Categorieën
Interview

Glenn de Randamie (Typhoon)

De rapper over doelen uitspreken, gretig zijn en onderuit gaan

Hij kan zich nog goed zijn eerste concert in poppodium Hedon herinneren. Als veertienjarige stond Glenn de Randamie – beter bekend als Typhoon – te kijken naar Postmen en hij wist: daar ga ik ook staan.

Makkelijk gezegd, maar de weg van Typhoon is hobbeliger dan dit begin doet vermoeden. Ja, zijn album Lobi da Basi werd een gigantisch succes en hij stond op de grootste festivals van Nederland, maar de 37-jarige muzikant heeft er inmiddels ook twee burn-outs op zitten.

In kleedkamer 1 van Hedon vertelt Typhoon over wensen uitspreken, hoe hij zijn energiebalans op peil houdt en dat hij nooit een show wil cancellen. 

📚 Leonard Roggeveen – De ongelofelijke avonturen van Bram Vingerling 

🔥 Sprokkeldagen van Typhoon

💖 Glenn en zijn vrouw Marie 

🎺 New Cool Collective ft. Typhoon – Bumaye (2009)

✨ Zo niet mij van Typhoon

📺 Video-fragmenten van dit Jonge Jaren-interview met Glenn

Volledige tekst van het interview met Glenn de Randamie

ERNST-JAN PFAUTH: Glenn, waar zitten we nu?

GLENN DE RANDAMIE: We zitten in kleedkamer één, Hedon, Zwolle. Mijn tweede, derde, thuis, het is maar net hoe je het wil zeggen. Maar vaak met afspraken voor mooie podcasts zoals deze, dan doen we dat hier. Ik ben hier kind aan huis.

ERNST-JAN PFAUTH: Het is een concertzaal hè. Wat is je vroegste herinnering?

GLENN DE RANDAMIE: Mijn vroegste herinnering was mijn eerste optreden waar ik naartoe ging, dat was van Postmen. Ik was veertien, ik mocht nog niet alleen gaan, dus mijn pa mee. Daar zag ik The Anonymous Mis, gewoon de hele Postmen, hip-hop, reggae, met live band. Er zijn weinig dingen die zoveel impact op me hebben gemaakt als dat optreden. Het heeft me enorm geïnspireerd om zelf ook met band te gaan optreden.

ERNST-JAN PFAUTH: En wat was er aan dat optreden toen jij op je veertiende dacht: ‘Dat wil ik ook’?

GLENN DE RANDAMIE: Ik rapte sowieso al een beetje, want mijn broer rapte en Zwolle was bruisend, met de jongens van Opgezwolle onder andere. Je had BlaBla. Ik trad op met beats, maar de live music zat gewoon in me, de muzikaliteit, de jazz, om het even zo te zeggen. En dat, ja het was zó goed, de background singers, maar ook gewoon Rollarocka, en The Anonymous Mis, de twee frontmannen, zo goed, zo energetisch, alle dansmoves gewoon. Ik dacht ‘dit is larger than life gewoon.’ Heel apart, maar heel mooi.

ERNST-JAN PFAUTH: En kon je je toen voorstellen, op je veertiende, van: ‘ooit sta ik hier?’

GLENN DE RANDAMIE: Ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Want er zijn natuurlijk heel veel mensen in het publiek die denken: ‘Goh daar zou ik ook wel willen staan.’ Ik heb dat ook. Ik heb dat nog niet waargemaakt. Nou, wel op een podium maar niet als zanger ofzo. Maar jij nogal wel. Jij dacht op dat moment: ‘Dit gaat me wel lukken’?

GLENN DE RANDAMIE: Nou het is meer een soort van: ik herkende me erin. Dus voordat je er hebt gestaan kan je jezelf al ergens in herkennen. En dat heb ik vaker gehad, dat het eerst een beeld is dat niet zo ver af lijkt, al weet ik dat het op het moment nog niet er was. Dat had ik heel erg met optreden. Ik wist dat dit gewoon voor me was, op podia staan. Hoe, wist ik nog niet precies.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is ook wel echt, als je jezelf erin herkent, dat klinkt heel echt. Want om eerlijk te zijn, als ik in een publiek sta, en ik fantaseer over daar staan, dan fantaseer ik vooral over dat applaus ofzo. Je weet hoe de Alpha-tent op Lowlands eruitziet, dat publiek. Ik kan daar wel over fantaseren van: Als je daar staat, holy shit, dat zoveel mensen genieten van wat je doet. Dat zal vast ook wel meespelen, maar bij jou zat het dus ook meer in dat je dacht: Daar, die activiteit op dat podium, daar herken ik me in.

GLENN DE RANDAMIE: Ja, ja precies. Het is én de fantasie, zoals vroeger wilde ik voetballer worden, en ja ik was een dromer op het veld, dus in mijn hoofd had ik al tien keer met een omhaal gescoord weetje wel. Which never happened, would never happen. Dus het is wel een belangrijk onderdeel van mijn creativiteit en van het manifesteren van datgene wat ik voor me zie, van datgene wat er in mijn hart leeft. Ik moet het eerst zien, en dan het enthousiasme en de nieuwsgierigheid naar dat beeld.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe oud was je toen je zelf voor het eerst op het podium stond hier?

GLENN DE RANDAMIE: Poeh… Ik denk dat ik vijftien, zestien was.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is een jaar later!

GLENN DE RANDAMIE: Nou, wacht even, toen ik vijftien was toen trad ik voor het eerst op hier in Zwolle, ook met Bevrijdingsfestival Zwolle. Maar hier, mijn eerste echte herinnering is misschien nog een jaartje later. Dat was voorprogramma Extince.

ERNST-JAN PFAUTH: Daar stond jij in?

GLENN DE RANDAMIE: Ja, samen met Jawat!

ERNST-JAN PFAUTH: Dat moet destijds een enorme grootheid zijn geweest toch? Alsof je meteen in het voorprogramma van Johan Cruijff mag voetballen.

GLENN DE RANDAMIE: Extince was de grootste inderdaad ja. Ja, ik heb echt enorme mazzel gehad met het muzikale klimaat. Muziek en hiphop leefden gewoon echt. En ik als Benjamin van geheel mocht mee, af en toe een nummertje meedoen, weetjewel. Maar ik had daar genoeg aan. Geef me twaalf barz, geef me gewoon zestien maten en ik sloop de tent! Dat was mijn gevoel. En dat viel echt ook wel mee allemaal maar gewoon die drive die was daar wel.

ERNST-JAN PFAUTH: Wel mooi dat je het ook aan het klimaat wijdt. Dus het klimaat wat hier in Zwolle was, een vruchtbare bodem.

GLENN DE RANDAMIE: Ja, zeker, heel erg.

ERNST-JAN PFAUTH: Oké, we gaan het er zo weer verder over hebben. We gaan praten over jonge jaren, ter inspiratie van andere jonge makers, want je hebt veel meegemaakt en veel geleerd en het is mooi om dat door te geven. Tof dat je dat ook wil doen. 

Ik heb jou wel eens eerder geïnterviewd over je jonge jaren. Dat was in 2014, in jouw gloriejaar, op Lowlands. Dat kan je je waarschijnlijk niet meer herinneren want volgens mij heb je dat jaar tweeduizend interviews gegeven. Maar het programma waar ik je voor interviewde was op Lowlands een soort side-track in de literatuur tent: Rappers en hun favoriete kinderboek, was het programma.

GLENN DE RANDAMIE: Ja! Was jij dat?

ERNST-JAN PFAUTH: Samen met MC Fit [Glen Faria, Flinke Namen] en Vjeze Fur [Freddy Tratlehner, De Jeugd van Tegenwoordig] en jij kwam daar vertellen over je favoriete kinderboek.

