen erachter komt: ‘Ik kan dit goed. Ik kan goed de aandacht vasthouden van mensen. Goed kennis overbrengen.’ Maar als je het dan later op de universiteit moet doen, dat je, ook al komt het je aanwaaien, dat je goed voor groepen kan spreken, dat zat er blijkbaar al in. Dat het dan toch zo spannend is.
ERIK SCHERDER: Ja, nou ik moet zeggen het kwam mij ook niet aanwaaien. Dus ik wil toch nog wel het punt maken dat het ook hard werken is om er uiteindelijk goed voor te staan. En dat het tot op heden van vandaag, want nu heb ik nog steeds vierhonderd studenten voor mijn neus, dat het elke keer weer spannend is. Het is niet iets dat je op de plank hebt liggen. Nee. En ook niet iets wat je zomaar afgaat. Dus na college zeg ik altijd tegen mijn collega’s: ‘Het enige wat ik nog kan doen is mails bekijken.’ Een uurtje lang, want je bent afgeknald…
ERNST-JAN PFAUTH: Echt een performance in die zin dan.
ERIK SCHERDER: Het is inderdaad, perfect wat jij zegt. Want dat is het. Het moet echt een performance zijn. Dat die studenten denken: ‘Ik blijf bij die man.’ Tegenwoordig vraag ik dat ook: ‘Are you still with me? Ben je er nog? Zitten we nog op de goede lijn mensen? Zeg het!’ Maar dat vraagt, dat kost wel heel veel energie om te zorgen dat je vierhonderd man bij je houdt.
ERNST-JAN PFAUTH: Het is dus elke keer ook heel belangrijk, want ik kan mij ook voorstellen dat de gevierde hoogleraar die colleges nu twee vingers in de neus doet. Gewoon makkelijk.
ERIK SCHERDER: No way.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar je maakt het dus elke keer heel belangrijk voor jezelf. Waar komt die drive vandaan?
ERIK SCHERDER: Nou omdat ik denk: ‘Ik heb deze jonge mensen.’ En ik hoop natuurlijk voor hen, dat zij, ik heb het uiteindelijk ook gevonden. Die stip op de horizon, zeg maar. Mijn geluk. Mijn hart. Dat hoop ik voor hen. Ik zeg het ook tegen hen. Wat je ook doet, of je nou de neuro-kant uitgaat of niet, ik hoop dat jullie zover komen dat je denkt: ‘Ha-ha-ha… dat is wat ik wil!’
En dat zeg ik tegen studenten bijvoorbeeld bij hun diploma, bij hun BUL-uitreikingen een paar weken geleden. Toen zei ik nog tegen hen: ‘Vandaag blij en morgen, hè? Morgen alweer de zorgen over een baan? Niet succesvol? Nee… Kijk terug, nu heb je dat geluk. Hier vandaag. Maar heb je de stip gevonden, is dit jouw hart? Volg ‘m! Hoe dan ook kun je hem volgen. En doe het!’
ERNST-JAN PFAUTH: Dus je wil echt een soort gedrevenheid overbrengen en dat ze zich dat eigen maken ook?
ERIK SCHERDER: Dat is het. Dat toe-eigenen, dat is precies het juiste woord.
ERNST-JAN PFAUTH: En wat gebeurt er met jou als je ziet, je ziet een collegezaal en je ziet een plukje studenten die niet meer op letten. Die iets anders aan het doen is?
ERIK SCHERDER: Ja, ja dat is lastig, hè. Want je hebt eigenlijk niet goed een beeld vanwege al die laptops die erop staan. Ze kunnen ook ondertussen, haha, weet ik wat aan het doen zijn. Daar heb ik geen zicht in. Mijn volgende stap als ik de kans krijg is weg met die laptops uit die collegezalen. Gewoon weer schrijfblokken. En daar is ook heel veel literatuur over, dat als je schrijft dat je het veel beter onthoudt.
Veel minder neurale netwerken die betrokken zijn bij het schrijven, dus doe dat. En ik heb de indruk dat de sfeer er wel naar is ook om dat te doen. Er zijn zelfs mede-studenten die zeggen: ‘Ik zit ondertussen naar een film te kijken naast mij, die zit een film te kijken!’
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, maar wat doet het met jou als je ziet dat iemand niet oplet. Vangt het je aandacht en denk je dan: ‘Ik moet dit oplossen’, of kan je dat loslaten?
ERIK SCHERDER: Ja, ik moet zeggen in de collegezaal kan ik het loslaten omdat het heel veel is. We hebben het over een volle mastercursus die loopt. Zeshonderd man, die letten allemaal op. Ja. Althans die maken niet de indruk dat ze niet opletten.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar het contrast lijkt me zo groot tussen jij die komt binnenlopen, en denkt: ‘Ik ga hier weer een performance neerzetten’, en een student die onderuit gezakt een film zit te kijken.
ERIK SCHERDER: Als ik dat zou weten, dan zou ik me echt… Ik weet niet hoe ik daarop zou reageren. Maar ik zou er denk ik niet heel goed mee omgaan. Maar ik ben blij dat ik het op die manier niet zie. Laat ik het zo stellen, haha.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik herken wel dat, ik moet voor mijn werk ook veel, minder dan jij, ook vaak voor een groep staan. Maar het maakt niet uit wat voor groep het is, maar ik ben altijd gespannen. Een deel van mij is ook gespannen omdat ik elke keer weer bang ben om af te gaan.
ERIK SCHERDER: Ja, ja!
ERNST-JAN PFAUTH: Heb jij dat ook?
ERIK SCHERDER: Ik ben altijd bang voor die ene vraag, hè. Waarin je denkt is het nog oké? En daarna wil ik een vraag aan jou stellen of jij dat ook hebt. Maar ik heb als we dus, zeg dat je dus een lezing voor een groep hebt, wat anders is dan een college vind ik. Dat als iemand me dan zit aan te kijken en niet één keer lacht bijvoorbeeld ofzo, hè… Dan begin ik op die persoon te letten. Ik zit alleen maar te kijken waarom reageert die gozer niet, die daar voor zit. Daar kan ik mij helemaal aan kapot ergeren maar ik raak ook gefixeerd, heb jij dat ook?
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, ja zeker heb ik dat. Toen ik in het begin van mijn carrière lezingen moest geven ging mijn vrouw vaak mee. Als het in het buitenland was al natuurlijk helemaal. Was toen nog mijn vriendin.
ERIK SCHERDER: Waar gaf je dan lezingen over?
ERNST-JAN PFAUTH: Over technologie. Dus ik was technologie-blogger.
