Categorieën
Interview

Yvonne Keuls

De schrijver die haar rechtvaardigheidsgevoel volgt

Yvonne Keuls is de uitvinder van de sociale roman. Met haar veelgelezen boeken Het verrotte leven van Floortje Bloemen Jan Rap en z’n maatzette ze onrecht tegen kinderen op de publieke agenda. Yvonne maakte er vijanden mee – ze werd verguisd en raakte veel sociale contacten kwijt – maar heeft daar nooit een woord minder om geschreven.

Daar is het rechtvaardigheidsgevoel van de negentigjarige schrijver te groot voor. Op de dag dat de nazi’s Nederland binnenvielen, schreef ze haar eerste verhaal. Ze bleef schrijven, voornamelijk voor televisie, ook toen ze drie kinderen had. Ze tikte ’s nachts en werd algauw ’s lands meest geliefde scenarist. Als haar televisieseries werden uitgezonden, was het stil op straat.

Op het hoogtepunt van haar televisiecarrière besloot Yvonne te stoppen omdat ze iets wilde doen aan het kinderleed dat ze zag. Hoe ze via de hulpverlening haar weg weer terugvond naar het schrijven, vertelt ze aan haar keukentafel in Den Haag.

Dit is een speciale aflevering van Jonge Jaren voor Nederland Leest! van het CPNB. De gehele maand november geven bibliotheken Yvonne’s boek Mevrouw mijn moeder cadeau.

Dankzij Podimo kan iedereen naar dit gesprek luisteren. Wil je alle afleveringen van Jonge Jaren luisteren? Via deze link krijg je 90 dagen gratis Podimo.

🌸 Het verrotte leven van Floortje Bloem (Podimo audioboek of affiliate)

🙇🏻‍♂️ Jan Rap en z’n maat (affiliate of via je lokale boekhandel)

👧🏻 Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel (affiliate of via je boekhandel)

📚 De boeken der kleine zielen van Louis Couperus (affiliate of via je lokale boekhandel)

Het volledige interview met Yvonne Keuls

ERNST-JAN PFAUTH: Mevrouw Keuls toen de nazi’s binnenvielen schreef u als achtjarige uw eerste verhaal. Wat schreef u?

YVONNE KEULS: Ik weet zelfs de titel nog: De dag dat de mannen uit de hemel vielen. Dat was iets ongelooflijks voor mij. Wij woonden vlakbij de kust bij Den Haag. Waar naderhand The Atlantic Wall is gekomen. Daar vlogen de vliegtuigen over. Om half vijf ‘s ochtends. Het was al licht, prachtig weer. Ik hoorde luchtafweergeschut. Natuurlijk meteen mijn bed uit. Een kamertje met balkon had ik. Kijken. En zag ik die mannen uit de hemel vallen.

Als een kind van acht níet te geloven.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat een bijzondere reactie van een kind van acht om dan zomaar achter een bureautje te gaan zitten.

YVONNE KEULS: Nou, dat was niet zomaar. Ik ging wel als eerste van mijn familie mijn bed uit. Ik was de jongste. We hadden geen radio. We hadden helemaal niks. Maar de buren, de familie Goudsbloem hadden wel een radio. Daar luisterde mijn familie wat er gebeurde. Ik was alleen thuis en moest mijn emoties kwijt. Dat zal het geweest zijn. Later heb ik dat pas begrepen: ik moest het kwijt. Ik moest vertellen er gebeurt iets wat ik nog nooit meegemaakt heb.

Toen heb ik al gedacht ik wil iets met mijn leven doen. Als je beter wordt moet er iets bijzonders gebeuren.

Yvonne Keuls

ERNST-JAN PFAUTH: Dat deed u dus als achtjarige al door het op te schrijven.

YVONNE KEULS: Ja dat is de eerste keer dat ik emoties omzette in woorden.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat een bijzondere reactie. Dus u vertrouwde op de dag dat nazi’s Nederland binnenvielen uw emoties toe aan papier.

YVONNE KEULS: Later ben ik erachter gekomen dat schrijven dat helemaal niet is. Maar daar komen we nog wel op…

ERNST-JAN PFAUTH: Laten we er meteen heen gaan. Hoe kwam u daarachter?

YVONNE KEULS: In de loop der jaren. Toen ik veertien was en de oorlog voorbij was toen had ik TBC [tuberculose]. Door de oorlog en door mijn vader. Een Joodse jongen met TBC die de oorlog niet overleefd had. Zo had ik dus TBC gekregen. Nadat de oorlog afgelopen was, moest ik een jaar in een sanatorium zitten. Dat betekende niet naar school en heb daardoor heel weinig geleerd die tijd.

Na het sanatorium ging ik naar school. Ik kwam op het Grotius Lyceum en daar hadden wij een leraar en dat was meneer Mossel. Hij had in Auschwitz gezeten en ons verteld dat hij het had overleefd. Ik hing aan zijn lippen Dat was mij nog nooit overkomen. Ik werd geconfronteerd met iemand die Auschwitz had.

ERNST-JAN PFAUTH: Hij was de eerste overlevende die u tegenkwam?

YVONNE KEULS: Ja eigenlijk wel, de eerste overlevende. Ik vond hem geweldig. Ik vroeg ook altijd wat gaat u nu met uw leven doen? Daar was ik altijd benieuwd naar.. Hij zei: ‘Nou ik wil nu met mijn leven inderdaad iets bijzonders doen’, en dan reageerde ik: ‘Wat dan? Wat dan?’, ‘Ja, dat weet ik nog niet. Maar dat wil ik wel doen’, zei hij. Ik dacht dat wil ik ook.

Ik ben beter geworden. Niemand verwachtte dat. TBC is een heftige ziekte waar je dood aan ging. In dat sanatorium gingen ze ook allemaal dood. Ik werd beter. Toen heb ik al gedacht ik wil iets met mijn leven doen. Als je beter wordt moet er iets bijzonders gebeuren. Anders had het geen zin dat je beter werd. Toen kwam ik Mossel tegen.

Wat me zo aansprak in het schrijven als veertienjarige was dat je kunt aantonen dat er dingen gebeuren die niet deugen. Dat vond ik interessant.

Yvonne Keuls

ERNST-JAN PFAUTH: Twee overlevenden eigenlijk. Een uit concentratiekamp en een uit een sanatorium.

YVONNE KEULS: Mossel vertelde mij dat hij net als alle anderen dood had moeten zijn. Wanneer dat niet gebeurde had je het gevoel iets met je leven te moeten zei hij. Hij was de eerste persoon die mij dat bij dat terrein bracht.