GLENN DE RANDAMIE: Wat grappig, welk boek heb ik gezegd? [De ongelofelijke verhalen van] Bram Vingerling?

ERNST-JAN PFAUTH: Ja! Dat heb je goed. Een boek uit 1927 over een jongetje dat onzichtbaar kan worden.

GLENN DE RANDAMIE: Ja man. Wat grappig.

ERNST-JAN PFAUTH: Je vertelde toen dat dat kinderboek inspiratie vormde voor Sprokkeldagen, in 2007, toen was je drieëntwintig. En er zat een tekst in Sprokkeldagen, ik kan het wel voorlezen, maar het is veel leuker als jij het voorleest. Maar wel hand op de vraag eronder, het moet wel een beetje een verrassing blijven. Kan je dat voorlezen?

GLENN DE RANDAMIE: Ik ken hem ook uit mijn hoofd hoor, haha! ‘Maar het enige wat ik denk: Laat mij een ongeluk krijgen. Zo’n kleintje, om verplicht een tijdje rustig te blijven.’

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, daar sloeg ik dus op aan. Ik probeer namelijk bij elk interview te bedenken: ‘Wat is nou de grote vraag die hierboven hangt?’ En ik wil het met jou over energie hebben.

GLENN DE RANDAMIE: Hm mooi.

ERNST-JAN PFAUTH: Over energie geven, maar ook hoe je ermee omgaat. Hoe je er te weinig van kan hebben. En dit schreef je dus op je drieëntwintigste, dat je dus een ongelukje, als in een kind, zou willen krijgen omdat je dan rustig zou blijven. Goede motivatie.

GLENN DE RANDAMIE: Ja, ja. Omdenken he. Haha.

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe zag je leven er toen uit toen je dit schreef? Drieëntwintig jaar oud.

GLENN DE RANDAMIE: Poeh… Ja best wel lekker eigenlijk. Ik was aan het optreden, ik had een grote prijs van Nederland gewonnen. Hier in Zwolle was het echt gewoon gaande. Gewoon, het was heel vruchtbaar. We hadden Buiten Westen [festival] gehad, ik was voorprogramma van Opgezwolle. Het leefde.

ERNST-JAN PFAUTH: Echt een aanstormend talent.

GLENN DE RANDAMIE: Ja echt een aanstormend talent. En ja, het was lekker leven, maar tegelijkertijd… Dat is zo raar aan mij: Ik heb een heel groot innerlijk leven, ik ben daarin hypersensitief.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat betekent hypersensitief?

GLENN DE RANDAMIE: Ja dus gewoon echt heel heel heel erg gevoelig. Deels ontwikkeld door… nouja het is ook een overlevingsmechanisme… dus door een gebrek aan gevoel van veiligheid, creëer je ook een hoge mate van gevoeligheid zodat je beter kan anticiperen op je omgeving. 

Dus ik voelde heel veel en droeg te veel van de externe factoren, die nam ik op me alsof het een persoonlijke last was. Ik had ook niet de tools om daarmee om te gaan weetjewel. Om te leren om me af te sluiten daarvoor. Alles kwam binnen. Dus ik weet wel dat ik rond die tijd, ook best wel vermoeid was en af en toe donker was. 

Ik denk dat het gevoel van maar door moeten gaan, ik denk dat dat er bij mij best wel bovenop lag. Ik had heel veel licht en heel veel energie te geven maar ik zorgde te weinig voor mijn eigen bron. En dat deed ik vroeger al. Heel veel geven, heel veel geven, heel veel optreden, noem maar op. En ik denk dat ik daardoor eigenlijk mezelf een beetje als slachtoffer misschien wel voelde, zovan dat ik er niks aan kon doen en daarom had ik een externe omstandigheid nodig. Hence, een ongelukje.

ERNST-JAN PFAUTH: Een baby op je drieëntwintigste.

GLENN DE RANDAMIE: Nee, nee, het gaat niet over een baby.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik dacht dus een ‘ongelukje, zo’n kleintje’… Maar je bedoelt dus een verkeersongeluk?

GLENN DE RANDAMIE: Nee nee, ja. Maar dit is wel interessant waarom dat zo bij jou aan slaat. Haha.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik hoopte altijd dat als ik een kind zou krijgen dat ik dan niet meer het centrum van het universum zou zijn.

GLENN DE RANDAMIE: Oh, ja ook herkenbaar. Heb je een kind nu?

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, twee, en ik ben nog steeds het eigen centrum van mijn universum, ook al houd ik heel veel van mijn kinderen. Maar bij jou ging het dus om een verkeersongeluk.

GLENN DE RANDAMIE: Ja, een ongelukje, om mezelf gewoon af te remmen. Als ik in het ziekenhuis zou liggen, niets ernstig weetjewel, geen groot letsel, maar dan kon ik even niet. Dan moest ik wel even nee zeggen. Alsof ik het anders niet kon doen.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is best heftig.

GLENN DE RANDAMIE: Ja best wel.

ERNST-JAN PFAUTH: Nu ik sinds dertig seconden de echte betekenis van deze tekst begrijp, ik heb tien jaar lang iets anders gedacht, is het misschien nog wel heftiger dan een kind. Een kind is nog het begin van iets nieuws, iets dat je doorgeeft. Maar jij wilde gewoon door een auto geschept worden, terwijl je je droom aan het waarmaken was.

GLENN DE RANDAMIE: Dat vind ik ook zo bijzonder dat, kennelijk, en dat komt ook door mijn energie en wat mensen van me zien, maar er komt gewoon heel veel positiviteit uit me. Dat is iets wat ik heb gekregen, heel veel licht, maar die donkere innerlijke wereld, die kon ik vooral kwijt in mijn teksten. 

Dus ik kan echt lachen om de tekst van Sprokkeldagen, ik heb het over onzichtbaar zijn, de pedalen die je dan voorbij ziet komen. Van dat beeld lig ik helemaal in een deuk maar mensen blijven haken op: ‘Huh? Zei je nou echt dat een ongeluk wil krijgen?’ Maar voor mij horen al die verschillende emoties erbij. Gelukkig sta ik nu anders in het leven en heb ik beter leren nee zeggen. Daar heb ik een burn-out, of zelfs twee burn-outs, voor moeten hebben. Dat is wel tekenend inderdaad.

ERNST-JAN PFAUTH: Je zegt eigenlijk twee dingen: Aan de ene kant kwam alles binnen, en aan de andere kant geef je heel veel. En dat is grappig dat je dat zegt want ik heb je denk ik vijf, zes keer zien optreden. Van een bomvol Paradiso tot de laatste keer op anderhalve meter afstand in Den Briel.

GLENN DE RANDAMIE: Oh in Brielle, in de Tuin van 2020, ja.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat was de Tuin van 2020, in de zomer. Het eerste optreden weer en dat je dan anderhalve meter van elkaar staat te dansen. En altijd als jij op het podium staat, dan lig ik daar in een soort katzwijm onder dat podium, omdat dat charisma, die energie die jij uitstraalt op dat podium, dat is echt bizar. En dat zeg ik niet alleen, dat zeggen natuurlijk heel veel mensen, maar ik heb dat natuurlijk ook ervaren. Maar je geeft zoveel licht dat je bijna denkt: geeft die jongen niet te veel?