ERIK SCHERDER: Aha…
ERNST-JAN PFAUTH: Ik vertelde over waar de technologie heen ging. En dan zat mijn vrouw vaak op de eerste rij en op een gegeven moment heb ik haar gevraagd: ‘Kan jij alsjeblieft als ik naar je kijk glimlachen? Anders denk ik niet dat je het interessant vindt’ (Lacht)
ERIK SCHERDER: Já! (Lacht) Mooi!
ERNST-JAN PFAUTH: Dus ja, ik kan hier zeer aan relateren…
ERIK SCHERDER: Dit is héél mooi. Dan voelen wij dat hetzelfde. Ik denk dat heel veel mensen dat zo voelen. Je raakt getrokken die persoon. Ik hoorde laatst een leuk verhaal, ik weet niet of dat mag hoor, maar van een cabaretier die had een echtpaar vooraan zitten en die vertrok geen spier, geen spier vertrokken zij.
Op een gegeven moment zei die: ‘Vindt u het niet leuk?’, daar heb je lef voor nodig hè. En die [cabaretier] zei dat. En toen zei het echtpaar: ‘Nee, we vinden er niks aan. Maar we hebben het cadeau gekregen…’ Hij zei: ‘U mag ook weg’, ‘Oh ja?’ zeiden ze, ‘Mogen we weg?’. ‘Ja, ik heb graag dat u gaat’, die mensen gingen.
ERNST-JAN PFAUTH: Wauw…
ERIK SCHERDER: Ik denk: ‘Yo… dan ben je er’, hè. Dan ben je er overheen gekomen om te denken ik doe maar alsof het niet bestaat. Die is er gewoon op ingegaan.
ERNST-JAN PFAUTH: Is dat iets waar jij naar toe werkt?
ERIK SCHERDER: Ah nee, haha… Maar ik ben wel jaloers op zo’n eigenschap. Want het geeft je spanning. Als je zo’n iemand in de zaal hebt zitten geeft het natuurlijk superveel, althans mij geeft het spanning. Dan denk ik: ‘Ja, deugt het niet?’
ERNST-JAN PFAUTH: Ik denk dat het wel van betrokkenheid betuigt als je zo bezig bent met de persoon die niet meekomt.
ERIK SCHERDER: Ja, jawel, tuurlijk…
ERNST-JAN PFAUTH: Het is de andere kant…
ERIK SCHERDER: Wij willen samen voor iedereen goed doen… (Lacht)
ERNST-JAN PFAUTH: En dat vierde onderdeel van de formule Scherder, dat je altijd zo bezig bent met optimaliseren.
ERIK SCHERDER: Ja dat is ook de twijfel die er bij mij altijd is. De onzekerheid. Er zijn onderwerpen waarbij je je veel zekerder voelt omdat jij er jarenlang onderzoek naar doet. Maar er zijn onderwerpen waarbij je dat wat minder doet en dus daar moet je gewoon extra veel op studeren. Voordat je er iets over wilt zeggen.
Maar ja, die onzekerheid… Je blijft het gevoel houden van: ‘Ik moet er meer weten. Nog meer lezen. Door er mee’, dat is het idee. Wat opzich ook wel weer fijn is, maar het houdt ook nooit meer op.
ERNST-JAN PFAUTH: Is dat een stem in je achterhoofd, ‘Kan dit nog beter? Dat nog beter?’
ERIK SCHERDER: Jazeker, nee absoluut.
ERNST-JAN PFAUTH: Want heb je dat al zolang als je je kan herinneren?
ERIK SCHERDER: Ja, maar bij ons is het zo, en dat zou bij heel veel vakken zo zijn, dat het een ontzettend ontwikkelend gebied is. Elke dag weer nieuwe inzichten en je wil ook de meeste recente inzichten en je wil ook kijken of je het nog steeds juist formuleert. Of dat het moet afzwakken of versterken, hè?
Dus ja, wat los en vast zit lezen. Maar vooral niet alleen lezen, maar zorgen dat je het begrijpt. En dan moet je het nog een keer lezen. En nog eens. Nog eens. En dan denken: ‘Oh ja, nu heb ik ‘m. Ja.’ Wel leuk hoor, op zich fijn hoor. Maar ook wel: je moet het wel doen.
ERNST-JAN PFAUTH: Nou het voordeel is wel dat je nooit hoeft te bedenken van wat wil ik eigenlijk want je weet precies wat je wilt…
ERIK SCHERDER: Nee… (Lacht). Ja, zeker!
ERNST-JAN PFAUTH: En jij hebt ook nog een andere kant van optimaliseren, die ik ook bij je lijk te bespeuren, is dat je drinkt niet omdat het ongezond is. Je beweegt zoveel mogelijk. Je komt hier de trap oplopen terwijl we helemaal bovenin zitten. Dat lijkt me het topje van de ijsberg dat je publiekelijk deelt. Ik neem aan dat je heel veel dingen doet om zo fit mogelijk en…
ERIK SCHERDER: Ja, ja klopt. Daar zit natuurlijk een zekere dwangmatigheid in. Angst voor de dood, hè. In ieder geval wil ik, dat geldt voor de studies ook, het gevoel hebben dat je het maximale er aan gedaan hebt. Dat je niet kan zeggen: ‘Je hebt het geweten, en je leeft er niet naar…’
Dus ik probeer het zo te doen dat ik denk, dat als er dan iets gebeurt kan ik niet zeggen dat ik er niet mijn best voor heb gedaan. Snap je? Dat best doen voor, dat speelt een enorme rol. Dat geldt voor de colleges, je fysieke activiteit. Ja, voor je gezin.
ERNST-JAN PFAUTH: En dan is zo lang mogelijk leven je doel?
ERIK SCHERDER: Ik ben er voorlopig niet klaar mee nee. Nee, nee.
ERNST-JAN PFAUTH: Je kan ook zeggen ik neem af en toe een glaasje en dan is de tradeoff misschien dat je de kans op een ziekte vergroot, maar het brengt me ook iets wat ik belangrijk vind…
ERIK SCHERDER: Ja, dat zou kunnen…
ERNST-JAN PFAUTH: Maar bij jou is het altijd…
ERIK SCHERDER: (Lacht) Nee! Het zou zeker kunnen, ja…
ERNST-JAN PFAUTH: En die…
ERIK SCHERDER: Sorry ik verpest misschien je leven nu. Maar het is gewoon zo.
ERNST-JAN PFAUTH: Nee, voor jou is het dus heel helder: we gaan voor lengte van het leven…
ERIK SCHERDER: Nou lengte… Inhoud. En we hebben natuurlijk een heel fijn gezin ook en dus ik ben graag bij ze. Dus ja we trekken graag met elkaar op. Dus er is alles te winnen om het in ieder geval… En je hebt het ook niet voor het zeggen. Want laten we duidelijk zijn, want er zijn heel veel mensen die ook zo’n leefstijl hebben en toch er tegenaan lopen…
ERNST-JAN PFAUTH: Erin belanden, ja.