Hij las met ons klassikaal Oliver Twist van Charles Dickens. Dat was de eerste keer nadat ik mijn eerste en aantal andere verhalen had geschreven dat ik een realisatie deed. Ik schreef mijn eigen verhalen altijd uit protest. Dan moest je weer je fietsen inleveren in de oorlog en dat projecteerde ik op mijzelf. Ik had ook een fietsje. Ik dacht: ‘ja ik ben gek, ik ga mijn fietsje niet inleveren!’ Allemaal voor mezelf. Dekens wilde ik ook niet. Ik dacht meteen aan mijn eigen dekens. Allemaal mijn geprojecteerde emoties.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus tijdens de oorlog gingen uw eigen verhalen altijd over uw eigen emoties.

YVONNE KEULS: Allemaal mijn eigen emoties. Hongertochten heb ik ook beschreven. Eigen emoties. Maar toen leerde ik van Oliver Twist dat de schrijver helemaal niet over zijn eigen emoties hoeft te schrijven. De schrijver kon constateren dat er ergens anders iets gebeurde wat emoties opleverde. Maar dat waren niet mijn emoties. Het waren emoties uit de tweede hand.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat waren niet de emoties van Dickens maar de emoties van Oliver Twist.

Yvonne als klein meisje

YVONNE KEULS: Precies en ook van de anderen. Maar Dickens werd er wel door getroffen. Hij vond dus kennelijk dat hij dat op moest schrijven. Dat was toch nieuwe sensatie voor mij. En toen dacht ik: ‘Maar dan wil ik ook schrijver worden.’ Toen al! Als tiener, als veertienjarige.

Dat besprak ik ook met Mossel. Hij zei: ‘Dat is een goede gedachte. Dat heb ik eigenlijk nog nooit van kinderen gehoord. Dat moet je vast blijven houden. Dat je merkt dat een schrijver ook de emoties van een ander kan beschrijven.’

ERNST-JAN PFAUTH: Wat trok u zo aan, aan dat schrijven?

YVONNE KEULS: Dat je bijvoorbeeld kunt aantonen dat er dingen gebeuren die niet deugen. Dat vond ik interessant.

Nu las ik een verhaal van Dickens die precies uiteenzette wat er met het jongetje Oliver Twist gebeurde. Dat jongentje stond ook voor een hele groep [mensen] hè. Zover was ik nog niet. Dat is de volgende stap geweest. Een persoon kon de hele groep vertegenwoordigen. Daar ben ik ook mee verder gegaan.

YVONNE KEULS: Ik was nog helemaal niet aan publiek toe. Ik zag de lezer ook nog niet als publiek.

ERNST-JAN PFAUTH: U deed het echt voor uzelf en het schrijven zelf?

YVONNE KEULS: Ja. Ook omdat ik dacht nou kan het duidelijk maken.

ERNST-JAN PFAUTH: U besloot dus, ik wil schrijver worden want u wilde een bijzonder leven leiden.

YVONNE KEULS: Veertien jaar was ik.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar dat ging u niet meteen doen. U werd eerst onderwijzeres in de Haagse Schilderswijk.

YVONNE KEULS: Ja, maar dat heeft natuurlijk alles te maken met de tijd en het gezin waar ik uit voortkwam. Mijn moeder was alleen achter gebleven en een half Javaanse vrouw, die zelf niet kon lezen en schrijven. Naderhand met de hulp van mijn vader heeft ze dat een beetje geleerd. Maar ze kon het niet echt. Maar ze was wel een rasvertelster. Omdat ze niets kon opschrijven vertelde ze alles.

Wij wisten niet anders dan je moeder vertelt. Je moeder kletst je de oorlog door. Dat was natuurlijk ook heel belangrijk. De vreselijke dingen die in de oorlog gebeurde… Nou dan begon ze te vertellen, pakte we elkaars handen en vlogen we ergens anders heen.

ERNST-JAN PFAUTH: Mooi hoe u dat zegt: ‘Mijn moeder kletste ons de oorlog door.’

YVONNE KEULS: Wij woonden op dat moment op de Laan van Meerdervoort. Groot huis. Achter ons huis was een lanceerbasis van V1- en V2- raketten die naar Engeland vlogen. Vlogen allemaal over ons hoofd. Een verschrikkelijke herrie. Een hele speciale herrie. Wij telden dan: ‘21,22… 23…’ en als je dan bij 23 het voorbij zoevende geluid van een raket nog steeds hoorde dan zat je in de gevarenzone. Als het geluid bijvoorbeeld bij 24 plotseling ophield was je veilig. Dan viel de raket niet boven je hoofd neer, maar in zee. Dus wij telden altijd. We keken elkaar aan en fluisterde: ‘21… 22…23…’. Spannend hè. Als de raket neerviel waren we het haasje. Ze zijn daar overal neergevallen. Overal.

Mijn moeder kon niet schrijven en daarom vertelde ze alles. Zij kletste ons de oorlog door.

Yvonne Keuls

ERNST-JAN PFAUTH: Dat lijkt me ontzettend stressvol opgroeien. U zei: ‘Mijn moeder kletste ons de oorlog door’, maar ook dat het door het gezin waar u uit voortkwam het niet normaal was dat u meteen schrijver zou worden.

YVONNE KEULS: Je deed wat je moeder zei. Dat is ook een hele rare tijd geweest. Ik wilde dat helemaal niet. Dus ik zat bij de rector van onze school. Die was eerst leraar Duits en was heel erg met mij bezig. Wij speelde Maria Stuart van [Friedrich] von Schiller in het Duits. Kom er maar eens om, tegenwoordig. Ik was Elizabeth en vond dat geweldig. Ik wilde naar het toneel. Die leraar is naar mijn moeder gegaan van: ‘Die Yvonne moet naar de toneelschool.’ Maar zoals ik in Mevrouw mijn moeder al had geschreven, zei mijn moeder: ‘Nee meneer ik weet al precies wat mijn kinderen moeten worden. Mijn dochters worden onderwijzeres en mijn zonen gaan het leger in.’ Klopte precies. Mijn ene broer is generaal geworden en mijn andere zus en ik onderwijzeres.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat vond u daarvan, had u zoiets van dat moet dan maar. U had daar geen rebelse gedachten bij?

YVONNE KEULS: Oh ja, nee… Mijn moeder zei dat dus dat deed je. Daar had ik toen nog geen rebelse gedachten bij.

ERNST-JAN PFAUTH: En toen kreeg u 53 kinderen onder uw hoede in de Schilderswijk in de schaarse jaren na de oorlog.

YVONNE KEULS: In de zesde klas. Ik had geen boeken. Moest mijn eigen lessen maken. Maar ik had één groot voordeel: dat ik piano speelde. En goed. Ik kocht meteen en oude piano, liet hem naar boven hijsen en heb alles op muziek gezet. Alles. We zongen de hele dag. De tafels, aardrijkskunde, topografie, feitjes. Alles wat maar kon. Sommen. Van A naar B. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat dat de methode van lesgeven is. Ik heb zo’n leuk jaar gehad met die kinderen.

Die kinderen werden op een gegeven moment allemaal uit de saneringswijk weggehaald en moesten allemaal overgeplaatst worden naar de school waar ik zat. Ze verloren hun buurt. Toen dacht ik daar ga ik met die kinderen een verhaal over maken.