GLENN DE RANDAMIE: Ja, heb ik ook wel eens gehoord. Een deel is misschien ook een stukje overcompensatie, of een stukje overcompensatie geweest. Ik kan het nu iets beter beschermen. Dat komt ook omdat ik nu getrouwd ben, en met dat ik een serieuze relatie heb, dus huwelijk, merkte ik ineens dat ik dus niet voor mezelf leefde. Want ik kan grenzen aangeven of niet, weetje, voor jezelf kan je best wel ver gaan zonder echt goed voor jezelf te zorgen. Maar nu ineens had ik het… Ineens kwam het tot me dat er een derde dimensie bij kwam van iets dat niet alleen maar om mij ging maar ik had dus ook iets te beschermen voor ons weetje wel.

ERNST-JAN PFAUTH: Je relatie beschermen.

GLENN DE RANDAMIE: Ja precies. En dat is nog steeds een avontuur daarin, maar ik ben daardoor wel veranderd en anders gaan kijken naar het leven. Wellicht wat mensen hebben als ze kinderen krijgen ook, weetje, er komt iets extra’s bij dat je wil beschermen, uit liefde zeg maar.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja, een heel plat voorbeeld daarvan is dat ik altijd als ik geld veel uitgaf, want het maakte toch niet uit want ik was alleen voor mezelf verantwoordelijk, tot ik een kind kreeg en dacht: ‘Oh shit, nu moet ik financiële verantwoordelijkheid gaan nemen voor een gezin.’ Maar om nog even door te gaan over dat geven… want op een gegeven moment heb ik jou een keer op een podium gezien en toen zat je de hele tijd op een kruk en in het laatste nummer ben je daarvan wel opgestaan. Dat heb ik niet echt door gehad toen, maar later las ik dus, of hoorde ik ergens, dat je op een kruk zat omdat je niet meer kon.

GLENN DE RANDAMIE: Ik kon niet meer, oh man. Dat is een van mijn mooiste optreden-reeksen ever geweest. Met Sinfonietta en Jef Neve, maar ik was zo uitgeblust. Maar ik kon niet, ik wilde niet cancelen. Want ik zou daar de rest van mijn leven last van hebben, dat wist ik. Of in ieder geval, ik zou daar lang last van hebben. Dus toch alles op alles gezet om toch maar te gaan. En dan maar op een krukje, en dat waren wel mijn laatste lichtbundeltjes die ik te geven had. Maar ook: ik kon het ook geven omdat ik wist dat ik daarna gewoon echt een half jaar vrij zou nemen.

ERNST-JAN PFAUTH: Mooi eufemisme voor onderuit gaan.

GLENN DE RANDAMIE: Burn-out, ja zeker.

ERNST-JAN PFAUTH: Want in die tijd had je medicijnen nodig om in slaap te komen en een medicijn nodig om op het podium te gaan. En toch zoals je zegt: de laatste lichtbundeltjes, zo zei je dat volgens mij. Ik heb dat helemaal niet door gehad, ik heb een fantastische avond gehad, ik was daar met mijn zusje. Maar dat je dan zo slecht eraan toe bent, maar nog zo veel kan geven. Waarom denk je dat je het jezelf nooit vergeven had als je die tour gewoon gecanceld had?

GLENN DE RANDAMIE: Ja misschien is het ook gewoon een excuus om het wel te doen. Omdat ik… weetje wel, optreden is voor mij iets… Ach man. Ik wil het niet te groot maken, maar ik neem het heel serieus. Ik neem het heel serieus in datgene wat de functie ervan is. Het kunnen delen zeg maar. Soms is het bijna een church weetje wel. Het is de viering van gemeenschappelijkheid. En dat gaat verder voor mij dan het consumeren van muziek of livemuziek met een biertje erbij, enzovoorts.

Wij komen echt om wat te geven, om wat te delen, ook om gevoed te worden, dus om dan te zeggen ‘Ja mensen, het gaat hem even niet worden’, wat ik prima had kunnen doen, maar op dat moment dacht ik van: ‘Nee, als ik nu ga cancelen…’ Ik vind cancelen echt de laatste noodgreep. Dan moet ik echt halfdood ergens in de greppel liggen voordat ik een show cancel.

ERNST-JAN PFAUTH: Ook al lig je daarna halfdood in een greppel, omdat je niet gecanceld hebt.

GLENN DE RANDAMIE: Ja precies inderdaad. Het klopt niet helemaal, maar zo’n grote verantwoordelijkheid voel ik daar wel voor.

ERNST-JAN PFAUTH: En heeft het er ook mee te maken dat je mensen niet wil teleurstellen?

GLENN DE RANDAMIE: Ook. Ja zeker. Maar op een gegeven moment kan ik dat stukje wel loslaten, zo van: ‘Wat zullen mensen van mij denken?’ En gaat het echt over mijn eigen hart, ofzo. Lastig. Het is en please-gedrag en ook… ja hoe noem je dat?

ERNST-JAN PFAUTH: Die gemeenschapszin opzoeken.

GLENN DE RANDAMIE: Ja ook zo van: het is mijn functie, dit is mijn rol. Dit heb ik te geven, namelijk het doen, en dan pik ik de scherven in mijn privétijd wel zelf op of zo.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is wel interessant dat je dat zegt. Want je hebt dus een soort patroon in je carrière, ik hoop voor je dat je hem doorbreekt op een gegeven moment, maar dat is: Je brengt een geweldig album uit, er zit zeven jaar tussen het volgende album en in de tussentijd krijg je een burn-out. Toch? Dat is nu twee keer gebeurd.

GLENN DE RANDAMIE: Ja, dat is nu twee keer gebeurd.

ERNST-JAN PFAUTH: Vandaar mijn vraag: ‘Geef je niet te veel?’ En net zei je: ‘Ik pik de scherven wel weer op in mijn privétijd’, maar dat is misschien dus eindig omdat je de verantwoordelijkheid voelt voor jouw huwelijk?

GLENN DE RANDAMIE: Een heel mooi voorbeeld van afgelopen zomer: Ik realiseerde me ineens wat een raar iets het eigenlijk is dat ik het hele jaar door werk want ik ben ook een ondernemer, ik ben een spreker, recording artist, ik maak televisie, noem maar op. Dus veel dingen waar ik heel erg blij van word, maar zo van, ‘oké, ik ben een heel jaar aan het werk, en daarnaast ben ik ook nog eens seizoenswerker’, als je het eventjes plat slaat, dat optreden in een festivalseizoen. Dus waar hebben we dan rust? 

En nu was het ook nog eens een zomer die super frustrerend met het kan wel, het kan niet. Met hele rare maatregelen, noem maar op. Dus doen had ik al helemaal dat ik de hele tijd aan sta, omdat als ik op het podium sta, is het topsport. Dus je moet voorbereid zijn. Maar je kan dus ook niet rusten.

Dus ik heb wel tegen Marie gezegd, mijn vrouw, dit gaat de laatste zomer zijn dat we dit hebben gedaan. Dus ik heb nu al in mijn agenda voor volgend jaar gezet: Hoe dan ook, I don’t care welk festival er aanklopt, ik ben drie weken minimaal vrij. Ik maak wel stappen daar in.

ERNST-JAN PFAUTH: Want je zou ook kunnen zeggen: Oké, je hebt al twee keer een burn-out gehad, je hebt ook al twee keer een album gemaakt dat heel veel schoonheid heeft gebracht. Je hebt optredens gegeven die heel veel mensen bij elkaar heeft gebracht, doordat je zo veel geeft. Misschien hoort dit gewoon bij jou. Elke grote artiest heeft een randje, gaat ergens ten koste van. Je knikt, ben je het met deze analyse eens dat dit bij jou hoort?