ERIK SCHERDER: Op jongere leeftijd, ik ben er altijd heel voorzichtig mee, ik heb natuurlijk mijn leven lang tussen de patiënten geleefd. Mijn leven is niet óp de universiteit, maar wel ín de revalidatie. En dat is mijn grootste liefde ook. Dus dat optrekken met mensen die hersenletsel hebben.
Er zijn twee grote groepen die ik daar altijd in heb. Jonge mensen na verkeersongevallen of met hersenletsel door ziekte en oudere mensen met neurodegeneratieve aandoeningen. Ja, daar ligt echt mijn hart. En dat is nog as we speak doen we daar veel werk aan. Dus ik weet heel goed hoeveel mensen het toch helemaal niet zo hebben gehaald zoals ik.
ERNST-JAN PFAUTH: Je hebt ook mensen die in de zorg werken en een soort berusting, die ook de hele tijd in aanraking komen met overlijden, hersenletsel bijvoorbeeld of andere vormen van letsel en daar een soort berusting in vinden van: ‘Nou ja, het kan elk moment afgelopen zijn…’ Maar bij jou is het dat je een soort doodsangst ook hebt, van: ‘Als het mij maar niet overkomt.’
ERIK SCHERDER: Ja, nee zeker.
ERNST-JAN PFAUTH: En dat drijft je ook?
ERIK SCHERDER: Dat drijft me in elk geval in een aantal dingen zoals ik leef, in ieder geval.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, daarom laat je dat wijntje staan.
ERIK SCHERDER: Ja bijvoorbeeld, ja er is niks mis met een wijntje als zodanig hè. Maar wel dat ik denk: ‘Dat kan ik beter niet doen.’
ERNST-JAN PFAUTH: En die interesse, optimalisatie, had je dat als kind al? Dat je altijd keek hoe kan dit beter, efficiënter?
ERIK SCHERDER: Hmm, ja… Ik denk wel dat het een beetje, er zit iets dwangmatigs in. Ik ben nou eenmaal angstig, maar dan al van jongs af aan. Dus ik ben altijd voorzichtig geweest. Ik ben nooit dronken geweest. Ik geloof één keer toen ik met mijn vader een keer met een etentje met z’n collega’s, zaten we ook een keer aan tafel… Toen was ik een jaar of, denk zeventien ofzo. Per ongeluk dronk je toen te veel mee, maar dat is maar één keer geweest en daarna nooit meer. Omdat ik veel te terughoudend ben.
ERNST-JAN PFAUTH: Hmm… En waar komt dat vanuit, ben je zo geboren?
ERIK SCHERDER: Het zal… Het zal wel in mijn genen zitten maar ik bedoel, ik ben nooit in een kroeg gaan zitten. Wat moet ik daar, ik ga toch geen bier drinken.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja. Het interesseert je gewoon niet.
ERIK SCHERDER: Nee. Er zit een soort angstfactor achter.
ERNST-JAN PFAUTH: En dan het vijfde component? De ijdelheid. Wanneer kwam je daarachter? Dat je ijdel bent?
ERIK SCHERDER: Ja… Ik denk dat het inherent is aan, wanneer kom je erachter. Ja, ik heb niet op gegeven moment vastgesteld: ‘God, wat ben ik ijdel.’…
ERNST-JAN PFAUTH: …Wat ben ik bijzonder ijdel (lacht).
ERIK SCHERDER: Het is meer dat andere mensen zeggen je bent ijdel. En daar hebben ze gelijk in…
ERNST-JAN PFAUTH: Wanneer begonnen mensen dat tegen je te zeggen dan?
ERIK SCHERDER: Ja ik denk wel vooral nadat ik bij Matthijs [van Nieuwkerk] was geweest.
ERNST-JAN PFAUTH: Oh ja. Daardoor…
ERIK SCHERDER: Ja. Kijk dat je graag voor college staat of lezingen. Dat was voor die tijd ook al zo. En dat was ook een soort ijdelheid. Omdat je het leuk vond om voor die mensen te staan en het antwoord te krijgen of het oké of niet oké was. Kijk dat zat er natuurlijk wel in.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar had je niet als kind dat je graag in het middelpunt van de aandacht stond?
ERIK SCHERDER: Nou daar was in elk geval in heel veel jaar geen sprake van. Nee.
ERNST-JAN PFAUTH: Zou het compensatie kunnen zijn, dat je vroeger niet in de aandacht stond en nu wel?
ERIK SCHERDER: Nou wie zou het zeggen. Het zou best kunnen hoor! Het zou best kunnen… Ik zou daar niet geheimzinnig over willen doen. Het zou best een goede reden kunnen zijn. Dat ik denk: ‘Nou en nu krijg ik wel die aandacht.’
ERNST-JAN PFAUTH: Waar ik toch wel benieuwd naar ben, wat me ook fascineert aan je en hoe je ermee om gaat. Je hebt een paar jaar geleden een programma gemaakt Scherder laat zich niet kisten, daar heb je veel over je angsten verteld. Een rijke collectie aan angsten dat je niet op de snelweg durft te rijden. Dat je niet van vliegen houdt. En de openhartigheid waar je daarmee spreekt vond ik bewonderenswaardig en denk dat veel mensen daar ook iets aan hebben.
Ik kan me ook voorstellen dat je heel veel reacties hebt gehad die zeiden: ‘Ga daarvoor in therapie! Ik was vroeger ook angstig en ik heb het aangepakt.’ In plaats daarvan vermijd je gewoon eigenlijk, je vermijdt het zoveel mogelijk om te vliegen. Dan maar niet spreken aan de andere kant van de wereld. Je vermijdt de snelweg, pakt liever de trein. Is het harde werken ook een vlucht van die angsten?
ERIK SCHERDER: Nou het harde werken is zeker wel, laat ik zeggen dat ik het heel lastig vindt om het moment te aanvaarden dat als je niet meer zou werken dat een soort mijn laatste periode ingaat. Als je begrijpt wat ik bedoel. Dus de start van de laatste jaar, twee jaar, vijf jaar, tien jaar, wie weet het, hè?
Want het is nu klaar met werken. Ik vind het werken fantastisch ook. Het is altijd verrekt lastig voor jezelf nou precies te vertellen wat de verklaring is. Maar ik ervaar ook door dat werken dat ik gewoon geen afscheid neem van dat werkend leven. Dus pensioen, telt voor mij niet.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja die pensioengerechtigde leeftijd ben jij al een tijdje voorbij.