ERNST-JAN PFAUTH: U zag onrecht. U dacht ik kan schrijven. Ik maak er een verhaal van.

YVONNE KEULS: Én ik kan piano spelen. Ik zat achter de piano, ik maakte de muziek. Die ouders die allemaal tegen mij waren, opeens werkten ze allemaal mee. Ze maakten pruiken, ze maakten kleren en toen begonnen we in de Dalton H.B.S., daar hadden we een toneel met een podium. Scholen konden daar naar toe. En wie zag dat? Paul Steenbergen. De grote acteur van De Haagsche Comedie. Naderhand is hij nog directeur geworden. Paul kwam met een neefje meekijken bij een voorstelling geloof ik. Na afloop ging hij met mij praten. Hij zei: ‘Voor mij ben je goud waard.’

ERNST-JAN PFAUTH: Dus het bleek dat u talent had?

YVONNE KEULS: Ik kon iets doen wat hij kon gebruiken. Maar hij vertelde nog niet wat. Ik was helemaal niet van plan om nou weg te gaan. Ik had precies wat ik wilde. Ik kon lesgeven op mijn manier, begrijp je?

ERNST-JAN PFAUTH: Slim dat u alsnog schrijven heeft weten te introduceren samen met muziek in de baan die uw moeder voor u bepaald had.

YVONNE KEULS: Eigenlijk wel ja. Achteraf heb ik ontzettend veel gehad aan de opleiding onderwijzeres. Ook aan het lesgeven. Daar ben ik met volkskinderen in contact gekomen. Wat uiteindelijk mijn schrijversdoel is geworden. De cirkel was rond. Heel gek eigenlijk. Naderhand ben ik ontslagen…

ERNST-JAN PFAUTH: Om een hele bijzondere reden begreep ik… in de vroege jaren ‘70.

YVONNE KEULS: Omdat ik trouwde!

ERNST-JAN PFAUTH: Dus u trouwde, kwam de volgende dag op school en er stond een ander?

YVONNE KEULS: Er stond een ander. Ik ben nooit uitbetaald. Dat deden ze niet. Tot die dag kreeg ik uitbetaald. Niet de maand uit ofzo. Ik had een contract. Ik was aangenomen als onderwijzer. Ik heb nooit een ontslagbrief gekregen. Getrouwde vrouwen mochten niet werken. Professor Romme van de Katholieke Volkspartij had dat zo voorgesteld. Vrouwen moesten thuis blijven en voor de kinderen zorgen.

Dus ik zat thuis. Mijn man Rob had alle kampen achter de rug. Jappenkampen en weet ik wat. Hij kwam met niet meer dan lagere school terug in Nederland. Negentien jaar. Met zijn tweelingbroer. Hij heeft toen in twee jaar tijd de HBS-b gehaald, wat ik een enorme prestatie vind. Daarna is hij gaan studeren. Eerst het een toen het ander. Uiteindelijk studeerde hij Economie in Rotterdam en had een baan overdag. Ik had in vier jaar tijd drie kinderen, haha. Maar ik moest wel werken! Deze dingen heb ik eigenlijk tot aan eind jaren ‘90 meegemaakt. Niet te geloven.

Intussen werkte ik als dramaturg bij De Haagse Comedie. Paul Steenbergen was weer opkomen dagen. Hij wilde mij als dramaturg gebruiken… Als vrouw kreeg ik een fooi. Rob Scholte was ook dramaturg en deed nog niets eens de helft van wat ik deed. Maar ik kreeg een schijntje in verhouding van wat hij ontving. Toen al. Simpelweg omdat ik vrouw was.

Ik had een contract. Ik was aangenomen als onderwijzer. Maar ik heb nooit een ontslagbrief gekregen. Getrouwde vrouwen mochten niet werken.

Yvonne Keuls

ERNST-JAN PFAUTH: Ik vraag me af hoe iemand die in die tijd verantwoordelijk was voor de zorg van kinderen…

YVONNE KEULS: Ik werkte ‘s nachts, heel veel ‘s nachts. Kon niet anders als ik wilde schrijven. Overal waar ik kwam had ik mijn werk bij mij. Het leuke van Paul Steenbergen was dat hij zei: ‘Ik wil jou gewoon hebben, want je bent fantastisch voor mij. Je kinderen neem je maar mee.’ Dus die nam ik mee. Die kinderen speelde op de toneelzolder. Die hebben een leven gehad, fantastisch.

ERNST-JAN PFAUTH: Bij mij komt er een beeld op dat als u even een momentje voor uzelf had, u meteen achter de typemachine dook of de pen ter hand nam.

YVONNE KEULS: Altijd. Ik moest binnen een bepaalde tijd alles ook nog af hebben. Hartstikke vermoeiend. Ik ben hoe dan ook een oorlogskind. In de oorlog heb ik zoveel meegemaakt… Zoveel voor mezelf moeten knokken. Altijd erdoorheen gekomen en dan ook nog die TBC. Het viel niet mee want het was een ongelooflijke opgave.

Die toneelstukken werden door De Haagse Comedie gespeeld. Een goede vriend van Paul Steenbergen kwam kijken. Kan zomaar dat hij hem al had uitgenodigd. Om te kijken waar ik mee bezig was. Maar dat weet ik niet zeker. Na afloop kwam die vriend naar mij toe en hij zei: ‘Jij bent precies degene ik nodig heb.. Ik wil een grote productie maken en ik vind dat jij daar geschikt voor bent.’

Maar wat precies zei hij niet. Hij liet mij langskomen. En dan kwam ik weer met mijn drie kinderen.

ERNST-JAN PFAUTH: Want deze man was David Koning, hoofd NCRV-drama, toch?

YVONNE KEULS: Ja, en dat was een grootheid. Hij is vrij gauw daarna overleden. Toen ik op zijn begrafenis was toen was de halve literaire wereld aanwezig. Grote schrijvers die hij allemaal vertaald had.

ERNST-JAN PFAUTH: Hij zag dat in u, hij liet u allemaal films schrijven.

YVONNE KEULS: En die werden gemaakt, maar ik wist nooit wat het eind idee van David was.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat wilde hij ook niet zeggen, dat was geheim?

YVONNE KEULS: Dat wilde hij niet zeggen.

ERNST-JAN PFAUTH: Een beetje zo’n Sensai-master, zo’n meester die zegt: ‘op een dag zal u klaar zijn.’

YVONNE KEULS: Maar ik had groot vertrouwen in hem. Ik kreeg allemaal geweldige acteurs. Zoals Ank van der Moer, die kreeg allerlei hoofdrollen in stukken van mij. Veel mensen zeiden ook tegen mij: ‘Dit kan alleen maar als David iets met jou van plan is.’

Als vrouw kreeg ik een fooi. Rob Scholte was ook dramaturg en deed nog niets eens de helft van wat ik deed.

Yvonne Keuls

ERNST-JAN PFAUTH: De acteurs waren eigenlijk te groot voor deze films om mee te doen.