GLENN DE RANDAMIE: Nee. Nee zeker niet. Omdat ik heel goed zie dat dat stukje, dat opbranden, ook eigenlijk voortkomt uit een stukje negatief geloof, negatieve overtuigingen die ik had, en deels nog heb. Maar ik voel ook dat dat mij niet meer dient.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is waar, want aan het begin van het gesprek waren er twee dingen: Aan de ene kant dat je veel geeft en aan de andere kant dat er veel binnenkomt. Dat is die duistere kant dan.

GLENN DE RANDAMIE: Die duistere kant, of die donkere kant, laat me het zo noemen, die is omdat je op een gegeven moment niet meer weet hoe om te gaan daarmee en dan kan dat resulteren in vluchtgedrag waardoor je eigenlijk nog verder afstapt van mijn kern, om het zo maar even te zeggen. Van datgene waar ik echt blij van word.

Kijk, er zijn mensen die zeggen: ‘Kunst wordt geboren uit leed’. Dat hoeft allemaal niet van mij. Ik zit heel erg ernaar te kijken van hoe kan ik mijn kunst interessant genoeg houden zonder dat lijden? Pijn is onvermijdelijk, lijden is optioneel. Dat is wat ze zeggen toch? En van daaruit wil ik leven.

ERNST-JAN PFAUTH: Want wat voor pijn heb je dan gekend vroeger, waardoor je die hoog-sensitiviteit hebt ontwikkeld?

GLENN DE RANDAMIE: Zonder dat het een hele psychologische sessie gaat worden: eenzaamheid, groot gezin met ook dynamieken waar ik mezelf toch wel een soort van alien in heb gevoeld. Ik vluchtte vooral in de geest zeg maar, dus ik kon eerder chillen met God in het bos, om het zo maar even te zeggen, dan dat ik me kon verhouden tot mensen. En tegelijkertijd was ik ook een heel sociaal wezen, en dat ben ik ook. Dus het is nooit alleen maar één ding. Een deel van de pijn, juist omdat alles binnenkomt, verliefdheid, noem maar op. Alle dingen die bij het leven horen, afscheid, die zijn zo hard binnen bij mij gekomen dat ik daar ook langer last van had. Terwijl mijn zus bijvoorbeeld daar op een andere manier mee omgaat. Dus een deel, is nu makkelijk zeggen, maar een deel is nu ook gewoon hoe ik daar zelf mee ben omgegaan, maar ook omdat ik de juiste tools er niet voor had.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik las inderdaad dat je vroeger als kind het bos in ging om daar te chillen met God. Toen ik dat voor het eerst hoorde dacht ik: ‘Oh dat klinkt heel mooi, wat een rust.’ Maar dat was dus ook een soort van vluchten?

GLENN DE RANDAMIE: Kijk, even vanuit de gedachte: alles is één, alles is liefde, liefde is voor mij God, de oneindige energie weetjewel, dat is wat voor mij God is. Dat is voor mij thuis. Van: als je dit lichaam weghaalt en mijn gedachtes en noem maar op, dan ben ik puur bewustzijn, dus daar voel ik me ook thuis. Maar tegelijkertijd zat daar ook een stukje in van niet kunnen aarden, tussen mensen, thuis, noem maar op.

ERNST-JAN PFAUTH: Als het met mensen niet lukt, dan maar met God.

GLENN DE RANDAMIE: Ja, dat. Maarja ook dat is… Ik begin de afgelopen tijd er zo erg achter te komen dat de ene stelling die je dropt, hoe stelliger je iets neerzet, hoe meer ik de drie andere lagen daar ook bij zie. En dat maakt het gesprek soms lastig, want het is niet alleen maar dat ding, maar ja het is het thuis zijn in het goddelijke, en het is de vlucht omdat ik niet echt om kon gaan met de heftigheid van de menselijke energie van boosheid, van verdriet, van het incapabel zijn om lief te hebben, noem maar op.

ERNST-JAN PFAUTH: Daarom toen ik net zei: hoort het niet bij jou, dat je zo veel geeft dat je eraf ligt, maar dan zeg jij: ‘nee dat is onzin want er zat ook een duistere kant en die moest ik overwinnen’. Klinkt alsof je die onlangs hebt overwonnen toch?

GLENN DE RANDAMIE: Het is een oneindige reis. Met dat ik opnieuw voor God heb gekozen, is mijn hart open gegaan en voelde ik me veilig, beschermd, kon ik door die veiligheid ook weer met andere ogen naar de liefde kijken, heb ik Marie ontmoet, zijn we samen in het huwelijksbootje gestapt, ondergaan we die reis nu samen, maar de relatie of het huwelijk is niet het doel op zich. Het is de eenheid in de liefde. In de goddelijke liefde, in de liefde tussen ons, in de liefde van alle mensen. Dat zijn allemaal verschillende lagen en dat is ernaartoe bewegen. 

Maar elke dag zijn er ups-and-downs, en leer ik er weer van en hopelijk worden de cirkeltjes die ik om mezelf heen draai telkens steeds kleiner. Dat ik eerder herken van: ‘Oja, dit was eigenlijk niet nodig.’

ERNST-JAN PFAUTH: Waar ik naar probeer te zoeken is, als hier jonge makers naar luisteren… Als je dit allemaal veel eerder was aangegaan, nog voor Lobi da Basi, of je album in 2007, had je dan dezelfde soort kunst kunnen maken? Of mogen wij er eigenlijk stiekem dankbaar voor zijn dat je het pas nu doet?

GLENN DE RANDAMIE: Ik denk dat we daar allemaal dankbaar voor mogen zijn, ik ook. Ik was eerder niet klaar ervoor, en ik denk dat ik er juist door alles meegemaakt te hebben, kan ik nu op dit punt staan om hele bewuste keuze daarin te maken, maar je kan het proces daarvoor niet uitgummen. Dus ja, natuurlijk ben ik daar enorm dankbaar voor. Ik denk dat dat groei is, ik denk dat dat ook een van de valkuilen na een burn-out is om terug te willen gaan naar hoe je was. Nee, move on, en kijk wat je nu dient. 

En ik denk voor de kunst dat het belangrijk is dat je mensen mee blijft nemen in dat proces. Dus dat je niet alleen het eindpunt laat zien, maar juist de weg er naartoe, want niets is maar één, niets is een stijgende lijn. Ook nu niet. 

Vanochtend ben ik opgestaan, wilde ik eigenlijk langer in bed hangen, want ergens was ik moe, het is een drukke tijd. En dan denk ik van ‘Ja maar Glenn, je had gister toch eigenlijk aan jezelf beloofd om gewoon hard te gaan lopen? Want je kan die fitheid gebruiken, je moet weer optreden.’ Dan blijf ik nog even snoozen en dan toch: Weetje wat, ik ga eruit, ik ga hardlopen. Hardlopen in de buitenlucht en ik krijg zoveel nieuwe inspiratie dat ik blij ben dat ik deze beslissing heb gemaakt. Maar deze beslissing maak ik niet elke keer, soms blijf ik wel liggen.

ERNST-JAN PFAUTH: En dat is misschien ook oké? Wat ik in mezelf herken wat ik bij jou hoor, dat ik altijd aan het analyseren ben van hoe kan het beter, wat ga ik nu doen. Dat ik altijd bezig ben met een soort never ending zelfontwikkeling. En toen hoorde ik jou iets heel moois zeggen over… Zelf had ik in mijn hoofd al een beetje ontdekt van: Ik moet soms gewoon even accepteren dat het soms eb en vloed is. Dus dat het er soms even niet uit komt. En vroeger ging ik me dan opvreten en raakte ik in een soort existentiële crisis van ‘wat ga ik doen met mijn leven?’, maar nu weet ik gewoon van: just ride it out.