ERIK SCHERDER: Ja ik word 71, maar ik? Pensioen? Nee. Maar het aardige is dat de literatuur is heel helder. Dus de literatuur zegt: ‘done with retirement, doe het niet!’
ERNST-JAN PFAUTH: Zorg dat je drukt blijft…
ERIK SCHERDER: Ja in het boekje wat we nu net geschreven hebben zeg ik wel iets over retirement als je fysiek op bent, hè. Doe het dan wel. Want je herstelt weer daarna. Maar cognitief hoef je natuurlijk niet met retirement te gaan en het mooiste is natuurlijk als je aan het werk blijft, dat er gewoon een verplichting ligt. Ja, die verplichting, die omarm ik. Vind ik geweldig.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja elk college is weer een verplichting om op het toppen van je kunnen te presteren.
ERIK SCHERDER: Een verplichting. Negen ‘s morgens moet ik daar staan. Met negen uur op snijzaal. Ik sta in de snijzaal. Ja, geweldig! Met die studenten. Anders had ik op deze leeftijd gedacht: ‘Nou… Regen… Ik ben nu in de regen in het plastic hier naartoe gekomen. Dat had ik ook niet hoeven doen. Dan denk je: ‘Waar begin je nog aan?’. Nee, waar begin je nog aan?! Dit is wat je moet doen! Moeite doen. Moeite doen is essentieel.
Ik geef het je vast mee. Maar als je zelf denkt, op een gegeven moment: ‘Nou, die podcast gaat mij heel makkelijk af. Ik bereid het heel goed voor.’ Maar het is allemaal niet, heel veel moeite hoef je er niet meer voor te doen want je weet het allemaal al. Dat is de valkuil.
ERNST-JAN PFAUTH: Want dan ga ik mezelf er te makkelijk vanaf maken en dat is ten eerste niet goed voor me. Want het is goed voor me hersenen om het wel te blijven uitdagen.
ERIK SCHERDER: Je hersenen, exact…
ERNST-JAN PFAUTH: En zijn er nog meer nadelen van? Je kan ook zeggen: ‘Nou fijn dat die jongen zijn groove heeft gevonden, laat hem lekker dit doen. Wat is het probleem?
ERIK SCHERDER: Het probleem is eigenlijk dat je, dat heb je dus niet in de gaten. Want die cognitieve achteruitgang is in principe op verschillende functies. Niet alle. Vanaf dertig.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja daar ben ik al zes jaar voorbij. Dus het verval is ingezet…
ERIK SCHERDER: Zelfs al vanaf twintig. En dan kan je zeggen: ‘Maar waarom merk ik dat nou niet?’ Dat is de vraag. Waarom merk je dat nou niet als je jong bent? Het antwoord is, een antwoord is, voorzichtig zijn, je past je omgeving aan.
Dus tot je dertigste of zoiets ben je nog bezig met wat studies erbij. Cursussen. Je denkt: ‘Oh wat ga ik worden? Ik heb een podcast. Is dat nou echt wat ik wil?’ Je moet stappen maken. Er zit spanning en d’r zit moeite in.
Op een gegeven moment is het zover: ‘Nou dit kan ik wel tien jaar doen nog.’ Dat is de valkuil. Als je het eenmaal voelt dat het oké gaat denk je: ‘Ik maak nog een stapje naar links, rechts.’ Maar kleine stapjes. Niet meer die grote, die je hiervoor hebt moeten maken, hè. En kijk daar gaat het om.
ERNST-JAN PFAUTH: Want dan ga je het verval merken?
ERIK SCHERDER: Dan zie je dus dat je omgeving daagt je niet uit, dus je brein helpt niet mee. Je zal niet zomaar uit jezelf denken: ‘Yo! Ik ga eens een hele zware cursus pakken’, waar niemand om vraagt. Dat ga je echt niet doen. Althans, niet één, twee, drie, hè.
Maar een stapje links en rechts. Maar dat is niet wat wij bedoelen. We bedoelen echt wanneer doe je echt nog een keer die moeite, die je voor je dertigste hebt gedaan. En dat zie je, dat daardoor je een beetje kwaliteit kwijtraakt. Zonder dat je het in de gaten houdt.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus die jonge mensen die van die mini-pensioentjes tussendoor nemen, of mini-sabbaticals…
ERIK SCHERDER: De vraag is wat doen ze in het sabbatical? Als je zegt ik ga een lekkere reis maken enzo…
ERNST-JAN PFAUTH: Als ze op Bali op het strand gaan liggen, eindeloos, dat kan jou goedkeuring niet wegdragen…
ERIK SCHERDER: Dat bedoelen wij precies niet, haha. Ik gun iedereen zijn default momenten, zoals wij dat noemen. Dat je rust hebt overdag even, tweemaal twintig minuutjes, prima.
ERNST-JAN PFAUTH: Twintig minuten in een strandstoel, maar dan!
ERIK SCHERDER: Hup!
ERNST-JAN PFAUTH: Boek erbij.
ERIK SCHERDER: Ja. Nee, ja. Dan moeite doen. Daar gaat het vooral om. Dat je die moeite doet.
ERNST-JAN PFAUTH: Om zo maar die het optimale uit jezelf te halen. Wat ik zo fascinerend vind aan dat pakket angsten waarmee je dan mee opgezadeld bent. Dat nu hoor je vaak dan: confronterend. Dat heb je ongetwijfeld honderden, zo niet duizenden keren als reactie gehad.
Maar wat ik wel op een grappige manier inspirerend vind is dat jij gewoon hebt gedacht: ‘Dit is het pakketje angsten, die ga ik zoveel mogelijk vermijden.’ En daarnaast ongelofelijk veel uit het leven weet te halen.
ERIK SCHERDER: Ja!
ERNST-JAN PFAUTH: Heb je dat moment, is dat een bewuste keuze geweest?
ERIK SCHERDER: Het antwoord is: ja. Een aantal dingen kan ik niet. En ik moet ook zeggen dat het door de dag heen soms ook wel die angst ken ook. Bang om duizelig te worden. Hup! Ben ik duizelig. Hè, dat gebeurt gewoon du moment dat je dat denkt gebeurt dat. Omdat je denkt gebeurt dat. ‘Oh mijn god dat wil ik niet’.
Denk niet dat het alleen maar de hemel is. Zo is het niet. Het is ook door de dag heen soms knokken. Maar dan ben ik ook wel weer heel dankbaar dat ik gewoon die colleges moet geven. Tijdens college heb ik er geen last van. Ja.. Ja… Dus ik ben toch een heel gelukkig mens. Ondanks al die beperkingen.