YVONNE KEULS: Ik kan foto’s van de films laten en dan zie je allemaal grote acteurs. Ank heeft haar mond voorbij gepraat. Zij was benaderd voor de rol van Bertha in een verfilming van De kleine zielen. Dat is een boek van Louis Couperus. Bertha is de oudste dochter van het personage Van Lowe.Ik was heel erg belezen in Couperus.

ERNST-JAN PFAUTH: Couperus is ook een schrijver die veel in – destijds – Indië verbleef.

YVONNE KEULS: Ik had al zijn boeken gelezen. Maar zijn boeken De kleine zielen, dat is echt een boek dat de decadentie van de vorige eeuw beschrijft. Een hele Indische familie die naar Nederland kwam. Met al die kinderen. Allemaal hebben ze heimwee. Komt er allemaal in terug. Zeer herkenbare dingen voor mij. Dat was bij mijn familie ook. Ank zei: ‘Weet je dat niet? Jij moet het schrijven!’.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat deed u toen?

YVONNE KEULS: Schrikken.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat deed u toen u van de schrik bekomen was?

YVONNE KEULS: Ik dacht dat moet ik voor zijn. Toen ben ik eerst thuis begonnen om een stamboom in elkaar te zetten.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar op een dag kwam de heer Koning naar u toe: ‘We gaan Couperus verfilmen.’

YVONNE KEULS: Toen zei ik: ‘Ja dat had ik wel gedacht. Hier heb je de stamboom en ik heb het eerst deel geschreven’, ‘Nou weet ik helemaal zeker dat ik jou moet hebben’, zei David toen.

ERNST-JAN PFAUTH: Voor hem was dat de ultieme bevestiging. Ik ben toch benieuwd want hij had u gezien in een klein toneelstuk dat u had gemaakt. U was niet heel erg ervaren.

YVONNE KEULS: Nee maar het toneelstuk was natuurlijk wel goed, want anders had De Haagse Comedie het natuurlijk niet zijn repertoire gezet.

ERNST-JAN PFAUTH: Fair enough. Wat denkt u dat hij in u zag? Dat hij dacht ik ga mijn grootste project aan deze mevrouw geven?

YVONNE KEULS: Omdat ik dialogen kon schrijven. Hij zei: ‘In Nederland hebben we wel toneelschrijvers, maar wij hebben geen dialogen schrijvers.’

ERNST-JAN PFAUTH: En waarom kon u zo goed dialogen schrijven? Was dat aanleg?

YVONNE KEULS: Dat was mijn moeder! Mijn moeder was een verteller. En als je vertelt heb je al de dialoog erin. Mijn vader was een wiskundige. Als je helemaal terug gaat naar Shakespeare en je zoekt het op dan weet je dat het woord toneelschrijver niet bestond. Toneelbouwer noemde ze het. Toneelschrijvers heette toneelbouwers. Een toneelschrijver was een architect. Een wiskundige. Dat mathematische had ik van mijn vader gekregen en de dialogen van mijn moeder. Toevallig. Daar moet je dan nog wat mee doen.

Ik dacht nou moet ik iets doen. Nou moet ik met mezelf overleggen wat ik wil. Wil ik in die vorige eeuw blijven?

Yvonne Keuls

ERNST-JAN PFAUTH: Toen De kleine zielen uitkwam dat was een énorme hit…

YVONNE KEULS: Het was zelfs doodstil op straat. Men wilde het zien.

ERNST-JAN PFAUTH: Nu alleen nog denkbaar als het Nederlands elftal een finale speelt. Dus u had uw droom als schrijver op dat moment waar gemaakt?

YVONNE KEULS: Ik kon alles doen. Ik kreeg allerlei aanbiedingen.

ERNST-JAN PFAUTH: Had u er toen nog last van dat u een vrouw was in een mannenwereld?

YVONNE KEULS: Eigenlijk op dat moment niet.

ERNST-JAN PFAUTH: De wereld lag aan u voeten maar u besloot iets anders te gaan doen. Ik maak een beetje grote stappen maar u besloot om een opvangcentrum te beginnen.

YVONNE KEULS: Dat is helemaal niet zo’n grote stap want ik heb natuurlijk met al die volkskinderen gewerkt. Ik wist dat die kinderen geen enkele kans hadden. Weglopen. Vaak zwerven op jonge leeftijd. In die paar jaren dat ik onderwijzeres was nam ik ze mee naar huis en stopte ze thuis in bed. Ze waren vies. Ik kreeg brieven van moeders. Daar stond in: ‘Jantje is om te leren niet om te ruiken.’ (Lacht) Echt leuk hoor! Vooral vlak na de oorlog had meegemaakt dat volkskinderen niks kregen. Nauwelijks iets te eten.

ERNST-JAN PFAUTH: U had dat vroeger meegemaakt maar daarna was u een groot scenarist geworden.

YVONNE KEULS: Ja maar ik heb het altijd in mijn hoofd gehouden, en ook omdat ik de oorlog heb meegemaakt. Dat moet je niet vergeten.

ERNST-JAN PFAUTH: U droeg de verschrikkingen van de oorlog mee. U droeg het onrecht mee dat u bij de volkskinderen had gezien. Maar dan nog begrijp ik niet waarom zo’n succesvol scenarist een opvangcentrum begon.

YVONNE KEULS: Dat zal ik vertellen. Ik nam van het toenmalige Schrijvers op School, nu de Schrijvers Centrale, een aanbod aan om langs de middelbare scholen te gaan. Moest ik de leerlingen op de hoogte brengen van Couperus. Hij was een compleet vergeten schrijver. Door mij is het toen teruggekomen. Alle scholen wilde mij hebben. Vertelde ik dat die man nog wel meer geschreven had. Op die scholen kwam ik voor het eerst in aanraking met drugs. In die tijd werd royaal drugs gebruikt op scholen door scholieren. Ik merkte dat ze helemaal niet luisterden en half in slaap waren. Versufte kinderen. Ze gebruikten van alles. Het was echt van alles en nog wat. Maar ik weet en wist er niks van.

Ik had zelf geen kinderen die met drugs in de weer waren. Wat ben ik aan het doen, dacht ik. Ik zit in de vorige eeuw met de decadentie van de 1900. Ik heb straks kinderen van vijftien jaar die komen straks misschien ook in aanraking met drugs. En ik weet er niks van. Dat is het eigenlijk geweest.

Ik heb volkomen voldaan aan wat ik moest doen. En dat is voor mij het allerbeste geweest.

Yvonne Keuls

ERNST-JAN PFAUTH: Uw toenmalige werk kwam u over als niet belangrijk meer. Omdat u scholieren onder de drugs zag.

YVONNE KEULS: Ik dacht nou moet ik iets doen. Nou moet ik met mezelf overleggen wat ik wil. Wil ik in die vorige eeuw blijven? Want de opdrachten kwamen op mij af. Onder andere Naar gelaten bekentenis [de derde en bekendste roman van Marcellus Emants].