Jij noemde daar in andere gesprekken een veel mooiere term voor: liefdevolle onverschilligheid. Kan je dat eens uitleggen?

GLENN DE RANDAMIE: Liefdevolle onverschilligheid, loving indifference, ik denk dat dat een hele mooie meditatieve staat is. Dat komt heel erg bij me naar boven als ik mediteer en tijdens meditatiecursussen. Niet ergens iets van proberen te vinden. Iets kunnen laten zijn. Het kunnen aanschouwen. En door er niet per se een oordeel over te hebben kan iets gewoon zijn zonder dat je er iets mee hoeft. En vaak lost het zich dan vanzelf op, en als het zich niet vanzelf oplost op dat moment, dan krijg je wel het inzicht of de wijsheid om ermee te handelen. Maar alles wel vanuit liefde. Als ik zeg onverschilligheid, dan is het van: ‘nou fuck it, laat maar.’ En die liefde zorgt ervoor dat je wel datgene blijft doen wat nodig is, in dienstbaarheid, of in harmonie.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je bent mild naar jezelf maar je blijft ook betrokken bij jezelf en bij anderen.

GLENN DE RANDAMIE: Ik denk dat betrokken een heel mooi woord is, een mooi synoniem voor die liefde. Of een synoniem, dat legt het heel mooi uit.

ERNST-JAN PFAUTH: Oké, genoeg therapie. Laten we naar je jonge jaren gaan, waarin je ontdekte van: ‘Holy shit, ik kan mensen echt meenemen.’ Dat waar ik het net over had, dat ik in katzwijm naast het podium lig en nog honderd anderen met mij. Wanneer kwam je erachter: Ik doe iets met mensen?

GLENN DE RANDAMIE: Oh man, ulgh.

ERNST-JAN PFAUTH: Waarom ulgh? Het is toch een supermooi talent.

GLENN DE RANDAMIE: Ja gewoon, omdat… Het is prachtig maar dit dwingt mij om echt eventjes contact te maken met dat. Want ik ben me ervan bewust, en ik ben er heel erg dankbaar voor, maar ik schrijf het ook niet aan mezelf toe. Het is alsof het iemand anders is, weetje wel. Dus als ik het nu even toe moet laten dan voel ik van: Oh man, als jij tot twee keer toe zegt ‘in katzwijm voor het podium’, dan is er een deel in mij die dat heel erg gek vindt.

ERNST-JAN PFAUTH: Wat zegt dat deel jou?

GLENN DE RANDAMIE: Alsof het niet over mij gaat, snap je? Er is voor mij een Typhoon, weet je, als ik thuis ben dan voel ik me geen Typhoon. Ik voel me überhaupt niet per se Typhoon. Dus het is heel gek om vanuit andermans ogen te horen wat dat doet.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus ik zit nu tegenover Glenn, en als ik in het katzwijm lig dan sta ik tegenover Typhoon.

GLENN DE RANDAMIE: Ja maar soms, en dat is het gekke, en dat klinkt misschien heel raar, maar ik denk dat meerdere makers dat wel herkennen: ik ben ook fan van mijn eigen werk. Ik zou ook naar mijn eigen optreden willen gaan, omdat ik het gewoon zo…

ERNST-JAN PFAUTH: Die droom gaat helaas nooit uitkomen, misschien een hologram ofzo.

GLENN DE RANDAMIE: …Ik zie ook wat er gebeurt vooral en dat is gewoon de joy, daar wil ook onderdeel van zijn. Dus naast dat ik het aan het doen ben, zou ik het ook heel graag gewoon in het publiek willen staan. Ik bak het brood dat ik zelf ook het liefst lust. Dat stukje eigenlijk.

ERNST-JAN PFAUTH: Met nog steeds misschien in je achterhoofd dat Postmen-concert op je veertiende, waar alles samen kwam.

GLENN DE RANDAMIE: Maar goed, om terug te komen op je vraag: Ik denk dat de eerste keer was ik veertien, vijftien, ging ik mee… Nee, was niet mijn eerste show. Ik weet eigenlijk niet wanneer de eerste keer was dat ik echt het gevoel had dat het wat met mensen deed. Ik denk dat in het begin van mijn carrière, nouja dat ik optrad, veel meer met mezelf bezig was. Dat ik nog heel weinig oog had voor wat het met anderen deed. Ik wilde gewoon de bevestiging dat het oké was, of dat het goed was.

ERNST-JAN PFAUTH: Je had nog aanmoediging nodig om ergens te komen.

GLENN DE RANDAMIE: Ja precies. Dus echt weten wat dat dan deed… Ik weet nog dat ik, dat was een optreden op Tweetakt Festival Utrecht, dat was in zo’n mooie glazen koepel en we waren met band en we hadden de sousafoon erbij en dat was voor het eerst dat ik… want ik kende de hiphop optredens van heel veel gasten die in een moshpit gingen, maar op de een of andere manier was het voor het eerst dat ik meer vrouwen in het publiek zag, en dat was een indicator voor mij van: dit communiceert veel meer dan alleen maar ‘hey we gaan raggen met elkaar.’

Het was een soort van music, een soort van liefdessfeer, en ik merkte hoe mensen in contact met elkaar stonden. Ik zag dat een stelletje gewoon lekker op de dansvloer gewoon bezig met elkaar, ik zag vriendengroepen met elkaar genieten in plaats van naar het podium. Dat is wanneer ik voor het eerst realiseerde van dit is groter dan wat ik, of wat wij aan het doen zijn. Dit is iets, it ignites a fire voor de mensen die het op hun eigen manier weer invullen en het delen. Dus eigenlijk iets later.

ERNST-JAN PFAUTH: En hoe oud zei je dat je toen was?

GLENN DE RANDAMIE: 2013

ERNST-JAN PFAUTH: Ik dacht dat je zei dertien en dat leek me wel jong. Maar in 2013. Dat is dan vlak voordat Lobi da Basi uitkwam.

GLENN DE RANDAMIE: Ja precies, maar dat is ook niet helemaal waar, want daarvoor heb ik heel veel shows gedaan en heb ik ook met New Cool Collective opgetreden in Paradiso en dat was de eerste keer met live-band eigenlijk.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar nog even terug naar dat moment in 2013. Speelde het dan ook mee dat je dat stelletje zag en meer vrouwen zag, en dat je mensen zich anders zag gedragen dan een bij een hiphop concert dan wat je, cliché, misschien een beetje gewend was?

GLENN DE RANDAMIE: Ja en dat was ook wat ik ook heel graag wilde. Op een gegeven moment zag ik dat mijn hiphop publiek… wij gingen gewoon voor… Weet je, hiphop en punk staan heel dicht bij elkaar, zijn elkaars broer en zus eigenlijk, of elkaars neef en nicht. Dus er moet een bepaalde energie uit. Dat is ook wat wij gaven. Het was het verzet, de rauwheid, BAM!, de energy.

ERNST-JAN PFAUTH: Laagdrempelig allebei, toch?

GLENN DE RANDAMIE: Laagdrempelig, enorm. Maar op een gegeven moment merkte ik dat… Kijk ik ben altijd een beetje de vreemde eend in de bijt geweest, dus ik maakte veel gevoeligere hiphop songs dan eigenlijk gangbaar was. Dus toen ik merkte dat er ook in een moshpit werd gegaan, op het nummer ‘Zo Niet Mij’, toen dacht ik van: ‘ik kan het publiek niet kwalijk nemen dat zij in een moshpit gaan, maar dat betekent wel dat ik mijn muziek op een andere manier moet gaan vertolken.’