ERNST-JAN PFAUTH: Ondanks die angsten. Ja. Ik wil nog heel even naar het moment dat je er dus achter kwam: ‘Ik ga niet in de voetsporen van mijn vader.’ Je hebt het aan je vader verteld, dat lijkt me nou een moeilijk moment. Dat je dat ging vertellen.
ERIK SCHERDER: Ja was het…
ERNST-JAN PFAUTH: Toen zei die: ‘Nou je hebt tot aan je 25ste tijd.’ Hoe kwam je erbij toen tennisleraar te worden?
ERIK SCHERDER: Nou omdat, dat was eigenlijk het enige. Je had geen vooropleiding voor nodig. Je moest alleen maar voor-spelen. Dus je techniek moest goed genoeg zijn. Nou dat was het voor die eerste opleiding. Voor die tweede heb ik dus nog moeten trainen. Dat is dan negen maanden en je kunt dus als die opleiding bezig is wat lesjes geven.
Je moet ook weer inkomen, hè. Dus dat kon en-en. Want je was in de tennisopleiding. Mocht je ook wat lesgeven op een club. In die tijd kon je op allerlei clubs wel werken. Dus ik had ook meteen inkomen en ja, je moest je weg een beetje zoeken daarin. Dus ik dacht dit is het eerste beste wat we nu kunnen doen. Want ik kan niet thuis gaan zitten, dus zocht ik dat.
ERNST-JAN PFAUTH: Het was een reddingsboei…
ERIK SCHERDER: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik kan me voorstellen dat je niet dacht: ‘De rest van mijn leven tennisleraar.’ Maar nu eerst deze reddingsboei vastpakken. Die vier jaar op mijn eigen benen kunnen staan en dan kijken we wel weer verder.
ERIK SCHERDER: Precies. Dat duurde dus twee jaar. En in die twee jaar dacht ik al, toen was ik al 23, toen dacht ik: ‘Dit is het niet.’ En had ik dus in een van die vakken, van die tennisopleiding, zat iets van sportgezondheidszorg, of zoiets heette dat. En dat werd gegeven door een fysiotherapeut. En naar die man ben ik toen toegestapt: ‘Hoe doe je dat, hoe heeft u uw opleiding gedaan?’ ‘Ja’, zegt die, ‘Bij de academie, dat is een HBO-opleiding, daar en daar.’ Toen ben ik daar maar gaan aanmelden, nou die mensen wilden helemaal niks weten.
Die zeiden: ‘Nee, handelsdagschool.’ En ik zei: ‘Ja maar dat is wat ik wil nu. Ik zie het voor me. Dit is echt wat ik wil!’ Zeiden ze nee. Ik weer teruggegaan. Een maand later en ik zei: ‘Je weet… September begint die opleiding…’, ‘Nee je kunt toch zo vaak komen dat je wil… Nee, het antwoord is nee.’ Ja en toen uiteindelijk, ik zal niet in teveel detail gaan maar toen hebben ze die man op een of andere manier een beetje gedwongen om mij toch toe te laten.
ERNST-JAN PFAUTH: Omdat ze gek van je werden of niet?
ERIK SCHERDER: Nee, nee, nee…
ERNST-JAN PFAUTH: Waarom dan?
ERIK SCHERDER: Nee daar was een of ander iets in die man zijn leven, dat wist ik niet. Ik was een keer bij mijn oma op visite, dat is een beetje gek verhaal. Ik ging vaak bij mijn oma langs. Daar ontmoette ik iemand anders die ik goed kende, die zei: ‘Hoe is het?’, ik zeg: ‘Nou ja, matig. Want ja, ik ben zoekende en dit is denk ik wel een hele goede stap die ik nu kan gaan maken, maar ik kom er niet op.’ En zij wist iets over die man…
ERNST-JAN PFAUTH: Er was chantagemateriaal?!
ERIK SCHERDER: Nou het was eigenlijk… Hij werd wel een beetje gedwongen.
ERNST-JAN PFAUTH: (Lacht) Wat een geweldig…
ERIK SCHERDER: Ja, vreselijk… Ja heel erg…
ERNST-JAN PFAUTH: Wauw… Wat een verhaal! Wat een geluk ook, voor jou.
ERIK SCHERDER: Wat een geluk! Maar ik zeg heel vaak als mensen vragen hoe is het zo gegaan? Dan zeg ik: ‘Ik heb echt heel veel geluk gehad.’ Toeval. Denk aan Alexander. Alexander Klöpping komt langs die wilde de Universiteit van Nederland opbouwen. En toen was er een student van mij die hij goed kende. En toen vroeg die [Alexander] aan die student: ‘Heb jij niet iemand uit de universiteit?’ ‘Ga naar Erik!’
En ik zie ze nog samen komen. Ik kende Alexander ook van de televisie enzo, en toen zei die dus: ‘Nou, voel je daar iets voor?’, ik zeg: ‘Nou ja, lijkt me heel leuk. Vijfmaal een kwartier op YouTube.’ Ik zeg: ‘Nou prima!’ Ik was dan de eerste…
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, mee geopend.
ERIK SCHERDER: En dan zie je dat Matthijs [van Nieuwkerk] Alexander kende..
ERNST-JAN PFAUTH: Kort lijntje, ja…
ERIK SCHERDER: Zullen we een keer Universiteit van Nederland doen? Nou dan vragen we gewoon de eerste die ooit, want het was inmiddels een succes. Niet door mij alleen, maar waren heel veel mooie collega’s al. Dus vroegen ze toevallig mij. Ja, zo moet je het echt zien hoor.
En dan vragen ze ook nog toevallig ‘Wil je op tafel staan.’ Want ik had al gezegd: ‘Ik ga niet met die studenten mee, het gaat om de Universiteit van Nederland. Niet om hoe goed ik college geef.’ Want ik zie nog in het weekend dat met de redactie bespreken, en toen zeiden ze: ‘Nee, nee, nee. Geen zorgen!’ Maar toch zaten de studenten natuurlijk daar achter me.
En Matthijs vraagt dan aan die studenten: ‘En? Wat doe ‘ie nou in die colleges?’, ‘Oh, dan staat die bij ons op tafel.’ Ja logisch omdat ik laat zien waar dat verlamde been vandaan komt. En toen zei Matthijs: ‘Nou dat is helemaal niet afgesproken…’
ERNST-JAN PFAUTH: En je handelsmerk was geboren! Maar het is geluk, maar het is niet alleen maar geluk want Alexander heeft heel veel professoren, hoogleraren in die tijd gezien en die dacht deze kan het, is het best op camera. En De Wereld Draait Door dacht niet van: ‘Oh we nemen gewoon de eerste, lekker makkelijk’, die willen goede televisie maken. Dus die hebben al die filmpjes bekeken en dachten: ‘We gaan voor de meeste mediagenieke.’