ERNST-JAN PFAUTH: Een lekker leventje als scenarist lag eigenlijk in het verschiet.

YVONNE KEULS: Nou, het was niet lekker. Het was hard werken. Maar het was wel succes verzekerd. Dat moet je niet vergeten.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik denk dat het minder hard werken was dan een opvangcentrum beginnen.

YVONNE KEULS: (Lacht) Ja… en ik ben ook écht failliet gegaan… Maar dat is een heel ander verhaal. Uiteindelijk is wel gebleken dat het [opvangcentrum] bij mij paste, dat moet je niet vergeten.

ERNST-JAN PFAUTH: Want u ervoer dus die onvrede. Waar ik nu mee bezig ben in die vorige eeuw, dat is niet belangrijker dan vergeleken met die problematiek onder de jongeren. Maar hoe kwam u dan bij het handelsperspectief van een opvangcentrum beginnen?

YVONNE KEULS: Omdat ik mij ben gaan verdiepen in wat er gaande was. Bij mijn onderzoek, laat ik het zo zeggen, kwam ik erachter dat er zwerfkinderen waren in Nederland. Daar had ik nooit van gehoord. Nooit van gehoord! Hoe vind je dat?

Ja… vroeger toen ik in de Schilderswijk werkte. Toen wist ik wel van: ‘Goh die is weggelopen.’ Maar ja, die werd dan al gauw weer bij een ouwe tante in huis gehaald ofzo. Wat ik nu meemaakte was dat kinderen niet meer pasten in hun gezin door drugsgebruik. Ouders zeiden gewoon: ‘Donder maar op als je zo bezig bent, je verknoeit ons hele gezin.’

Toen herinnerde ik me dat ik een vriendin had op de GG&GD. Dat was een jeugdpsychiater. Margriet Reijers. Aan haar heb ik naderhand ook mijn boek Jan Rap en z’n maat opgedragen. Ik ben naar haar toe gegaan en vertelde wat mij was overkomen. Dat ik op scholen kwam enzovoorts. Ik zag haar knikken en ze zei: ‘Daar weet ik alles van en daar móét iets aan gedaan worden. Ik kan het niet doen want het eerste dat ze doen is mij ontslaan, maar ik ben wel in gesprek met eigenlijk gelijkgestemden van jou. En als ik die nou eens bij elkaar haal allemaal. En als wij nou eens gewoon een opvanghuis organiseren. En aan kinderen die zwerven de gelegenheid geven om bij jullie te komen.’ ‘Bij ons’, zei ze.

Uiteindelijk is zij de aanzet geweest. Maar nou het grappige: we hadden veertien mensen bij elkaar. Ik was er een van. De oudste. En de andere, dat zou je toch niet geloven… Dat waren allemaal net afgestudeerden juristen, psychologen, sociologen, politicologen.

Tegenwoordig als je net afgestudeerd bent zeg je: ‘Nou ik heb het wel gehad, ik ga een wereldreis maken’, weetjewel. En ouders betalen het wel of je hebt ervoor gespaard. Toen was het zo, je was zo gemotiveerd, je was afgestudeerd en je zei: ik ga als vrijwilliger in een opvanghuis werken. Nou, dat hebben we gedaan.

De boekenkast van mevrouw Keuls

ERNST-JAN PFAUTH: Als student vind ik het al een stap maar ik vind het ook een stap om als nationaal gevierd scenarist dan te zeggen ik word vrijwillig hulpverlener.

YVONNE KEULS: Fantastisch.

ERNST-JAN Pfauth: Hoe reageerde uw omgeving daarop?

YVONNE KEULS: Op mij hebben ze verschrikkelijk gereageerd. (Lacht) Tsja, ik weet het niet. Ik viel ineens uit de toon op de een of andere manier. Ik was toch ‘iemand’…

ERNST-JAN PFAUTH: Misschien confronteerde u mensen toch wel met het eigen ongemak dat ze voelde, dat ze niet goed genoeg deden. Het klinkt wel alsof u echt een offer maakte, dat de buitenkant het zo zag.

YVONNE KEULS: Nee, nee… Het was geen offer voor mij. Ik had het gevoel dit is precies wat ik wil. En ik had een man die zei: ‘Jij moet doen wat je wil. En als jij vind dat jij dit moet doen dan moet je dat doen.’ Maar hoe dan ook, het huis heeft een jaar bestaan.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, het kreeg te weinig financiële steun vanuit de gemeente, dus het moest stoppen.

YVONNE KEULS: Niks. Nee… De gemeente vond het ook niks. ‘Allemaal tuig.’

ERNST-JAN PFAUTH: In die twee jaar heeft u nog wel geprobeerd mensen te helpen toch. U heeft ze zelfs in huis genomen?

YVONNE KEULS: Ja ik heb ze ook in huis genomen. Het andere huis zat nog een schuur achter. Konden ze er altijd in. Niet alleen die schuur, ook gewoon in huis. Dat was het niet want ik ben zelf af en toe ook bestolen. Door de kinderen die ik in huis nam. Bedrijfsrisico hè… Dat is nou eenmaal zo. Ik heb volkomen voldaan aan wat ik moest doen. En dat is voor mij het allerbeste geweest.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja want u heeft schrijverschap even geparkeerd en bent hulpverlener geworden…

YVONNE KEULS: Ik zei: ‘Ik moet even niet meer schrijven. Ik ga dit doen.’ Toen bleek juist dat ik wél moest schrijven.

ERNST-JAN PFAUTH: Waar bleek dat uit dan?

YVONNE KEULS: Omdat ik totaal geen enkel resultaat bereikte door me rot te werken. Het werkte niet. Toen ben ik op gaan schrijven wat daar gebeurd is.

Tegenwoordig als je net afgestudeerd bent zeg je: ‘Nou ik heb het wel gehad, ik ga een wereldreis maken’. Toen was het zo, je was zo gemotiveerd, je was afgestudeerd en je zei: ik ga als vrijwilliger in een opvanghuis werken.

Yvonne Keuls

ERNST-JAN PFAUTH: Was dat met voorbedachte rade, dacht u dit verhaal ga ik vertellen en zo krijg ik iets voor mekaar?

YVONNE KEULS: Nee, nee, nee… nee… Ik besloot nu schrijf ik niet meer. Had mijn banen allemaal opgezegd. Deed ik niet meer. Want ik ging dat doen. Als je in een opvanghuis werkt kan je niks anders. Niks anders. Ik heb zoveel dingen gedaan, ‘s nachts ook. Gevaarlijke dingen. Ik reed af en aan. Dertien kinderen die zelfmoord hebben gepleegd in dat huis… Ja, daar zijn dingen gebeurd… Tweehonderdzestig kinderen hebben we uiteindelijk in een jaar in dat huis gehad.

ERNST-JAN PFAUTH: In een jaar tweehonderdzestig kinderen. Maar u dacht ik kan op deze manier toch niet echt wat betekenen?