ERNST-JAN PFAUTH: Want voor degenen die dat nummer niet kennen, of niet weten hoe belangrijk dat nummer voor je is: Dat nummer ‘Zo Niet Mij’ was voor jou het begin van de visie die je nu uitdraagt toch?

GLENN DE RANDAMIE: ‘Zo Niet Mij’ heb ik met Dries Bijlsma in 2005 al gemaakt. En dat nummer was echt de rauwheid, de donkerte, van ‘het is zó niet mij’, pas later kwam ik erachter dat het ook een anthem was voor pubers en begin twintigers. Het was een kreet om gezien te worden. Het was een uiting van onbegrepen zijn, noem maar op.

ERNST-JAN PFAUTH: En dus ook heel erg gevoelig.

GLENN DE RANDAMIE: Supergevoelig. Ik schreeuw erin: ‘AAAH!’ Voel dat het kut is. ‘Dit is een schreeuw voor eenieder die emotioneel onder druk ligt’ [songtekst]. Wat daar ontstaat, elke keer in het publiek, maar toen dacht ik wel: ‘Ik wil meer dan alleen deze harde punk hiphop-energie eigenlijk.’ Toen ben ik met een liveband bezig gegaan, dat was eigenlijk mijn droom. Toen heb ik een collab gedaan met New Cool Collective, dat was direct gewoon…

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is toch een soort jazz big band met Benjamin Herman?

GLENN DE RANDAMIE: Ja, onder andere. Dat was voor het eerst dat ik met een grote live band op het podium stond in Paradiso, want we vierden één jaar Tussen Licht en Lucht, en toen dacht ik echt: ‘Dit is wat ik wil.’ De livemuziek, de ambiance, de solo’s, noem maar op. Dus toen merkte ik voor het eerst: Dit is mijn muzikale waarheid.

ERNST-JAN PFAUTH: Daar vond je je eigen charme.

GLENN DE RANDAMIE: Ja, ja zeker. Dus eigenlijk nog iets eerder dan die 2013. Maar in 2013 was het met mijn eigen band.

ERNST-JAN PFAUTH: En een jaar later, dat was eigenlijk wel snel gegaan, want in 2013 deed je dat met je eigen band, en toen zag je in Utrecht dat stelletje. En een jaar later lag heel Nederland aan je voeten met Lobi da Basi. Nu je daarop terug kunt kijken, waarom is dat zo snel gegaan denk je?

GLENN DE RANDAMIE: Het moest gebeuren. Eén: Ik was er klaar voor. We waren er klaar voor, ook als band. Ik had ook gewoon hele duidelijke doelen. Ik heb altijd doelen gesteld van: Binnen drie jaar wil ik hier staan. Binnen drie jaar wil ik op Lowlands staan. Binnen drie jaar op North Sea [Jazz Festival]. En al die doelen heb ik allemaal bereikt. Gewoon door de wens te uiten en daar dan ook hard voor te werken, maar die wens dan op een gegeven moment ook los te laten. Dus je pakt die energie eigenlijk, van die wens, en daarmee ga je optreden. En ik had ook uitgesproken: ‘Mijn doel is ik wil een A-artiest worden.’ Ik wil één van de beste livebands worden van Nederland ook. Dus ik was een man on a mission.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat vind ik wel echt fascinerend hoor. Want je komt best bescheiden over. Je zei net al: hoog sensitief. Je bent een heel ander genre aan het bedenken, maar echt vanuit een soort artistieke wens, maar tegelijkertijd is er ook een kant in jou die als je voor het eerst op Lowlands loopt denkt: ‘Over drie jaar sta ik hier zelf.’

GLENN DE RANDAMIE: Ik heb ook een hele grote winnaarsmentaliteit. Ik wil gewoon winnen. En ‘winnen’ toen, is anders dan winnen nu.

ERNST-JAN PFAUTH: Toen was het klimmen, en wat is het nu?

GLENN DE RANDAMIE: Nu is het geluk, heelheid, delen, doorgeven. Heel anders. Of heel anders… Mijn kern is hetzelfde. Maar toen had ik het gevoel dat ik tegen een glazen plafond aan zat en dat werkte voor mij altijd goed om te klimmen.

ERNST-JAN PFAUTH: En dat glazen plafond is dat dat de muziek die jij maakte anders was dan mensen van hiphop verwachtten?

GLENN DE RANDAMIE: Ja, precies. En daarna, mijn plafond was altijd Opgezwolle. Dat was het beste wat er was. En mijn eigen genre proberen te creëren, nouja niet dat dat een wens was ofzo, maar ja van ‘het kan anders.’ Ik wil mij terug horen. Ik wil mezelf terug horen. En op een gegeven moment heb je dat, en dan gaan de liveshows goed en denk je van: ‘Maar wacht eens even, we staan niet als laatste op een festival, oké dat is wat ik wil.’ 

Dus telkens wel nieuwe doelen zetten, gewoon om te klimmen en ik hou ook van een fijne competitie om jezelf scherper te maken, om jezelf beter te maken. En het mooie is dat die twee naast elkaar kunnen bestaan. Dus je kan én een gigantische winnaarsmentaliteit hebben en nog steeds de nederigheid, want niemand is groter dan de muziek.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat vind ik heel mooi. Ik vraag me alleen iets af over die winnaarsmentaliteit. Ik herken dat wel, dat ik mijn eigen carrière in de journalistiek heel erg naar een droom toe werkte en die bereikte ik toen vrij vroeg, ergens toen ik midden twintig was. En toen wist ik het even niet meer. Van ‘wat ga ik in hemelsnaam nu doen?’ En toen ben ik mezelf ook tegengekomen. Ik vind het mooi dat je zegt dat je nog steeds een winnaarsmentaliteit hebt maar dan richting geluk. Dat heb ik ook, alleen af en toe kijk ik een beetje met weemoed terug op die gretigheid…

GLENN DE RANDAMIE: Jaaa, herkenbaar. Maar heb je niet dat je het nieuwe gezicht van die gretigheid hebt leren kennen, of toch niet?

ERNST-JAN PFAUTH: Hoe bedoel je het nieuwe gezicht? De schaduwkant?

GLENN DE RANDAMIE: Nee, als in, het krijgt een ander gezicht of een andere naam, maar tegelijkertijd kan je nog steeds op die energie intappen.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja dat is waar, alleen ik kijk ook een beetje met wantrouwen terug op die gretigheid want het zorgde ervoor dat ik alleen maar aan het rennen was naar mijn doel, naar mijn variant van de Lowlands Alpha-tent, en dat heeft me heel ver gebracht, maar had ook schaduwzijden. En nu denk ik af en toe van: Zou ik nog hele grote ambitieuze doelen moeten stellen of gaat het dan ten koste van mijn geluk? Want het is altijd een uitwisseling.

GLENN DE RANDAMIE: Ik zit daar ook en ik denk dat die vraag stellen en bidden daarvoor, of mediteren, maar die vraag echt vanuit je hart stellen en vragen om antwoord, dat je dat antwoord ook gaat krijgen, en dat het vaak ook iets is wat je zelf nog niet hebt kunnen bedenken. Want dat is vaak ook zo, omdat we al een hele reis hebben gemaakt, denken we te kunnen herkennen hoe het verdere verloop zal zijn. Maar dat vind ik het mooie aan leven, de liefde, aan hoe God voor mij werkt is dingen kunnen een compleet andere naam of gezicht hebben en voor mij is het dus zaak om open te staan. Is het zaak om ontvankelijk te blijven en zelfs in een periode van het niet-weten het niet-weten te omarmen want ja dit kan. Al is het een half jaar, al is het een jaar, twee jaar, wat is dat op een heel mensenleven?