ERIK SCHERDER: Ik weet, daar hebben ze mij nooit, of ze al die filmpjes bekeken hebben…
ERNST-JAN PFAUTH: Ja. Nou goed, ik kan het wel even voor je invullen…
ERIK SCHERDER: Ik ga er vanuit dat het toeval is en geluk is. Maar je kunt je voorstellen, dat in ieder geval vanuit mijn perspectief, moet je heel veel geluk hebben ook.
ERNST-JAN PFAUTH: En was fysiotherapie ook de eerste keer dat je echt inhoudelijk op iets aansloeg dat je dacht dit wil. Dit wil ik gaan doen.
ERIK SCHERDER: Ja, ja…
ERNST-JAN PFAUTH: Want waar zat hem dat in, wat interesseerde je er zo aan?
ERIK SCHERDER: Ja, nee. Ik vond het het gewoon geweldig om weer te gaan studeren. Maar ik moet wel zeggen dat vanaf dag één werd die dwangmatigheid heel groot. Ik liet het niet meer los. Elk uur ging ik aan die studie zitten. Want ik dacht ja, kan ik het nog. Kan ik het überhaupt, zo moet ik het eigenlijk zeggen hè. Want ik was inmiddels toen echt 24.
ERNST-JAN PFAUTH: Dat voelde toen heel oud?
ERIK SCHERDER: Ja, ik was ook de oudste van die groep.
ERNST-JAN PFAUTH: Want wat deden je vrienden op dat moment?
ERIK SCHERDER: Hmm, tsja…
ERNST-JAN PFAUTH: Die waren al onderweg?
ERIK SCHERDER: Ja die waren al lang onderweg. En ik begon nog eens. Dus ik was natuurlijk klaar toen 28 was enzo, enzovoort. Maar het waren fantastische jaren. Want ik merkte: ik kon het. Ik haalde hele goede cijfers maar ik deed ook niks anders meer dan dat.
En toen ik eenmaal stage ging lopen en die patiënten ontmoette op de neurologie. Dat was natuurlijk fantastisch. Ik werkte in de Valeriuskliniek in Amsterdam. Was neurologie en psychiatrie en dat is een klein ziekenhuis, maar wel mocht wel overal bij. Bij de obducties, overal mocht je bij. Als je je mond maar hield hè, zeiden wij altijd.
Jaaa… Daar ontstond toch wel zo die liefde ook voor dat hele centraal zenuwstelsel. Jonge mensen met MS, in coma, hersentumor, en je kon overal bij kijken en zijn. Toen dacht ik: ‘Nou, ja’.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar dat wist je nog niet toen je voor het eerste over fysiotherapie hoorde.
ERIK SCHERDER: Nee. Maar wel dat het een vak was waarbij je mensen kon helpen.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja en dat sprak je aan.
ERIK SCHERDER: Heel erg ja.
ERNST-JAN PFAUTH: En had je in je jeugd al dat je geïnteresseerd was in het menselijk lichaam?
ERIK SCHERDER: Ja ik had eerder, en ik moet even terug denken in welk kader, maar het was al eerder al langs gekomen om andere mensen te helpen enzo. Dat zat er altijd wel een beetje in.
ERNST-JAN PFAUTH: Waar merkte je dat aan, of wat herinner je daarvan?
ERIK SCHERDER: Ik kan het misschien niet meer terug filmen maar, ik weet wel dat er momenten waren dat ik naast het werk dat ik op de zaak deed, dat ik daar in mijn vrije tijd iets aan deed.
ERNST-JAN PFAUTH: Hmm…
ERIK SCHERDER: Ik heb het niet heel scherp meer…
ERNST-JAN PFAUTH: Vrijwilligerswerk deed ofzo?
ERIK SCHERDER: Ja, zoiets. Ik weet niet precies meer.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus dat mensen helpen en doorgronden hoe je mensen kunt helpen dat sprak je gewoon…
ERIK SCHERDER: …Ja in ieder geval, we doen het samen. Dat zat er heel erg in.
ERNST-JAN PFAUTH: Maar het is nog steeds wel een stap van fysiotherapeut naar hoogleraar. Hoe ging dat?
ERIK SCHERDER: Ja, toen had ik dus, ik werkte dus een paar jaar. Toen kwam er de gelegenheid om bij de VU deeltijds Klinische Neuropsychologie te studeren. Deeltijd. ‘s Avonds. Maar dan moest ik wel nog m’n deficiënties wegwerken. Want die waren er nog.
Van HBO naar universiteit was deficiëntie biologie, Engels, wiskunde. Nou toen heb ik dus op zes vwo wiskunde gedaan en biologie en heb ik thuis zitten studeren. Want was ik inmiddels, even kijken, 32.
ERNST-JAN PFAUTH: Met een gezin al?
ERIK SCHERDER: Ja, die was al opkomende.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus een eigen praktijk, gezin…
ERIK SCHERDER: Ziekenhuiswerk…
ERNST-JAN PFAUTH: Ziekenhuiswerk… Effe een studie erbij nog (lacht).
ERIK SCHERDER: En dan doe ik zes vwo wiskunde. In mijn eentje. Ik weet nog dat mijn echtgenoot zei: ‘Waarvoor doe je het jongen. Je hebt alles al. Waarvoor? Niemand vraagt erom.’ Ik zeg: ‘Ik snap het, maar ik ga het proberen. Ik wil weten.’ Die spons was nog niet helemaal op hè. Dus vol. Dus ik denk nou zes vwo, hup, bijles genomen. En nou dat ging oké. Dus ik haalde die deficiënties weg, een jaar voordat ik naar de universiteit kon. En nou, ‘s avonds naar de universiteit.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus echt totale geldingsdrang eigenlijk.
ERIK SCHERDER: Ja, ook.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want… En je vindt dat je laatbloeier bent. Nou laatbloeier ben je alleen in relatie tot anderen. En dan vervolgens de geldingsdrang om naast al die dingen die je al had ook nog, goed dat je het gedaan hebt hoor. Want we zitten hier nu en je hebt heel veel mensen kunnen helpen. Maar ook dus nog de studie erbij.
ERIK SCHERDER: Ja en het was geweldig. Dat bedoelde ik, dus ik werkte overdag als fysiotherapeut. ‘s Avonds, weet nog dat ik met onze oudste op schoot zat, dat ik mijn echtgenoot niet met het eten wilde laten zitten omdat [de oudste] heel moeilijk at. Zat ik met een bakje water in de keuken. Met mijn broek uit.