YVONNE KEULS: Nee… Toen het huis tot slot in elkaar werd geknald door een jongen die echt alles naar buiten gooide. Vrieskisten… (Grinnikt) De Iglo-maaltijden hingen in bomen. Ik heb wel gelachen hoor.

ERNST-JAN PFAUTH: Waarom besloot u dan ik moet weer terug naar schrijven?

YVONNE KEULS: Omdat ik zag dat je hier niks mee bereikt. De gemeente trok zich terug. Die dacht: ‘Ja hallo, zoeken jullie zelf maar wat voor dat tuig.’

ERNST-JAN PFAUTH: En dacht u toen ik ga dit opschrijven omdat de wereld het moet horen?

YVONNE KEULS: Ja, ja. Ik wist wel dat ik kon schrijven. Ik had een hele serie gemaakt. Dat kon ik wel.

ERNST-JAN PFAUTH: U zag eigenlijk net als op de school in de Schilderswijk, net als vroeger in de oorlog, onrecht en dacht dit moet verteld worden.

YVONNE KEULS: Het was nog niet eens zo dat ik dacht ‘onrecht’ ofzo. Je ziet het natuurlijk wel. Maar ik had zoiets van ‘wel godverdomme!’ Ja dat mag je natuurlijk niet zeggen, maar ‘wel verdomme! Dat schrijf ik op!’ Meer dat. En ik vind wel een weg. Natuurlijk kon ik overal wel terug. Ik was toch bekend met dat vak. Mijn stukken werden gespeeld. Dus ik stapte naar de Theaterunie in Amsterdam. Ik dacht ik ga ook niet meer in Den Haag want daar heeft het zich afgespeeld. Waarschijnlijk willen ze het daar niet eens vertonen. Begrijp je, dat heb je dan ook nog.

ERNST-JAN PFAUTH: Slim.

YVONNE KEULS: Dus ik ging naar het Theaterunie in Amsterdam en zei: ‘Ik ga dat stuk schrijven. Ik ga dat in elkaar zetten.’ Daar hadden ze ook wel van mij gehoord en ze hadden natuurlijk ook die serie gezien. Ze wisten dus dat ik wel wat kon. Ik bedoel als je nou niks kan dan geloven ze niet in je. Maar dat wisten ze dus gewoon wel. De Theaterunie zei: ‘Laten we maar een dag inplannen.’ Ik zal dat nooit vergeten. ‘17 oktober, première.’ Ik dacht wat gaan we nou krijgen?!

ERNST-JAN PFAUTH: U kreeg een deadline voorgeschoteld?

YVONNE KEULS: Ja en een half jaar later stond het gewoon in De Brakke Grond.

ERNST-JAN PFAUTH: Had u toen het boek Jan rap al geschreven?

YVONNE KEULS: Nou nee, dat moest ik dus ook nog schrijven.

ERNST-JAN PFAUTH: U heeft het dus in razend tempo geschreven, Jan rap. En het toneelstuk is de wereld over gegaan, het boek is de wereld overgegaan…

YVONNE KEULS: Nou het toneelstuk. Het allereerste was het toneelstuk, meteen. Daar werden meteen 200 voorstellingen daar.. Er is geloof ik nooit melding van gemaakt, maar het toneelstuk heeft in Théâtre des Champs-Élysées in Parijs gestaan. Geen enkel Nederlands stuk heeft daar ooit gestaan. 1600 man in de zaal. Uitverkocht. Ongelooflijk…

ERNST-JAN PFAUTH: U dacht dit moet verteld worden zei u net. ‘Verdomme het moet verteld worden.’ Maar wat gebeurde er vervolgens. Had het zin?

YVONNE KEULS: Meteen. Ik zag meteen dat het zin had. Ik moest helemaal niet in de opvang zitten.Toch heeft het werk zich steeds afgewisseld. Nadat ik De moeder van David S. [over de ouders van kinderen die verslaafd zijn aan drugs] had geschreven, heb ik in Den Haag aan de Laan van Meerdervoort numero tien een etage gehuurd. Daar heb ik alle ouders opgevangen, maar ook kinderen. Ik heb in het toenmalige psychiatrisch centrum Bloemendaal dat nu Parnassia heet en Emiliehoeve gewerkt. Doorlopend heb ik het werk met elkaar gecombineerd.

Ik had zoiets van ‘wel godverdomme!’ Ja dat mag je natuurlijk niet zeggen, maar ‘wel verdomme. Dat schrijf ik op!’

Yvonne Keuls

ERNST-JAN PFAUTH: Kijk, waar ik zo benieuwd naar ben… Er wordt weleens het verwijt gemaakt aan schrijvers en journalisten dat die maar aan de zijlijn staan. Vrijblijvend beschrijven wat er gebeurt. Wat vindt u daarvan?

YVONNE KEULS: Iedereen moet doen wat die kan. Kijk het is dat ik dit kan. Dat moet je niet vergeten. Bijvoorbeeld, om even te noemen Het verrotte leven van Floortje Bloem… Ik kan dus anderhalf jaar met een rugzak op mijn rug met sinaasappels erin en met medicijnen die ik bij elkaar scharrel, ook allemaal brieven schrijven naar allerlei artsen. Anderhalf jaar en ik ben niet vermoord. Maar het had gekund.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, u had politiebescherming op afstand. En die hebben u twee keer gered.

YVONNE KEULS: Ik had bescherming. Ik ben dus naar die hele bekende hoofdcommissaris van Rotterdam geweest [Jan Blaauw]. Die stond meteen achter me. Hij zegt: ‘Ik regel twee jongens voor jou. Die moeten elkaar maar om de dag afwisselen. Maar ze moeten je in de gaten houden’, ‘Je gaat niet zonder bescherming. Dan leef je nog geen week’, zei die.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat bleek terecht toch?

YVONNE KEULS: Ja. Ik moest hem uitleggen waarom ik dat deed. Ik zeg: ‘Nou omdat het over meisjes gaat tussen twaalf en vijftien jaar. En ze hebben geen enkele medische verzorging. Die vallen erbuiten, daarvoor moet je zestien zijn. Om voor medische zorg in aanmerking te komen moesten ze zestien zijn.’ Deze kinderen werden door loverboys gepikt en gaan allemaal dood. Ik had er 51. Toen heb ik het boek Het verrotte leven van Floortje Bloem geschreven.

Nou komt het idiote, verleden jaar, toen was mijn boek veertig jaar oud, heeft de Universiteit van Leiden mij de eerste Peter van Straaten Klinische Psychologieprijs gegeven. De eerste. Na veertig jaar. Dit jaar ook zoiets met mijn boek Gemmetje Victoria… Krijg ik een mail van Peer van der Helm. Die zei: ‘Ik ga mijn colleges aanpassen. Ik ga wat jij aan de orde brengt naar buiten brengen.’ Na veertig jaar heeft het schrijven zin… Maar ik heb altijd geweten dat het zin had.