Ik herken het ongeduld maar tegelijkertijd ook het vertrouwen van: Als ik het even niet weet, dan mag de grond ook even braak liggen want niemand kan een heel jaar lang alleen maar achter elkaar zaaien en oogsten.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is die liefdevolle onverschilligheid. Durf je af en toe nog wel die oude gretigheid op te zoeken en wel nog doelen te stellen? Gewoon puur werk doelen van ‘daar wil ik nog komen, dat wil ik nog doen.’

GLENN DE RANDAMIE: Ja zeker. Ik ben nu onderdeel van een tv-programma, waarin ik echt weer op een nieuw level gewoon bezig kan zijn. En daarin vind ik nu die gretigheid. Ik ben bezig met een ondernemersplatform, daarin vind ik ook zo veel creativiteit en daar is nog zo veel in te ontdekken, dus ja, ik kan dat wel kwijt. Alleen niet meer op dezelfde manier als toen, want toen zat het puur alleen in de music

Mooi voorbeeldje: Bij mijn laatste plaat Lichthuis, daar heb ik die gretigheid op ‘Botoman’, zo van ‘ik ga deze hele track kapot spitten man.’ Soms vind ik het heerlijk om die gretigheid ook gewoon echt te funnelen naar de rap toe, maar dat heeft ook te maken met een stukje bewijsdrang.

ERNST-JAN PFAUTH: Ja die ben ik wel een beetje kwijt soms. Maar dat wantrouw ik soms wel, want dan denk ik: Kan ik nog wel op het toppen van mijn kunnen werken als ik die honger niet heb?

GLENN DE RANDAMIE: Ja die vat ik helemaal. En wat is het antwoord bij jou?

ERNST-JAN PFAUTH: Dat weet ik niet zo goed. Ik denk twee dingen: Aan de ene kant denk ik dat het een negatief iets is, die bewijsdrang, op een gegeven moment. En het zorgt er ook voor dat je dingen gaat nastreven waarvan je weet dat ze je nooit geluk gaan breng, zoals weet ik veel, populariteit, ik noem maar wat. Dus wat je dan maakt, maak je vanuit een mooie basis. Maar ik vraag me wel af of die laatste mijl, of je die dan nog wel haalt.

Om de vraag terug te stellen: Je gaf zo veel, dat het ten koste ging van jezelf op het podium, daardoor ontstond er ook iets moois. Nu voel je je verantwoordelijkheid voor je huwelijk, waardoor je al minder kan geven. Ben je dan niet bang dat de shows minder spectaculair worden?

GLENN DE RANDAMIE: Ho ho ho, wacht. Ik onderbreek je eventjes. Ik heb niet gezegd dat ik minder kan geven. Het is efficiënter geven. Want je kent de uitdrukking ‘wees jezelf dan ben je al meer dan genoeg’, dat is dat stukje. Ik kom er nu achter, dat ik heel veel in overdrive heb gezeten, vanuit een negatief geloof over mezelf. Dat ik als ik mezelf ben, dat dat niet goed genoeg is.

ERNST-JAN PFAUTH: Dus je kan jezelf beter temporiseren?

GLENN DE RANDAMIE: En dan geef ik dus precies genoeg, alleen ik wil nog wat over houden.

ERNST-JAN PFAUTH: Ergens in mij huist dan toch nog een soort wantrouwen, niet naar jou, maar naar mezelf dat je dan net die gretigheid mist die je eerst wel had die dan af en toe voor magie zorgde. Herken je die twijfel?

GLENN DE RANDAMIE: Ik herken hem wel, alleen ik ben hem afgelopen zomer bijvoorbeeld, ben ik er mee aan het spelen. Van hoeveel geef ik op het podium en wat ik krijg daarna terug? Ik zie het als een speelveld. Er is geen goed en fout. Ik denk dat dat ook wel een belangrijke is. Het is een speelveld. Soms ga je net even wat harder en denk je van: ‘ah ja dat was misschien helemaal niet nodig’, want dan heb ik de intentie van het nummer misschien een klein beetje tenietgedaan juist omdat ik te graag wilde, of whatever. Maar het is een spel, het is een speeltuin en daarin doe ik het dan toch weer even niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Dit klinkt, je zegt het is een speeltuin, maar het klinkt ook super analytisch. Als ik het zou willen afzetten tegen hoe het vroeger klonk met alleen maar gaan, en dan nu sta je analytisch op het podium.

GLENN DE RANDAMIE: Nee, het is én én. Weet je, als ik een blik werp op oude kunstenaars, wat ik zo mooi daarvan vind is dat hun werk allemaal eenvoudiger lijkt te worden. Niet simpeler, eenvoudiger. En dat is gewoon omdat je jezelf beter kent, en veel beter je competenties in kan zetten en veel beter kan channelen datgene wat je wil brengen. Je kan ontvangen en dat geven, zonder jezelf in de weg te zitten.  

ERNST-JAN PFAUTH: En bij welke kunstenaar zie je dat bijvoorbeeld?

GLENN DE RANDAMIE: Een Picasso, een Sunny Rowlands. Ik was bij een optreden van Mulatu Astatke, ik ben naar zijn show geweest en hij vierde zijn zeventigste of tachtigste verjaardag. Er waren allemaal jankende jazz cats die allemaal de sterren van de hemel speelden: vurig, POW! En hij speelt op zijn xylofoon ‘dunge-dung-gedung-dung’, en elke noot was precies raak, niks meer en niks minder. En dat vulde die hele zaal en al die jonge gasten die zo erg hun best deden die verbleekten daarbij. En die heb ik heel erg meegenomen.

Dus het niet per se heel analytisch. Ik check nu voor mezelf van ‘hey ik kom in een nieuwe fase…’. Ik zie het niet per se als wantrouwen naar mezelf, maar meer zo van: ik ben benieuwd op wat voor manier ik het dan kan brengen. Maar je bent wel voortdurend bezig met ‘wat gebeurt er?’ En soms denk je helemaal niets en ben je alleen maar bezig met de music. Het zijn honderd processen die tegelijkertijd aan de gang zijn.

ERNST-JAN PFAUTH: Ik begin je te begrijpen. Dus als we het hebben over energie geven, dat was mijn centrale vraag: Hoe ga je met die energie om? Dan zit je nu in een fase waarbij je ook reflecteert op hoe geef ik op het podium energie, en waar maak ik zoals die artiest, met even een paar juiste noten, álle verschil. Waar mensen later in een podcast heel enthousiast over gaan vertellen.

GLENN DE RANDAMIE: Ja precies dat lijkt me zo mooi. En dat stukje van jezelf in de weg zitten, dat is ook een deel van dat hele harde gaan, is ook omdat ik bepaalde delen van mezelf niet aan kon. Ik kon heel moeilijk in rust komen. Ik kon heel moeilijk heel zacht zijn naar mezelf. Dus ik zat mezelf best wel in de weg. Ik heb een heel jaar lang omdat ik liefdesverdriet had, alleen maar films gekeken en geblowd. En pas later kwam ik erachter van: oh misschien had ik wel liefdesverdriet.

Tussendoor trad ik gewoon op. Ik functioneerde aardig, maar niet echt, weetje wel. Dus, ik bedank die jonge hond voor zijn energie, en ik neem mee wat me nu dient. En ik kijk nu hoe ik dat nu in kan zetten zodat ik de harmonie dien, de muziek dien, mezelf dien, mijn vrouw. Dat stukje dienen vind ik een hele belangrijke en daarin zou je jezelf iets meer moeten wegzetten, maar daardoor ook veel meer weten wie je bent. Want jezelf wegcijferen, zonder te weten wie je bent, kan ook weer enorm schadelijk zijn. Dat ken ik ook bij mezelf.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat is gewoon onverschilligheid, zonder het liefdevolle ervoor.