Want als ik dan op de VU kwam dan had ik dus een kletsnatte broek, als ik hem aanhield. Dus ik had hem gelukkig nog wel aangetrokken voordat ik weer naar de VU ging en daar zat ik ‘s avonds op de VU met een groepje volwassen. Geweldig. Ik had echt het idee een beetje: ‘Ik ga nu echt naar de universiteit.’ Het is me toch gelukt om die stap te maken. Deficiënties weg. Nou d’r tegenaan. Ja…
ERNST-JAN PFAUTH: En iets menselijks als vermoeidheid?
ERIK SCHERDER: Nee, ken ik niet! Ik denk dat het ook genetisch is een beetje.
ERNST-JAN PFAUTH: Daar heb je dan geluk mee.
ERIK SCHERDER: Ja. Het was een geweldige drive. Ik dacht: ‘Oh yo!’ En dan die neuro-kant uit, fantástisch. Nou dat hebben we zes jaar, doctorandus er achteraan nog. ‘s Avonds, dus dat was helemaal niet gek. En was ik dus 38, toen zei ik: ‘Ik wil eigenlijk ook nog wel promoveren.’
ERNST-JAN PFAUTH: (Lacht) Waarom niet?
ERIK SCHERDER: Nou kan het allemaal. Ik werk toch tachtig uur per week en thuis zeiden ze ook: ‘Oké, prima jongen, doe.’ En toen zei Anke: ‘Ik heb verder niemand hier, ik heb geen baan. Geen geld.’ Toen zei ik: ‘Dat hoeft ook helemaal niet. Dat verdien ik overdag dan wel’, ‘Krijg je begeleiding vanuit de VU?’, ‘Ja! Krijg je.’ Dus ik ging om vier naar het verpleeghuis tot half acht.
Deed daar allemaal onderzoek. Dataverzameling. ‘s Avonds en in het weekend. En in de vroege uurtjes, als de kinderen wakker werden, was ik er weer voor de kids. Snap je? Anders lijdt mijn gezin eronder. Nee, nee… Nee. Dus zo gedaan. Nou na vijf jaar promoveerde ik en dacht ik nou ik ook wel een baan kunnen krijgen bij de VU. Maar die was er gewoon niet. Maar wel dat invallen. Dat heb ik vijf jaar lang gedaan. En grote, veel colleges gegeven.
En toen in 2000 kwam er een klein baantje vrij. Maar ik had al die jaren ook mijn onderzoek gedaan. Dus ik ben gewoon elk jaar weer gewoon, na mijn promotie, naar het verpleeghuis, ik was daar kind aan huis. Ik had de grootste kamer, dat was namelijk de hal van het verpleeghuis. Ik zat achter de jongens van de receptie, daar was ik natuurlijk helemaal dik mee, en vreselijk aardige mensen. En die altijd: ‘Hup Erik, koffie!’ Ze liepen alleen door mijn kamer riep ik altijd, hè. Dat was namelijk de centrale hal van het Sint Jacob hier in Amsterdam.
Fantastische jaren omdat ik daar altijd welkom was. En ik hielp ook mee met de medische dienst. Als ze zeiden: ‘Erik, ik heb hier een probleem’, ik kon natuurlijk ook mee helpen. Met diagnostiek, dementie, depressie, weet ik veel. Dan help ik mee, ja. Kreeg ik niet voor betaald, maar was welkom. Gewéldig! En ik had mijn geluk gevonden. Want ik dacht ja dit is het! Wel of geen baan? Who cares? Ik kan doen wat ik wil. Ik kan met mensen met een dementie optrekken.
ERNST-JAN PFAUTH: En er zijn best wel veel mensen die hiernaar luisteren, weet ik uit de mailtjes die ik ontvang, die op zoek zijn naar wat ze willen gaan doen. En jij… Af en toe heb ik gasten die wisten al op hun derde dat ze, weet ik veel, hiphop-artiest wilde worden bij wijze van spreken. Of al acteur wilde worden, of… Maar jij bent iemand die best wel gezocht heeft. En via allerlei zijpaden en uiteindelijk dan je vak, je wetenschap gevonden hebt. Heb jij advies voor mensen die nu zo aan het zoeken zijn, hoe ze dat zouden kunnen doen?
ERIK SCHERDER: Ja… (Schraapt keel). Nou ja, kijk: het advies zou kunnen zijn dat als je denkt, als je voelt dat er iets is dat je echt helemaal grijpt, maar waar niet meteen kansen liggen dan creëer je die kans. Creëer hem door niet te denken het moet een kans zijn meteen. Ik heb het er altijd naast gedaan dat was een soort dubbelleven. Maar het grappige was wel: ik haalde daar zoveel energie uit dat al het andere zonder enig probleem deed.
En het tweede dat daarbij past is eigen je het toe. Het toe-eigenen. Het toe-eigenen is iets wat ik me, op de een of andere manier is het op mijn pad gekomen. Dat heb ik heel goed begrepen. Dat iemand iets aan mij vraagt, wat op mijn gebied ligt, dat ik niet direct kan, en ze zeggen: ‘Wil je het doen?’, dan zeg ik gewoon ja. Vanaf het begin. En dat geeft ontzettend veel kennis, je moet je verdiepen. Je verplicht je omdat je denkt: ‘Ja dat is mijn liefde’, en dat hoort bij die liefde hè. Dat ik niet zeg: ‘Nee, nee, dank u wel.’ Nee, dan moet je ook die moeite willen doen.
ERNST-JAN PFAUTH: Oké. Kan je daar een voorbeeld van geven. Waar moet ik aan denken?
ERIK SCHERDER: Euhm, ja daar zijn heel veel voorbeelden van. Laat ik zeggen als je, kijk ik doe onderzoek bij jonge mensen na verkeersongevallen met hersenletsel. En bij oudere mensen met dementie. Maar als men vraagt kun je iets vertellen wat alcohol doet met je brein… Dan zeg ik niet: ‘Ja dat is mijn gebied niet, sorry.’ Ik zoek het gewoon uit. Ik kom het aan je vertellen.
ERNST-JAN PFAUTH: Dus ik ben erover een week, en in die week ga je er dan heel veel over lezen.
ERIK SCHERDER: Exact, exact! Dan kan je er toch alles over lezen. En zorgen dat je wat je ervan snapt, wat je er goed van kunt doen, dat het ook een helder verhaal wordt.
ERNST-JAN PFAUTH: En waarom is dat belangrijk voor jongeren, voor mensen die nog zoeken wat ze doen? Waarom is dat dan dat toe-eigenen?