Anderhalf jaar en ik ben niet vermoord. Maar het had gekund.

Yvonne Keuls

ERNST-JAN PFAUTH: Dus het heeft zin, dat schrijven.

YVONNE KEULS: Na veertig jaar heeft het zin, maar ik altijd geweten dat het zin had.

ERNST-JAN PFAUTH: Heeft het die veertig daarvoor geen zin gehad, landde u boeken niet op vruchtbare bodem?

YVONNE KEULS: Nou ik werd alleen maar bespuugd en beschimpt. Het is begonnen met moment dat ik de kinderrechter aanklaagde. Dé grote kinderrechter Theo Rueb. De aimable kinderrechter. Die had zes vaste vazallen die hij verkrachtte en daarna nog meer. Ik heb ze in mijn opvanghuis gehad. Die hebben mij de verhalen verteld. Ik zei: ‘Dat kan niet… Dat is mijn vriend.’

ERNST-JAN PFAUTH: En daar heeft u een boek over geschreven: Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel. Daarvoor bent u verguisd, heeft u contacten verloren.

YVONNE KEULS: Alles was ik kwijt. Alles. Uiteindelijk is er een documentaire gekomen die verleden jaar is uitgezonden. Moet je nagaan hoelang dat duurt… Dat ging over het leven van striptekenaar [striptekenaar] Marnix Rueb. De zoon van Theo. En Marnix kwam bij mij. Hij was een van de jongens. Marnix zei tegen mij: ‘Jij bent de enige die dit aankan. Jij bent een goede vriendin van hem. Als jij hem aangeeft dan houdt hij op.’ Dat is uiteindelijk niet gebeurd. Hij is beschermd door allerlei mensen. Maar hij is wel zijn baan kwijtgeraakt.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar wat ik mij zo afvraag. Als u veertig jaar op erkenning wacht en dat er eindelijk wat gebeurt…

YVONNE KEULS: Nee ik wacht niet op erkenning. Nee dat heb je verkeerd.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik bedoel niet persoonlijke erkenning. Ik bedoel erkenning van het probleem dat u beschrijft.

YVONNE KEULS: Dat wordt erkend. Daar ben ik echt van overtuigd.

ERNST-JAN PFAUTH: Jawel, maar u zei net dat duurde bijvoorbeeld veertig jaar na Floortje Bloem.

YVONNE KEULS: Wat maakt dat nou uit. Wat is nou veertig jaar?

ERNST-JAN PFAUTH: Nou wat maakt dat uit? Waar haalt u dan de energie vandaan om vier decennia lang door te blijven gaan?

YVONNE KEULS: Het gaat niet om mij. Kijk, ik heb alles opgeschreven. Alles staat in mijn boeken. Je kunt alles vinden. Ik heb bij een notaris al mijn bevindingen op laten schrijven. Als ze mij willen oproepen als getuige en ik ben dood kunnen ze dat daar halen. Dat weten de mensen waar het om gaat. Het is niet verloren. Ik heb het vastgelegd.

Bij talkshows stond ik tegenover hooggestudeerde mensen. En wat was ik nou? Een ontslagen onderwijzeres.

Yvonne Keuls

ERNST-JAN PFAUTH: Ik twijfel niet aan de effectiviteit van uw methodes, ik ben alleen zo benieuwd waar die enorme gedrevenheid bij u vandaan komt?

YVONNE KEULS: Omdat het fout is! Het is gewoon foute boel. Dat kan je niet gewoon laten gaan.

ERNST-JAN PFAUTH: Er zijn genoeg mensen die dit zien en denken: ‘Ik ga lekker door met mijn leven.’

YVONNE KEULS: Met welk leven is dat dan? Je moet toch jouw leven leiden. Zoals jij in elkaar zit.

Eén van die nonnen, dat gekke mensje… Met haar besprak ik zulke dingen. Zij zei tegen mij: ‘Yvonne, als je echt ergens in gelooft – want natuurlijk besprak ik met haar of ik het wel door koen doen – als je echt ergens in gelooft, zei ze. En dan bedoel ik niet het geloof in god of iets dergelijks, als je erin gelooft dat jij dat moet doen. Dan moet je je niet afvragen hoeveel kost mij dat? Kan ik dat wel? Ben ik er sterk genoeg voor? Vind ik het niet erg dat mijn leuke leventje ophoudt? Nee. Niks daarvan. Als jij ergens in gelooft komen er mensen en die gaan jou helpen.’ En dat is gebeurd.

ERNST-JAN PFAUTH: Heeft u weleens getwijfeld?

YVONNE KEULS: Na deze gesprekken met haar eigenlijk niet. Daarvoor wel, natuurlijk. Ik dacht wat ben ik in godsnaam aan het doen? Ik ging ook echt twijfelen. Ik had weleens televisieopnames. Dat was toen nog Het Capitool, dat heet nu Buitenhof. Dan kwam ik daar en zag ik drie heren. Daar stond ik dan tegenover. Ik had geen enkele opleiding. Tegenover hooggestudeerde mensen. Die hadden dat al voor. En wat was ik nou? Een ontslagen onderwijzeres. Zover konden ze me wel traceren.

ERNST-JAN PFAUTH: Veel mensen kijken ook weg omdat het te bizar is om voor te stellen.

YVONNE KEULS: Ja dat kan wel wezen maar dan moet je niet wegkijken, dan moet je juist..

ERNST-JAN PFAUTH: U heeft het allemaal gezien…

YVONNE KEULS: Ik heb er middenin gezeten.

ERNST-JAN PFAUTH: En u heeft met uw boeken meer mensen daar deelgenoot van gemaakt. Die worden ontzettend goed verkocht.

YVONNE KEULS: Die liggen daar en niets daarvan is gelogen.

ERNST-JAN PFAUTH: In al het onrecht dat u aan het licht heeft gebracht. En alle offers die u daarvoor maakte, tot het naar binnen halen van zwerfkinderen bij u eigen gezin. Heeft u nooit gedacht ik ga eens lekker voor mezelf leven?

Soms heb je een tijd dat je niet weet wat je wil. Dat is zo erg nog niet. Je komt er wel achter wat je wel wil. Ik wist toch ook niet vanaf het begin af aan wat ik wilde. Helemaal niet. Niemand weet dat.

Yvonne Keuls

YVONNE KEULS: Ik leef toch voor mezelf? Ik doe toch iets wat ik zelf wil? Daar gaat het om. Ik zou niets liever willen dan dit. Ik hoef niet eens te kiezen. Maar ik doe ook andere dingen.

ERNST-JAN PFAUTH: Is dit allemaal terug te voeren op het onrecht dat u in de oorlog ervaren heeft?

YVONNE KEULS: Daar is het denk ik begonnen. Ergens moet iets beginnen. En het begint in je jeugd, daar ben ik van overtuigd. De dingen die je daar ziet gebeuren. Dat is voor mij zo onrechtvaardig geweest. Daarin groei je op.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik heb u wel eens in een interview horen zeggen: ‘de grootste opdracht van het leven is te beantwoorden aan je natuur.