GLENN DE RANDAMIE: Dat is denken dat je rol in het leven is geven geven geven, maar niet kunnen ontvangen. Ja op een gegeven moment raak je leeg.

ERNST-JAN PFAUTH: Mooi dat je zegt dat je die jonge hond wel dankbaar bent. Dus de jonge honden die hier naar luisteren moeten die energie gewoon lekker volgen. 

GLENN DE RANDAMIE: GA! GA! Vooral gaan want elke fase kent ook z’n… Ik bedoel, je brein werkt zelfs anders op je twintigste dan op je, ik ben nu zevenendertig. Dus ga, doe je ding, ervaar, ga helemaal los, heb ik ook gedaan. Nog steeds zijn er van die momenten dat ik die pak. En ja dan kost het herstel me misschien net even een paar dagen meer, maar leef gewoon.

ERNST-JAN PFAUTH: Het analyseren komt wel als je dertig wordt.

GLENN DE RANDAMIE: Ik analyseerde ook op mijn twintigste, op mijn vijftiende. Een van mijn eerste teksten, of een van mijn eerste nummers was ‘In Stap Uit Stap’, en ik had een vriendin van me gevraagd om mee te zingen. Ze was christelijk. Haar pa was best wel streng van ‘die hiphop moet ik allemaal niet’, dus hij wilde mijn tekst eerst beoordelen, of zij wel mee mocht zingen. Dus hij kijkt, en ik was vijftien, zestien, en hij kijk naar die tekst en hij kijkt naar mij en zegt: ‘Dit zijn toch geen teksten voor een vijftienjarige.’ Gewoon omdat het zo diep en zo analytisch was dat hij zoiets had van ‘dit klopt niet.’

Maar ja, dit heb ik vanaf jongs af aan te horen gekregen. En ik ben ook een denker, ik analyseer ook, ik leg verbindingen. Dat is een onderdeel van wie ik ben, dus het zou zonde zijn om dat stukje nu ineens af te wijzen. Alleen ik ben het veel meer gaan zien als een speelveld. Lekker spelen.

ERNST-JAN PFAUTH: Nog een ding wat ik me net afvroeg doen je het onderscheid maakte tussen Glenn en Typhoon. Glenn is in 1984 geboren, wanneer is Typhoon geboren?

GLENN DE RANDAMIE: Haha! Poeh… ik weet het niet. Ik weet het niet.

ERNST-JAN PFAUTH: Was je vijf, was je tien, was je vijftien? Ik kan het me zo moeilijk voorstellen, het is natuurlijk je artiestennaam maar ook een soort alter ego, zo leek het net, dat  je dan niet meer weet wanneer… Alsof Clark Kent niet meer weet wanneer Superman geboren werd.

GLENN DE RANDAMIE: Kijk, ik maak soms het onderscheid omdat ik me veel minder ben gaan identificeren met Typhoon. Dat was eerst zeg maar mijn hele leven. Totdat ik erachter kwam dat als je zegt: ‘muziek is mijn hele leven’, dat dat ook een tikkeltje sneu is, omdat er meer in het leven is. Dus ja, van jongs af aan was Typhoon er, om het zo te zeggen. Want ik denk dat datgene wat daar onder zit, onder de artiest, is de nieuwsgierigheid om mensen te willen begrijpen, om het leven te willen begrijpen, om in verbinding te staan. En dat is van jongs af aan zo.

ERNST-JAN PFAUTH: Maar toen je vijftien was, toen je hier voor het eerst stond in Hedon, werd je toen al aangekondigd als Typhoon?

GLENN DE RANDAMIE: Ja, zeker. Dus zo rond mijn veertiende misschien, dat ik mezelf Typhoon als naam heb gegeven.

ERNST-JAN PFAUTH: En vergeef me de basis vraag hoor, maar ik kon het niet echt vinden: Waarom Typhoon?

GLENN DE RANDAMIE: Ja ik hoorde het in het nummer van mijn broer en Rico [Rudeteenz]: ‘You get blown away like typhoons’. Ik vond het gewoon een vette naam. Later dat natuurelement en de kracht, de wervelwind. Het is een kracht waar je naartoe wordt getrokken maar het kan je ook verslinden, dat herken ik ook wel bij mezelf.

ERNST-JAN PFAUTH: Dat herken ik nu ook retrospectief, zo aan het einde van het gesprek.

GLENN DE RANDAMIE: Maar ik heb mijn band de Titanenband genoemd. Beiden mythologisch. Die connectie heb ik nooit zelf gelegd hè. Typhoon en de Titanen. Mythologisch horen ze bij elkaar ook. Dus ergens denk ik van, ze zeggen wel eens ‘jij kiest niet je naam, de naam kiest jou’, en ik denk dat die best wel bij me past. En dat ik nu op het punt zit dat ik weer opnieuw invulling mag geven aan die naam.

ERNST-JAN PFAUTH: Denk je dat die ooit overbodig wordt? Typhoon. Dat je op een gegeven moment gewoon ‘Glenn’ wordt?

GLENN DE RANDAMIE: Ik heb erover nagedacht, dat ik dacht ‘laat me gewoon als Glenn de Randamie door het leven gaan, ook op het podium’, maar het is ook gewoon een artiestennaam, het is ook gewoon een merknaam.

ERNST-JAN PFAUTH: Fair enough, je moet er ook niet te moeilijk over doen. Het is gewoon een bekend merk.

GLENN DE RANDAMIE: Het is gewoon een kenmerk. Het is iets wat ik heb opgebouwd, wat we hebben opgebouwd en op een gegeven moment kan je dat ook gewoon zien. Ik ben ook gewoon een bedrijf, om het even zo te zeggen. Maar dat maakt ook dat ik dus niet thuis denk, of als ik met mijn meissie loop van: ‘Oja, ik ben Typhoon.’ Dus als mensen naar me kijken, of naar me toekomen, moet ik altijd even schakelen, omdat ik zo erg niet in die energie zit. Wat ik heerlijk vind.

ERNST-JAN PFAUTH: Hier op mijn blaadje heb ik: ‘Interview met Typhoon over energie’, toen heb ik dat net doorgestreept en veranderd naar Glenn, want ik ga helemaal niet met Typhoon praten, maar met Glenn. Dus dat bedoel je toch?

GLENN DE RANDAMIE: Ja zeker weten.

ERNST-JAN PFAUTH: Dankjewel voor dit gesprek. Ik vind het wel echt hilarisch dat ik veertien jaar lang heb gedacht dat het over een kindje ging, dat ongelukje. Toch weer iets geleerd.

GLENN DE RANDAMIE: Wil jij het daar nog eventjes over hebben?

Glenn en Ernst-Jan lachen

ERNST-JAN PFAUTH: Ik denk dat alles wat daarachter zit we al hebben gesproken in dit gesprek. Dankjewel daarvoor.

GLENN DE RANDAMIE: Dankjewel jij ook.

Videofragmenten uit het interview met Typhoon

Hoe Glenn zijn unieke stijl ontdekte
Glenn over zijn burn-outs
Glenn over doelen stellen
Glenn over energie geven
Glenn over het ontstaan van het essentiële nummer Zo Niet Mij
Glenn over liefdevolle onverschilligheid
Waarom Glenn alles geeft
Glenn over zijn alter ego Typhoon

Wil je geen aflevering missen?

Geef je dan op voor de persoonlijke nieuwsbrief van presentator Ernst-Jan Pfauth. Hij mailt je nieuwe interviews en de belangrijkste lessen uit de gesprekken.