ERIK SCHERDER: Omdat daarmee de liefde, voor dat je denkt dat je dat wil gaan doen, dat voedt je daar eigenlijk mee hè. Daarmee bouw je voor jezelf op, meer kennis. En daarmee steeds meer plezier, omdat je steeds meer gaat snappen van die liefde die je had. En ik heb mij nooit laten afleiden van het feit dat ik niet meteen daar een baan in had. Want je kan op allerlei manieren werken en toch je liefde achterna gaan.
ERNST-JAN PFAUTH: Want tegen die tijd dat je van klinische neuropsychologie kon leven was je al richting de 50, toch?
ERIK SCHERDER: Exact!
ERNST-JAN PFAUTH: Ja…
ERIK SCHERDER: Heel goed, héél goed dat je dat zo zegt want zo is het. En nu ben ik al twintig jaar aan de gang. Op die manier.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, het lijkt of je, voor de buitenstaander, alsof je dat altijd al gedaan hebt maar eigenlijk is iets heel, relatief, iets heel recent.
ERIK SCHERDER: Ja, ja. Relatief recent. En toch heb ik al die jaren daarvoor ontzettend veel geluk gehad. Dat ik dat kon doen. Dat bedoel ik ermee. Dat begon niet van vijftig. Dat begon al van 24. Het werken in die kliniek. Met neurologie. Dat is fantastisch.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, mooi…
ERIK SCHERDER: Begrijp je?
ERNST-JAN PFAUTH: Ik begrijp het heel goed, ja.
ERIK SCHERDER: Als je die liefde voelt en je denkt ik hou me daar aan vast… Dat zeg ik tegen mijn studenten met de BUL-uitreiking ook: ‘Volg die route, laat je door niemand, maar dan ook door niemand er van af halen.’
ERNST-JAN PFAUTH: Desnoods ben je een heel decennium in de avonduren bezig…
ERIK SCHERDER: Exact en dat is echt geweldig.
ERNST-JAN PFAUTH: Mooi. Je bent iemand die de hele tijd onderweg is naar meer kennis, langer leven, sta je ook wel eens stil bij wat je al hebt?
ERIK SCHERDER: Hmm… Ja, wat je al hebt. Hm, nou misschien te weinig. Ik kijk niet echt om.
ERNST-JAN PFAUTH: Ik ben zoals jij, dat ik ook altijd bezig ben met wat er allemaal nog kan enzo. Maar ik heb af en toe wel een soort schrikbeeld dat ik dan, als mij een groot drama zou overkomen dat mij tot nu toe bespaard is gebleven dat ik zou denken: ‘Oh de beste, oh dat waren hele goede jaren en ik had het niet door.’
ERIK SCHERDER: Ja.
ERNST-JAN PFAUTH: Heb je dat ook of…?
ERIK SCHERDER: Nou ik denk dat ik me er wel bewust van dat ik echt heel veel rijkdom heb gehad. Ik weet dat. Het doet me terugdenken aan een mooi stuk over Nadal. Die schreef ooit eens ‘Ik kan dit zo niet volhouden. Want ik heb net Roland Garros gewonnen. En ik ben alweer op weg naar Wimbledon. Ik kijk niet meer om.’
En toen dacht ik dat is precies wat het is, hè. Je moet ook kunnen omkijken en denken: ‘Nou, wat hebben we toch ook wel heel veel mooie momenten mogen beleven. Dingen gedaan.’ Dus ik, jawel, dat ken ik wel.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, want als je dat niet doet, waar doe je het dan allemaal voor… Als je er niet ook van kan genieten.
ERIK SCHERDER: Ja. Maar ik denk dat er best veel mensen zijn die ook wel dat gevoel hebben. Ik zou dit wel willen, maar dan denken: ‘Ja maar het ligt niet in mijn mogelijkheden.’ Maar als je er zo naar kijkt hoe ik het nu verwoord, samen met jou, dan komt het echt wel dichterbij.
Want je hoeft het niet laten afhangen namelijk van een aantal praktische factoren je kunt dat ook opzij proberen te schuiven. En denken: ‘Nee ik ga daarvoor. En dan word je er ook best goed in denk ik. In de zin van dat je liefde erin zit, hè.
ERNST-JAN PFAUTH: En dan maakt het dus niet uit dat je misschien tijdelijk ander werk doet om die liefde mogelijk te maken.
ERIK SCHERDER: Tien jaar lang…
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, tien jaar lang in jouw geval.
ERIK SCHERDER: Ja…
ERNST-JAN PFAUTH: Ja, nee, je hebt het wel, dit is geen vrijblijvend advies. Je hebt het geleefd.
ERIK SCHERDER: Haha, ja…
ERNST-JAN PFAUTH: Je hebt het laten zien.
ERIK SCHERDER: En het leuke is dat het tien rijke jaren waren. Dat zeg ik er nog een keer goed bij. Dat zijn geen verloren jaren op weg naar… Dan eindelijk pas ja. Nee hoor, dat was al du moment dat ik dacht: ‘Ja, dit is een goede stippel. Een goede uitgestippelde route.’ Dat was al, dat gaf al een fantastisch gevoel gewoon.
ERNST-JAN PFAUTH: En dan ben je afgeweken van de normale maatschappelijk route dat je je tijd besteedt aan datgene waarvoor je betaald wordt. Maar dat je dacht : ‘Nee ik ga mijn tijd besteden aan dat wat ik wil.’ In mijn extra tijd.
ERIK SCHERDER: En mijn vader kon er ook van meegenieten.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja?
ERIK SCHERDER: Dus dat was ook mooi.
ERNST-JAN PFAUTH: Die heeft het meegekregen?
ERIK SCHERDER: Ja, ja, zeker. Die is oud geworden en we hebben dat heel leuk met elkaar, niet over, we hebben het nooit meer over die tijd samen gehad. Maar wel, ik kon wel zien dat hij het ook wel fijn vond. Dat het allemaal wel toch oké was gegaan zeg maar.
ERNST-JAN PFAUTH: Ja dat is wel een heerlijke wetenschap, dat moment dat je als 21-jarige hem zei: ‘Dit is het niet voor mij’. Als je toen had geweten dat hij daar later enorm van jou, van de nieuwe route die je had gekozen, had genoten… Dat was wel een grote geruststelling geweest denk ik.
ERIK SCHERDER: Ja, ja…
ERNST-JAN PFAUTH: Mooi… Heel veel dank voor dit gesprek Erik.
ERIK SCHERDER: Dank ook! Heel leuk!
📚 Erik’s nieuwste boek: Oud worden, jong blijven (affiliate, of via je lokale boekhandel)
🧠 Laat je hersenen niet zitten van Erik Scherder (affiliate of via je lokale boekhandel)
Lees hier de interviews van presentator Matthijs van Nieuwkerk, acteur Nasrdin Dchar en schrijver Yvonne Keuls terug.