YVONNE KEULS: Aan JOUW natuur.

ERNST-JAN PFAUTH: Aan jouw natuur.

YVONNE KEULS: Aan mijn eigen natuur, daar moet ik aan beantwoorden.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat betekent dat?

YVONNE KEULS: Op een dag kom je erachter hoe je echt jezelf bent. Wat jij belangrijk vindt. Kijk eens naar wat voor rotzooi ik hier heb. Ik vind niks belangrijk om nieuw te kopen en dergelijke. Ik moet me lekker voelen hier. Dat is mijn natuur. Deze tafel hier. Dit is wat ik geërfd heb van mijn moeder. Zit twee van zulke tussenbladen in, die komen erin als het Kerstmis is. Hier beneden in de kelder heb ik achttien stoelen. En hoe bestaat het… ik heb in totaal achttien kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen en aanhang. Dat is toch prachtig?

ERNST-JAN PFAUTH: U zegt op een dag kom je erachter wat je natuur is. Dat klinkt als een soort revelatie. Wat was die dag voor u?

YVONNE KEULS: Het is natuurlijk niet één dag. Het is een groeiproces denk ik. Op een gegeven ogenblik ging ik mij verdiepen in het lot van die zwerfkinderen. Waarom ziet niemand dat? Waarom zie ik dat wel? Omdat ik daar die kinderen uit die Schilderswijk heb gehaald. Verloren schepsels. Daar is het begonnen. Mijn zicht op die kinderen.

ERNST-JAN PFAUTH: Er zijn nu best veel jonge mensen die worstelen met wat wil ik nu eigenlijk. Een zingevingscrisis.

YVONNE KEULS: Dat is nou niet iets waar ik zoveel mee bezig ben.

ERNST-JAN PFAUTH: Nee dat merk ik, daarom mijn vraag. Wat zou u die jonge mensen adviseren?

YVONNE KEULS: Ik denk dat een heleboel jonge mensen op dit ogenblik helemaal niet weten dat je met jezelf wat kunt doen. Jezelf kunt ontdekken en ook voor andere wat kunt betekenen en dat dat een antwoord is aan iets wat je zelf ook zou willen. Soms heb je een tijd dat je niet weet wat je wil. Dat is zo erg nog niet. Je komt er wel achter wat je wel wil. Ik wist toch ook niet vanaf het begin af aan wat ik wilde. Helemaal niet. Niemand weet dat.

Ik denk dat dat het is. Dat je toch een keer iets doet wat misschien heel slecht voor jezelf is. Maar dat je vind dat je dat moet doen.

Yvonne Keuls

ERNST-JAN PFAUTH: Maar u heeft wel altijd wat gedaan. U heeft niet zitten afwachten.

YVONNE KEULS: Ja ik heb wel veel gedaan. Ook dan wist ik niet of dat het doel van mijn leven was natuurlijk. Al doende kom je achter dingen waarvan je denkt: ‘Dat past wel bij mij.’

ERNST-JAN PFAUTH: Nu bent u bijna 91. Wat is volgens u het doel van uw leven?

YVONNE KEULS: Van mijn leven? Ik heb ergens gezegd… Jan van Lelyveld, dat was de rechter in Den Haag. Hij heeft zich als enige achter mij geplaatst. Jan stuurde een brief naar aanleiding van het interview dat hoogste man van justitie in de krant had gehad. Hij zei: ‘Wat Keuls zegt is waar.’ Ik had onder andere gezegd dat op het Paleis van Justitie worden kinderen met stok en zweep geslagen. Dat was zo. Dat wist ik. Dat wist ik van de kinderen zelf en van anderen. Hij wist als rechter dat ook het waar was. Er kwam geen reactie maar hij raakte wel zijn baan kwijt.

Het werd hem door zijn collega’s zo moeilijk gemaakt dat hij geen zin meer had om daar te blijven. Hij heeft zijn ontslag ingediend. Vroeger had je ontslag consequenties. Ik weet niet meer precies welke. Ik denk geen pensioen of dergelijke dingen. Dat was een heel groot offer wat hij maakte. Dat deed hij omdat hij vond dat mij onrecht was aangedaan.

Dat ik door de procureur-generaal bij de Hoge Raad, meester Berger, in een hoek werd gezet van de leugenaars. Terwijl dat niet zo was, dat wist hij. En van Lelyveld kon het niet laten om dat naar hem te schrijven. Ik denk dat dat het is. Dat je toch een keer iets doet wat misschien heel slecht voor jezelf is. Maar dat je vind dat je dat moet doen. Dat is het denk ik.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is het doel van uw leven. Af en toe iets opofferen voor het grotere doel.

YVONNE KEULS: Het kan nooit een doel van mijn leven zijn. Toch moet wel zo zijn dat ik geboren werd als klompje mens met die imprint. Dat moest er op een dag uitkomen. Nou dat is naar mijn gevoel voor mij gebeurd.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja daar sluit ik mij bij aan.

YVONNE KEULS: Ik heb nooit het gevoel dat het maar eens op moet houden. Ik ga gewoon door. Niet omdat ik vind dat ik maar eens eerherstel moet krijgen. Voor wie ik wel eerherstel zou willen hebben is Jan van Lelyveld. De man die aan de kant gezet is. Als groot rechter. Wetende dat hij nooit geaccepteerd zou worden als hij dat vertelde dat ik gelijk had. En het toch gedaan heeft.

Je weet niet waar het naartoe werkt, dat weet je niet. Je weet alleen dat je zelf vindt dat dingen niet kunnen, dat vind je zelf. En dan ga je daar wat aan doen. Niet met het idee dat je het even oplost. Dat kan niet. Hoe kan ik nou iets oplossen? Ik heb geen enkele opleiding, niks. Ik weet niet eens waar ik me moet vervoegen.

ERNST-JAN PFAUTH: U weet niet waar het toe leidt maar u wilt er uw schijnwerper op zetten. Uiteindelijk gebeurt er dan daadwerkelijk wat mee. En in dat vertrouwen opereert u.

Heel veel dank voor dit gesprek mevrouw Keuls.

YVONNE KEULS: (Lacht)…Ik vond het ook leuk!

Dit is een speciale aflevering van Jonge Jaren voor Nederland Leest! van het CPNB. De gehele maand november geven bibliotheken Yvonne’s boek Mevrouw mijn moeder cadeau.

Lees hier de interviews van zangeres Ilja Leonard Pfeijffer, televisiemaker Paul de Leeuw, toneelregisseur Ivo van Hove, en sterrenchef Margo Reuten terug.

Wil je geen aflevering missen?

Geef je dan op voor de persoonlijke nieuwsbrief van presentator Ernst-Jan Pfauth. Hij mailt je nieuwe interviews en de belangrijkste lessen uit de gesprekken.